Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Alkaya over het bericht 'Volgend jaar mogelijk 30 procent minder metro’s, bussen en trams'
Vragen van het lid Alkaya (SP) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Financiën over het bericht «Volgend jaar mogelijk 30 procent minder metro’s, bussen en trams» (ingezonden 22 april 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 13 mei
2022).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Volgend jaar mogelijk 30 procent minder metro’s, bussen
en trams» en «Volgend jaar minder bussen en treinen in de provincie: «Het zijn geen
leuke keuzes»»?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Wat is uw reactie op dit nieuws?
Deelt u de mening dat een afname van twintig tot dertig procent aan openbaar vervoer
(ov) volstrekt onacceptabel is?
Antwoord 2 en 3
De signalen vanuit de OV-sector zijn mij bekend. Het kabinet helpt vervoerders met
de verlenging van de BVOV door de onzekere periode in 2022 heen, nadat ze eerder al
geholpen zijn in 2020 en 2021. De actuele prognose van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid
(KiM) voor 2023 gaat uit van 97% reizigersherstel t.o.v. 2019. Zoals ik in mijn brief
van 14 april heb aangegeven, zal het KiM deze prognose in juni actualiseren3. Ik zal uw Kamer te zijner tijd informeren over deze de actualisatie. Daarnaast blijf
ik de ontwikkelingen monitoren en blijf met de OV-sector in gesprek over een versneld
herstel en de terugkeer naar de oorspronkelijke verhoudingen.
Vraag 4
Bent u in overleg met de provincies en vervoerregio’s over de nieuw op te stellen
dienstregelingen?
Antwoord 4
De verantwoordelijkheid voor het opstellen van regionale dienstregelingen ligt bij
de provincies en vervoerregio’s. Het aanbod stemmen zij vervolgens af met de gemeenten
in het concessiegebied, waarbij de (regionale) reizigersorganisaties adviesrecht hebben.
De provinciale staten en besturen van de vervoerregio’s zien toe op dit proces en
besluiten over de dienstregelingen. Deze manier van werken past bij de decentralisatie
van het stads- en streekvervoer en de verantwoordelijkheidsverdeling in de Wet Personenvervoer
2000.
Uiteraard spreek ik in het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) geregeld met de
sector over actuele ontwikkelingen waaronder over de transitie vanuit de coronasituatie,
het aantrekkelijk houden van het openbaar vervoer en de maatregelen die genomen worden
om de sector gezond te houden. Per brief van 16 december 20214 is uw Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen in het OV. De informatie uit deze
rapportage wordt periodiek geüpdatet en geeft onder andere inzichten in de ontwikkelingen
per regio. De rapportage wordt in het najaar met uw Kamer gedeeld, zodra de dienstregelingen
voor 2023 door de decentrale overheden zijn vastgesteld.
Vraag 5, 6 en 7
Is u bekend op hoeveel plaatsen rekening wordt gehouden met forse krimp van het ov-aanbod?
Wat gaat u doen aan deze dreigende kaalslag?
Bent u bereid om de beschikbaarheidsvergoeding voort te zetten over 2023? Zo nee waarom
niet?
Antwoord 5, 6 en 7
Met het doortrekken van de BVOV tot eind 2022 wordt zekerheid geboden aan de partijen
in de OV-sector en voor de reizigers beschikbaar en veilig (regionaal) OV gegarandeerd.
Zo worden de dienstregelingen voor de tweede helft van 2022 onder dezelfde voorwaarden
mogelijk gemaakt als op dit moment. Voor de periode daarna volg ik de ontwikkelingen
in het openbaar vervoer nauwgezet en blijf daarover met de sector in gesprek. Dit
is in lijn met de brieven van 25 februari en 1 april 2022 over de beëindiging van
het coronasteunpakket5. Voor 2023 gaat de actuele prognose van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid
(KiM) uit van 97% reizigersherstel t.o.v. 2019. Ik informeer uw Kamer over de in juni
verwachtte actualisatie van deze prognose.
Verder is uw Kamer op 16 december 20216 per brief geïnformeerd over de ontwikkelingen in het OV. De informatie uit deze rapportage
wordt periodiek geüpdatet. De rapportage wordt in het najaar met uw Kamer gedeeld,
zodra de dienstregelingen voor 2023 door de decentrale overheden zijn vastgesteld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.