Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Klaver, Van der Lee en Omtzigt over de stroperige implementatie van sancties in Nederland
Vragen van de leden Klaver, Van der Lee (beiden GroenLinks) en Omtzigt (Omtzigt) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Financiën over de stroperige implementatie van sancties in Nederland (ingezonden 11 april 2022).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken), mede namens de Ministers van
Financiën en van Infrastructuur en Waterstaat en van de Staatssecretaris van Financiën
(Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 12 mei 2022).
Vraag 1
Is er één Minister eindverantwoordelijk voor de implementatie en handhaving van het
totale sanctiebeleid in Nederland? Zo nee, draagt dat juist niet bij aan de stroperigheid
en onduidelijkheid waarmee Nederland dit oppakt? Bent u bereid dit anders te organiseren?
Antwoord 1
Nee. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft een coördinerende rol op basis van de
Sanctiewet 1977 en stelt de sanctieregelingen vast in overeenstemming met de Minister
die het mede aangaat. De ministers die verantwoordelijk zijn voor de onderwerpen die
de sancties betreffen hebben tevens verantwoordelijkheid voor de uitvoering en naleving
van sancties. Per sanctieregeling wordt de bevoegde autoriteit voor specifieke sanctiemaatregelen
aangewezen. De handhaving van sancties is de verantwoordelijkheid van het OM. Hiervoor
is de Minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk.
De nationaal coördinator is bezig met een rapport met aanbevelingen dat medio mei
zal worden aangeboden en met uw Kamer zal worden gedeeld. Hierin zal aandacht worden
besteed zijn voor aan eventuele aanpassingen aan wet- en regelgeving omtrent naleving
en toezicht, evenals de organisatorische verankering van het sanctiebeleid in de rijksoverheid.
Vraag 2
Hoe kan het dat het kabinet pas ruim een maand na de oorlog een ontheffing heeft verleend
voor de fiscale geheimhoudingsplicht uit art. 67AWR?
Antwoord 2
Het handhaven van en het toezicht houden op de Sanctiewet 1977 in het algemeen en
de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en de Sanctieregeling Belarus
2006 in het bijzonder is geen taak van de Belastingdienst. Vanzelfsprekend kan de
Belastingdienst over informatie beschikken die van belang is voor de bestuursorganen
die wel belast zijn met de handhaving en het toezicht. Deze informatie kan de Belastingdienst
alleen op verzoek verstrekken mits de fiscale geheimhoudingsplicht daaraan niet in
de weg staat. Om in de gevallen waarin om informatie verzocht wordt de fiscale geheimhoudingsplicht
geen beletsel te laten zijn, is door de Staatssecretaris van Financiën een ontheffing
verleend vooruitlopend op een nadere wettelijke regeling, nadat er eerst advies is
gevraagd aan de Landsadvocaat (zie ook antwoord vraag 8). Bovendien zijn met ingang
van 5 april jl. de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en de Sanctieregeling
Belarus 2006 aangepast zodat de Belastingdienst desgevraagd ook informatie aan het
Kadaster kan verstrekken.
Vraag 3
Kunt u het besluit sturen waarmee u een uitzondering gemaakt heeft op art. 67 AWR?
Antwoord 3
Ja, in de bijlage bij de beantwoording treft u de verleende ontheffing.1 Ontheffing van de geheimhoudingsplicht wordt vrijwel altijd verleend aan de inspecteur
of ontvanger. De onderhavige ontheffing van de geheimhoudingsplicht is verleend aan
de algemene directeuren van vier organisatieonderdelen van de Belastingdienst, die
op grond van artikel 5, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003
zijn aangewezen als inspecteur en ontvanger.
Vraag 4
Hoeveel Advance pricing agreements (APA’s) en Advance tax rulings (ATR’s) zijn er
gevonden die een relatie hebben met de personen die op de sanctielijst staan? Zijn
al die APA’s en ATR’s overhandigd aan de autoriteiten die de sancties opleggen en
uitvoeren? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 4
Alle APA- en ATR-verzoeken vanaf 2014 zijn bekeken. Dit zijn er ruim 6000. Het leverde
naar de stand van 9 mei 2022 zes signalen op van mogelijke verbondenheid van vennootschappen
met personen die op de EU-sanctielijst staan. Hiervan bleek dat er in vijf gevallen
geen sprake is van een uiteindelijk verbonden persoon in de zin van EU-sanctielijst
en één geval wordt nog onderzocht. Bij de beoordeling van deze dossiers vindt een
analyse plaats naar de omvang van de belangen in relatie tot het verbondenheidscriterium
zoals de EU-sanctielijst die kent. Daarbij is getoetst of er sprake is van een aandeelhouderschap
van 50% of meer of van doorslaggevende zeggenschap. Dit vergt een handmatige beoordeling.
Om fiscale gegevens aan andere overheidsinstanties te kunnen verstrekken moet de verzoekende
instantie een rechtsgrond hebben om de gegevens te kunnen vorderen. Inmiddels is er
één verzoek tot verstrekking van gegevens door de Belastingdienst ontvangen en deze
verstrekking heeft op 11 april jl. plaatsgevonden. De rechtsgrond voor deze informatieverstrekking
is de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en de Sanctieregeling
Belarus 2006.
Vraag 5
Kunt u ook verder gaan en zoeken naar alle APA’s en ATR’s die nog van kracht zijn
en deze naast de sanctielijst leggen?
Antwoord 5
Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven zijn inmiddels alle APA- en ATR-verzoeken
vanaf 2014 onderzocht. De kans dat er rulings van vóór 2014 zijn waarbij er én sprake
is van een verbonden persoon in de zin van de EU-sanctielijst én de ruling nog van
kracht is, is nagenoeg verwaarloosbaar. Nagenoeg alle rulings kennen een looptijd
van vier tot vijf jaar.
Vraag 6
Betekent het feit dat er vanaf juli 2017 een beëindigingsgrond is in de rulings op
het moment dat de tegenpartij op de sanctielijst komt te staan, dat er nog actieve
rulings zijn van voor 2017 waarin die beëindigingsgrond niet ingebouwd is? Waarom
worden deze dan juist niet nu al onderzocht? Bent u daartoe alsnog bereid?
Antwoord 6
Er zijn inderdaad actieve APA- en ATR-rulings van voor juli 2017 waarin niet een beëindigingsgrond
is opgenomen in relatie tot de vennootschap of haar bestuurders die op de EU-sanctielijst
staan. Mede daarom is de Belastingdienst in zijn onderzoek verder in de tijd teruggegaan
en zijn alle desbetreffende verzoeken vanaf 2014 onderzocht. De Belastingdienst is
alert op de aanvullingen op de EU-sanctielijst en de signalen uit de media en zal
blijven bezien of informatie uit de APA- en ATR-dossiers beschikbaar is. De uitgevoerde
acties en opgedane ervaring in de afgelopen weken vormen daartoe een goede basis.
Vraag 7
Zijn er presentaties gegeven door de Nederlandse overheid over het Nederlandse vestigingsklimaat
aan Russische bedrijven, personen en/of overheden, bijvoorbeeld door het Netherlands
Foreign Investment Agency (NFIA) of door Nederlandse ambassades? Zijn er dergelijke
presentaties gegeven door Nederlandse advieskantoren, gefaciliteerd door de Nederlandse
overheid, via ambassades ofwel NFIA ofwel anderszins?
Antwoord 7
Er zijn verschillende presentatie gegeven, zowel door (onderdelen van) de Nederlandse
overheid alsook gefaciliteerd door de Nederlandse overheid (ook via private partijen)
over het Nederlandse vestigingsklimaat.
Vraag 8
Hoe kan het dat de Belastingdienst eerst nog twee weken heeft moeten wachten op een
advies van de Landsadvocaat over de vraag of gegevensdeling over Russische oligarchen
wel in lijn is met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), terwijl gegevensdeling
essentieel is in de opsporing? Hoe kunt u dit totale gebrek aan urgentie uitleggen?
Antwoord 8
De informatie van de Belastingdienst wordt beschermd door de fiscale geheimhoudingsplicht,
die slechts in een beperkt aantal situaties doorbroken kan worden. Voor het verwerken
van deze informatie, waaronder ook het verstrekken van die informatie valt, moeten
de eisen en voorwaarden van de AVG in acht worden genomen. Schending van de fiscale
geheimhoudingsplicht is bovendien een strafbaar feit. De Belastingdienst hecht er
bijzonder aan zorgvuldig met zijn informatie om te gaan, ook in urgente situaties
en juist omdat het verstrekken van de voor de uitvoering van de sancties relevante
informatie vergaande gevolgen voor betrokkenen kan hebben. Onderdeel van die zorgvuldige
omgang met informatie is geweest dat de Belastingdienst de Landsadvocaat gevraagd
heeft of de toen bestaande kaders voldoende waren om de fiscale geheimhoudingsplicht
te doorbreken en desgevraagd informatie te verstrekken. Dit zijn complexe vragen waarover
de Landsadvocaat zo snel mogelijk advies uitgebracht heeft. Naar aanleiding van dit
advies zijn direct aanvullende stappen ondernomen in de vorm van een ontheffing van
de fiscale geheimhoudingsplicht en aanpassing van de Sanctieregeling territoriale
integriteit Oekraïne 2014 en de Sanctieregeling Belarus 2006.
Vraag 9
Kunt u de conceptwijziging voor het uitvoeringsbesluit over de Algemene verordening
gegevensbescherming opsturen, inclusief het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens?
Antwoord 9
De conceptwijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen
1994 ziet op een aanpassing van artikel 43c waarmee het voor de Belastingdienst (de
inspecteur en ontvanger) mogelijk wordt om aan de bestuursorganen die in de Sanctieregeling
territoriale integriteit Oekraïne 2014 en de Sanctieregeling Belarus 2006 worden genoemd
de gegevens en inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor het uitvoeren van,
het handhaven van en het toezicht houden op de sanctieregelgeving. Eerder zijn in
dit kader en vooruitlopend op deze regeling reeds ontheffingen verleend van de geheimhoudingsplicht
van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 67 van de Invorderingswet
1990. Met de conceptwijzigingsregeling worden deze ontheffingen bestendigd en verduidelijkt.
De conceptwijzigingsregeling ligt op dit moment ter advisering bij de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP). De AP heeft haar advies nog niet uitgebracht. Zodra het advies is ontvangen,
zal de Staatssecretaris van Financiën dit onmiddellijk verwerken en de regeling, inclusief
het advies van de AP, zo snel mogelijk publiceren. De Staatssecretaris voor Fiscaliteit
en Belastingdienst zal u dan een kopie van de regeling sturen.
Vraag 10
Wat bekent het precies dat het toezicht en de handhaving van sancties op de terreinen
van vastgoed, kunst en erfgoed, het eigendom van bedrijven en niet-financiële dienstverlening
op dit moment «nog niet is geregeld», aldus de kabinetsbrief van 1 april2? Vindt hier nu überhaupt geen toezicht en handhaving plaats? Wanneer gaat dit geregeld
worden?
Antwoord 10
In de Sanctiewet 1977 zijn voor de financiële sector toezichthouders aangewezen om
toezicht te houden of de administratieve organisatie en interne controles binnen financiële
ondernemingen de vereiste waarborgen bevatten die nodig zijn voor de naleving van
de Sanctiewet. Voor de genoemde sectoren is dit nog niet het geval. Dat houdt in dat
er geen instantie is aangewezen die belast is met het toezicht op naleving van sancties
in deze sectoren. In algemene zin geldt de Sanctiewet 1977 echter voor iedereen en
is overtreding daarvan een economisch delict. Datzelfde geldt voor het gebod om alle
tegoeden en economische middelen van gesanctioneerden te bevriezen en het verbod om
alle tegoeden en economische middelen ter beschikking te stellen aan gesanctioneerden
in de Europese sanctieverordening. De FIOD en het OM doen onderzoek bij vermoedens
van overtreding.
De nationaal coördinator zal medio mei een rapport met aanbevelingen aanbieden dat
ook met uw Kamer zal worden gedeeld. Dit zal ook ingaan op mogelijke verbeteringen
en wijzigingen omtrent naleving en het toezicht daarop en eventuele wijzigingen in
wet- en regelgeving die daarvoor nodig zijn.
Overigens is voor de uitvoering van het toezicht door het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat (EZK) ten aanzien van het eigendom van niet-beursgenoteerde ondernemingen
is het Bureau Toezicht Investeringen (BTI) sinds 5 april 2022 aangewezen als toezichthouder.
Vraag 11
Waarom kijkt Nederland in de vergelijking met andere landen alleen naar tegoeden bij
de financiële sector, terwijl er bijvoorbeeld in Italië al voor bijna een miljard
aan goederen is bevroren?
Antwoord 11
Financiële instellingen hebben de plicht bij de toezichthouders te melden wanneer
zij overgaan tot bevriezing. Hierdoor zijn deze cijfers snel inzichtelijk. In de berichtgeving
aan uw Kamer wordt eveneens aangegeven wat de resultaten zijn van overig optreden
door marktpartijen en overheidsinstanties met betrekking tot de naleving van sancties.
Deze resultaten zijn echter niet altijd goed uit te drukken in een monetaire waarde
en laten zich dus minder makkelijk vergelijken.
Vraag 12
Heeft u überhaupt wel zicht op de sancties ten aanzien van niet-financiële activa?
Hoeveel niet-financiële activa zijn er op dit moment in Nederland bevroren door niet-financiële
instellingen?
Antwoord 12
In de kabinetsbrief van 22 april, nr. Min-BuZa.2022.387 is een totaaloverzicht opgenomen
van de tot dan toe bevroren tegoeden. Dit geldt voor zowel financiële als niet-financiële
activa.
Vraag 13
Hoe wordt de naleving van sancties bij niet-financiële instellingen voor niet-financiële
activa gewaarborgd?
Antwoord 13
Voor de uitvoering van het toezicht op de naleving van de sanctieregeling door het
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) ten aanzien van het eigendom van
niet-beursgenoteerde ondernemingen is het Bureau Toezicht Investeringen (BTI) sinds
5 april 2022 aangewezen als toezichthouder.
Het kan zijn dat een bedrijf of aanbestedende dienst, al dan niet ergens in de keten,
te maken krijgt met de Europese sanctieregelgeving en stappen moet ondernemen. Bedrijven
dienen bijvoorbeeld rechten verbonden aan het aandelenbelang te bevriezen of contracten
op te zeggen. Dat betekent dat informatierechten, vergaderrechten, agenderingsrecht,
stemrecht en recht op dividend en uitkering uit de reserves verbonden aan deze aandelenbelangen
moeten worden bevroren. Ook mag het bestuur van een Nederlandse onderneming geen gevolg
geven aan instructies of verzoeken van de aandeelhouder of eigenaar van de onderneming
over de vermogensbestanddelen of tegoeden van deze Nederlandse ondernemingen.
Benadrukt moet worden dat bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor het naleven van
de sancties. Dat betekent dat zij altijd zelf moeten kijken of zich ergens in hun
bedrijf een gesanctioneerde persoon of entiteit bevindt en zelf vervolgens de juiste
stappen moeten zetten.
Vraag 14
Kan de bevriezing van niet-financiële tegoeden voortaan worden meegenomen in het overzicht?
Zo niet, waarom kan dit in andere landen dan wel?
Antwoord 14
Ja, dit is in de Kamerbrief van 22 april jl. meegenomen in het overzicht.
Vraag 15
Hoe kan het dat, hoewel trustkantoren doorgaans niet direct tegoeden aanhouden, in
de eerste overzichtstabel van in Nederland bevroren tegoeden (van 14 maart jl.) gemeld
werd dat er door trustkantoren geen tegoeden bevroren zijn, terwijl op 31 maart is
gemeld dat «trustkantoren [...] circa EUR 227 miljoen hebben bevroren»? Waarom is
de bevriezing van vermogensbestanddelen van een doelvennootschap eerst niet en nu
wel meegerekend?
Antwoord 15
Indien er een gesanctioneerde persoon of entiteit geïdentificeerd is moet een trustkantoor
tot passende acties overgaan, zoals de sanctiewet voorschrijft. Dat kan bijvoorbeeld
betekenen dat een trustkantoor tegoeden of economische middelen moet bevriezen. Het
is afhankelijk van het type dienstverlening en de contracten met de zakelijke relatie
of er tegoeden en/of economische middelen vatbaar zijn voor bevriezing. Onder «economische
middelen» wordt verstaan: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend
of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen
of diensten te verkrijgen. Voorbeelden zijn het niet meewerken aan acties ten aanzien
van pandrechten, het bevriezen van tegoeden op de bankrekening of investeringen bevriezen.
Trustkantoren moeten de bedrijfsvoering zo inrichten dat zij in staat zijn om tijdig
na te gaan of er gesanctioneerde personen en/of entiteiten voorkomen in de klantenportefeuille
of in de structuren (doelvennootschappen) die ze bedienen. Trustkantoren zijn verplicht
het te melden aan DNB als ze een gesanctioneerde persoon of entiteit identificeren.
Bij de eerst aangehaalde brief van 14 maart betroffen de meldingen enkel geconstateerde
relaties met gesanctioneerde personen en werden er nog geen tegoeden gevonden die
vatbaar waren voor bevriezing. Dat was later wel het geval.
Vraag 16
Hoeveel vermogen was er op 14 maart al bevroren, doordat trustkantoren als bestuurder
van een doelvennootschap vermogensbestanddelen bevroren hadden?
Antwoord 16
Op 14 maart waren er nog geen meldingen gedaan van bevroren tegoeden door trustkantoren.
Indien er een gesanctioneerde persoon of entiteit geïdentificeerd is moet een trustkantoor
dit melden. De gesanctioneerde relatie en de eventueel bevroren tegoeden worden gemeld
bij DNB, die vervolgens door meldt aan het Ministerie van financiën. Op basis van
deze meldingen worden de periodieke overzichten voor de Kamer opgesteld.
Vraag 17
Hoe kan een trustkantoor als bestuurder van een doelvennootschap vermogen van die
doelvennootschap bevriezen? Hoe kan voorkomen worden dat dit niet gewoon voorkomen
wordt door aandeelhouders en/of uiteindelijke belanghebbenden, bijvoorbeeld door de
bestuurder te verwijderen?
Antwoord 17
In hoeverre een trustkantoor tegoeden en/of economische middelen kan bevriezen is
afhankelijk van het type dienstverlening en de contracten met de zakelijke relatie.
Voortdurende monitoring is een wettelijke verplichting. Vaak zijn bestuurders bevoegd
op de bankrekening zodat men beter in staat is om transacties te monitoren. In dat
geval kunnen tegoeden op bankrekeningen ook bevroren worden.
Wat betreft de mogelijkheid om een trustkantoor als bestuurder te verwijderen, geldt
volgens rechtspraak in algemene zin dat een bestuurder van een gesanctioneerde doelvennootschap
niet verwijderd mag worden door aandeelhouders en/of uiteindelijke belanghebbenden.
Vraag 18
In hoeverre zorgt het afscheid nemen van Russische klanten door trustkantoren ervoor
dat deze trustkantoren niet langer in staat zijn om als bestuurder van de doelvennootschap
vermogensbestanddelen te bevriezen? Hoe gaat u dit mogelijke probleem ondervangen
in de aanstaande spoedwetgeving?
Antwoord 18
Indien een trustkantoor afscheid neemt van een Russische klant wordt de zakelijke
relatie beëindigd. Het trustkantoor zal niet meer optreden als bestuurder. Het trustkantoor
kan nadat afscheid is genomen van een Russische klant dus geen tegoeden meer bevriezen.
Het bevriezen van tegoeden geldt alleen voor personen en entiteiten die op de sanctielijst
zijn geplaatst. Daar waar het gaat om Russische klanten die niet op de sanctielijst
staan, kan het vermogen niet worden bevroren. Bij Russische klanten die wel op de
sanctielijst staan, moeten de tegoeden waar het trustkantoor over beschikt worden
bevroren. In dat geval mag de zakelijke relatie niet worden beëindigd. Pas als de
sanctie op de betrokken persoon wordt opgeheven, is er sprake van een nieuwe situatie
en kan het beëindigen van de zakelijke relatie aan de orde zijn.
Vraag 19
Welke termijn stelt de sanctiewet om tegoeden te bevriezen? Betekent het feit dat
het totaaloverzicht van bevroren tegoeden nog kan wijzigen, dat tegoeden die nu nog
niet bevroren zijn maar dat straks wel zijn, en dus voor een wijziging in het totaaloverzicht
zorgen, eigenlijk nu direct al en niet pas op een later moment bevroren moeten worden?
Wanneer is een dergelijke vertraging een overtreding van de sanctiewet?
Antwoord 19
Er wordt in de sanctiewet geen termijn genoemd om tegoeden te bevriezen. Europese
(sanctie)verordeningen hebben directe werking in de lidstaten van de EU. Bevriezing
kan vanaf het moment van inwerkingtreding van de Europese verordening plaatsvinden.
Een overtreding van een gebodsbepaling uit de Europese verordening is strafbaar op
het moment dat de nationale sanctieregeling de overtreding van die gebodsbepaling
strafbaar stelt. Na de inwerkingtreding van sancties halen financiële instellingen
de nieuwe lijst namen door het eigen systeem. Dit kan hits opleveren die nader moeten
worden onderzocht, vanwege vermoedens van verbondenheid met een persoon of entiteit
op de lijst. Bij nader onderzoek kan blijken dat een bevriezing terecht is, maar ook
dat het vermoeden van verbondenheid ongegrond blijkt. Dit kan fluctuaties in de hoogte
van het totale aantal bevroren tegoeden teweegbrengen. Het feit dat een melding later
plaatsvindt is dus niet direct een overtreding van de sanctiewet. Wel worden gedurende
een onderzoek de middelen vastgehouden totdat het onderzoek is afgerond en definitief
vaststaat of bevriezing aan de orde is.
Vraag 20
Staat de Russische Federatie zelf ook op de sanctielijst? Zo ja, betekent dit dat
diensten aan de Russische Federatie zelf, zoals door advocatenkantoren aan de Zuidas,
ook verboden worden? Zo nee, bent u bereid ervoor te pleiten ook Rusland zelf op de
lijst te zetten?
Antwoord 20
Het plaatsen van de Russische Federatie als geheel op de EU-sanctielijst zou hoogstwaarschijnlijk
tot onvoorziene gevolgen leiden. Dit komt doordat de reikwijdte van een dergelijke
maatregel zeer breed is en niet met zekerheid valt te zeggen wat er wel en niet onder
valt. Plaatsing van de Russische Federatie als geheel op de sanctielijst zou bovendien
tot een de facto totaalembargo leiden en zeer verstrekkende economische en humanitaire
gevolgen hebben voor zowel de lokale bevolking als EU-lidstaten en -burgers. Daarmee
staat het op gespannen voet met het uitgangspunt van Nederland en de EU dat sancties
proportioneel dienen te zijn en de bevolking zoveel mogelijk dienen te ontzien. Als
kernelement van de aangenomen sanctiepakketten tegen Rusland zijn concrete onderdelen
van de Russische staat, zoals staatsbedrijven, evenals aan de Russische staat verbonden
personen zoals politici, ambtenaren, militairen en oligarchen op de sanctielijst geplaatst.
Nederland pleit ervoor dat dergelijke maatregelen ook deel uitmaken van aanvullende
sanctiepakketten.
Vraag 21 en 22
Erkent u dat het vorige kabinet, in tegenstelling tot wat u beweert in de beantwoording
op Kamervragen van de leden Klaver en Van der Lee3 geen reactie heeft gegeven op het rapport van de Commissie doorstroomvennootschappen,
maar enkel een samenvatting van het rapport, en daarbij aangegeven heeft dat een reactie
juist aan dit kabinet is? Welke deadline geeft u zichzelf om de Kamer te informeren
over hoe u wilt omgaan met de adviezen van de Commissie Doorstroomvennootschappen?
Ziet u aanleiding om het proces om tot een inzet te komen ten aanzien van hoe om te
gaan met de aanbevelingen van de Commissie Doorstroomvennootschappen, te versnellen?
Zo ja, hoe wordt deze deadline dan naar voren gehaald? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 21 en 22
Het rapport van de Commissie doorstroomvennootschappen is aan het vorige kabinet aangeboden
terwijl het kabinet demissionair was. In de kabinetsreactie van het vorige kabinet
worden de bevindingen van het rapport daarom enkel bezien in het licht van de reeds
genomen maatregelen. De aanbevelingen van de Commissie Doorstroomvennootschappen worden
op dit moment bestudeerd in samenhang met internationale ontwikkelingen op dit vlak,
waaronder het Europese richtlijnvoorstel om misbruik van doorstroomvennootschappen
tegen te gaan.4 In de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda wordt uitgebreid ingegaan op de beleidsinzet
op het gebied van belastingontwijking. Hierin wordt inhoudelijk op de aanbevelingen
van de Commissie Doorstroomvennootschappen gereageerd. De fiscale beleids- en uitvoeringsagenda
zal later dit voorjaar met uw Kamer worden gedeeld.
Vraag 23
Kunt u aangeven of u bereid bent om te pleiten voor een «global asset registry»? Heeft
u hier zelf ook een mening over, los van het feitelijke gegeven dat de Europese Commissie
op dit moment een onderzoek doet naar de haalbaarheid? Bent u bereid om los van die
haalbaarheid te zeggen, dat als dit inderdaad haalbaar blijkt te zijn, dit iets is
dat u steunt?
Antwoord 23
Het kabinet heeft nog geen mening gevormd over een eventueel Global Asset Registry. Het kabinet zal zich hierover buigen op het moment dat de resultaten van de haalbaarheidsstudie
bekend worden.
Vraag 24
Op welke manier wordt het faciliteren van geldstromen van geopolitieke opponenten,
zoals Rusland, als separate dimensie van de onwenselijkheid van de trustsector in
Nederland, meegenomen in het onderzoek naar de voor- en nadelen van de trustsector?
Bent u het met ons eens dat deze geopolitieke dimensie een uiterst relevante is in
de beoordeling van de wenselijkheid van een verbod op trustdienstverlening?
Antwoord 24
In het onderzoek naar de toekomst van de trustsector wordt gekeken naar de integriteitsrisico’s
die spelen bij trustdienstverlening. Het faciliteren van onwenselijke geldstromen
zal in dit kader zeker aan de orde komen in het onderzoek. De geopolitieke dimensie
is relevant voor het faciliteren van onwenselijke geldstromen door trustkantoren.
Overigens wil het kabinet niet wachten op het onderzoek als het gaat om maatregelen
aan cliënten gevestigd of woonachtig in Rusland. Daarom heeft het kabinet op 14 april
jl. een wetsvoorstel bij uw Kamer ingediend om trustdienstverlening aan cliënten gevestigd
of woonachtig in Rusland te verbieden.
Vraag 25
Vindt u het wenselijk dat anderen dan financiële instellingen die kunnen beschikken
over vermogen van gesanctioneerden, bevriezingen niet hoeven te melden? Maakt dit
het niet zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, om de naleving van de sanctiewet in die
gevallen te controleren? En bent u bereid om anderen dan financiële instellingen alsnog
op te roepen bevriezingen te melden, ook om de alertheid te vergroten?
Antwoord 25
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 zal de nationaal coördinator medio mei
een rapport met aanbevelingen aanbieden dat ook met uw Kamer zal worden gedeeld. Dit
zal ook ingaan op mogelijke verbeteringen en wijzigingen omtrent naleving en het toezicht
daarop en eventuele wijzigingen in wet- en regelgeving die daarvoor nodig zijn. Daarbij
moet ook oog worden gehouden voor de administratieve last die een meldplicht kan meebrengen
voor ondernemers in het MKB.
Vraag 26
Wat gaat u, ook in Europees verband, doen om het sanctielek te dichten als twee of
meer gesanctioneerden samen meer dan 50% van de aandelen hebben in een vennootschap,
omdat deze aandelenbelangen niet opgeteld mogen worden?
Antwoord 26
Naar aanleiding van navraag door lidstaten heeft de Europese Commissie nieuwe guidance uitgebracht waarin wordt gesteld dat opgeteld vermogen van gesanctioneerden dat gezamenlijk
uitkomt boven de 50% ook valt onder de reikwijdte van EU-sancties.
Vraag 27
Kunt u aangeven waarom het nog langer wenselijk is dat Russische oligarchen die (nog)
niet op de sanctielijst staan, onbelast vermogen kunnen wegsluizen naar Saoedi-Arabië
en/of de Verenigde Arabische Emiraten? Waarom ziet Nederland hier eenzijdig af van
de heffing van dividendbelasting?
Antwoord 27
Uit de vraagstelling blijkt niet duidelijk op welke situatie wordt gedoeld. Daarom
zal de beantwoording van deze vraag in het algemeen ingaan op de heffing van Nederlandse
dividendbelasting. Dividendbelasting wordt geheven van aandeelhouders over de opbrengsten
die zij behalen uit aandelen in een lichaam dat in Nederland is gevestigd. De dividendbelasting
wordt ingehouden door het in Nederland gevestigde lichaam. Het tarief is 15%.
Ook op dividenden die worden uitgekeerd aan een buitenlandse aandeelhouder die een
portfoliobelang5 heeft in een Nederlandse vennootschap wordt Nederlandse dividendbelasting geheven.
Deze buitenlandse aandeelhouder kan zowel een buitenlandse natuurlijke persoon als
een buitenlands lichaam zijn. Een andere vraag is of de Nederlandse dividendbelasting
bij de (uiteindelijke) buitenlandse portfoliobelegger als last neerslaat. Dit hangt
af van verschillende factoren, zoals de belastingwetgeving in het woon- of vestigingsland
van de aandeelhouder, de regelingen in een eventueel belastingverdrag tussen Nederland
en het woon- of vestigingsland van de aandeelhouder, en of de aandeelhouder de Nederlandse
aandelen rechtstreeks houdt dan wel dat een belegger participeert in een beleggingsfonds
dat Nederlandse aandelen houdt. Ook speelt een rol dat de buitenlandse aandeelhouder
in bepaalde gevallen aanspraak kan maken op een teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting.6 Indien geen mitigerende regeling van toepassing is, geldt dat de ingehouden dividendbelasting
(15%) voor de buitenlandse portfoliobelegger als een eindheffing fungeert. Dit zal
vaak het geval zijn voor buitenlandse portfoliobeleggers.
Voor dividenduitkeringen binnen concernverband (deelnemingsdividenden7) geldt over het algemeen een inhoudingsvrijstelling. Een dergelijke vrijstelling
is internationaal geaccepteerd en gebruikelijk om dubbele belasting te voorkomen.
Deze inhoudingsvrijstelling is niet onverkort van toepassing en geldt – naast puur
nationale situaties – alleen in relatie tot EU/EER-landen of verdragslanden. Met Rusland
is er op dit moment geen geldend belastingverdrag. Dit betekent dat deelnemingsdividenden
die stromen van Nederland naar Rusland altijd onderworpen zijn aan Nederlandse dividendbelasting.
Maar ook in de situatie dat wel sprake is van deelnemingsdividenden naar een EU/EER-
of verdragsland (bijvoorbeeld Verenigde Arabische Emiraten en Saudi-Arabië), kan de
toepassing van de inhoudingsvrijstelling worden beperkt. Dit is bijvoorbeeld het geval
bij misbruiksituaties. Daarvan is sprake als de buitenlandse aandeelhouder het belang
in de Nederlandse lichaam houdt met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de
heffing van belasting bij een ander te ontgaan en er sprake is van een kunstmatige
constructie of transactie.
Vraag 28
Kunt u toelichten op welke manier het belastingverdrag tussen Nederland en Cyprus
dat op 1 juni 2021 gesloten is, de mogelijkheden voor vermogende Russen, die veel
van Cyprus als doorvoerhaven van geld gebruikmaken, om via belastingontwijkingsconstructies
geld vanuit en naar Nederland toe te schuiven, vergroot?
Antwoord 28
Het belastingverdrag dat op 1 juni 2021 tussen Nederland en Cyprus is gesloten, leidt
er niet toe dat de mogelijkheden voor vermogende Russen om via belastingontwijkingsconstructies
geld vanuit en naar Nederland te schuiven, worden vergroot.
Het belastingverdrag tussen Nederland en Cyprus (hierna: «het Verdrag») is gebaseerd
op het Nederlands verdragsbeleid zoals uiteengezet in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid
20118 (hierna: «NFV 2011»). Tijdens de onderhandelingen heeft Nederland steeds ingezet
op het tegengaan van oneigenlijk gebruik en misbruik van het Verdrag. Het Verdrag
bevat dan ook de maatregelen waarvan in de BEPS-rapporten is geconcludeerd dat deze
minimaal nodig zijn om verdragsmisbruik op een adequate manier te bestrijden (onderdeel
van de zogenoemde «minimumstandaard»). Belastingontwijkingsconstructies worden in
het Verdrag voorkomen o.a. doordat een algemene bepaling is opgenomen die verdragsmisbruik
beoogt te bestrijden. Op grond van deze bepaling worden verdragsvoordelen in beginsel
niet toegekend wanneer het verkrijgen van het verdragsvoordeel één van de voornaamste
redenen was voor een constructie of transactie die tot dit voordeel heeft geleid.
Vraag 29
Wat zijn de overwegingen om enkel een inspanningsverplichting voor cliëntenonderzoek
in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) te hebben,
en geen resultaatverplichting? Bent u bereid in het licht van de acute crisis te onderzoeken
of de Wwft op dit punt aangescherpt kan worden?
Antwoord 29
De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme(Wwft) verplicht banken en andere Wwft-instellingen o.a. tot het verrichten van cliëntenonderzoek.
Deze verplichting dient ertoe te voorkomen dat de dienstverlening van een Wwft-instelling
wordt gebruikt voor witwassen of terrorismefinanciering en houdt in dat Wwft-instellingen
bepaalde cliëntenonderzoeksmaatregelen dienen te treffen. Een Wwft-instelling dient
het cliëntenonderzoek risicogebaseerd in te richten. Het cliëntenonderzoek moet zijn
afgestemd op het risico op witwassen en terrorismefinanciering, welk risico o.a. afhangt
van de te leveren dienst of het gevraagde product, zodat het cliëntenonderzoek per
geval kan verschillen. De Wwft schrijft dan ook niet (per geval) voor hoe het cliëntenonderzoek
moet worden verricht, maar wel dat het tot bepaalde, in de Wwft genoemde, resultaten
dient te leiden, waaronder de identificatie van de cliënt, de identificatie van de
uiteindelijk belanghebbende van de cliënt en de vaststelling van het doel en de beoogde
aard van de zakelijke relatie. De resultaten van het cliëntonderzoek en de documentatie
die daarbij gebruikt wordt moeten worden vastgelegd. Indien die resultaten niet worden
behaald mag een Wwft-instelling een zakelijke relatie niet aangaan c.q. een transactie
niet uitvoeren voor een cliënt. Er is dus wel degelijk sprake van een resultaatsverplichting.
Vraag 30
Op basis waarvan schat u in dat er slechts in een beperkt aantal gevallen bestuurders
of hun vennootschappen later dan 2017 op de sanctielijst gezet zijn? Is dat aantal
juist door de recente sanctiegolf niet vrij groot? En is in deze gevallen de automatische
beëindigingsgrond niet getriggerd? Kan dat niet anders?
Antwoord 30
De verwachting was gebaseerd op de inschatting van experts op het gebied van de rulings
bij de Belastingdienst. Uit feitelijk onderzoek in de dossiers is dit ook naar voren
gekomen. Zoals ook in antwoord 4 is aangeven, zijn inmiddels alle APA’s en ATR’s vanaf
2014 onderzocht. Dit leverde 6 signalen op, waarvan bij 3 gevallen geen verbondenheid
conform de EU-sanctieregelgeving is geconstateerd en er 3 dossiers nog in onderzoek
zijn. Desgewenst kan de Belastingdienst in een technische briefing aan uw Kamer een
nadere toelichting geven over relevante beschikbare informatie bij de Belastingdienst
voor de uitvoering van de sanctieregelgeving.
Vraag 31
Hoe kan het dat de Belastingdienst informatie over fiscale aangelegenheden van gesanctioneerde
personen lang niet altijd paraat heeft, of dat deze informatie achterhaald is?
Antwoord 31
De Belastingdienst beschikt over informatie die voor de belastingheffing van belang
is. Deze informatie is grotendeels afkomstig uit belastingaangiften, renseignementen
en onderzoeken. De informatie wordt meestal ruim na afloop van een belastingjaar ingediend
en is daarom bijna per definitie niet actueel. Daarnaast wordt opgemerkt dat de aangiften
vennootschapsbelasting meestal geen gedetailleerde informatie over bezittingen van
de betreffende rechtspersoon bevatten. De aangiften bevatten weliswaar informatie
over de directe aandeelhouders van een vennootschap maar niet over de uiteindelijke
gerechtigde, de ultimate beneficial owner (UBO). De verbondenheid van Nederlandse rechtspersonen met personen op de EU-sanctielijst
kan daarom vaak niet of niet eenvoudig worden vastgesteld, zeker als gebruik wordt
gemaakt van verhullende structuren. De Belastingdienst heeft doorgaans geen informatie
over veranderingen in de juridische structuur in de periode tussen het einde van het
belastingjaar en het indienen van de aangifte, tenzij dit onderdeel is geweest van
recent vooroverleg. Het handhaven van en het toezicht houden in het kader van de Sanctiewet
1977 is geen taak van de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft dan ook geen bevoegdheden
om met het oog hierop informatie op te vragen.
Vraag 32
Wat is het verschil tussen de taakgroep, de stuurgroep en de sanctie-eenheid?
Antwoord 32
De sanctie-eenheid komt voort uit de extra financiering die is vrijgemaakt voor sanctiecapaciteit
bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken met een amendement op de begroting van dat
ministerie tijdens de meest recente begrotingsbehandeling. Dit betreft een structurele
uitbreiding van de capaciteit bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken en is bedoeld
voor de ontwikkeling van nieuwe sanctiemaatregelen. Hiervoor wordt momenteel geworven,
dus deze is nog niet operationeel.
De stuurgroep is een wekelijks hoog-ambtelijk overleg van alle bij sanctienaleving
betrokken departementen en instanties. De taakgroep brengt alle betrokken departementen
en instanties op werkniveau bij elkaar en brengt knelpunten in kaart, identificeert
verbeterpunten en voert deze uit.
Vraag 33
Kunt u een organogram toesturen met de relatie tussen de Nationaal Coördinator, de
stuurgroep, de taakgroep, de sanctie-eenheid, en andere relevante entiteiten in de
governance van het uitvoeren/implementeren/handhaven van de sancties, wie hierin vertegenwoordigd
zijn, en hoe deze organen zich in de verantwoordelijkheid tot elkaar verhouden?
Antwoord 33
Vraag 34
Kunt u de wettelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden (inclusief vindplaats)
geven voor de Nationaal Coördinator sanctiebeleid, de stuurgroep, de taskforce en
de sanctie-eenheid? Kunt u heel precies aangeven wie voor welk besluit verantwoordelijk
is?
Antwoord 34
De nationaal coördinator is een ambtenaar van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
met een tijdelijk contract en een taak. Zijn taken zijn vastgelegd in een Terms of Reference document dat geen wettelijke bevoegdheden toekent. De belangrijkste taken zijn het
oplossen van knelpunten, monitoring van communicatie over de voortgang van naleving
en handhaving van sancties, zorgdragen voor betere coördinatie en informatie-uitwisseling,
bevorderen van actieve opsporing en handhaving, het voorzitten van de rijksbrede stuurgroep,
het leiden van de taakgroep en deelname aan internationale overleggen.
In het antwoord op vraag 32 wordt ingegaan op de verschillende verantwoordelijkheden
van de taakgroep en de stuurgroep. De sanctie-eenheid wordt zoals gezegd nog gevormd.
Besluitvormingsbevoegdheid berust bij de Minister van Buitenlandse Zaken.
Vraag 35
Kunt u een precies overzicht geven van alle ministeries, agentschappen, ZBO’s, etc.
die een taak hebben bij het uitvoeren, opleggen en afdwingen van sancties?
Antwoord 35
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 13 is de naleving van sancties in verschillende
sectoren en het toezicht daarop weergegeven in de kabinetsbrief van 22 april, nr.
Min-BuZa.2022.387.
Vraag 36
Wat heeft de nationaal coördinator sinds zijn komst strakgetrokken in de operationele
uitvoering van de implementatie van de sancties?
Antwoord 36
Door een nieuwe sanctieregeling is gegevensuitwisseling mogelijk gemaakt tussen Belastingdienst,
KvK, Kadaster, EZK (Bureau Toetsing Investeringen). Met terugwerkende kracht (sinds
het instellen van de sancties) is daarmee geverifieerd dat er met huidige informatie
geen zaken gemist zijn in sanctienaleving.
Ook zijn de eerste bijeenkomsten van het Datateam sancties georganiseerd met 20+ organisaties
om bovenstaande mogelijk te maken.
Ten slotte hebben de inspanningen geleid tot een scherper beeld van langere-termijntaken
voor behoeftes en verbeterpunten omtrent toezicht, handhaving en eventuele nieuwe
regelgeving. De coördinator biedt medio mei zijn rapport aan, dat ook met uw Kamer
zal worden gedeeld.
Vraag 37
Kunt u aangeven in het internationale overzicht dat u naar de Kamer gaat sturen over
het vergelijk van het succes van de implementatie van sancties, hoeveel procent van
het totale gesanctioneerde vermogen dat in landen gestald staat, en het totale gesanctioneerde
vermogen dat in landen bevroren is, daadwerkelijk bevroren is?
Antwoord 37
Deze informatie is helaas niet beschikbaar.
Vraag 38
Wat wordt bedoeld met «Met betrekking tot het toezicht op de naleving van de sanctieregelgeving
door advocaten en notarissen wordt in samenwerking met de Minister voor Rechtsbescherming
gewerkt aan een noodzakelijke wettelijke regeling» uit de brief van 6 april9? Welke wettelijke grondslag is er nu niet en waarom was die er niet? Wat gaat daardoor
nu mis? Wordt er in de tussentijd al verzocht dat notarissen en advocaten handelen
in lijn met wat later geborgd zal worden door de noodzakelijke wettelijke regeling?
Antwoord 38
De Europese sanctieverordeningen hebben na inwerkingtreding rechtstreekse werking
binnen Nederland en zijn daardoor op iedereen in Nederland van toepassing, ook op
advocaten en notarissen. Advocaten en notarissen zijn dus verplicht de afkondigde
sancties na te leven. De Sanctiewet 1977 geeft de bevoegdheid om voor de naleving
van de Europese sanctieverordening nationale regels te stellen bij ministeriële regeling
in zogeheten sanctieregelingen. De Sanctiewet 1977 en de daarop gebaseerde sanctieregelingen
bepalen dat het niet naleven daarvan, inclusief omzeiling, een strafbaar feit is.
Het OM kan dan besluiten tot opsporing en vervolging. Daarnaast geldt dat advocaten
en notarissen geen medewerking mogen verlenen aan het ontduiken van sancties door
cliënten op grond van artikel 7.3 van de Verordening op de advocatuur (Voda) en artikel
21 van de Wet op het notarisambt (Wna). Op de naleving van laatstgenoemde regelingen
wordt toezicht uitgeoefend conform de Advocatenwet en de Wna. Daarnaast is de advocaat
of notaris tuchtrechtelijk aanspreekbaar.
Zowel de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) als de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
(KNB) hebben de afgelopen weken hun leden geattendeerd op het naleven van de Sanctieregelgeving.
Er is dus geen enkele twijfel mogelijk over het feit dat alle geboden en verboden
in de Europese en nationale sanctieregels ook gelden voor advocaten en notarissen.
Op dit moment is er echter geen wettelijke grondslag voor advocaten en notarissen
om te melden dat zij tegoeden van gesanctioneerde (rechts)personen en entiteiten hebben
bevroren. Die wettelijke grondslag is noodzakelijk omdat bij het melden van bevroren
tegoeden advocaten en notarissen hun geheimhoudingsplicht moeten doorbreken (artikel
11a van de Advocatenwet respectievelijk artikel 22 van de Wet op het notarisambt).
Ook in de EU-Verordening 269/2014 is voor wettelijke geheimhouders, zoals advocaten
en notarissen, een uitzondering gemaakt op de verplichting om alle informatie die
de naleving van de sancties vergemakkelijkt, waaronder rekeningen en bedragen, te
melden bij de bevoegde autoriteit in een lidstaat.10 Doordat advocaten en notarissen nu geen melding kunnen doen van bevroren tegoeden
is het op dit moment niet bekend of, en zo ja hoeveel, tegoeden zij hebben bevroren.
Dat inzicht vindt het kabinet noodzakelijk en wenselijk en om die reden is afgelopen
week een verzoek naar Brussel gestuurd om de uitzondering in die EU-verordening te
laten vervallen. In dat geval kan de meldplicht in een sanctieregeling worden geregeld.
Los daarvan wil ik samen met de Minister voor Rechtsbescherming bezien of ook in een
Nederlandse wet een plicht wordt opgenomen voor advocaten en notarissen om melding
te maken van bevroren tegoeden.
Vraag 39
Bent u ervan overtuigd dat er genoeg FTE’s zijn vrijgemaakt voor de coördinatie van
de implementatie van sancties? Is 1 FTE per relevant departement genoeg? Waarom?
Antwoord 39
Voor coördinatie is één aanspreekpunt per relevant departement voldoende. Met de uitvoering
en naleving van sancties zijn meer FTE’s gemoeid. Het is niet de bedoeling van de
taakgroep om het werk dat al gedaan wordt binnen de betrokken departementen en instanties
te dupliceren.
Vraag 40
In hoeverre zijn er de afgelopen tijd overschrijvingen geweest van de nationaliteit
van boten en vliegtuigen in het Koninkrijk, bijvoorbeeld van de Russische of Cypriotische
vlag naar de vlag van de Marshall-eilanden? Erkent u dat dit een mogelijke «loophole»
is, waarmee sancties ontweken kunnen worden?
Antwoord 40
In de afgelopen maanden is er geen luchtvaartuig waarop de sancties van toepassing
zijn uit een van de luchtvaartregisters van het Koninkrijk uitgeschreven. Het omvlaggen
van schepen van de ene naar de andere vlaggenstaat vindt veelvuldig plaats volgens
internationale afspraken. Het omvlaggen wordt niet op een centrale plek bijgehouden.
In het kader van het vijfde sanctiepakket brengt de Kustwacht samen met een aantal
andere Europese landen in kaart welke schepen op het moment van het begin van het
conflict in Oekraïne onder Russische vlag voeren. Schepen die op en vanaf 24 februari
onder de Russische vlag varen zijn namelijk onder het havenverbod komen te vallen
en mogen niet worden toegelaten tot Europese havens. Het omvlaggen van een schip is
daardoor met terugwerkende kracht geen aantrekkelijke manier om de sancties te ontwijken.
Vraag 41
Bent u bereid financiële instellingen op te roepen in het naleven van de sancties
grote voorzichtigheid en terughoudendheid te betrachten? Bent u het met ons eens dat
het onwenselijk zou zijn als er financiële instellingen zijn die hier opportunistisch
in zouden opereren?
Antwoord 41
Het is van belang dat de sanctiewetgeving adequaat wordt nageleefd. Dit betekent dat
de reikwijdte van de sanctiewet goed wordt toegepast. Sancties worden gericht ingezet
en hebben verstrekkende gevolgen voor de betrokkenen. Het is van belang dat financiële
instellingen niet meer doen dan de sanctiewet eist. Dat zou geen doel treffen. Van
financiële instellingen en trustkantoren wordt verwacht dat zij na uitvaardiging van
sancties hun klantenbestand screenen en in geval een signaal over een gesanctioneerde
persoon of entiteit naar boven komt, zorgvuldig onderzoek doen of daadwerkelijk sprake
is van een relatie met een gesanctioneerde en vervolgens zo nodig tegoeden bevriezen.
Over de wijze van toepassing van de Europese verordening en het beoordelen of bijvoorbeeld
een entiteit onder controle staat van gesanctioneerde personen, heeft de Europese
Commissie guidance gepubliceerd. Ook gaat de Commissie in op verschillende manieren waarop bevroren
kan worden. Het Ministerie van Financiën werkt daarnaast aan updates van de leidraad
over toepassing van de sanctieregelgeving.
Vraag 42
Waarop is de verwachting gebaseerd dat de goederenstroom met Rusland in de loop van
de tijd weer zal toenemen, zeker als nog hevigere sancties bepaald niet uit de sluiten
zijn?
Antwoord 42
Het is te vroeg om vooruit te lopen op hoe de goederenstroom naar Rusland zich zal
gaan ontwikkelen. De ervaringen van eerder ingestelde sancties leert dat direct na
het instellen van sancties de omvang van de goederenstroom daalt en dat bedrijven
op termijn weer gaan kijken naar de mogelijkheden binnen de kaders van de geldende
sancties.
Vraag 43
Kunt u meer zeggen over de 137 miljoen euro die de FIOD in beslag heeft genomen, omdat
overtreding van de sanctiewet dreigde?
Antwoord 43
Op vrijdag 18 maart 2022 heeft er een snelle interventie plaatsgevonden door de FIOD
en het Openbaar Ministerie (OM) vanwege het mogelijk overtreden van de Sanctiewet.
Op meerdere bankrekeningen toebehorend aan een rechtspersoon gelieerd aan een natuurlijk
persoon die recentelijk is gesanctioneerd (i.v.m. de oorlog tussen Rusland en Oekraïne)
is strafvorderlijk beslag gelegd. Ook zijn op die dag tegoeden op een aantal andere
bankrekeningen door de betrokken financiële instelling bevroren. Het strafvorderlijk
beslag behelst een bedrag van 137 miljoen euro. Aanleiding voor het leggen van het
beslag is een melding van de Financial Intelligence Unit (FIU).
Vraag 44
Kunt u deze vragen één voor één en binnen twee weken beantwoorden?
Antwoord 44
Binnen twee weken is helaas niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.