Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over zeer forse onregelmatigheden bij de uitkering van de zorgbonus in 2020 en 2021
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Financiën over zeer forse onregelmatigheden bij de uitkering van de zorgbonus in 2020 en 2021 (ingezonden 8 april 2022).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport), mede namens de Staatssecretaris
            van Financiën (ontvangen 23 mei 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
            2021–2022, nr. 2578.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met misstanden bij de uitkering van de zorgbonus, waarover de Minister
               voor Langdurige Zorg en Sport de Kamer op 1 april 2022 informeerde en waaruit bleek
               dat deze bij 35% van de gevallen in de steekproef fiscaal niet juist waren toegepast?1
Antwoord 1
            
Ik ben bekend met de door mij verstuurde brief van 1 april 2022 inzake de verantwoording
               van subsidies verleend op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19
               (hierna: subsidieregeling)2.
            
Vraag 2
            
Klopt het dat de door het kabinet beloofde zorgbonus een bedrag van € 1.000,– (2020)
               en van ten hoogste € 500,– (2021) netto bedraagt?
            
Antwoord 2
            
Het kabinet stelde in 2020 via de subsidieregeling een bonus beschikbaar van netto
               € 1.000,– voor zorgprofessionals en pgb-zorgverleners die een uitzonderlijke prestatie
               hebben verricht in de strijd tegen COVID-19 in de periode 1 maart 2020 tot 1 september
               2020. De subsidieregeling komt voort uit de breed aangenomen Kamermotie die de regering
               verzocht «de mogelijkheid te onderzoeken om de zorgverleners van wie nu extra inzet wordt gevraagd
                  in de bestrijding van het coronavirus, als blijk van waardering, een bonus toe te
                  kennen, en de Kamer over de uitkomst te informeren»3. In 2021 stelde het kabinet opnieuw een bonus beschikbaar voor het verrichten van
               een uitzonderlijke prestatie van ten hoogste € 500,– netto, ditmaal voor werkzaamheden
               verricht in de periode 1 oktober 2020 tot 15 juni 2021. De bonus voor 2021 betreft
               echter een gebudgetteerde regeling waarbij het bonusbedrag afhankelijk is van het
               aantal aanvragen. In totaal is er € 720 miljoen beschikbaar voor de Zorgbonus 2021.
               Rekening houdend met het aantal aanvragen is het definitieve bonusbedrag op € 384,71
               netto vastgesteld.
            
Zorgaanbieders konden voor de voor hen werkzame zorgprofessionals bij de Dienst Uitvoering
               Subsidies aan Instellingen (hierna: DUS-i) subsidie aanvragen voor de bonus. Budgethouders
               konden een bonus aanvragen voor de voor hen werkzame pgb-zorgverleners bij de Sociale
               Verzekeringsbank (hierna: SVB). De verrichte werkzaamheden werden bekostigd uit de
               Wmo 2015, Jeugdwet of Wlz.
            
Vraag 3 en 4
            
Wat was de reden van een verplichting voor zorgaanbieders de zorgbonus aan te wijzen
               als eindheffingsbestanddeel?
            
Waarom staat in artikel 9 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19
               dat «de zorgaanbieder is verplicht de uitkering van de bonus aan te wijzen als eindheffingsbestanddeel
               (...)», terwijl de Minister voor Langdurige Zorg en Sport in haar brief d.d. 1 april
               2022 inzake «Verantwoording bonusregeling» inmiddels spreekt over «(...) de voor de
               bonusregeling geldende uitzonderingsmogelijkheid om de bonus door middel van eindheffing
               netto aan de zorgprofessional uit te betalen»? Waarom is een keiharde verplichting
               opeens een uitzonderingsmogelijkheid geworden?
            
Antwoord 3 en 4
            
Het was de wens om een netto beloning ter beschikking te stellen aan zorgprofessionals
               en pgb-zorgverleners. Zo zou de bonus voor de zorgmedewerkers geen gevolgen hebben
               voor de heffing van inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke
               bijdrage Zvw en evenmin voor het inkomen dat relevant is voor inkomensafhankelijke
               regelingen. Om dit te realiseren is in de subsidieregeling voor zorgaanbieders de
               verplichting opgenomen om de bonus – voorafgaande aan de uitbetaling – aan te wijzen
               als eindheffingsbestanddeel. Voor de bonus aan pgb-zorgverleners geldt dat deze netto
               wordt uitbetaald door de SVB. Hierbij draagt de SVB de verschuldigde belasting af
               door de eindheffing over de pgb-zorgbonussen mee te nemen in de eigen aangifte loonheffingen.
               De SVB moet de pgb-zorgverlener schriftelijk mededelen dat over de pgb-zorgbonus eindheffing
               is betaald.
            
Voor werknemers dienden zorgaanbieders de bonus verplicht aan te wijzen als eindheffingsloon
               conform artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964.
               De zorgbonus kwam hiermee ten laste van de vrije ruimte en is mogelijk (deels) als
               eindheffingsloon belast bij de werkgever. De vrije ruimte is een forfaitaire vrijstelling
               voor door de werkgever aan te wijzen vergoedingen en verstrekkingen aan eigen werknemers.
               De omvang van de vrije ruimte bedraagt een percentage van de totale fiscale loonsom.
               In het kader van de crisismaatregelen is in 2020 en 2021 de vrije ruimte vergroot
               tot 3% over de eerste € 400.000,– en over de resterende fiscale loonsom 1,2% in 2020
               en 1,18% in 2021.
            
Voor zover de aangewezen vergoedingen en verstrekkingen de vrije ruimte hebben overschreden,
               diende de werkgever een eindheffing af te dragen van 80% over de overschrijding. Het
               was niet de bedoeling dat het ten laste brengen van de zorgbonus op de vrije ruimte
               invloed zou hebben op overige vergoedingen en verstrekkingen die een zorgaanbieder
               aan haar personeel wenste te verstrekken. Gelet hierop ontvingen werkgevers ook een
               subsidiebedrag ten behoeve van de verschuldigde eindheffing veroorzaakt door de zorgbonussen.
            
Bij de totstandkoming van de subsidieregeling is nadrukkelijk besloten om de bonus
               ook beschikbaar te stellen voor derden, waaronder zelfstandigen, ingeleend schoonmaakpersoneel
               en uitzendkrachten. Met als reden dat de inzet van deze derden als zeer belangrijk
               en waardevol is ervaren. Op met name ingeleend schoonmaakpersoneel is een groot beroep
               gedaan. Voor deze groep voorzag de werkkostenregeling niet in een toereikende grondslag
               om de bonus in de eindheffing te kunnen betrekken. Om ook voor deze groep een netto
               bonus te kunnen realiseren is in het Belastingplan 2021 specifiek in de hiervoor benodigde
               grondslag voorzien.4 Deze grondslag kan alleen benut worden ten behoeve van de netto uitbetaling van de
               bonus op grond van de subsidieregeling en betreft daarmee een uitzonderingssituatie.
               Zorgbonussen toegekend aan derden dienen met deze grondslag eveneens verplicht als
               eindheffingsbestanddeel in aanmerking te worden genomen. Voor deze bonussen geldt
               een eindheffingstarief van 75%. Dit tarief sluit aan bij de reeds bestaande eindheffingsmogelijkheden
               voor verstrekkingen aan anderen dan eigen werknemers. De eindheffing diende te worden
               afgedragen via de eerstvolgende aangifte loonheffingen na verstrekking van de bonus.
               Zorgaanbieders dienden voor derden een afzonderlijke administratie bij te houden waaruit
               blijkt aan wie de zorgbonus is uitgekeerd. Daarnaast waren de zorgaanbieders verplicht
               de zorgprofessionals die de zorgbonus van hen ontvingen schriftelijk mede te delen
               dat over de zorgbonus eindheffing was betaald.
            
Vraag 5
            
Is het niet gewoon fraude indien zorgaanbieders de zorgbonus niet als eindheffingsbestanddeel
               hebben aangewezen en dus in strijd hebben gehandeld met artikel 9 van de Subsidieregeling
               bonus zorgprofessionals COVID-19?
            
Antwoord 5
            
Ik vind het van belang te onderstrepen dat er een verschil is tussen het onjuist verantwoorden
               van subsidies en misbruik of oneigenlijk gebruik, of zelfs fraude.
            
Het kan zijn dat een zorgaanbieder fouten maakt in de verantwoording van de verleende
               subsidie. Bijvoorbeeld doordat de zorgaanbieder ten onrechte geen eindheffing heeft
               toegepast op de bonus. Uit nader onderzoek blijkt echter dat de fouten met name zien
               op een onjuiste verantwoording van de feitelijk afgedragen eindheffing, niet zozeer
               op het ten onrechte niet hebben toegepast van eindheffing. Om het risico op fouten
               te verkleinen worden zorgaanbieders die in 2022 en 2023 de subsidie moeten verantwoorden
               ondersteund bij het indienen van hun verantwoording. In mijn antwoord op vraag 14
               ga ik nader op deze ondersteuning in. Gecontroleerde subsidies die fouten bevatten
               worden lager vastgesteld. Het teveel uitgekeerde subsidiebedrag wordt binnen de hiervoor
               geldende wet- en regelgeving teruggevorderd.
            
Onder misbruik wordt in dit kader verstaan het verkrijgen of genieten van een (te
               hoge) subsidie door het bewust niet, niet tijdig, niet juist of niet volledig verstrekken
               van gegevens en inlichtingen. Onder oneigenlijk gebruik wordt verstaan het volgens
               de regels van de wet, maar in strijd met de bedoelingen van de wettelijke bepalingen,
               geheel of ten dele verkrijgen of genieten van een (te hoge) subsidie. Die situatie
               doet zich niet voor indien een zorgaanbieder onbedoeld een fout maakt in de verantwoording.
               Bij fraudesignalen wordt altijd grondig onderzoek verricht, en zo mogelijk aangifte
               gedaan. Tot nu toe is naar aanleiding van vier aanvragen voor de zorgbonus 2020 aangifte
               gedaan van fraude zoals ik u eerder berichtte.
            
Vraag 6
            
Kunt u heel precies aangeven wat fiscaal toegestaan is en wat niet?
Antwoord 6
            
Ik verwijs u hierbij naar de uitleg over eindheffingssystematiek als opgenomen bij
               mijn eerdere antwoord op vraag 3 en 4.
            
Vraag 7
            
Kunt u op basis van de steekproef aangeven hoeveel van de uitgekeerde zorgbonussen
               onrechtmatig waren?
            
Antwoord 7
            
In 2021 hebben 1932 zorgaanbieders een verantwoording ingediend voor subsidie verleend
               op grond van de subsidieregeling. In dit verantwoordingsjaar is een steekproef uitgevoerd
               over 175 verantwoordingen. In mijn brief van 1 april jl. heb ik u bericht dat van
               de 175 gecontroleerde verantwoordingen 63 verantwoordingen niet (volledig) voldeden
               aan de voorwaarden en verplichtingen van de subsidieregeling. Gebleken is dat een
               van deze verantwoordingen abusievelijk tot de steekproefpopulatie is gerekend, waardoor
               het aantal verantwoordingen die niet (volledig) aan de voorwaarden en verplichtingen
               van de subsidieregeling voldeden na afronding van de steekproef is bijgesteld van
               63 naar 62 verantwoordingen. Op basis van aanvullende informatie die nadien nog bij
               de verantwoording is betrokken, is daarnaast vastgesteld dat bij 9 verantwoordingen
               alsnog volledig wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen van de subsidieregeling.
               Dat betekent dat op basis van de huidige gegevens bij 53 verantwoordingen niet (volledig)
               is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen van de subsidieregeling.
            
Bij 5 van de 53 verantwoordingen is geconstateerd dat de bonus is uitgekeerd aan in
               totaal 8 personen die hier op basis van de voorwaarden van de subsidieregeling niet
               voor in aanmerking kwamen. Dit betreft personen die niet voldoen aan het 2x modaal
               criterium of niet werkzaam waren bij de zorgaanbieder in de referteperiode. Dit betrof
               een fout met een omvang van € 10.300,– op een verantwoord bedrag van € 272.750. Op
               de fouten geconstateerd in de overige verantwoordingen ga ik nader in bij mijn antwoord
               op vraag 11.
            
Vraag 8
            
Is het u bekend dat zorgaanbieders een fors subsidievoordeel genieten als zij de zorgbonus
               niet aanwijzen als eindheffingsbestanddeel, aangezien het kabinet aan zorgaanbieders
               een budget heeft verstrekt alsof de vrije ruimte van de werkkostenregeling (die in
               2020 en 2021 overigens zelfs is verhoogd) steeds zou zijn overschreden en een belastingafdracht
               van 80% van toepassing zou zijn?
            
Antwoord 8
            
Via de subsidieregeling is geborgd dat alleen de daadwerkelijk afgedragen eindheffing
               voor subsidie in aanmerking komt. Om de door het kabinet en uw Kamer gewenste spoedige
               uitbetaling van de bonus te realiseren, heeft de zorgaanbieder bij verlening van de
               subsidie een 100% voorschot ontvangen op de maximaal over de bonus verschuldigde eindheffing.
               Dit bedroeg voor werknemers een bedrag van 80% verschuldigde eindheffing en voor derden
               een bedrag van 75% eindheffing.
            
Bij de verantwoording over de subsidie dient de zorgaanbieder aan te tonen welk bedrag
               aan eindheffing verschuldigd is geweest over de bonus. Hierbij rekening houdende met
               mogelijk nog ter beschikking staande vrije ruimte binnen de werkkostenregeling en
               eventueel minder uitbetaalde bonussen dan waarvoor
            
subsidie is aangevraagd.5 Indien de zorgaanbieder blijkens de ingediende verantwoording of uitgevoerde steekproef
               minder eindheffing verschuldigd is geweest dan vooraf bij de subsidieverlening is
               bevoorschot, wordt de subsidie gelijk aan de lagere verschuldigde eindheffing vastgesteld.
               De teveel bij voorschot ontvangen subsidie wordt dan binnen de hiervoor geldende wet-
               en regelgeving van de zorgaanbieder teruggevorderd. Van een subsidievoordeel in deze
               situaties is derhalve geen sprake.
            
De gevolgen van de situatie dat een zorgaanbieder ten onrechte geen eindheffing heeft
               toegepast, licht ik nader toe bij mijn antwoord op vraag 9 en 13.
            
Vraag 9 en 13
            
Klopt het dat als de zorgbonus bruto uitgekeerd wordt, de werkgever wel 1.800 euro
               subsidie krijgt, maar dat hij slechts 1.000 euro bruto loon kwijt is en daar bovenop
               de werkgeverslasten, en dat hij zo een voordeel van vele honderden euro’s in zijn
               eigen zak kan steken?
            
Kunt u het besluit over het definitieve subsidiebedrag (vaststellingsbeschikking)
               in elk geval opschorten voor de situaties dat zorgaanbieders de zorgbonus niet hebben
               aangewezen als eindheffingsbestanddeel, zodat terugvorderingsmogelijkheden blijven
               bestaan?
            
Antwoord 9 en 13
            
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 heb toegelicht kan het voorkomen dat een zorgaanbieder
               fouten maakt in de verantwoording van de verleende subsidie. Bijvoorbeeld doordat
               de zorgaanbieder in de verantwoording aangeeft dat een bepaald bedrag aan eindheffing
               is afgedragen over de bonus, terwijl in feite een ander bedrag aan loonbelasting is
               afgedragen. Gecontroleerde subsidies die fouten bevatten worden volgens geldende wet-
               en regelgeving lager vastgesteld. Het teveel uitgekeerde subsidiebedrag wordt binnen
               de hiervoor geldende wet- en regelgeving teruggevorderd. Van een subsidievoordeel
               in deze situaties is derhalve geen sprake.
            
Daar waar sprake is van een onjuiste toepassing van de eindheffingssystematiek of
               het geheel niet hebben toegepast van eindheffing, zal ik – waar herstel binnen wet-
               en regelgeving mogelijk is – de zorgaanbieder hiertoe de mogelijkheid bieden alvorens
               over te gaan tot vaststelling van de subsidie.
            
Vraag 10
            
Kan het zijn dat het hiervoor bedoelde voordeel een belangrijke reden is dat in een
               steekproef bij zorgbonussubsidies tot € 125.000,– in maar liefst 35% van de gecontroleerde
               aanvragen fouten zijn geconstateerd waarbij wordt gesproken over «onjuiste belastingafdracht»?
            
Antwoord 10
            
De uitvoerder van de steekproef (DUS-i) heeft bij de controle op verschillende wijzen
               contact gehad met subsidieaanvragers uit de steekproef. Uit de steekproef blijkt dat
               er, vanwege de bevoorschotting van het maximale belastingbedrag bij
            
subsidies verleend op grond van de subsidieregeling, er zorgaanbieders zijn die een
               hoger bedrag verantwoorden dan feitelijk door hen aan belasting is afgedragen over
               de bonus. Zoals in mijn antwoord op vraag 8 al opgemerkt wordt blijkens de verantwoording
               of steekproefcontrole teveel bij voorschot ontvangen subsidie binnen de hiervoor geldende
               wet- en regelgeving teruggevorderd van de zorgaanbieder. Van een subsidievoordeel
               in deze situaties is derhalve geen sprake.
            
Vraag 11
            
Kunt u heel precies aangeven welke vormen van «onjuiste belastingafdracht» u bent
               tegengekomen en kunt u die kwantificeren?
            
Antwoord 11
            
In vervolg op mijn antwoord op vraag 7 kan ik melden dat bij 6 van de 53 verantwoordingen
               die niet (volledig) aan de voorwaarden en verplichtingen van de subsidieregeling voldeden,
               de zorgaanbieder de belastingafdracht niet op de in de subsidieregeling voorgeschreven
               wijze heeft uitgevoerd.
            
In alle 6 verantwoordingen heeft de zorgaanbieder de belastingafdracht niet op de
               in de subsidieregeling voorgeschreven wijze uitgevoerd.
            
Hierbij is over de bonus aan derden (d.w.z. niet- werknemers van de zorgaanbieder)
               door de zorgaanbieder geen belasting afgedragen. De zorgaanbieder zal in deze situaties
               alsnog eindheffing moeten afdragen.
            
In 40 verantwoordingen heeft de zorgaanbieder de belastingafdracht wel op de in de
               subsidieregeling voorgeschreven wijze uitgevoerd, maar kwamen de gegevens van de verantwoording
               over de hoogte van de door de zorgaanbieder over de bonus afgedragen belasting niet
               overeen met de gegevens zoals deze in de steekproef zijn geconstateerd. In deze situaties
               heeft de zorgaanbieder aangegeven dat zij een bepaald bedrag aan eindheffing heeft
               afgedragen over de bonus, terwijl in feite een ander bedrag aan eindheffing is afgedragen.
               Deze onjuiste verantwoording kan als volgt worden onderverdeeld.
            
– Bij 1 verantwoording is door de zorgaanbieder, ook na navraag, niet aangetoond dat
                     de bonus voorafgaand aan de uitbetaling aan de zorgprofessional (werknemer) is aangemerkt
                     als eindheffingsbestanddeel en de verschuldigde belasting is afgedragen.
                  
– Bij 28 verantwoordingen heeft de zorgaanbieder blijkens de steekproef minder belasting
                     afgedragen dan verantwoord.
                  
– Bij 8 verantwoordingen heeft de zorgaanbieder blijkens de steekproef meer belasting
                     afgedragen dan verantwoord.
                  
– Bij 2 verantwoordingen is blijkens de steekproef aan minder zorgprofessionals uitbetaald
                     dan waarvoor subsidie is verleend, maar is in de verantwoording wel de over de (niet
                     uitbetaalde) bonus verschuldigde belasting opgegeven als zijnde afgedragen.
                  
– Bij 1 verantwoording is blijkens de steekproef door de zorgaanbieder geen belasting
                     afgedragen over de uitbetaalde bonussen, doordat de zorgaanbieder de vrije ruimte
                     heeft benut op basis van de concernregeling, maar is in de verantwoording over de
                     bonus opgegeven dat wel eindheffing is afgedragen.
                  
In 7 verantwoordingen is, zoals in het antwoord op vraag 7 vermeld, in de steekproef
               geconstateerd dat er door de zorgaanbieder niet is voldaan aan overige voorwaarden
               van de subsidieregeling (niet zijnde de voorgeschreven belastingafdracht), waaronder
               bijvoorbeeld het criterium van 2x modaal, de referteperiode waarin de zorgprofessional
               werkzaam moest zijn of het niet volledig uitkeren van het bonusbedrag.
            
In mijn antwoord op de vragen 9 en 13 heb ik reeds toegelicht hoe in de situatie dat
               aan een zorgaanbieder ten aanzien van de belastingafdracht meer subsidie bij voorschot
               is verleend dan feitelijk aan belasting is afgedragen of de situaties dat de eindheffingssystematiek
               onjuist of geheel niet is toegepast de verantwoording wordt afgehandeld.
            
Vraag 12
            
Sinds wanneer worden duidelijke signalen van een onjuiste belastingafdracht genegeerd
               en zelfs in de doofpot gestopt, want u heeft besloten het bij de steekproef te laten
               en geen nader onderzoek in te stellen? Bent u toch bereid nader onderzoek te doen,
               dus niet enkel een steekproef, naar de precieze wijze en fiscale behandeling van de
               verstrekking van zorgbonussen over 2020 en 2021?
            
Antwoord 12
            
Elke subsidieregeling kent conform het Uniform Subsidiekader een eigen verantwoordingsregime
               om te controleren of de subsidies daadwerkelijk zijn besteed binnen de voorwaarden
               en verplichtingen van de betreffende regeling. Met de controle moet een redelijke
               mate van zekerheid worden verkregen dat deze voorwaarden en verplichtingen zijn nageleefd.
            
Subsidies verleend op grond van de subsidieregeling tot € 125.000,– zijn onderverdeeld
               in twee categorieën. Bij subsidies verleend tot € 25.000,– is sprake van ambtshalve
               vaststelling. Dat betekent dat de aanvraag tevens dienst doet als verantwoording en
               er geen aparte aanvraag tot vaststelling wordt ingediend. Bij subsidies tussen € 25.000,–
               tot € 125.000,– verantwoordt de zorgaanbieder de besteding ervan aan de hand van een
               verklaring inzake werkelijke kosten, waaruit dient te blijken dat de bonus is uitbetaald
               en ook is voldaan aan alle andere voorwaarden en verplichtingen. Met een steekproef
               wordt de rechtmatigheid van deze subsidies getoetst. Als de steekproef voltooid is,
               wordt de subsidie definitief vastgesteld.
            
In 2021 heeft een eerste groep zorgaanbieders zich verantwoord over subsidies tussen
               € 25.000,– en € 125.000,–. Uit de steekproef uitgevoerd over deze verantwoordingen
               is naar voren gekomen dat in bepaalde gevallen fouten zijn gemaakt bij het onderwerp
               belastingafdracht. Deze fouten concentreren zich met name op de door de zorgaanbieder
               (onjuiste) verstrekte verantwoordingsinformatie over de feitelijke belastingafdracht.
            
Er is na rijp beraad besloten om het bij deze steekproef te houden en deze niet uit
               te breiden tot integrale toetsing. Belangrijk argument daarvoor is allereerst de wens
               om zorgaanbieders niet langer dan noodzakelijk in onzekerheid te laten verkeren over
               hun definitieve subsidiebedrag. Duidelijkheid over het definitieve subsidiebedrag
               kan pas worden gegeven nadat de steekproef is afgerond. Gezien de omvang van een uitbreiding
               zouden zorgaanbieders minimaal tot eind 2022 in afwachting van duidelijkheid zijn.
               Daarnaast zou uitbreiding van de steekproef niet resulteren in de benodigde zekerheid
               om rechtmatigheid van de volledige subsidieregeling te organiseren. Het overgrote
               deel – zowel in aantal als in financiële omvang – van de verantwoording van de subsidies
               verleend op grond van de subsidieregeling vindt namelijk pas in 2022 en 2023 plaats.
               Bovendien is gezien de aard van de fouten die geconstateerd zijn in de steekproef
               de
            
verwachting dat met gerichte voorlichting dergelijke fouten bij de omvangrijke groep
               die zich nog in 2022 en 2023 moet verantwoorden voor een groot deel kunnen worden
               voorkomen. Dit is de reden dat extra wordt ingezet op voorlichting en een gerichtere
               uitvraag bij de verantwoordingen in 2022 en 2023. Ik ga hier in mijn antwoord op vraag
               14 nader op in. Om uw Kamer mee te nemen in dit besluit heb ik uw Kamer hierover met
               mijn brief van 1 april jl.6 geïnformeerd.
            
Vraag 14
            
Het onder vraag 6 bedoelde voordeel is afhankelijk van de precieze verloning en de
               specifieke werkgeverslasten, maar kan substantieel zijn, want voor een zorgbonus van
               € 1.000,– heeft de zorgaanbieder immers in principe € 1.800,– subsidie ontvangen (vergelijk
               artikel 4 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19), waarbij er niet
               steeds € 800,– eindheffing wordt betaald maar geen of in elk geval lagere werkgeverslasten,
               waarbij tevens niet valt uit te sluiten dat de zorgbonus (onterecht) als gerichte
               vrijstelling is verstrekt; kan een inschatting worden gemaakt van het totale bedrag
               van de zorgbonussubsidie van ruim € 3 miljard voor 2020 en 2021 dat niet is besteed
               aan de zorgbonus en de belasting- en premieheffing daarover?
            
Antwoord 14
            
In mijn antwoord op vraag 8 heb ik aangegeven dat indien bij de verantwoording van
               de verleende subsidie blijkt dat een zorgaanbieder minder eindheffing verschuldigd
               is geweest dan vooraf bij de subsidieverlening is bevoorschot, de subsidie gelijk
               aan de lagere verschuldigde eindheffing lager wordt vastgesteld. De teveel bij voorschot
               ontvangen subsidie wordt dan binnen de hiervoor geldende wet- en regelgeving van de
               zorgaanbieder teruggevorderd. Van een subsidievoordeel in deze situaties is derhalve
               geen sprake. Indien bij de in de steekproef gecontroleerde verantwoordingen blijkt
               dat er sprake is van een fout, wordt zoals ik in mijn antwoord op vraag 9 en 13 heb
               toegelicht, de subsidie lager vastgesteld. De te veel betaalde subsidie wordt ook
               in deze situatie binnen de hiervoor geldende wet- en regelgeving teruggevorderd. Van
               een subsidievoordeel in deze situaties is derhalve in deze situatie evenmin sprake.
            
Het kan evenwel zijn dat in verantwoordingen die geen onderdeel uitmaken van de steekproef
               een fout aanwezig is. De in de steekproef 2021 geconstateerde fouten kunnen echter
               niet zonder meer geëxtrapoleerd worden naar subsidies waarvan verantwoording in 2022
               en 2023 aan de orde is. Dit wordt hierna toegelicht.
            
De subsidie is aan verschillende categorieën zorgaanbieders uitgekeerd. Deze categorieën
               zijn op basis van het Uniform Subsidiekader ingedeeld op basis van de hoogte van de
               verleende subsidie (categorie 1: tot
            
€ 25.000,–, categorie 2: van € 25.000,– tot € 125.000,– en categorie 3: vanaf € 125.000,–).
               Elke categorie heeft op basis van het Uniform Subsidiekader een eigen controleregime.
               De uitgevoerde steekproef had betrekking op subsidies verleend tot € 125.000,– waarbij
               zorgaanbieders de bonus voor een totaalbedrag van € 79 mln. volledig in 2020 hebben
               uitgekeerd.
            
De ervaring uit de steekproef 2021 zijn benut om zorgaanbieders waarvan verantwoording
               in 2022 en 2023 aan de orde is, actief voor te lichten over de juiste verantwoording
               van de subsidieregeling. Zo is enerzijds ingezet op
            
voorlichting aan zorgaanbieders over de wijze van belastingafdracht die de subsidieregeling
               voorschrijft. Hierbij is gebruikgemaakt van een instructievideo en voorbeelden middels
               een gerichte mailing aan zorgaanbieders en voorlichtingsinformatie op de website van
               de uitvoerder. Anderzijds is ingezet op het gerichter uitvragen van verantwoordingsinformatie
               in de verantwoordingsronden die nog aan de orde komen in 2022 en 2023. Door zorgaanbieders
               een verantwoordings-format ter beschikking te stellen worden zij gericht geholpen
               de juiste informatie ten behoeve van de verantwoording aan de uitvoerder te verstrekken.
            
De steekproef uitgevoerd in 2021 had geen betrekking op subsidies verleend vanaf € 125.000,–.
               Voor deze categorie subsidies, met een totale subsidiewaarde van € 2,6 mld, vindt
               de controle plaats in 2022 (bonus 2020) resp. 2022 en 2023 (bonus 2021) aan de hand
               van zowel een bijlage over de bonusuitkeringen in de jaarverslaggeving als een steekproef.
               De verwachting is dat vanwege het gevraagde accountantsproduct voor deze subsidies
               de subsidieregeling inclusief de vereiste eindheffing veelal goed zal zijn toegepast
               en daarom de toegestane foutmarge niet zal worden overschreden.
            
Vraag 15
            
Acht u het parlementaire budgetrecht geschonden doordat via verschillende (incidentele
               suppletoire) begrotingen uiteindelijk ruim € 3 miljard door het parlement is geautoriseerd
               ten behoeve van het verstrekken van zorgbonussen, terwijl mogelijk een substantieel
               bedrag daarvan niet voor deze uitgave is aangewend?
            
Antwoord 15
            
Via verschillende (incidentele) suppletoire begrotingen heb ik de Kamer zo goed als
               mogelijk geïnformeerd over de budgettaire inschatting van de met de toekenning van
               de zorgbonussen 2020 en 2021 gemoeide bedragen. Via die begrotingswetten is de Kamer
               tijdig (en met de kennis van dat moment) zo juist en volledig mogelijk geïnformeerd,
               waarmee tevens voldaan is aan het budgetrecht van de Kamer.
            
Dat vervolgens bleek, zoals ik u in mijn brief van 1 april jl.7 heb geïnformeerd, dat naar aanleiding van vier aanvragen voor subsidie o.g.v. de
               subsidieregeling aangifte is gedaan van fraude, doet daar niet aan af.
            
Vraag 16
            
Welke acties onderneemt u om de onterecht verstrekte zorgbonussubsidie terug te halen?
Antwoord 16
            
Ik verwijs u hierbij naar de uitleg over de handelwijze bij fouten of bij oneigenlijk
               gebruik en fraude als opgenomen bij mijn eerdere antwoord op de vragen 5, 9 en 13.
            
Vraag 17 en 18
            
Een zorgverlener die de zorgbonus niet netto heeft ontvangen, heeft niet alleen een
               lagere bonus ontvangen maar ook lagere toeslagen en andere inkomensafhankelijke tegemoetkomingen;
               in hoeveel gevallen is hiervan sprake? Wat is het gemiddelde nadeel per geval?
            
Welke mogelijkheden heeft een verpleegkundige of ambulancemedewerker die de zorgbonus
               niet netto ontvangen heeft, om die alsnog netto te ontvangen?
            
Antwoord 17 en 18
            
Indien de bonus voorafgaand aan de uitbetaling niet door de zorgaanbieder is aangewezen
               als eindheffingsbestanddeel, heeft de bonus gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting,
               de premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw en voor het inkomen
               dat relevant is voor inkomensafhankelijke regelingen.
            
Zoals in mijn antwoord bij vraag 9 en 13 toegelicht zal ik de zorgaanbieder, daar
               waar sprake is van een onjuiste toepassing van de eindheffingssystematiek of het geheel
               niet hebben toegepast van eindheffing, alvorens over te gaan tot vaststelling van
               de subsidie waar herstel binnen wet- en regelgeving mogelijk is hiertoe de mogelijkheid
               bieden. Ik wil daarbij benadrukken dat het aan de zorgaanbieder is om voor een juiste
               belastingafdracht zorg te dragen. VWS, noch de zorgprofessional kan hier zelf in voorzien.
               Om die reden is de aanwijzing van de bonus als eindheffingsbestanddeel als verplichting
               in de subsidieregeling opgenomen.
            
De bonussen worden op instellingsniveau uitgekeerd, niet op persoonsniveau. Om deze
               reden zijn er bij de uitvoerder van de subsidieregeling geen gegevens beschikbaar
               over de professionals die de bonus niet netto hebben ontvangen. Er is wel iets te
               zeggen over de mate waarin dit heeft plaatsgevonden. De uitgevoerde steekproef had
               betrekking op subsidies verleend tot € 125.000,– waarbij zorgaanbieders de bonus volledig
               in 2020 hebben uitgekeerd voor een bedrag van € 79 mln. Uit deze steekproef blijkt
               dat het aantal zorgaanbieders dat over de bonus geen eindheffing heeft afgedragen
               zeer beperkt is.
            
Vraag 19
            
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord19
            
In verband met de benodigde interdepartementale afstemming is het mij niet gelukt
               de vragen binnen drie weken te beantwoorden.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
- 
              
                  Mede namens
 M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
