Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sylvana Simons en Jasper van Dijk over door Nederland veroorzaakte doden, leed en schade in Hawija, Irak
Vragen van de leden Sylvana Simons (BIJ1) en Jasper van Dijk (SP) aan de Minister van Defensie over door Nederland veroorzaakte doden, leed en schade in Hawija, Irak (ingezonden 29 april 2022).
Antwoord van Minister Ollongren (Defensie) (ontvangen 17 mei 2022).
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het rapportAfter the strike, Exposing the civilian harm effects of the 2015 Dutch airstrike on
Hawija van PAX, het Intimacies of Remote Warfare programma van de Universiteit Utrecht en
het Iraakse Al-Ghad?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Wat is uw reactie op de belangrijkste bevindingen in het rapport, waarin wordt aangetoond
dat het door Nederland aangedane leed en de schade veel groter zijn dan aanvankelijk
door de VS werd ingeschat, zoals het feit dat zeker 85 bewoners door de luchtaanval
zijn gedood, dat 6.000 gebouwen, 1.200 winkels en bedrijven en 15 scholen beschadigd
zijn? En dat de psychische schade en het leed onder de bevolking op lange termijn
bijzonder omvangrijk en veelzijdig zullen zijn?
Kunt u tegen deze achtergrond reflecteren op de 4,4 miljoen euro die eerder is uitgetrokken
voor compensatie voor de gemeenschap in Hawija, aangezien de schade aan vastgoed alleen
al op 10 miljoen is geschat en hier schade aan infrastructuur en medische kosten nog
niet zijn meegerekend?
Antwoord 2 en 3
Daags na de wapeninzet was duidelijk dat er sprake was van veel materiële schade en
van mogelijk hoge aantallen burgerslachtoffers. Zoals gemeld in de Kamerbrief van
25 november 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 673) varieerden de schattingen van het totaal aantal mogelijke slachtoffers (zowel burgers
als ISIS-strijders) in Iraakse en internationale media en in rapportages van ngo’s/internationale
organisaties van 70 tot 170. Ook werden er hoge aantallen gewonden gemeld. Dit beeld
komt overeen met de bevindingen in het genoemde rapport, waarin men een conservatieve
schatting aanhoudt van 85 slachtoffers en uitgaat van hoge aantallen gewonden. Het
genoemde onderzoek laat zien dat verificatie uiterst ingewikkeld is. Om deze reden
is het tot op de dag van vandaag nog altijd niet zeker hoeveel burgerslachtoffers
er precies te betreuren zijn in Hawija. Het lijdt echter geen twijfel dat de schade
onder de getroffen gemeenschap groot.
Nederland hoopt middels de projecten een blijvende bijdrage te leveren aan de getroffen
gemeenschap. De Kamer is op 15 december 2020 over het besluit deze projecten uit te
laten voeren geïnformeerd, alsmede over de achtergrond en totstandkoming daarvan (Kamerstuk
27 925, nr. 766). De projecten werden voorafgegaan door een nodenanalyse, waaruit naar voren kwam
dat op het gebied van de elektriciteitsvoorziening, economische activiteiten, werkgelegenheid,
waterinfrastructuur en het herstel van woningen de grootste behoeften bestonden. Dit
sloot aan bij een in oktober 2020 verschenen rapport van Airwars en Pax2 over onder andere Hawija. Vervolgens zijn drie organisaties gevraagd concrete projectvoorstellen
aan te leveren. Deze organisaties werden gekozen vanwege hun thematische focus, die
aansluit bij de geïdentificeerde noden binnen de gemeenschap, en hun capaciteit en
ervaring in het gebied. Op basis van de analyse van de projectvoorstellen is uiteindelijk
gekozen voor de combinatie van projecten die het beste paste bij de inhoudelijke doelstellingen,
de meest directe relatie vertoonde met de gevolgen van de Nederlandse wapeninzet en
naar verwachting het snelst tot een zichtbaar en duurzaam resultaat zou leiden. In
totaal wordt een bedrag van $ 5.398.323 (€ 4.424.855) aan de projecten besteed.3
Vraag 4
Wat is uw reactie op de bevinding in het rapport dat slachtoffers en nabestaanden
officiële excuses en individuele compensatie willen en de aanbeveling om hier ook
toe over te gaan? Bent u bereid hiertoe over te gaan? Zo ja, op welke wijze en met
welk tijdspad? Als u niet bereid bent hiertoe over te gaan, kunt u toelichten waarom
niet?
Antwoord 4
In mijn recente beantwoording van de vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) t.a.v.
Hawija (7 april 2022, referentie 2022D14087) ben ik ingegaan op vergoedingen op individueel niveau. Het genoemde rapport leidt
niet tot een andere afweging hieromtrent.
Het kabinet heeft bij meerdere gelegenheden aangegeven het ten zeerste te betreuren
dat er in de nacht van 2 op 3 juni 2015 in Hawija burgerslachtoffers zijn gevallen
ten gevolge van Nederlandse aanval op een ISIS-fabriek waar autobommen werden geproduceerd.
Volgens het kabinet betrof het een legitieme wapeninzet onder het humanitair oorlogsrecht
tijdens een gewapend conflict.
Met de projecten ten behoeve van de gemeenschap in Hawija hoop ik dat Nederland een
blijvende bijdrage kan leveren aan een betere toekomst voor de getroffen gemeenschap
in zijn geheel.
Vraag 5
Kunt u aangeven wat u vindt van de voorstellen in het rapport over het (vooraf) bespreken,
mitigeren, monitoren, rapporteren van en reageren op burgerleed bij militaire operaties?
Bent u bereid deze toe te passen bij andere militaire operaties? Kunt u uw antwoord
nader toelichten?
Antwoord 5
Ik verwelkom deze en andere voorstellen op dit gebied. Op 7 april jl. is de Kamer
geïnformeerd (Kamerstuk 29 521, nr. 442) over de stappen die het Ministerie van Defensie op korte en (middel)lange termijn
wil zetten met betrekking tot het onderwerp burgerslachtoffers. Deze stappen zijn
mede gebaseerd op gesprekken met een aantal organisaties (hierna het consortium)4, waaronder Pax en het Intimacies of Remote Warfare Programvan de Universiteit Utrecht. Ik ben blij te constateren dat de voorstellen in het
genoemde rapport en de stappen die in de Kamerbrief staan beschreven veel overlap
vertonen, en dat het consortium hier positief op heeft gereageerd.5 Ik ga hierover graag verder in gesprek met het consortium en de Kamer.
Vraag 6
Kunt u bovenstaande vragen beantwoorden vóór 18 mei 2022, zodat antwoorden meegenomen
kunnen worden bij de inbreng feitelijke vragen op 19 mei 2022 over het Stappenplan
inzake burgerslachtoffers bij inzet in het kader van artikel 100 van de Grondwet?
Antwoord 6
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.