Verslag commissie Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven : Verslag over het verzoekschrift van de heer mr. R.B.H. B. van BF te A. namens zijn cliënten, de heer A.G. IJ. en mevrouw M. K. te L. betreffende een klacht over het niet in behandeling nemen van een verzoek om uitstel van betaling door de ontvanger van de Belastingdienst
35 977 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven
Nr. 10
VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN DE HEER MR. R.B.H. B. VAN BF TE A. NAMENS ZIJN CLIËNTEN, DE HEER A.G. IJ. EN
MEVROUW M. K. TE L.2 BETREFFENDE EEN KLACHT OVER HET NIET IN BEHANDELING NEMEN VAN EEN VERZOEK OM UITSTEL
VAN BETALING DOOR DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST
Vastgesteld op 18 mei 2022
Klacht
Verzoekers, een echtpaar dat vertegenwoordigd wordt door een advocaat-belastingkundige,
beklagen zich over het niet in behandeling nemen van hun verzoek tot uitstel van betaling
van een belastingschuld door de ontvanger van de Belastingdienst en over de uitspraak
en de procedure in het daartegen ingestelde beroep.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie3.
Feiten
In december 2019 hebben verzoekers om uitstel van betaling van een belastingschuld
verzocht. De Belastingdienst heeft dit verzoek niet in behandeling genomen omdat reeds
in 2015 bij beschikking is besloten het destijds reeds verleende uitstel van betaling
in te trekken. Omdat de ontvanger het verzoek niet inhoudelijk heeft beoordeeld, ontbreken
de gronden waarop het verzoek is afgewezen en kunnen verzoekers niet controleren of
deze beslissing op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
Verzoekers hebben tegen voornoemde beslissing beroep ingesteld bij de directeur van
de Belastingdienst. Op diens verzoek is een mondelinge behandeling meermaals aangehouden
in verband met corona, terwijl de invordering door de ontvanger tussentijds niet werd
opgeschort.
In januari 2020 heeft de Belastingdienst beslag laten leggen op de woning, in eigendom
van verzoekster, ten laste van haar partner, waarna verzoekers de dienst gevraagd
hebben of hun namen voorkomen in het systeem Fraude Signalerings Voorziening (FSV),
hetgeen een half jaar later in geval van verzoekster werd bevestigd.
Vanwege geldende coronaregels kon er gedurende dat jaar op kantoor geen fysiek hoorgesprek
in het kader van de beroepsprocedure plaatsvinden terwijl verzoekers daar toch aan
hechtten gezien de door de langdurige procedures ontstane emoties. Vervolgens heeft
de directeur het beroep afgewezen zonder verzoekers gehoord te hebben, aangezien hij
van mening was dat het afwijzen van alternatieven voor een fysiek hoorgesprek door
verzoekers onvoldoende gemotiveerd was.
In zijn brief van 5 juli 2021 schrijft de Staatssecretaris van Financiën dat de Belastingdienst
ambtshalve aanslagen aan verzoekers heeft opgelegd voor de jaren 2005 tot en met 2010
omdat zij in gebreke bleven met het indienen van aangiften Inkomstenbelasting/Premies
volksverzekeringen. Door het alsnog overleggen van aangiften hebben verzoekers hiertegen
bezwaar aangetekend. De inspecteur heeft uiteindelijk voor alle jaren uitspraak op
bezwaar gedaan, tijdens welke periode er uitstel van betaling is verleend. Verzoekers
hebben geen beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Zodoende werden deze
onherroepelijk en verviel in 2015 van rechtswege het uitstel van betaling. De ontvanger
is vervolgens niet tegemoetgekomen aan een verzoek om een betalingsregeling omdat
verzoekers niet reageerden op zijn vraag om een nadere toelichting. Vervolgens is
in 2017 een verzoek om kwijtschelding afgewezen omdat er sprake zou zijn van verwijtbaar
handelen door verzoekers. Ook de inzet van een schuldhulpverlener en de uitspraak
in een kort geding mochten niet baten, maar daarmee werd wel de invordering opgeschort.
In 2020 werd opnieuw een herhaald verzoek om uitstel van betaling afgewezen. In het
beroep hiertegen stellen verzoekers dat er voor een deel van de belastingschuld sprake
is van verjaring en dat de ontvanger ten onrechte uitgaat van gemeenschap van goerderen.
Omdat verzoekers hechtten aan een fysiek hoorgesprek en niet akkoord wilden gaan met
een telefoon- of videogesprek, tenzij met de Belastingdienst tot een acceptabele oplossing
kon worden gekomen, heeft de directeur eind 2020 uitspraak gedaan zonder verzoekers
te horen. Gedurende de beroepsfase heeft de ontvanger de invordering van de belastingschuld
weer hervat. Omdat er geen jaarlijkse verrekening heeft plaatsgevonden en er dus sprake
was van gemeenschap van goederen, heeft de ontvanger volgens de Staatssecretaris terecht
beslag laten leggen op de woning. Ook bevestigt hij dat verzoekster in het FSV opgenomen
is geweest.
Overwegingen
Verzoekers merken op dat er in het dossier geen vraag van de directeur naar onderbouwing
van het verzoek om een fysiek hoorgesprek is terug te vinden en hij dit dus ook niet
kan gebruiken om zonder hoor en wederhoor een beroep af te doen. Zij wijzen op het
wezenlijke belang van rechtsbescherming voor belastingschuldigen die het administratieve
beroep hen biedt aangezien bezwaar en beroep tegen een beslissing niet aan de belastingrechter
kunnen worden voorgelegd.
Dat is in de onderhavige casus temeer van belang, omdat verzoekers aangeven geen mogelijkheid
te zien om het beeld dat de Belastingdienst van hen heeft te doorbreken. Om die reden
hechten zij aan een fysiek hoorgesprek, een recht dat zelfs niet vanwege een pandemie
mag worden ingeperkt. Verzoekers vragen begrip voor hun emoties rondom dit dossier.
Deze zaak had voor hen kunnen worden afgedaan als de Staatssecretaris in zijn reactie
begrip voor de opstelling van de directeur had getoond, maar had aangegeven deze toch
te betreuren en er lering uit te trekken.
De Staatssecretaris geeft in zijn reactie van 24 september aan dat, nu het coronabeleid
is versoepeld, hij de directeur heeft gevraagd om alsnog een fysiek hoorgesprek met
verzoekers te regelen. De invordering van de schuld is opgeschort. Hij voegt daar
wel aan toe dat een betalingsregeling niet aan de orde kan zijn aangezien verzoekers
nooit enig concreet betaalvoorstel hebben gedaan, er ook geen zekerheid wordt gesteld
voor de voldoening van de volledige belastingschuld en de aanslagen bovendien ouder
zijn dan twaalf maanden.
Oordeel van de commissie
De commissie is van oordeel dat het geschil tussen verzoekers en de Belastingdienst,
dat rond 2006 is ontstaan, een wel heel lange adem heeft. Terwijl de Belastingdienst
zich verschuilt achter procedures voelen verzoekers zich niet gehoord en ontstaat
er een vertekend beeld over elkaars intenties. Verzoekers vermoeden geregistreerd
te zijn in de FSV, hetgeen door de Belastingdienst deels wordt bevestigd. Dat voedt
het wederzijdse wantrouwen. Naar de mening van de commissie wordt in deze casus het
belang van adequate communicatie tussen een overheidsdienst en burgers op indringende
wijze aangetoond. Het mag duidelijk zijn dat de corona-pandemie in de laatste fase
van het geschil een bepalende rol heeft gespeeld. Echter, het fundamentele recht van
verzoekers om in een beroepsprocedure gehoord te worden mag als gevolg hiervan of
om andere redenen niet worden ingeperkt.
Voorstel aan de Kamer
De commissie ziet geen aanleiding een voorstel aan de Kamer te doen.
De voorzitter van de commissie, El Yassini
De waarnemend griffier van de commissie, Hessing-Puts
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Z. El Yassini, voorzitter van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven -
Mede ondertekenaar
A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier