Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op de vragen van het lid Bontenbal over de oproep van de Autoriteit Consument en Markt om een algemeen prioriteringskader op te stellen om projecten voor de energietransitie voorrang te geven bij het uitbreiden van het elektriciteitsnet
Vragen van het lid Bontenbal (CDA) aan de Minister voor Klimaat en Energie over de oproep van de Autoriteit Consument & Markt om een algemeen prioriteringskader op te stellen om projecten voor de energietransitie voorrang te geven bij het uitbreiden van het elektriciteitsnet (ingezonden 30 maart 2022).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 24 mei 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met de oproep van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) om een algemeen
prioriteringskader op te stellen om projecten voor de energietransitie voorrang te
geven bij de uitbreiding van het elektriciteitsnet?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Deelt u de mening van de Autoriteit Consument en markt (ACM), de netbeheerders en
de CDA-fractie dat het belangrijk is dat netbeheerders bij het uitbreiden van het
elektriciteitsnet voorrang kunnen geven aan projecten die bijdragen aan de energietransitie
en/of van maatschappelijk belang zijn?
Herinnert u zich de motie-Bontenbal/Thijssen (Kamerstuk 32 813 nr. 775) waarin de regering wordt verzocht om samen met de netbeheerders te onderzoeken of
en in welke vorm een prioriteringskader een uitkomst zou kunnen bieden?
Antwoord 2 en 3
Ik ben van mening dat prioritering van zogenoemde uitbreidingsinvesteringen (investeringen
die niet gericht zijn op een individuele gebruiker, waarmee bijvoorbeeld een heel
gebied word versterkt) wenselijk en noodzakelijk is. Ik herken ook de oproep van de
ACM om een (algemene) prioriteringsrichtlijn op te stellen voor uitbreidingsinvesteringen
van netbeheerders. Ik werk dan ook, mede naar aanleiding van de motie Bontenbal/Thijssen
(Kamerstuk 32 813, nr. 775), aan een prioriteringsrichtlijn als onderdeel van het MIEK. Ik doe dit samen met
de ACM, netbeheerders en medeoverheden en verwacht de Kamer daarover na de zomer te
kunnen informeren, zoals ook toegezegd in mijn brief van februari (Kamerstuk 29 023, nr. 281). Hierbij speelt de bijdrage aan de energietransitie een belangrijke rol, maar wil
ik ook nadrukkelijk alle maatschappelijke belangen mee nemen.
Vraag 4
Kunt u uitleggen of en waarom u nog steeds van mening bent dat het recht op een aansluiting
en transportcapaciteit van een individuele aanvrager en het non-discriminatiebeginsel
in beginsel niet kunnen worden begrensd door een prioriteringskader waarin specifieke
(groepen) gebruikers voorrang zouden krijgen?
Antwoord 4
Het non-discriminatiebeginsel is zowel in Europese als Nederlandse kader neergelegd
als één van de meest fundamentele uitgangspunten voor het handelen van netbeheerders.
Hieruit volgt dat netbeheerders bij het aansluiten van individuele projecten geen
onderscheid mogen maken op basis van bijvoorbeeld de maatschappelijk functie of maatschappelijke
wenselijkheid van een project. Zowel de Europese als Nederlandse wetgever hebben onder
andere willen voorkomen dat netbeheerders vanuit hun positie als monopolist, of overheden
via wet- en regelgeving, specifieke partijen (op vrij arbitraire gronden) een voorkeurspositie
toekennen. Elke individuele aanvrager heeft (uiteindelijk) recht op een aansluiting
en transportcapaciteit. Dit recht kan in beginsel niet worden ingeperkt.
Wel is er ruimte om de methode waarop de volgorde tot toegang wordt bepaald te sturen
mits dat op basis van non- discriminatoire, transparante en objectieve criteria gebeurd.
Hierbij mogen alleen technische en economische overwegingen voor de netbeheerder een
rol spelen.
Netbeheerders in Nederland vullen het toegang krijgen tot het net nu in met de first come first served methode. Dit is een breed toegepaste methode in andere Europese lidstaten mede vanwege
zijn eenvoud. Er zijn ook andere modaliteiten denkbaar als alternatief voor de first
come first served methode maar die zijn wel vaak complexer van aard. Hierbij valt
te denken aan methodes zoals veilen, een call voor uitgifte van transportcapaciteit,
het bereiken van mijlpalen als voorwaarden stellen of een meer gelaagde wachtrij bijvoorbeeld
door te kijken naar aansluitwaarde of bijdrage aan ontlasting van het systeem.
Netbeheer Nederland heeft samen met het IPO en VNG ook nader onderzoek laten doen
naar het prioriteren van uitbreidingsinvesteringen en mogelijkheden alternatieve methode
die netbeheerders kunnen toepassen. Dit onderzoek verwacht Netbeheer Nederland voor
de zomer openbaar te maken. Hoewel dit onderzoek nog loopt sluit dit aan bij het beeld
dat ik heb over eventuele alternatieven voor de first come first served methode. Kern
hierbij blijft dat een eventuele andere methode voor het toegang krijgen tot het elektriciteitsnet
moet voldoen aan het non-discriminatiebeginsel. Ik ben hierover op verzoek van uw
Kamer ook informeel in gesprek getreden met de Europese Commissie. Ik heb de Europese
Commissie in aanvulling op bovenstaande ook om een formele reactie gevraagd.
Vraag 5
In hoeverre geeft deze oproep van de ACM om met een prioriteringskader te komen aanleiding
om uw eerdere reactie op de mogelijkheid om tot een prioriteringskader te komen te
herzien?
Antwoord 5
Deze oproep geeft geen aanleiding om de eerdere reactie te herzien. Zoals ook geschetst
in de brief van februari (Kamerstuk 29 023, nr. 281) zie ik geen ruimte om bij het toekennen van individuele aansluitingen voorrangsposities
toe te kennen aan specifieke gebruikers. Wel zie ik ruimte om netbeheerders tot een
non-discriminatoire methode te laten komen om individuele aanvragen toegang tot het
net te bieden.
Eveneens zie ik ruimte om uitbreidingsinvesteringen te prioriteren op basis van publieke
belangen. Ik ben dan ook voornemens om dit te doen als onderdeel van het MIEK en zal
daar na de zomer uw Kamer verder over informeren. Netbeheerders moeten vervolgens
wel weer de nieuw gecreëerde transportcapaciteit in een gebied op non-discriminatoire
wijze aan partijen moeten aanbieden.
Vraag 6
Kunt u een uitgebreide inhoudelijke reactie geven op de oproep van de ACM en daarbij
aangeven op welke wijze en op welke termijn u daaraan gehoor zult geven? Bent u bereid
om in het licht van de oproep van de ACM en de aangenomen Kamermotie (Kamerstuk 32 813 nr. 775) in overleg te treden met in ieder geval de ACM en de netbeheerders om zo spoedig
mogelijk een prioriteringskader te ontwikkelen?
Antwoord 6
Zoals aangegeven ben ik mede naar aanleiding van de motie Bontenbal/Thijssen (Kamerstuk
32 813, nr. 775) aan de slag gegaan met het ontwikkelen van een prioriteringsrichtlijn voor uitbreidingsinvesteringen
van netbeheerders. Deze richtlijn zal onderdeel uitmaken van het MIEK en de regionale
pendant hiervan. Ik deel de oproep van de ACM dan ook dat het wenselijk en noodzakelijk
is om investeringen van netbeheerders te prioriteren op basis van publieke belangen,
waaronder de energietransitie. Omdat ik naast bijdragen aan de energietransitie ook
andere publieke belangen wil meenemen, ben ik in overleg met ACM, netbeheerders en
medeoverheden over de vormgeving van de richtlijn als onderdeel van het MIEK. Ik heb
u ook een afschrift gestuurd van mijn brief aan de ACM over hun oordeel over de investeringsplannen.
Vraag 7
Welke inzichten heeft uw werkbezoek aan Duitsland opgeleverd als het gaat om het afstappen
van het «first come, first served»-principe? Hoe zult u deze inzichten betrekken bij
het ontwikkelen van een prioriteringskader?
Antwoord 7
Ook in Duitsland moeten netbeheerders non-discriminatoir omgaan met verzoeken voor
aansluiting en transportcapaciteit. Het Duitse wettelijke kader is echter niet goed
vergelijkbaar met het Nederlandse kader voor het aanbieden van aansluitingen en transportcapaciteit.
In beginsel maakt men ook in Duitsland gebruik van het «first come, first served»-principe.
Wel is in Duitsland het recht op een aansluiting op het elektriciteitssysteem en het
recht op transportcapaciteit aan elkaar gekoppeld, en in het geval van schaarse transportcapaciteit
kan hernieuwbare opwekking voorrang krijgen op niet-hernieuwbare opwekking. Voor deze
specifieke situatie biedt het Europees recht meer aangrijpingspunten.
Een dergelijke constructie past echter niet goed in het Nederlandse, wettelijke kader
en zou voor de situatie in Nederland bovendien niet heel dienstig zijn, omdat de transportschaarste
doorgaans niet wordt veroorzaakt door concurrentie tussen conventionele opwekking
en hernieuwbare opwekking. De transportschaarste in Nederland ontstaat door een (lokaal)
overschot aan hernieuwbare opwekking en in steeds meerdere mate een te hoge (lokale)
vraag naar elektriciteit. In Duitsland kijkt de netbeheerder dus ook niet naar bredere,
maatschappelijke wegingen, zoals het bevorderen van de energietransitie, bij de volgorde
van het aansluiten of toewijzen van transportcapaciteit.
Ik heb inmiddels kennisgenomen van een rapport van de Zweedse toezichthouder over
toegang tot elektriciteitsnetten in verschillende lidstaten2. Uit dit rapport blijkt dat een prioriteringskader voor toekenning van aansluitingen
en transportcapaciteit in geen van de onderzochte lidstaten wordt toegepast en «first
come, first served» geheel of vrijwel geheel bepalend is voor deze volgordelijkheid.
Vraag 8
Bent u bekend met het afwegingskader dat door de provincie Fryslân, de Friese gemeenten
en het Wetterskip in samenspraak met Liander is ontwikkeld om de netbeheerder te helpen
met het prioriteren van netverzwaringen op het Friese elektriciteitsnetwerk?3
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9
Heeft Liander volgens u de wettelijke mogelijkheden om uitvoering te geven aan het
advies van de Regional Energie Strategie (RES) regio Fryslân?
Antwoord 9
De huidige Elektriciteitswet 1998 geeft geen expliciete duiding over volgordelijkheid
van investeringen of het prioriteren van uitbreidingsinvesteringen. Netbeheerders
dienen op grond van de Elektriciteitswet 1998 een ontwerpinvesteringsplan op te stellen
en dit te consulteren. Het staat RES-regio’s vrij om hier inbreng op te leven. Ik
beschouw deze inbreng dan ook als zodanig. Het is aan netbeheerders om de inbreng
mee te wegen in hun investeringsplan en de doorwerking hiervan in de volgorde van
investeringen. De ACM toetst vervolgens of netbeheerders in redelijkheid tot hun investeringsplan
zijn gekomen. Ik ben voornemens om in de Energiewet en onderliggende regelgeving expliciet
ruimte te bieden aan netbeheerders om op basis van een nationale richtlijn die regionaal
geconcretiseerd kan worden door mede overheden, tot een prioritering te komen. Hierin
zie ik ook een verruiming van de taak van de ACM om ook te toetsen of netbeheerder
tot een redelijke investeringsvolgorde is gekomen.
Vraag 10
Hoe kijkt u naar het in de provincie Fryslân afgesproken afwegingskader voor prioritering
van projecten waarin:
– De levering van stroom boven teruglevering van stroom gaat, waarbij netverzwaringen
die de afname van stroom faciliteren ook altijd de teruglevering van stroom mogelijk
maken;
– Netverzwaringsprojecten die het snelst een grote positieve maatschappelijk impact
realiseren voorrang krijgen. Waarbij de maatschappelijke impact van projecten o.a.
wordt afgemeten aan betrokken woningen en bedrijven, economische gevolgen, het oplossen
van acute transportbeperkingen en de betrokken terugleveringsprojecten (zon en wind);
– De geografische samenhang van projecten wordt meegenomen, daar waar het gaat om de
onderlinge samenhang van de projecten en de afstemming in uitvoering?
Antwoord 10
Ik herken belangrijke elementen uit het afwegingskader van de provincie Fryslân in
eerste gedachten die ik zelf heb voor de prioriteringsrichtlijn. Ik zie hierin een
brede maatschappelijke afweging waarbij ook oog is voor een efficiënte en geografische
gekoppelde uitrol van infrastructuur.
Vraag 11
Hoe kijkt u aan tegen regio’s die zelf (verschillende) prioriteringskaders uitwerken?
Antwoord 11
Ik hecht erg aan de mogelijkheid van regio’s om zelf mede invulling te kunnen geven
aan de weging van uitbreidingsinvesteringen op basis van een nationale prioriteringsrichtlijn.
Vanwege de onderliggende samenhang van het elektriciteitsnet zullen de uitgangspunten
in deze richtlijn zowel nationaal als regionaal moeten gelden maar kan de uitwerking
per regio anders uitpakken. Het is vervolgens aan netbeheerders om op transparante
wijze deze weging van het Rijk en medeoverheden mee te nemen in de uitbreidingsplannen
voor de netinfrastructuur.
Vraag 12
Op welke wijze zult u het in Fryslân ontwikkelde prioriteringskader betrekken bij
het ontwikkelen van een landelijk prioriteringskader?
Antwoord 12
Ik zal het in Fryslân ontwikkelde prioriteringskader als voorbeeld en inspiratie gebruiken
voor de richtlijn die ik op dit moment aan het ontwikkelen ben met ACM, netbeheerders
en medeoverheden. Zoals eerder aangegeven deel ik de uitgangspunten die hier gebruikt
zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.