Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Goudzwaard over "kleine opleiders die buiten de boot vallen omdat ze niet kwalificeren voor het STAP-budget",
Vragen van het lid Goudzwaard (JA21) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over kleine opleiders die buiten de boot vallen omdat ze niet kwalificeren voor het STAP-budget (ingezonden 25 maart 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en van Minister
Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs), mede namens de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (ontvangen 13 mei 2022).
Vraag 1 en 3
Bereiken u signalen van aanbieders van opleidingen die niet kwalificeren voor het
STAP-budget omdat hun omzet niet voldoet aan de daarvoor gestelde normering, waardoor
potentiële cursisten zich aanmelden bij grote opleiders waarbij ze wél een opleidingstegoed
van 1.000 euro kunnen krijgen?
Bent u bereid de STAP-regeling te herzien zodat ook opleiders uit de hiervoor genoemde
groep die zich in kwalitatief opzicht en volgens andere redelijk te stellen criteria
voldoende kwalificeren alsnog in aanmerking komen om opleidingen aan te bieden waarvoor
het STAP-budget van toepassing is?
Antwoord 1 en 3
In de eerste fase van het STAP-budget is gekozen voor een ingroeimodel voor de instroom
van keurmerken.1 Hiermee kan de kwaliteit van keurmerken, opleiders en scholingsactiviteiten geborgd
worden, zonder dat de uitvoeringssystematiek van het STAP-budget in de eerste fase
overbelast raakt. Vooralsnog is het aantal keurmerken beperkt tot enkele generieke
keurmerken. Op dit moment komen opleiders die OCW-erkende scholing aanbieden, opleiders
met het NRTO-keurmerk en scholingsactiviteiten die zijn ingeschaald in het NLQF-raamwerk
in aanmerking. Binnenkort zullen ook opleiders met het CEDEO-keurmerk en scholingsactiviteiten
met het CPION-keurmerk worden toegelaten.
Voor de keurmerken die reeds zijn toegelaten, kunnen opleiders hun opleidingen op
laten nemen in het scholingsregister STAP. Er wordt daarbij geen aanvullende omzetseis
gehanteerd. Wel hanteren verschillende keurmerken een omzetseis om in aanmerking te
komen voor het desbetreffende keurmerk. Met deze omzetseis proberen keurmerken de
financiële stabiliteit van opleiders en de voortgang van opleidingen te garanderen.
Naast het toelaten van generieke keurmerken, wordt er in de eerste fase van STAP ook
ervaring opgedaan met het toelaten van branche-specifieke scholingsactiviteiten. Deze
worden door brancheorganisaties beschikbaar gesteld en moeten voldoen aan verschillende
kwaliteitseisen. De brancheorganisaties geven de activiteiten door aan DUO als beheerder
van het scholingsregister zodat hiervoor STAP kan worden aangevraagd.
Het gaat hierbij veelal om kleinere opleiders die specialistische scholing bieden.
Dit proces zit nog in de opstartfase en is daarom beperkt tot een aantal branches
die in overleg met de werkgeversorganisaties zijn geselecteerd. Op basis van de ervaringen
in de eerste fase zal worden bezien of het aantal brancheorganisaties op den duur
kan worden uitgebreid.
In de volgende fase komen ook andere keurmerken in aanmerking. Er wordt op dit moment
een toetsingskader ontwikkeld en een proces ingericht om deze keurmerken te kunnen
beoordelen. Dit kader moet inzichtelijk maken aan welke criteria het keurmerk moet
voldoen om opleiders en scholingsactiviteiten toegang te geven tot het scholingsregister
STAP. De verwachting is dat het proces rond de zomer gereed is en de eerste nieuwe
keurmerken een verzoek tot toelating kunnen indienen. Hiermee zal het aantal keurmerken
dat toegang biedt tot het STAP-budget en daarmee ook het aanbod van keurmerken voor
opleiders om toe te kunnen treden, verder toenemen. De Kamer zal hier, na afronding
van het proces, zo spoedig mogelijk over worden geïnformeerd.
Het ministerie heeft contact met een aantal opleiders dat op dit moment nog niet in
aanmerking komt voor het STAP-budget. Deze opleiders worden geïnformeerd zodra het
toetsingskader gereed is en ook andere keurmerken in aanmerking kunnen komen voor
aansluiting op het scholingsregister STAP.
Vraag 2
Wilt u in beeld brengen wat ongeveer de omvang is van de groep «kleine opleiders»?
Antwoord 2
Het is lastig om de omvang van «kleine opleiders» in kaart te brengen, omdat er geen
eenduidige definitie van «kleine opleider» bestaat. Een opleider zou bijvoorbeeld
als «klein» gedefinieerd kunnen worden op basis van de omzet, het aantal werknemers,
het aantal opleidingen of het aantal studenten dat jaarlijks wordt opgeleid. Het is
daarbij niet zo dat een zzp’er of een opleider die maar enkele studenten per jaar
opleidt, per definitie weinig omzet draait. Veel is afhankelijk van de scholingskosten
die gehanteerd worden per scholingsactiviteit.
Als er geconcentreerd wordt op de private opleidingssector, dan waren er in 2021 ongeveer
32.084 opleidingsbedrijven ingeschreven in de Kamer van Koophandel. Uit onderzoek
onder 159 opleiders uitgevoerd door SEO komt naar voren dat ongeveer 43 opleiders
uit deze steekproef een omzet hebben van onder de € 100.000 euro.2 Dit zou betekenen dat op basis van deze steekproef iets meer dan de kwart van de
opleiders in de private sector als klein bestemd kunnen worden, als we alleen kijken
naar omzet.
Vraag 4
Bent u ervan op de hoogte dat door de spreiding in de loop van het jaar van momenten
waarop cursisten zich kunnen aanmelden, de nieuwe regeling waarin brancheorganisaties
garant kunnen staan voor kleine opleiders die nog voor de zomer komt, betekent dat
de betreffende ondernemers hoe dan ook al een deel van het jaar inkomen kwijt zijn?
Antwoord 4
Door de gefaseerde instroom van keurmerken en brancheorganisaties is het mogelijk
dat opleiders pas later in het jaar in aanmerking komen voor toelating tot het scholingsregister
STAP. Voor keurmerken die aan het einde van het jaar of volgend jaar een verzoek tot
toelating tot het scholingsregister STAP indienen, geldt uiteraard dat de opleiders
ook pas later kunnen worden aangesloten. Ik hecht er waarde aan dat de toestroom van
nieuwe keurmerken en opleiders behapbaar blijft voor de uitvoerders.
Daarnaast vind ik het belangrijk dat er gedurende het hele jaar mogelijkheid is om
gebruik te maken van het STAP-budget. Daarom zijn de middelen van het STAP-budget
verdeeld over verschillende tijdvakken zodat het budget verdeeld over het jaar beschikbaar
komt en niet in een keer wordt uitgeput. Daarbij moet worden opgemerkt dat het STAP-budget
– dit jaar is er € 160 miljoen beschikbaar voor subsidie – een aanvulling is op de
private middelen voor scholing en ontwikkeling. Het grootste deel van scholing voor
werknemers wordt betaald door werkgevers. Het gaat om zo’n € 3,6 miljard aan directe
opleidingskosten per jaar. Daarnaast geven O&O fondsen jaarlijks tussen de € 100 miljoen
en € 200 miljoen uit aan opleidingskosten. Deze private middelen zijn het gehele jaar
door beschikbaar.
Vraag 5 en 6
Is de constatering juist dat het garant staan door brancheorganisaties voor kleine
opleiders weliswaar een deel van het probleem wegneemt, maar dat er een lacune ontstaat
omdat er kleine opleiders zijn die niet onder een branche vallen, maar die wel kwalitatief
hoogwaardige opleidingen aanbieden?
Als u mee kunt gaan in bovenstaande constatering, bent u dan bereid om het bereik
van het STAP-budget te vergroten voor deze opleiders waarvoor geen brancheorganisatie
garant kan staan?
Antwoord 5 en 6
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 1 en 3 zal het aantal keurmerken – en daarmee
de diversiteit van opleiders – toenemen. Aanvullend wordt er in de eerste fase van
het STAP-budget ervaring opgedaan met enkele brancheorganisaties die in staat worden
gesteld om branche-specifieke scholingsactiviteiten toe te laten tot het scholingsregister
STAP. Indien de ervaring positief is, zou het aantal brancheorganisaties met deze
rol kunnen worden uitgebreid. Met het uitbreiden van het aantal keurmerken en brancheorganisaties
dat toegang biedt tot STAP nemen ook de mogelijkheden voor de aansluiting van kleine
opleiders toe.
Vraag 7
Is het mogelijk om, gelet de dringende problematiek die kleine opleiders ervaren,
op korte termijn aandacht te geven aan deze vragen?
Antwoord 7
Dit onderwerp heeft de nodige aandacht. Er wordt op dit moment prioriteit gegeven
aan de ontwikkeling van het toetsingskader om meer keurmerken in de gelegenheid te
stellen om aan te sluiten op het scholingsregister STAP-budget.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.