Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kat en Sneller over het artikel 'Rechters maken schulden van de zwakkeren juist erger'
Vragen van de leden Kat en Sneller (beiden D66) aan de Ministers voor Rechtsbescherming en voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over het artikel «Rechters maken schulden van de zwakkeren juist erger» (ingezonden 21 februari 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Minister voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen (ontvangen 16 mei 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2021–2022, nr. 2040.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Rechters maken schulden van de zwakkeren juist erger»?1
Antwoord 1
Ja, het NRC-artikel «Rechters maken schulden van de zwakkeren juist erger» is bekend.
Vraag 2
Klopt het dat er iedere week circa 5.000 incassovonnissen worden afgedaan zonder dat
de schuldenaar daarbij aanwezig is en hoeveel procent van het totaal aantal incassovonnissen
is dit?
Antwoord 2
Het aantal verstekvonnissen in incassozaken daalt en was in de afgelopen 5 jaar lager
dan de in het artikel gestelde 5.000 verstekvonnissen per week. De Raad voor de rechtspraak
heeft de navolgende cijfers aangeleverd die het beeld geven over de afgelopen vijf
jaren:
Vraag 3
Wat zijn de redenen dat schuldenaren verstek laten gaan bij deze incassoprocedures?
Antwoord 3
De precieze redenen waarom schuldenaren verstek laten gaan bij incassoprocedures zijn
niet bekend. Uit het onderzoek «Betalingsregelingen – Bevorderen van haalbare betalingsregelingen
bij private schuldeisers» dat op
1 september 2020 naar uw Kamer is gestuurd, komt naar voren dat schuldenaren die wel
verschijnen, dit vaak met de gedachte doen dat zij ter zitting een betalingsregeling
kunnen treffen, terwijl dit in de regel bij de behandeling van incassozaken op de
rolzitting van de kantonrechter niet het geval is.2 De rechter kan alleen een betalingsregeling opleggen als de schuldeiser hiermee instemt.
De schuldeiser is echter lang niet altijd op de rolzitting aanwezig. Het is denkbaar
dat schuldenaren weten dat het niet mogelijk is om ter zitting een betalingsregeling
te treffen en daarom verstek laten gaan.
De Raad voor de rechtspraak verwacht, dat als rechters wel de mogelijkheid hebben
om betalingsregelingen op te leggen, meer schuldenaren naar de rolzitting komen dan
wel schriftelijk op de dagvaarding reageren en het aantal verstekzaken zal dalen.
Bij de rechtbank Amsterdam is de pilot «Zorgzaken», geëvalueerd.3 Uit de evaluatie van deze pilot blijkt dat ook de wijze van uitnodigen door de rechtbank
een rol kan spelen bij het al dan niet verschijnen door de schuldenaar.
Vraag 4
Op welke wijze wordt het belang van de schuldenaar vertegenwoordigd tijdens dergelijke
verstekprocedures?
Antwoord 4
Als de schuldenaar op de rolzitting verschijnt kan diens belang worden gediend doordat
vragen van de rechter kunnen worden beantwoord en de schuldenaar de (hoogte van de)
vordering en zijn omstandigheden kan toelichten. Ook kan de rechter de schuldenaar
en een medewerker van de gemeente of bij vier rechtbanken de schuldenfunctionaris
van de rechtbank met elkaar in contact brengen. Indien de schuldenaar niet op de rolzitting
verschijnt en ook geen schriftelijk verweer heeft gevoerd zal de rechter een beslissing
nemen op basis van de schriftelijke stukken en de toelichting van de schuldeiser en
toetst de rechter de vordering ambtshalve aan onder meer de regels van het consumentenrecht
en de incassokostenregeling op basis van de Wet Incasso Kosten.
Vraag 5
Op welke wijze zijn de aanbevelingen die de Raad voor de Rechtspraak doet in het «Visiedocument
schuldenproblematiek en rechtspraak» uit 2019 met betrekking tot het beter vertegenwoordigen
van het belang van de schuldenaar opgevolgd?
Antwoord 5
In het «Visiedocument schuldenproblematiek en rechtspraak» van de werkgroep schulden
en rechtspraak (Raad voor de rechtspraak) uit februari 2019, zijn aanbevelingen gedaan
om rechtspraak over schulden effectiever te maken en de toegang tot de rechter te
verbeteren. Voor de opvolging ervan verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 8 en
9.
Vraag 6
Klopt het dat schuldenaren door hoge incassokosten en vertragingsrente vaak 3 tot
10 keer het bedrag kwijt zijn van hun oorspronkelijke schuld voordat zij verlost zijn
uit de greep van een incassobureau, zoals de auteur van het artikel stelt? Zo ja,
op welke wijze zijn deze kosten opgebouwd?
Antwoord 6
Wanneer een schuldenaar de vordering niet betaalt, gelden vaste verhogingen (zie Besluit
vergoeding voor buitengerechtelijke Incassokosten) die de schuldeiser of het incassobureau
in rekening mag brengen. Daarnaast zijn er kosten die gemoeid zijn met de gerechtelijke
procedure die ook voor rekening komen van de schuldenaar omdat de oorspronkelijke
vordering, de wettelijke verhoging en de buitengerechtelijke kosten niet heeft betaald.
Dat is waarom mijn inzet is dat de schuldenaar zo vroeg mogelijk contact op neemt
met de schuldeiser of het incassobureau om te voorkomen dat kosten steeds verder oplopen.
In de praktijk komt het voor, dat het oorspronkelijke bedrag in verhouding fors oploopt
door bijkomende kosten. Dat zijn de vaste verhogingen in de buitengerechtelijke fase
en de kosten voor de procedure in de gerechtelijke- en executiefase. Met name de laatste
kosten zijn relatief hoog als de oorspronkelijke vordering een relatief klein bedrag
is. Zoals in het coalitieakkoord is opgenomen wil het kabinet opstapeling van schulden
tegengaan door een maximum te stellen aan verhogingen, rente- en incassokosten.
Op 10 mei 2022 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel kwaliteit incassodienstverlening
(Wki) (35 733) aangenomen. De Wki voorziet in een aanpassing van art. 6:96 BW om ongewenste stapeling
van buitengerechtelijke incassokosten bij lage termijnbetalingen tegen te gaan. Voor
termijnbetalingen tot maximaal € 266,67 worden de buitengerechtelijke incassokosten
verlaagd. Dit zal in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke Incassokosten
worden uitgewerkt.
In vervolg op de thematafelsessies waarover mijn voorganger u bij brief van 3 november
2021 over de motie Van Beukering heeft bericht is een werkgroep ingericht waarin betrokken
partijen het proces van bekostiging van de verschillende elementen binnen een incassoproces
gaan doorlichten.4 Hierbij wordt rekening gehouden met de grondslag van de kosten, en met een praktisch
vraagstuk als de hoogte van de kosten (minimum versus maximum). Daarnaast zal de werkgroep
zich buigen over de vraag wat de stapeling van kosten inhoudt, hoe deze ontstaat en
hoe deze kan worden aangepakt. Tenslotte brengt de werkgroep in kaart welke positieve
en welke perverse prikkels er zijn voor schuldenaren en voor schuldeisers en zal voorstellen
doen om hieraan tegemoet te komen. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de
uitkomsten en het vervolg van dit traject.
Vraag 7
Klopt het dat de kostprijs van een verstekprocedure vele malen lager is dan de kosten
die daarvoor bij de schuldenaar in rekening worden gebracht? Zo ja, wat is hiervan
de reden?
Antwoord 7
In kantonzaken is alleen de eiser griffierecht verschuldigd. De eiser moet dit griffierecht
betalen voorafgaand aan de zitting. Dan is veelal niet bekend of de schuldenaar ter
zitting aanwezig zal zijn. Als de vordering door de rechter wordt toegewezen is de
schuldenaar naast de vordering ook de door de eiser gemaakte proceskosten (waaronder
het griffierecht verschuldigd).Een handelszaak die dient bij de kantonrechter en waarbij
de schuldenaar niet verschijnt (een verstekzaak) kost minder dan het betaalde griffierecht.
Eenzelfde zaak waarbij de schuldenaar wél verschijnt voor de rechter (een zaak op
tegenspraak) kost vele malen meer dan het verschuldigde griffierecht. Indien de hoogte
van het griffierecht uitsluitend zou afhangen van de werkelijke kosten, zou dat betekenen
dat het zowel voor de schuldeiser als voor de schuldenaar vele malen duurder zou worden
om een zaak voor te leggen aan de rechter of zich teweer te stellen tegen een eis.
Vraag 8
Op welke wijze is de aanbeveling van de Raad voor de Rechtspraak om de griffiekosten
meer in verhouding te brengen tot de openstaande vordering opgevolgd?
Antwoord 8
De aanbeveling om de griffiekosten meer in verhouding te brengen tot de openstaande
vordering door het griffierecht voor de lagere vorderingen te verlagen (en de hogere
vorderingen te verhogen) is opgevolgd door de inwerkingtreding van de Wet introductie
griffierechtcategorieën voor geldvorderingen per 1 januari 2022. Daarnaast ziet het
Kabinet de verlaging van griffierechten als belangrijke maatregel om de toegang tot
het recht en de rechter voor natuurlijke personen en voor het midden- en kleinbedrijf
verder te verbeteren. Het streven is dat de benodigde wetswijziging voor deze verlaging
voor de zomer in consultatie kan gaan en nog dit jaar aan de Kamer wordt aangeboden.
De inzet is erop gericht om de wetswijziging op 1 januari 2024 in werking te laten
treden.
Vraag 9
Op welke wijze is aan de overige aanbevelingen van de Raad voor de Rechtspraak opvolging
gegeven?
Antwoord 9
Inzet Schuldenfunctionaris
De aanbeveling in het Visiedocument schuldenproblematiek en rechtspraak dat de schuldenaar
direct na afloop van een zitting terecht moet kunnen bij een schuldenfunctionaris
die hem ter plaatse verder helpt, heeft ertoe geleid dat bij meerdere rechtbanken
(Limburg, Den Haag, Rotterdam en Gelderland) wordt geëxperimenteerd met de inzet van
schuldenfunctionarissen. In deze pilots verwijst de rechter iemand met probleemschulden
op zitting door naar de schuldenfunctionaris. Die voert vervolgens een gesprek om
informatie te verzamelen en maakt voor de schuldenaar een afspraak bij de gemeente.
De gemeente neemt de aanvraag voor schuldhulpverlening verder in behandeling.
Een (externe) evaluatie van de pilots in Limburg, Den Haag en Rotterdam is onlangs
gepubliceerd.5 De onderzoekers concluderen onder andere dat «de rechtbank door inzet van schuldenfunctionarissen
bijdraagt aan een waardevolle signalering van mensen met schulden». De betrokken rechtbanken
zien de meerwaarde en willen doorgaan met de inzet van schuldenfunctionarissen. Door
de rechtspraak wordt bezien of schuldenfunctionarissen rechtspraakbreed kunnen worden
ingezet.
Verbetering communicatie
De aanbeveling in het Visiedocument dat op de website van de rechtspraak op een toegankelijker
en eenduidiger manier uitleg moet worden gegeven over de diverse procedures waar een
schuldenaar in betrokken kan raken heeft ertoe geleid dat op rechtspraak.nl een nieuwe
pagina «Schulden» is aangemaakt. Deze pagina bevat informatie voor de schuldenaar
over hoe te handelen als hij zich geconfronteerd ziet met schulden of een tegen hem
aangespannen rechtszaak, waarbij ook op de mogelijkheid van schuldhulpverlening wordt
geattendeerd. Verder bevat de pagina informatie voor de schuldeiser over de mogelijkheden
om met de schuldenaar tot afspraken te komen over de afbetaling van de schuld, en
de wijze waarop betaling van de schuld zo nodig via de rechter kan worden afgedwongen.
Tot slot bevat de pagina informatie over de wettelijke maatregelen die bij de rechter
kunnen worden aangevraagd, zoals bewind en een Wsnp-traject.
Vereenvoudiging dagvaarding
In het Visiedocument is aanbevolen om de dagvaarding te vereenvoudigen. Dit is recent
gerealiseerd. De «model incassodagvaarding consumenten» is overzichtelijker en begrijpelijker
gemaakt voor de gedaagde. Deze is gepubliceerd op rechtspraak.nl.6
Verkorting goede trouw-toets en aanpassen tienjaartermijn
In het Visiedocument is bepleit om de termijn van vijf jaar van de «goede trouw-toets»
te verkorten. De goede trouw-toets houdt in dat een schuldenaar in principe niet kan
worden toegelaten tot een Wsnp-traject als hij in de vijf jaar voorafgaand aan zijn
toelatingsverzoek niet te goeder trouw is geweest bij het aangaan of onbetaald laten
van schulden. Daarnaast is bepleit dat toegang tot de Wet schuldsanering natuurlijke
personen (Wsnp) onder omstandigheden ook mogelijk moet zijn als korter dan tien jaar
geleden van de Wsnp gebruik is gemaakt. Dit heeft geleid tot het wetsvoorstel Wet
Wijziging van de Faillissementswet ter verbetering van de doorstroom van de gemeentelijke
schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.
In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de goede trouw-toets te verkorten naar drie
jaar met handhaving van de hardheidsclausule en een versoepeling van de tienjaartermijn
Vraag 10
Acht u het wenselijk dat de rechter niet de bevoegdheid heeft om schuldeisers te dwingen
genoegen te nemen met een afbetalingsregeling, omdat artikel 6:29 Burgerlijk Wetboek
stelt dat de schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd is het
verschuldigde in gedeelten te voldoen?
Antwoord 10
Zoals onder vraag 3 is weergegeven kan de rechter op dit moment alleen met medewerking
van de schuldeiser een betalingsregeling opleggen. Net zoals mijn voorganger acht
ik het wenselijk dat, in de gevallen waarin het naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid niet van de schuldenaar kan worden gevergd dat hij zijn vordering in één
keer betaalt, het voor een rechter mogelijk wordt om een betalingsregeling op te leggen.
Ook als dit tegen de wil van de schuldeiser is of partijen het niet eens kunnen worden
over het termijnbedrag van de betalingsregeling. Om afspraken te kunnen maken over
de door de rechter op te leggen betalingsregeling is het nodig dat de schuldenaar
bij de rechter verschijnt en dat de schuldeiser in de gelegenheid wordt gesteld om
schriftelijk of ter zitting zich hierover uit te laten. Voorts dient de rechter bij
zijn beslissing om een betalingsregeling op te leggen mee te nemen dat er geen sprake
is van onevenredige benadeling van de schuldeiser. In de brief van 18 juni 2021 is
een wetsvoorstel aangekondigd waar momenteel aan wordt gewerkt om het vorenstaande
mogelijk te maken.7 Het streven is om het wetsvoorstel voor de zomer in consultatie te brengen.
De Raad voor de rechtspraak is voorstander van een wettelijke mogelijkheid voor de
rechter om een betalingsregeling op te leggen. De Raad voor de rechtspraak heeft aangegeven
geen problemen in de uitvoering te verwachten. De rechter heeft binnen zijn normale
bevoegdheden voldoende mogelijkheden om de benodigde informatie op te vragen over
de inkomenspositie van de schuldenaar en eventuele andere schulden, beslagen of betalingsregelingen.
Dit kan zowel schriftelijk als mondeling tijdens de zitting. Zoals aangegeven, is
de verwachting van de Raad voor de rechtspraak dat het aantal verstekzaken hiermee
zal dalen. De behoefte om de rechter betalingsregelingen te kunnen laten opleggen
is groot en past binnen de wijze waarop rechters te werk gaan, aldus de Raad voor
de rechtspraak.
Vraag 11
Welke mogelijkheden heeft een Rechtbank momenteel om door te verwijzen naar schuldhulpverlening?
Antwoord 11
De rechtbank kan de schuldenaar die op zitting verschijnt doorverwijzen naar de schuldhulpverlening.
Zoals in het antwoord op vraag 9 is aangegeven is bij meerdere rechtbanken (Limburg,
Den Haag, Rotterdam en Gelderland) geëxperimenteerd met de inzet van een schuldenfunctionaris
die fungeert als schakel tussen de Rechtspraak en de schuldhulpverlening.
De in het antwoord op vraag 3 genoemde de pilot «Zorgzaken» bij de rechtbank Amsterdam
is gebaseerd op art. 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In deze pilot
wordt geëxperimenteerd met het bieden van een goedkoper en effectiever alternatief
dan de huidige dagvaardings-incassoprocedure in zaken waarbij burgers betalingsachterstanden
hebben bij hun zorgverzekeraar. Gestreefd wordt om het opkomstpercentage op zitting
te verhogen en in gesprek te gaan met burgers om een oplossing te bereiken die aansluit
bij hun persoonlijke omstandigheden en minder kosten met zich meebrengt. De rechtbank
werkt intensief samen met zorgverzekeraar Achmea, de gemeente en de schuldhulpverlening.
Na evaluatie heeft de rechtbank Amsterdam besloten de pilot in zijn huidige vorm structureel
in te bedden in zijn kantonprocedure. Daarnaast heeft de rechtbank aangegeven dat
deze pilot wordt uitgebreid met andere zorgverzekeraars en dat een verbreding naar
andere basisvoorzieningen, zoals woningcorporaties en energiebedrijven, overwogen
wordt.
Tot slot kunnen rechters ook bij de niet-pilot rechtbanken schuldenaren attenderen
op de mogelijkheid van schuldhulpverlening.
Vraag 12 en 13
Welke experimenten met alternatieve procedures lopen er op dit moment die onder de
Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging mogelijk zijn geworden?
Hoe beoordeelt u de doeltreffendheid en de effecten van die experimenten?
Antwoord 12 en 13
De Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging is nog niet in werking getreden. De inwerkingtreding
wordt in de loop van dit jaar verwacht. Daarna zal het conceptbesluit voor het experiment
met laagdrempelige rechtspraak, de Nabijheidsrechter in procedure worden gebracht
en dat eerste experiment zal volgend jaar van start gaan. Ieder experiment zal te
zijner tijd worden geëvalueerd en de resultaten daarvan zullen met uw Kamer worden
gedeeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.