Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Hijink over het bericht ‘Wat gaat er mis in de wereld van de huisartsen? Waarom stoppen er zoveel?’
Vragen van het lid Hijink (SP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Langdurige Zorg en Sport over het bericht «Wat gaat er mis in de wereld van de huisartsen? Waarom stoppen er zoveel?» (ingezonden 15 april 2022).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister voor Langdurige Zorg en Sport (ontvangen 24 mei 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2649.
Vraag 1 en 2
Wat is uw reactie op het bericht «Wat gaat er mis in de wereld van de huisartsen?
Waarom stoppen er zoveel?»?1
Erkent u dat de druk op de huisarts momenteel te hoog is, zoals onder andere bleek
uit het onderzoek van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) van vorig jaar?2
Antwoord 1 en 2
Ik herken het beeld dat de huisartsenzorg onder toenemende druk staat. Het is geen
goede ontwikkeling dat (jonge) huisartsen stoppen omdat zij te veel werkdruk ervaren
of te weinig werkplezier hebben. Ik neem deze signalen zeer serieus.
Ik wil samen met huisartsen en andere zorgverleners in de eerste lijn afspraken maken
over vermindering van de werkdruk en behoud van werkplezier. Zodat ook huisartsen
voldoende tijd hebben voor de kern van hun vak: de zorg voor patiënten. Als kabinet
zetten we daar ook op in; onder andere door geld vrij te maken voor het opleiden van
extra huisartsen en door het versterken van de basiszorg. Hierbij vind ik het belangrijk
dat zorgverleners plezier hebben in hun werk en waar mogelijk «ontzorgd» worden. Over
deze onderwerpen ben ik op dit moment in gesprek met partijen in het kader van het
af te sluiten Integraal Zorgakkoord.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat psychiatrische patiënten met een
zeer hoge zorgzwaarte vaak bij de huisarts blijven zitten, omdat ggz-instellingen
deze patiënten niet aannemen? Zo ja, welke acties gaat u ondernemen om dit te voorkomen?
Bent u bijvoorbeeld bereid om zorgverzekeraars aan te sporen om meer contracten af
te sluiten met ggz-instellingen, zodat zij sneller bereid zijn meer patiënten aan
te nemen?
Antwoord 3
Ja, ik ben met u van mening dat het wenselijk is om patiënten met psychische problemen
zo snel mogelijk naar de juiste te hulp te geleiden. Daarbij biedt de huisartsenzorg
generalistische zorg, waarvan ook psychische zorg bij lichtere, veelvoorkomende problematiek,
zolang deze valt binnen de huisartsgeneeskundige kaders. Dit kan door zowel de huisarts
als de POH-ggz uitgevoerd worden. De algehele druk op de huisartsenzorg is al geruime
tijd erg hoog. Het kan ook zo zijn dat mensen beter geholpen zijn bij ondersteuning
vanuit sociaal domein of juist met (specialistische) geestelijke gezondheidszorg.
Het is zaak hen zo goed mogelijk te begeleiden naar deze zorg en ondersteuning.
Binnen de ggz geldt dat er voor sommige aandoeningen forse wachttijden zijn. Deze
zorgen voor extra druk bij de huisarts of de POH-ggz, die in sommige gevallen voor
de uitdaging staan de wachttijd samen met een cliënt te overbruggen. Dit kan leiden
tot ongemak bij de huisarts of praktijkondersteuner, omdat zij de benodigde gespecialiseerde
zorg voor de patiënt niet kunnen bieden. Voor het begeleiden van mensen die wachten
op ggz-zorg zijn er de afgelopen jaren ook initiatieven ontstaan buiten het huisartsendomein.
Voorbeelden hiervan zijn het initiatief van de «Wachtverzachter» in Dronten, de wachttijdondersteuning
van Kompassie in Den Haag en de pilot van GGNet in Zutphen. Ook bieden steeds meer
ggz-aanbieders e-health aan tijdens het wachten. Daarnaast zet de Minister van Langdurige
Zorg en Sport met het veld – binnen de stuurgroep Toegankelijkheid en wachttijden –
in op het verbeteren van de toegang tot de ggz voor patiënten, zoals zij ook in haar
brief van 23 februari jl. aan uw Kamer heeft laten weten. In deze brief heeft zij
ook aangegeven dat de laatste cijfers met betrekking tot de wachttijden in de ggz3 laten zien dat de gemiddelde wachttijd voor intake (de zogenaamde aanmeldwachttijd)
de afgelopen maanden licht is gedaald. Een positieve beweging waarvan ik hoop dat
deze doorzet. Wat betreft de contractering van ggz door zorgverzekeraars heeft de
Minister van Langdurige Zorg en Sport in haar brief van 9 mei jl. de laatste stand
van zaken met uw Kamer gedeeld4.
Om mensen sneller toegang tot passende zorg en/of ondersteuning te bieden, streef
ik ernaar in het integraal zorgakkoord met partijen afspraken te maken om de samenwerking
tussen huisartsenzorg, ggz en het sociaal domein te verbeteren. Bijvoorbeeld door
het inschakelen van expertise uit het ggz-domein bij de huisarts of in het sociaal
domein, of door inzetten van brede (multidisciplinaire) triage.
Vraag 4
Hoe reageert u op de klacht dat de huisartsen nu overstromen «door de bezuinigingen
op de ggz, de jeugdzorg en het sluiten van de verzorgingshuizen»? Bent u het ermee
eens dat het onacceptabel is als huisartsen onder te hoge druk komen te staan door
ondoordachte politieke besluiten?
Antwoord 4
Ik ken de signalen uit het veld over een verhoogde werkdruk bij de huisarts als gevolg
van eerdere beleidswijzigingen in de langdurige zorg, de ggz en de jeugdzorg. De zorgvraag
van patiënten aan hun huisarts is veranderd, door beleidswijzigingen en door autonome
ontwikkelingen, vergrijzing voorop. Toch hecht ik eraan te benadrukken dat er de afgelopen
jaren niet minder, maar meer geld is uitgegeven aan bijvoorbeeld de ggz en de jeugdzorg.
Desondanks is de druk op zorg overal hoog en oplossingen hiervoor vragen daarom om
een integrale – zorgbrede – benadering. Om te zorgen dat mensen tijdig en op de juiste
plek geholpen worden, zijn goede (regionale) samenwerkingsafspraken tussen verschillende
sectoren en domeinen noodzakelijk. Daarom zet dit kabinet in op een regioaanpak, werken
de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en ik aan het in het coalitieakkoord aangekondigde
Integraal Zorgakkoord en maakt de Minister voor Langdurige Zorg en Sport afspraken
met partijen in het programma Wonen, ondersteuning en zorg voor ouderen (WOZO). Bij
beide trajecten worden patiëntenorganisaties, beroepsorganisaties, brancheorganisaties
en verzekeraars intensief betrokken om samen vooraf doelen, acties en gewenste uitkomsten
te doordenken.
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat huisartsen bij aanvullende taken hier ook extra middelen
en collega’s voor dienen te krijgen?
Antwoord 5
Allereerst wil ik ervoor waken dat de huisartsenzorg nog verder onder druk komt te
staan. Tegelijkertijd is het met de grote maatschappelijke opgaven niet te voorkomen
dat er extra taken bij de huisartsenzorg komen te liggen. Deze taken moeten echter
wel passen bij de kerntaken van de huisartsenzorg. Tegenover eventuele extra taken
moet ook staan dat de huisarts bepaalde zaken niet (meer) doet, bijvoorbeeld omdat
deze door een andere zorgverlener kunnen worden opgepakt of omdat een ondersteunende
organisatie werk uit handen van de huisarts kan nemen. Huisartsen moeten een kostendekkend
tarief krijgen voor de activiteiten die zij doen. In de bekostiging van de huisartsenzorg
wordt hiermee rekening gehouden door de Nederlandse Zorgautoriteit. Zij indexeren
de tarieven, kunnen indien nodig nieuwe prestaties toevoegen en herijken de maximumtarieven
met regelmaat.
Daarnaast is in het coalitieakkoord geld vrijgemaakt voor het opleiden van extra huisartsen.
Vraag 6
Wat is uw reactie u op de kritiek dat huisartsen vaak eindverantwoordelijk zijn voor
problemen binnen de zorg, maar vaak niet de mogelijkheden hebben om deze op te lossen
en functioneren als een «spin in het web van een disfunctioneel systeem»? Bent u het
ermee eens dat huisartsen enkel verantwoordelijk kunnen worden gemaakt voor problemen
die zij ook daadwerkelijk op kunnen lossen?
Antwoord 6
De huisarts heeft een poortwachtersfunctie binnen de zorg. In deze rol loopt de huisarts
er soms tegenaan dat het moeilijk is om de juiste vervolgzorg voor een patiënt te
vinden. Dat kan tot moeilijke situaties leiden. In het Integraal Zorgakkoord beoog
ik afspraken te maken over betere samenwerking tussen sectoren en domeinen en over
een betere verdeling van de werklast binnen de basiszorg.
Vraag 7
Wat gaat u doen om de hoeveelheid «bullshitzorg», zoals bijvoorbeeld «jaarlijkse verklaringen
dat de geamputeerde arm van een patiënt ook dit jaar niet vanzelf is aangegroeid»,
waar huisartsen mee te maken krijgen terug te dringen?
Antwoord 7
Het Ministerie van VWS werkt in het programma [Ont]Regel de Zorg zorgbreed aan het
terugdringen van onnodige administratieve lasten, dus ook voor huisartsen. Voor de
zomer stuurt de Minister voor langdurige zorg en sport de vervolgaanpak van [Ont]Regel
de Zorg naar uw Kamer met de acties die worden genomen om onnodige regeldruk verder
terug te dringen.
Ten aanzien van dit specifieke voorbeeld geldt in het algemeen dat zorgverzekeraars
niet om een herhaalde of geactualiseerde diagnosestelling vragen bij dergelijke chronische
aandoeningen. Het Ministerie van VWS heeft hierover eerder met zorgverzekeraars gesproken5. In een zorgketen kan het echter gebeuren dat om andere redenen informatie van een
patiënt wordt gevraagd. Bijvoorbeeld omdat er een nieuwe leverancier betrokken is
en de patiënt zijn diagnose van de chronische aandoening niet meer heeft. Als er onterecht
om een geactualiseerd bewijs van een chronische aandoening wordt gevraagd, kan dit
worden gemeld via aanpakregeldruk@minvws.nl. Medewerkers van het Ministerie van VWS
gaan dan in gesprek met partijen om hen te wijzen op gemaakte afspraken.
Vraag 8
Bent u bereid om in de aangekondigde brief over «Passende zorg: versterking van de
basiszorg met daarin aandacht voor de rol van de huisarts» met een plan te komen om
de druk op huisartsen te verminderen?
Antwoord 8
In het kader van het af te sluiten Integraal Zorgakkoord zal ik met partijen afspraken
maken over de versterking van de organisatiegraad van de basiszorg. Hierbij heb ik
expliciet aandacht voor de druk op de huisartsenzorg en hoe een sterker georganiseerde
basiszorg deze druk kan verminderen. In de aangekondigde brief zal ik hier uitgebreider
op in gaan.
Vraag 9
Bent u bereid om hierbij ook in te gaan op de vraag hoe de administratieve druk op
de huisarts kan worden verminderd, inclusief de druk die zij ervaren vanuit de zorgverzekeraars?
Antwoord 9
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport zal hierop ingaan in de brief over de vervolgaanpak
van regeldruk die voor de zomer naar uw Kamer wordt verstuurd.
Vraag 10
Bent u het ermee eens dat het dringend noodzakelijk is om meer huisartsen op te leiden,
zodat de werkdruk verlaagd kan worden en huisartsen meer tijd hebben voor de patiënt?
Zo ja, bent u bereid om in de eerder genoemde brief uiteen te zetten welke stappen
worden gezet om dit te regelen?
Antwoord 10
Ik erken dat het noodzakelijk is om meer huisartsen op te leiden. De afgelopen jaren
is het aantal beschikbare opleidingsplaatsen al gestegen. Na de raming van 2019 is
een uitbreiding van het aantal plaatsen gerealiseerd van 750 naar 813 in 2021. Voor
2022 waren reeds 850 plaatsen beschikbaar gesteld. Het Capaciteitsorgaan adviseert
om de instroomplekken verder naar boven bij te stellen. Deze instroomplekken kunnen
niet van de ene op de andere dag worden gerealiseerd omdat dit ook voldoende opleiders
en praktijkopleiders vraagt. We gaan op korte termijn in gesprek met de veldpartijen
om afspraken te maken om zo snel mogelijk het aantal opleidingsplekken verder te verhogen.
Vraag 11
Bent u het ermee eens dat de tijd die huisartsen per consult hebben dient te worden
verlengd naar vijftien minuten? Zo ja, bent u bereid om in de eerder genoemde brief
uiteen te zetten welke stappen worden gezet om dit te regelen?
Antwoord 11
Het is binnen de afspraken tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder al mogelijk om
waar nodig een langer consult te voeren.
Daarnaast is er specifiek voor de huisartsenzorg in het coalitieakkoord geld vrijgemaakt
om extra huisartsen op te leiden, met als doel meer tijd voor de patiënt te creëren.
Dit draagt ook bij aan het verhogen van het werkplezier van de huisarts. Het creëren
van meer tijd voor de patiënt vraagt meer dan alleen het opleiden van extra huisartsen,
maar ook een slimmere organisatie van zorg door bijvoorbeeld taakherschikking, digitalisering
en betere samenwerking met andere domeinen. Hierover wil ik afspraken met partijen.
Ik zal hier in de genoemde brief uitgebreider op ingaan.
Vraag 12
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor het geplande commissiedebat over
Arbeidsmarktbeleid in de zorg d.d. 15 mei 2022?
Antwoord 12
Ik heb uw vragen zo snel als mogelijk beantwoord. Het commissiedebat van 11 mei 2022
is uitgesteld naar 6 juli 2022.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.