Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het uitkeren van een schadevergoeding aan de Groesbeekse kopschoppers
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het uitkeren van een schadevergoeding aan de Groesbeekse kopschoppers (ingezonden 4 maart 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 16 mei
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2225.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat de Groesbeekse kopschoppers een schadevergoeding
van het Openbaar Ministerie (OM) ontvingen?1 Herinnert u zich nog eerdere Kamervragen over deze unieke zaak?2
Antwoord 1
Als een strafzaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel kan de rechter,
zo is bepaald in het Wetboek van Strafvordering, op verzoek van de gewezen verdachte
een vergoeding toekennen voor – onder meer – de tijd die door de voormalig verdachte
is doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis en kosten van rechtsbijstand
in de strafzaak. Toekenning van de vergoeding mag dan – ook ingevolge de rechtspraak
van het EHRM – niet worden geweigerd op de grond van het vermoeden dat de verdachte
toch schuldig zou zijn aan de strafbare feiten waarvan hij werd verdacht. De rechter
beoordeelt op grond van billijkheid of en welke vergoeding passend is. Dat is ook
in deze zaak gebeurd. Het past mij niet om een oordeel te geven over de beslissingen
van de rechter in individuele zaken.
Vraag 2
Kunt u uitleggen waarom het OM schadevergoedingen aan de drie verdachten heeft overgemaakt?
Antwoord 2
Het is niet het OM dat een eventuele schadevergoeding toekent aan een gewezen verdachte,
maar de rechter. Zie verder het antwoord op vraag 1.
Vraag 3
Waarom meent het OM dat hier sprake is van «onterecht vastzitten» ondanks het feit
dat het zich uit de zaak heeft teruggetrokken en dus nooit in hoger beroep is vastgesteld
of de verdachten schuldig konden zijn, terwijl de rechtbank de verdachten wel schuldig
heeft bevonden?
Antwoord 3
Zoals ook in het antwoord op vraag 1 aangegeven, is voor het toekennen van een schadevergoeding
niet van belang of er sprake is van «onterecht vastzitten».
Vraag 4
Kunt u ten slotte aangeven waarom het OM zich eigenlijk tijdens het hoger beroep heeft
teruggetrokken? Wat waren de zogenaamde «zwaarwegende belangen»? Deelt u de mening
dat het zeer onbevredigend blijft, voor de samenleving als geheel maar voor het slachtoffer
in het bijzonder, dat totaal onduidelijk en geheim blijft wat er nu precies in deze
strafzaak is gebeurd?
Antwoord 4
Zoals eerder in antwoorden op Kamervragen aan uw Kamer aangegeven heeft het OM zich
genoodzaakt gevoeld in deze zaak te verzoeken het OM niet-ontvankelijk te verklaren
in de vervolging vanwege een probleem, dat in de strafzaak was gerezen.3 Het OM moest door het probleem dat was ontstaan een afweging maken tussen verschillende
belangen waaronder die van het slachtoffer. Uitkomst van deze belangenafweging is
geweest dat de rechtszaak niet kon worden doorgezet om de zwaarwegende belangen te
beschermen. Het OM en ik beseffen terdege dat dit onbevredigend is voor natuurlijk
in de eerste plaats het slachtoffer, maar ook voor de samenleving als geheel. Het
OM noch ik kunnen echter openheid geven over de zwaarwegende belangen. Als ik hier
wel openheid over zou geven, zouden deze zwaarwegende belangen – die nog steeds spelen
– ernstig kunnen worden geschaad. Het OM heeft materiële en immateriële schade veroorzaakt
door de strafbare feiten aan het slachtoffer vergoed.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft vanwege zijn toezichthoudende taak op
het OM een oriënterend onderzoek gedaan waar mijn voorganger uw Kamer bij brief van
21 april 2021 over heeft geïnformeerd.4 De procureur-generaal komt in zijn onderzoek tot de conclusie dat het OM in redelijkheid
bovengenoemde belangenafweging kon maken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.