Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over geldende richtlijnen inzake persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) aan het begin van de coronacrisis en het onderzoek naar Long COVID
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Langdurige Zorg en Sport over geldende richtlijnen inzake persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) aan het begin van de coronacrisis en het onderzoek naar Long COVID (ingezonden 4 mei 2022).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister voor Langdurige Zorg en Sport (ontvangen 24 mei 2022).
Vraag 1
Kunt u zich de Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)-richtlijn van
24 maart 2020 herinneren, waarin wordt beschreven dat zorgmedewerkers buiten het ziekenhuis
alleen beschermingsmaterialen mochten gebruiken bij hoestende/niezende patiënten?1
Antwoord 1
Op 20 maart 2020 heeft het RIVM op verzoek van de sector uitgangspunten voor het gebruik
van persoonlijke beschermingsmiddelen buiten het ziekenhuis opgesteld voor veilig
werken en goede zorg: wanneer welke beschermingsmiddelen te gebruiken en hoe dit op
een goede manier te doen? Het zijn uitgangspunten en gaan niet over wat er wel en
niet mag. Op basis van voortschrijdend inzicht in de aard en de verspreiding van het
virus en gevoed door contacten met sector heeft het RIVM een aantal keer aanpassingen
doorgevoerd.
Vraag 2
Kunt u vertellen waarom het RIVM onderscheid maakt tussen bescherming in de ziekenhuiszorg
en bescherming buiten de ziekenhuizen, zoals beschreven staat in deze richtlijn van
maart 2020? Is hierbij volgens u voldoende rekening gehouden met de risico’s voor
medewerkers in verpleeghuizen en thuiszorg?
Antwoord 2
Het RIVM maakt geen onderscheid tussen bescherming in ziekenhuizen en buiten ziekenhuizen.
Het RIVM heeft alleen uitgangspunten voor gebruik van PBM buiten het ziekenhuis opgesteld
om de zorgsectoren buiten het ziekenhuis te ondersteunen. In de tekst staat vermeld:
Onderstaand advies betreft algemene uitgangspunten, die door de verschillende sectoren
nog vertaald zullen worden naar sectorspecifieke maatregelen. Het RIVM heeft aparte uitgangspunten opgesteld voor de ondersteuning van kwetsbare
inwoners in de thuissituatie. De FMS (Federatie Medisch Specialisten) heeft de richtlijnen
voor de ziekenhuizen opgesteld.
Vraag 3
Bent u bekend met de richtlijn van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), uitgebracht
op 21 maart 2020? Kunt u aangeven op basis waarvan en waarom het RIVM een strakke
casusdefintie van hoesten en niezen hanteerde bij verdenking op COVID-19?2
Antwoord 3
De publicaties van de WHO zijn bekend en, evenals de publicaties van het ECDC, door
het RIVM gebruikt bij het opstellen van de richtlijnen in Nederland. De klinische
casusdefinitie van het RIVM was gebaseerd op adviezen van het OMT en werd bijgesteld
op basis van nieuwe informatie over de symptomen en transmissie van COVID-19. In een
context met gebrek aan testcapaciteit waren hoesten en niezen duidelijke, objectiveerbare
symptomen van een luchtweginfectie.
Vraag 4
Bent u ervan op de hoogte dat de RIVM-richtlijnen van 24 en 27 maart afwijken van
de WHO-richtlijnen? Zo ja, kunt u dan aangeven waarom de RIVM-richtlijnen onbeschermd
contact aanbevelen bij bijvoorbeeld kort contact, maar wel bij bewezen COVID-patiënten
buiten de ziekenhuizen, terwijl de WHO-richtlijn al op 21 maart 2020 aanbeveelt om
medische mondneusmaskers te dragen bij contact met voor COVID verdachte en/of bewezen
COVID-19 patiënten?3
Antwoord 4
De uitgangspunten van het RIVM zijn geformuleerd op basis van besmettingsrisico’s
in geval van (verdenking op) COVID-19, Het RIVM stelt de uitgangspunten vast op grond
van een medisch-wetenschappelijke risico-inschatting. De systematiek beoordeelt het
risico op blootstelling en overdracht van COVID-19 op grond van een aantal factoren:
– Kan een situatie überhaupt leiden tot contact met het virus?
– Zo ja, hoe vaak is er sprake van dit contact?
– Wat is de duur van het contact?
– Wat is de intensiteit van het contact (bijv. afstand)?
– Worden speciale handelingen verricht aan een patiënt die het risico op overdracht
doen toenemen?
– Hoe beïnvloedt het ziektebeeld van een patiënt de aanwezigheid en hoeveelheid van
het virus («viral load»), neus/keel versus betrokkenheid diepere luchtwegen?
Er is dus geen sprake van een aanbeveling van onbeschermd contact. Het is belangrijk
om aan te geven dat niet ieder (risico)contact leidt tot een besmetting of een infectie
van de zorgmedewerker of patiënt. Het risico is afhankelijk van de hierboven genoemde
factoren.
Vraag 5
Kunt u zich het artikel van NOS en Nieuwsuur op vrijdag 11 februari jl. nog herinneren
over bemoeienis van het ministerie met Outbreak Management Team (OMT)-adviezen?4
Antwoord 5
Ik ken de artikelen van NOS en Nieuwsuur van 11 februari jl.
Vraag 6
Heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de NOS geantwoord dat
de RIVM-richtlijnen gebaseerd waren op medische adviezen en dat het ministerie «geen
eigen toevoegingen» had gedaan, «noch wijzigingen aangebracht»?
Antwoord 6
Het RIVM heeft deze uitgangspunten opgesteld vanuit zijn onafhankelijke positie en
op basis van de van experts en inhoudelijk deskundigen. De suggestie die VWS heeft
gedaan op 14 april was louter en alleen ter verduidelijking en op uitdrukkelijk verzoek
van het bestuurlijke afstemmingsoverleg om «glashelder» te communiceren op dit punt.
Het OMT-secretariaat heeft vervolgens aangegeven dat de suggestie overeenkwam met
de opvatting van het OMT en de suggestie werd vervolgens zowel in het OMT-advies als
de uitgangspunten verwerkt. Dit is ook op te maken uit het mailverkeer zoals op de
site van Nieuwsuur te vinden is.
Vraag 7
Kunt u het precieze antwoord geven dat aan Nieuwsuur gegeven is? Staat u nog steeds
achter dat antwoord of wenst u dat antwoord te nuanceren en wilt u deze Kamervraag
aangrijpen om dat te doen?
Antwoord 7
Alle antwoorden die aan Nieuwsuur zijn gegeven zijn openbaar gemaakt door Nieuwsuur5. Ik zie geen aanleiding om antwoorden te nuanceren. Dit onderwerp is ook aan de orde
geweest tijdens het coronadebat van 16 februari jl.
Vraag 8
Is deze notitie die door hoogleraren geschreven is, waarin de volgende voorstellen
stonden, ingebracht bij het OMT van 14 april:
– «Brede toepassing van persoonlijke beschermingsmiddelen als er tenminste 1 besmetting
gemeld is, niet alleen bij geïsoleerde bewoners, maar voor alle medewerkers;
– Een breed testbeleid voor alle medewerkers in de primaire zorg in de verpleeghuizen,
wijkverpleging en verstandelijke gehandicaptenzorg (in het kader van hun veiligheid),
al bij eerste lichte symptomen en eventueel met herhaalmogelijkheid, zoals dat op
sommige plaatsen in dit land al wel gebeurt. Dat betekent een snelle uitbreiding van
de testcapaciteit, want die komt niet overal even goed op gang;
– Een breed testbeleid bij verpleeghuisbewoners (ivm atypisch beeld, dus zeer laagdrempelig)
en snel kunnen testen door het verpleeghuis zelf is dus ook belangrijk. Dit betekent
dus ook een snelle uitbreiding van de testcapaciteit»?6
Antwoord 8
Uit het advies van het OMT op 14 april maak ik op dat de notitie besproken is.
Vraag 9
Klopt het dat de hoogleraren prof. dr. Buurman, prof. dr. Hertogh, prof. dr. Schols
en prof. dr. Achterberg deze aanbevelingen inbrachten in het OMT van 14 april en daarmee
zeer duidelijk stelling namen?
Antwoord 9
Ik heb geen inzicht in de gang van zaken tijden een OMT-vergadering.
Vraag 10
Hoeveel mensen zijn naar uw schatting tussen 1 maart en 14 april 2020 overleden in
verpleeghuizen aan corona?
Antwoord 10
Op basis van de gegevens van de doodsoorzakenstatistiek van het CBS overleden er van
1 maart 2020 tot en met 14 april 2020 in Nederland 4.553 mensen aan vastgestelde COVID-19
(WHO-classificatie ICD-10 u071 «Vastgestelde COVID-19») en 1.486 mensen aan vermoedelijke
COVID-19 (WHO-classificatie u072 «Vermoedelijke COVID-19»). Op basis van een koppeling
van de doodsoorzaakgegevens van het CBS aan de gegevens van het CAK over zorggebruik
in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz) is gekeken hoeveel personen deze zorg
hebben ontvangen. Van de 4.553 personen die overleden zijn aan vastgestelde COVID-19
(u071) ontvingen 2.161 deze langdurige zorg en van de 1.486 personen die overleden
zijn aan vermoedelijke COVID-19 (u072) ontvingen 1.022 deze langdurige zorg. Deze
overledenen woonden echter niet allemaal in een verpleeghuis. Degenen die intramurale
Wlz-zorg hebben ontvangen op basis van een verpleging en verzorging zorgprofiel geven
een goede afspiegeling van de verpleeghuispopulatie. Dat betrof in deze periode 2.649
overledenen aan vastgestelde of vermoedelijke COVID-19. Het overlijden van deze groep
kan komen door (een samenspel van) verschillende factoren.
Vraag 11
Heeft het ministerie vervolgens daarop voorgesteld deze zin aan het OMT-advies toe
te voegen: «het uit voorzorg gebruiken van PBM bij patiënten die geen (verdenking
op) COVID-19 hebben is niet nodig en gelet op de aanhoudende schaarste aan BPM ook
niet gewenst»?7
Antwoord 11
In een reactie op het concept OMT-advies heeft VWS aangegeven dat in het Bestuurlijk
Afstemmingsoverleg, waarin ook zorgpartijen in de langdurige zorg zitting hadden,
gevraagd werd om «glasheldere communicatie» ten aanzien van het algemeen preventief
gebruik van PBM. Daarop is de zin «Het uit voorzorg gebruiken van PBM bij patiënten
die geen (verdenking op) Covid-19 hebben is niet nodig en gelet op de aanhoudende
schaarste van BPM ook niet gewenst» als voorbeeld van deze heldere communicatie gedeeld,
louter en alleen ter verduidelijking. Het OMT-secretariaat gaf hierop aan dat dit
ook «de mening was van het OMT» en heeft deze zin opgenomen in het OMT advies en ook
in de uitgangspunten voor het gebruik van PBM. Ik merk op dat deze passage in de maanden
daarna niet is aangepast in de volgende OMT-adviezen.
De uitgangspunten hadden tot doel veilig te werken en de verspreiding van het virus
tegen te gaan. Daarbij is goed en gepast gebruik belangrijk. Worden PBM (veel) meer
gebruikt dan gepast is, dan kan dit uiteindelijk ten koste gaan van mensen die in
zeer risicovolle situaties zijn aangewezen op PBM. De toepassing van de uitganspunten
vond immers plaats in een periode van (wereldwijde) schaarste aan PBM en gepast gebruik
was dus nodig. Dat gold zorgbreed.
Vraag 12
Deelt u de mening dat het advies van de hoogleraren ouderengeneeskunde en de wens
van het ministerie mijlenver van elkaar verschillen? Hoe beoordeelt u deze suggestie?
Antwoord 12
Dit gaat niet om een wens van het ministerie, maar om een verduidelijking van het
advies van het OMT. In vraag 8 citeert uw de hoogleraren ouderengeneeskunde die aangeven
dat brede toepassing van PBM gewenst is als er tenminste één besmetting is gemeld.
Dat is niet in tegenspraak met de wens om te verhelderen dat het uit voorzorg gebruiken
van PBM bij patiënten die geen verdenking op COVID-19 hebben niet gewenst is. Het
eerste betreft het gebruik van PBM in een uitbraaksituatie, het andere betreft het
algemeen preventief gebruik van PBM.
Vraag 13
Kunt u vertellen wanneer het ministerie op de hoogte is gesteld van het zorgprobleem
«Long COVID» of het «post-COVID-syndroom» en aanvullend vanaf welk moment bekend was
dat dit zeker ook zorgmedewerkers betrof?
Antwoord 13
Toen in mei 2020 de motie van de leden Jetten en Marijnissen werd ingediend, ging
het vooral om de constatering dat het doormaken van de ziekte COVID-19 een ingrijpende
gebeurtenis kan zijn en kan leiden tot langdurige lichamelijke en psychosociale klachten
bij zowel patiënten als familie. Het was toen nog niet bekend dat ook mensen met relatief
milde klachten langdurig ernstige problemen zouden kunnen ondervinden. Ook toen Q-support
in juni 2020 het visiedocument ter voorbereiding op de oprichting van C-support schreef,
waren de langere-termijngevolgen van het coronavirus nog niet bekend. Daarna werd
steeds duidelijker dat een groep patiënten langdurige klachten bleek te ontwikkelen
ten gevolge van COVID-19. Per 1 oktober 2020 is C-support gestart met haar werkzaamheden
voor patiënten die langer dan drie maanden klachten houden na een corona-infectie.
Inherent aan het gegeven dat besmettingen met COVID-19 zich breed in de samenleving
voordeden en zich blijven voordoen, is dat ook zorgmedewerkers getroffen zijn door
COVID-19 en een deel daarvan daar langdurig klachten van ondervindt.
Vraag 14
Vanaf welk moment was u op de hoogte dat Long COVID een structureel en langdurige
ziektelast kan opleveren zonder uitzicht op herstel? Wat is er vanaf toen gedaan om
deze zorgmedewerkers te ondersteunen?
Antwoord 14
Sommige patiënten houden helaas nog lang na een COVID-besmetting gezondheidsklachten.
Gezien de verhoudingsgewijs nog korte periode waarin patiënten te maken hebben met
(herstel van) post-COVID-klachten, ben ik van oordeel dat het nog te vroeg om te stellen
dat er geen uitzicht is op herstel.
Er is geen specifieke ondersteuning voor zorgmedewerkers ingericht, aangezien er een
breed ondersteuningsaanbod is voor alle patiënten met post-COVID-klachten, zoals de
paramedische herstelzorg en de ondersteuning via C-support, Coronaplein.nu en het
Longfonds. Vanzelfsprekend kunnen zorgmedewerkers daarvan ook gebruik maken.
Specifiek gericht op het behoud van langdurig zieke zorgmedewerkers voor de zorg,
komt er een subsidieregeling. Deze subsidieregeling richt zich op de zorgwerkgever
die met de langdurig zieke zorgmedewerker een verlenging van de loondoorbetaling na
het tweede ziektejaar overeenkomt om gezamenlijk te kunnen blijven werken aan het
herstel en de re-integratie van de betreffende medewerker.
Vraag 15
Kunt u zich herinneren dat u tijdens het debat op 11 april jl. een motie van het lid
Omtzigt over structureel meer (biomedisch) onderzoek naar Long COVID ontraadde, en
u aangaf dat er al heel veel onderzoek plaatsvindt op dit terrein? Kunt u heel precies
aangeven welke publiek gefinancierde onderzoeken in Nederland lopen naar Long COVID
en dit uitsplitsen in type onderzoek (oriënterend, revalidatie, psychologisch, biomedisch,
trials met geneesmiddelen)?
Antwoord 15
Ja, dat kan ik mij herinneren. Op dit moment lopen de volgende onderzoeken:
A. Onderzoeken via ZonMw
– VWS financiert via ZonMw onderzoek naar de diagnostiek, de behandeling en de organisatie
van zorg van Post Covid.
– Hiertoe is per september 2021 het ZonMw-deelprogramma «COVID-19 aanhoudende klachten
en nazorg» gestart.
– Dit deelprogramma biedt inzicht in de aard en omvang van de aanhoudende klachten,
het herstelproces, de direct implementeerbare kennis over effectieve behandelingen
en het organiseren van zorg.
– In samenwerking met de andere deelprogramma’s van ZonMw «COVID-19 behandeling» en
«COVID-19 vaccinatie» heeft het deelprogramma «COVID-19 aanhoudende klachten en nazorg»
veertien lopende onderzoeken uitgezet8.
B. Onderzoek door het RIVM
– Naast de ZonMw-onderzoeken loopt er ook een studie uitgevoerd door het RIVM als onderdeel
van het brede Covid-programma van het RIVM9.
Deze onderzoeken kunnen worden uitgesplitst in:
1. Oriënterend
– Aanhoudende Klachten na COVID-19: perspectief vanuit de populatie, patiënt, en zorg
(UMCG, Radboud UMC, Longfonds, Lifelines)
– Inzicht in aanhoudende klachten na Covid-19 besmetting: een mixed methods benadering
(NIVEL, UMCG, Radboud UMC, MUMC en Dutch Hospital Data)
– Aanhoudende klachten na COVID-19 infectie: epidemiologie, pathofysiologie, predictie,
en communicatie, de CORona Follow Up (CORFU) studie (Maastricht UMC)
– Prospective cohort study of non-hospitalised COVID-19 patients: determining length
of isolation and patient clinical development at home (COVID-HOME study) (UMC Groningen)
– COVID-19: De rol van klinische en beeldvormende testen (Maastricht UMC)
– DEFENCE: Hartschade na corona (UMC Utrecht)
– Rol van genetische factoren bij ernstige of langdurige gevolgen van coronavirusinfectie
bij kinderen (LUMC, Amsterdam UMC, UMC Utrecht, UMC Groningen, Erasmus MC, COPP-consortium)
– LongCOVID-onderzoek (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)
2. Revalidatie
– Ontwikkeling van de multidisciplinaire richtlijn voor aanhoudende klachten bij COVID-19
(NHG, FMS en LAN)
– COVID-19 Follow-up care paths and Long-term Outcomes Within the Dutch health care
system: a combined rehabilitation, pulmonary, and intensive care perspective (CO-FLOW
study) (Erasmus MC)
3. Psychologisch
– ReCOVer: A randomized controlled trial testing the efficacy of cognitive behavioural
therapy for preventing chronic postinfectious fatigue among patients diagnosed with
COVID-19 disease (Amsterdam UMC)
4. Biomedisch
– VeCosCO: Neurobiologische basis van langdurige cognitieve klachten en vermoeidheid
na COVID-19 (UMC Utrecht)
5. Trials met geneesmiddelen
– Long-COVID en vaccinatie in het RECoVERED cohort (Amsterdam UMC)
– Vaccinatie in kinderen met long COVID om de Fitheid te verbeteren (VINCERE) (Spaarne
Gasthuis)
– Sniffing out Covid: Perspectief bij blijvend reukverlies, naar begrip en behandeling
(Wageningen University & Research)
Vraag 16
Bent u van mening dat voldoende onderzoek in Nederland wordt gedaan naar het biomedisch
aspect van Long COVID, in lijn met het advies van de Gezondheidsraad op 14 februari
2022?
Antwoord 16
Ik verwijs u hierbij naar mijn antwoord op vraag 15. Binnen het deelprogramma «COVID-19
aanhoudende klachten en nazorg» van ZonMw wordt tevens biomedisch onderzoek uitgevoerd.
Bijvoorbeeld naar welke rol de aanwezigheid van ontstekingscellen speelt bij langdurige
vermoeidheids- en cognitieve klachten na COVID-19. Daarnaast kijkt ZonMw welke samenhang
er is met biomedisch onderzoek op het terrein van andere infectieziekten zoals ME/CVS
(chronisch vermoeidheidssyndroom) en de ziekte van Lyme. De geleerde lessen worden,
voor zover mogelijk, nu al toegepast op het onderzoek naar en de behandeling van post-COVID.
Vraag 17
Deelt u de mening dat vanwege de geldende richtlijnen van het RIVM aan het begin van
de coronacrisis en de instemming hiermee door de Inspectie SZW (nu de Arbeidsinspectie),
de overheid nu verantwoordelijkheid zou moeten nemen om passende tegemoetkoming te
regelen voor deze groep zorgmedewerkers? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
Nee, deze mening deel ik niet. Covid-19 was begin 2020 voor iedereen nieuw en het
RIVM en de FMS hebben op basis van OMT-adviezen, medische expertise en ervaring op
het terrein van infectiebestrijding, vanuit hun onafhankelijke positie richtlijnen
opgesteld over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen in de zorg. De Minister
van VWS en de Inspectie SZW hadden en hebben geen inhoudelijke rol bij het vaststellen
van de uitgangspunten.
Vraag 18
Kunt u aangeven hoeveel aanvragen er door werkgevers zijn gedaan, voor de tijdelijke
subsidieregeling die vanaf juni 2022 beschikbaar is, om zorgmedewerkers die met Long
COVID te maken hebben minimaal zes maanden en maximaal een jaar langer in dienst te
kunnen houden?
Antwoord 18
De subsidieregeling is nog niet gepubliceerd en derhalve nog niet in werking getreden.
Het is niet mogelijk voor inwerkingtreding van de subsidieregeling aanvragen in te
dienen. Er zijn dan ook nog geen aanvragen ingediend.
Vraag 19
Kunt u aangeven op basis van welk evidence u denkt dat herstel en re-integratie na
twee jaar nog mogelijk is?
Antwoord 19
Er zijn nog weinig ervaringsgegevens over het herstel van langdurige klachten. Niet
uitgesloten is dat er ook na twee jaar ziekte nog mogelijkheden zijn voor herstel
en re-integratie. De tijd zal leren wat de mogelijkheden zijn.
Vanuit het programma COVID-19 en werk wordt, met ondersteuning van de Ministeries
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, onderzoek
gedaan naar – onder meer – belemmerende en bevorderende factoren voor werkhervatting
bij COVID-klachten. We wachten de uitkomsten van dat onderzoek af. De resultaten van
dit onderzoek worden deze zomer verwacht. Het kabinet zal zich daarna beraden hoe
met deze resultaten om te gaan.
Vraag 20
Wat gaat u doen voor de groep zorgmedewerkers die in het begin van de coronacrisis,
vaak onvoldoende beschermd, in de frontlinie hebben gewerkt en nu ontslagen zijn of
ontslag is aangezegd?
Antwoord 20
In die situaties waarbij werkgever en werknemer verwachten dat een verlenging van
de periode van re-integratie perspectief biedt op herstel en re-integratie, bestaat
de mogelijkheid van een verlenging van de loondoorbetaling na het tweede ziektejaar.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport heeft een subsidieregeling in voorbereiding
op basis waarvan zorgwerkgevers die dat doen, de kosten van de loondoorbetaling deels
gesubsidieerd krijgen. De Minister voor Langdurige Zorg en Sport verwacht de subsidieregeling
in juni te publiceren. UWV zal werkgevers in zorg en welzijn die een ontslagaanvraag
indienen, attenderen op deze subsidieregeling.
Zorgmedewerkers voor wie dit perspectief er niet is, kunnen een beroep doen op de
sociale zekerheid.
Vraag 21
Kunt u toelichten hoe het staat met de beschikbaarheid van een Long COVID-fonds voor
zorgmedewerkers? Voor wie en onder welke voorwaarden zullen middelen uit dit fonds
beschikbaar zijn en wanneer? Hoeveel aanvragen zijn hiervoor binnen?
Antwoord 21
Er is geen Long-COVID-fonds voor zorgmedewerkers. Zowel FNV en CNV hebben recent (opnieuw)
gevraagd om een fonds dan wel een compensatieregeling voor zorgmedewerkers en onderwijspersoneel.
Binnen het kabinet zal over de inhoud van de brieven van FNV en CNV en de desbetreffende
voorstellen worden gesproken, waarna het kabinet zal reageren op deze brieven.
Vraag 22 en 23
Herinnert u zich dat u in het Kamerdebat van 7 april heeft toegezegd op twee vragen
nog terug te komen en daar een precies antwoord op te geven?
Kunt u aangeven of er in de afgelopen twee jaar in relatie tot de coronacrisis op
enig moment een kabinetsbesluit is geweest om bepaalde Wet openbaarheid van bestuur
(Wob)-verzoeken niet of later te honoreren? Kunt u aangeven of in de afgelopen twee
jaar in relatie tot de coronacrisis is besloten om bepaalde informatie niet met de
Kamer te delen? Kunt u deze vragen met redenen omkleed beantwoorden?
Antwoord 22 en 23
De vragen 22 en 23 heb ik beantwoord via de kamerbrief over de Covid-19 gerelateerde
Woo aanpak die op 23 mei jl. aan uw Kamer is verzonden.
Vraag 24
Wilt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 24
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.