Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang ontwerpregeling houdende regels voor toekenning van rijksbijdragen voor verkeersveiligheidsmaatregelen 2022-2023 (Regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2022-2023)(Kamerstuk 29398-996)
2022D18292 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat over de voorhang van de ontwerpregeling houdende regels voor toekenning
van rijksbijdragen voor verkeersveiligheidsmaatregelen 2022–2023 (Regeling stimulering
verkeersveiligheidsmaatregelen 2022–2023) (Kamerstuk 29 398, nr. 996).
De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
blz.
•
Inleiding
2
•
VVD-fractie
2
•
D66-fractie
3
•
PVV-fractie
5
•
CDA-fractie
5
•
GroenLinks-fractie
6
•
ChristenUnie-fractie
7
•
BBB-fractie
7
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Regeling stimulering
verkeersveiligheidsmaatregelen 2022–2023. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de Regeling stimulering
verkeersveiligheidsmaatregelen 2022–2023. Zij hebben daarover enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de betreffende beleidsbrief en
willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Regeling
stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2022–2023. Deze leden delen de opvatting
dat de urgentie om de verkeersveiligheid te verbeteren onverminderd hoog is. Zij hebben
nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de ontwerpregeling en
hebben hier enkele opmerkingen en vragen over.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Regeling
stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen 2022–2023. Zij hebben daarover de volgende
vragen.
Het lid van de BBB-fractie heeft met instemming kennisgenomen van de Regeling stimulering
verkeersveiligheidsmaatregelen 2022–2023.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie willen weten in hoeverre verkeersoverlast ook kan worden
aangepakt met de betreffende regeling, aangezien één op de drie Nederlanders dit in
de buurt ervaart.
De leden van de VVD-fractie lezen dat gemeenten en provincies cofinanciering kunnen
aanvragen uit een menukaart met maatregelen voor verkeersveiligheid. Per maatregel
wordt een maximumbedrag vastgesteld op basis van kostenkengetallen. Deze leden willen
weten wie de beslissing neemt om de cofinanciering vast te stellen, hoe de beslissing
wordt gemaakt en hoe ex ante en ex post wordt vastgesteld in hoeverre de cofinanciering
effectief wordt besteed.
De leden van de VVD-fractie willen een stand van zaken van de projecten die van de
eerste tranche zijn gefinancierd. Deze leden lezen dat de Minister, naar aanleiding
van de beoordeling van Arcadis van de eerste tranche, bekijkt of het aanvraagformulier
voor de tweede tranche zo kan worden aangepast, dat de administratieve lasten voor
gemeenten en provincies zo laag mogelijk blijven. Deze leden willen weten wat hiervan
de stand van zaken is en in hoeverre dit al is meegenomen voor de tweede tranche.
Indien dit niet het geval is, willen deze leden weten wanneer het aanvraagformulier
kan worden aangepast.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid
(SWOV), gemeenten en provincies bekijken of de menukaart kan worden aangevuld met
meer bewezen effectieve maatregelen voor verkeersveiligheid en dat de inzet is om
hierover in januari 2022 een knoop door te hakken. Deze leden willen weten wat hiervan
de resultaten zijn. Daarnaast lezen deze leden dat de SWOV op basis van input van
gemeenten en provincies de menukaart tegen het licht zal houden en nagaat of er maatregelen
aan de menukaart kunnen worden toegevoegd. Deze leden willen weten wat hiervan de
stand van zaken is en in hoeverre dit al is meegenomen in de tweede tranche. Indien
dat niet het geval is, willen deze leden weten wanneer de SWOV de menukaart tegen
het licht gaat houden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat maatregelen voor snelheidsbeïnvloeding in schoolzones
op de menukaart van de eerste tranche staan. Deze leden willen graag een stand van
zaken van deze optie. Deze leden willen hierbij weten hoeveel gemeenten gebruik hebben
gemaakt van deze optie, hoe gemeenten gebruik maken van deze optie en in hoeverre
de Minister borgt dat gemeenten op een uniforme en herkenbare manier gebruik maken
van deze optie. Deze leden willen weten wat de stand van zaken is van de motie-Koerhuis
(Kamerstuk 35 925 XII, nr. 82) voor een uniforme en herkenbare inrichting van schoolzones. Ook willen zij weten
in hoeverre maatregelen voor het creëren van een uniforme en herkenbare inrichting
van schoolzones en het creëren van meer kiss-and-rideplekken in schoolzones als opties
op de menukaart voor de tweede tranche staan.
De leden van de VVD-fractie lezen dat maatregelen voor verkeersveiligheid van N-wegen
op de menukaart van de tweede tranche staan. Deze leden willen graag een stand van
zaken van deze optie. Zij willen hierbij weten hoeveel gemeenten en provincies gebruik
hebben gemaakt van deze optie, hoe gemeenten en provincies gebruik maken van deze
optie en in hoeverre de Minister borgt dat gemeenten en provincies op een uniforme
en herkenbare manier gebruik maken van deze optie.
De leden van de VVD-fractie willen weten in hoeverre de projecten van de eerste tranche
te maken hebben met krapte op de arbeidsmarkt. Indien er last is van krapte op de
arbeidsmarkt, willen deze leden weten wat hieraan specifiek wordt gedaan.
D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de tweede tranche van 100 miljoen euro
uitgezet wordt en steunen de samenvoeging van de gelden van 2022 en 2023 in één tranche
om administratieve druk op gemeentes te verlichten. Ook zijn deze leden van mening
dat de werkdruk voor met name kleinere gemeentes een aandachtspunt blijft bij deze
regeling. Zo lezen zij in de beslisnota’s dat op dit moment 70% van de gemeentes een
risicoanalyse heeft, 30% heeft dat dus niet. Deze risicoanalyse is voorwaardelijk
voor de toekenning van geld uit de tweede tranche. Kan de Minister toelichten hoeveel
procent van de gemeentes naar verwachting aan het eind van dit jaar die risicoanalyse
heeft? Is de steun die de Minister daarbij biedt genoeg voor deze gemeentes? Kan de
Minister de eisen aan deze risicoanalyse tegen het licht houden met het oog op vereenvoudiging?
Zo nee, hoe gaat de Minister borgen dat deze gemeenten adequaat opvolging kunnen geven
aan de uitdagingen rond de verkeersveiligheid?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het belangrijk is te weten waar ongelukken
plaatsvinden om maatregelen op de meeste efficiënte manier in te zetten. Daarbij is
het belangrijk dat dit geen persoonsgegevens betreft, maar simpelweg een overzicht
van waar ongelukken gebeuren. Welke landelijke data kunnen gemeentes gebruiken ter
ondersteuning van de risicoanalyse? Welke data ontbreken dan nog ter ondersteuning
van deze gemeenten, maar zouden wel waardevol zijn?
De leden van de D66-fractie constateren uit de Kamerbrief over de Regeling 2020–2021
(Kamerstuk 29 398, nr. 887) dat alle aanvragen gehonoreerd konden worden en het totaalbedrag voor de eerste
tranche daarmee kwam te staan op 165 miljoen euro. Deze leden concluderen daaruit
dat er meer geld beschikbaar was dan er is toegekend. Wat ziet de Minister als de
voornaamste verklaringen voor deze onderbenutting? Wat zijn de voornaamste oorzaken
en/of obstakels die resulteren in deze onderbenutting? Welke extra maatregelen ten
opzichte van de eerste tranche treft de Minister om te zorgen dat de tweede tranche
ten volste benut kan worden?
De leden van de D66-fractie zijn voorstander van het rijden van 30 kilometer per uur
binnen de bebouwde kom en volgen met veel interesse de stappen die gezet worden rondom
de inrichtingskenmerken van de Gebiedsontsluitingsweg 30 kilometer per uur (GOW30).
Deze leden zien dat deze inrichtingskenmerken een voorwaarde zijn voor de transitie
van GOW50 naar GOW30 in de Regeling stimulering verkeersveiligheidsmaatregelen. Op
dit moment is dit dan ook nog niet mogelijk, deze inrichtingskenmerken zijn immers
niet gefinaliseerd. Kan de Minister toezeggen dat dit in de derde tranche van de regeling
wél mogelijk gaat zijn? En hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de inrichtingskenmerken
daarvoor ruim op tijd af zijn?
De leden van de D66-fractie constateren dat medeoverheden uit de menukaart effectieve
maatregelen kunnen kiezen. Zij constateren uit de brief over de eerste tranche (Kamerstuk
29 398, nr. 887) dat de meest gekozen maatregelen 30 kilometerwegen betreft, en dan met name relatief
kleine ingrepen. Deze leden zijn van mening dat de regeling niet zo ingericht moet
zijn dat er een grote voorkeur ontstaat voor kleine ingrepen, omdat die nu eenmaal
makkelijker in te dienen zijn, wanneer grotere maatregelen effectiever zijn. Soms
kan het aanpakken van een reeks kruispunten of wegen die de grenzen van een gemeente
overstijgen erg effectief zijn. Dan zouden gemeentes daarbij niet tegen een bureaucratische
muur moeten lopen. Het zou volgens deze leden zonde zijn als projecten die uiterst
effectief kunnen zijn in de ene gemeente stuklopen, omdat de naburige gemeente niet
mee kan werken. Welke specifieke maatregelen neemt de Minister om gemeenten te stimuleren
en te ondersteunen projecten in te dienen, die de grenzen van de gemeente overstijgen?
Kan de Minister aangeven of medeoverheden daarvoor op dit moment tegen hun door de
regeling toegewezen plafond aanlopen? En kan de Minister aangeven hoe hij borgt dat
de meest effectieve maatregelen genomen worden en niet degene die het makkelijkst
in te dienen zijn?
PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of hij kan aangeven welke concrete
verkeersveiligheidsmaatregelen er zijn getroffen in de eerste tranche en op welke
wegen.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de menukaart van de eerste tranche gewijzigd
is, maar dat er geen optie is voor het verbreden (tweemaal tweebaans) van onder meer
N-wegen. Deze leden vragen aan de Minister waarom hiervoor gekozen is en of hij bereid
is dit alsnog op te nemen in de menukaart.
De leden van de PVV-fractie constateren dat rijkswegen niet onder de scope van de
investeringsimpuls vallen. Deze leden vragen aan de Minister of hij beseft dat provincies
welwillend staan tegenover het (co)financieren van het verbeteren van onder meer Rijks-N-wegen
en of hij bereid is om dit alsnog mogelijk te maken.
De leden van de PVV-fractie lezen dat het onderliggende wegennet de meeste verkeersslachtoffers
met zich mee brengt: circa 80%. Het Rijk heeft een investeringsbedrag gereserveerd
van 500 miljoen euro voor de komende tien jaar. Dat betekent dat er slechts 50 miljoen euro
per jaar is gereserveerd voor het aanpakken van deze wegen. Deze leden vragen aan
de Minister of hij bereid is dit bedrag (fors) te verhogen.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of hij kan aangeven of de beschikbare
middelen uit de eerste tranche volledig zijn opgemaakt en, zo ja, hoeveel overheden
geen (of minder) geld hebben ontvangen.
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of hij bereid is af te stappen
van het «wie het eerst komt, wie het eerst maalt»-principe, en de voorrang te bepalen
op basis van wegen waarop de verkeersveiligheid op dit moment het meest in het geding
is.
CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie merken op dat één op de vijf dodelijke ongelukken gebeurt
op provinciale N-wegen. Zij zetten daarom al enige tijd in op veiligere weginrichtingen
van N-wegen. Deze leden vragen de Minister hoe ervoor wordt gezorgd dat provincies
de voor verkeersveiligheid benodigde grootschalige, kostbare reconstructies op N-wegen
kunnen financieren, nu de subsidieplafonds zijn ingesteld. Daarnaast vragen deze leden
hoe de Minister ervoor zal zorgen dat de subsidieplafonds niet leiden tot kleinschalige
en cosmetische ingrepen die weinig effect hebben op de verkeersveiligheid.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd op welke manieren wordt geborgd dat kleine
gemeenten met personele en/of financiële capaciteitsproblemen in de tweede tranche
een aanvraag kunnen indienen. Tevens zijn deze leden benieuwd of en op welke manier
kleinere gemeentes door het Rijk ondersteund worden bij het maken van risicoanalyses
en uitvoeringsplannen. Daarnaast zijn deze leden benieuwd naar de mogelijke effecten
van het subsidieplafond op de aanvragen vanuit kleinere gemeenten. Ook zijn deze leden
geïnteresseerd hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat kleine gemeenten met grote verkeersveiligheidsuitdagingen
toch voldoende personele, financiële capaciteit en ondersteuning krijgen om grote
infrastructurele aanpassingen te doen.
De leden van de CDA-fractie hebben tot slot nog een aantal vragen over de doelmatigheid
van de regeling. Hoe wordt getoetst of een aanvraag voldoet aan de eisen voor de subsidieaanvragen?
Welk percentage van het aantal aangevraagde subsidies voldeed aan de eisen van de
subsidieaanvraag? En wat is het totale bedrag van de aangevraagde subsidies dat voldeed
aan de eisen van de subsidieaanvraag? Tevens zijn deze leden benieuwd of de Minister
een overzicht kan verschaffen van de uitgekeerde subsidies aan de verschillende wegbeheerders.
En wat is het verwachte effect van de genomen maatregelen voortvloeiend uit de middelen
uit de eerste tranche op de verkeersveiligheid?
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de stagnerende afname van
het aantal doden en gewonden in het verkeer. De doelstellingen worden niet gehaald
en los van de doelstellingen moeten we vaststellen dat elk ongeluk dat voorkomen had
kunnen worden er één te veel is. Tevens valt vast te stellen dat vrijwel alle ongelukken
voorkomen hadden kunnen worden. Deze leden stellen vast dat in bijna alle gevallen
ongelukken het gevolg zijn van (weg)inrichting in combinatie met techniek en gedrag
van verkeersdeelnemers. En gedrag van verkeersdeelnemers wordt in zeer belangrijke
mate beïnvloed door handhaving van regels, maar ook de mate waarin verkeersdeelnemers
worden verleid goede of slechte keuzes te maken.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de eerste keuze die de overheid kan
beïnvloeden om de verkeersveiligheid te bevorderen, de keuze is voor een veilige of
onveilige modaliteit. Deze leden stellen vast dat de nota hier op geen enkele manier
aandacht voor heeft. Een automobilist die voor de fiets kiest, zal op deze rit geen
andere fietser of voetganger doodrijden. Dat zou het eerste uitgangspunt moeten zijn
bij het stimuleren van verkeersveilig gedrag. Deze leden zien hier niets van terug
in de nota. Is dit bewust weggelaten? Is de Minister zich er niet van bewust dat de
weg veiliger wordt met minder automobiliteit? Waarom is dit geen onderdeel van deze
nota? Immers «bewezen effectieve infrastructurele maatregelen» zijn vooral effectief
als ze onderdeel zijn van een plan om steden en dorpen autoluw in te richten om zo
de modal shift te beïnvloeden. Dat zit hem niet alleen in de pull-factor door lopen
of fietsen te bevorderen, met bijvoorbeeld veilige fietspaden. Het zit ook in push-factoren,
zoals verlaging van de maximumsnelheid, eenrichtingsverkeer, repressief parkeerbeleid,
verkeersluwe woonwijken en schoolzones, de ruimteverdeling tussen modaliteiten etc.
Gemeenten kunnen een bijdrage vragen om wegen en buurten tot 30km-zones te verbouwen
of vrijliggende fietspaden in te richten, maar een overkoepelend plan om steden en
dorpen autoluw in te richten met als expliciet doel het aantal autoverplaatsingen
terug te dringen, is geen voorwaarde en is ook niet als zodanig subsidiabel. Deze
leden vinden dit een groot gemis.
De leden van de GroenLinks-fractie vrezen dat veel gemeenten en provincies nu «iets»
gaan kiezen uit «het menu» voor wegen die toch al aan de beurt zijn voor herinrichting.
Die overheden kunnen dan met de toegekende subsidie en de zichtbare verbouwing claimen
verkeersveiligheidsmaatregelen genomen te hebben, zonder dat dit onderdeel is van
een bredere analyse of groter plan. Voor enkele knelpunten kan dit nog steeds een
nuttige besteding zijn, maar voor de langere termijn is het wat deze leden betreft
vooral een gemiste kans. Hoe wordt de effectiviteit geëvalueerd? Hoe wordt gekeken
hoe een fysieke maatregel in een groter gemeentelijk plan past en of dit plan wel
zinvol is? Hoe voorkomen we dat het geld wordt gebruikt om een smalle, onveilige weg
te verbreden waardoor deze meer verkeer aantrekt en het omliggende wegennet daarmee
onveiliger wordt? Geld om de inherent onveilige modaliteiten ruim baan te geven leidt
tot meer onveiligheid voor het verkeer als geheel.
Wat de verdere bestuurlijke systematiek van de voorgestelde regeling betreft, hebben
de leden van de GroenLinks-fractie geen vragen of wijzigingsvoorstellen. Het bredere
doel, lagere overheden ondersteunen bij het veiliger inrichten van wegen, wordt gesteund
door deze leden.
ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af in hoeverre de wijze van verdeling
van het beschikbare rijksbudget nu niet meer het molenaarsprincipe («wie het eerst
komt, wie het eerst maalt») volgt. Met andere woorden, hoe wordt de nieuw in te dienen
risicoanalyse gebruikt bij het verdelen van het beschikbare budget? Gaat het hier
om een minimumvereiste bij de aanvraag (er moet een adequate risico-analyse zijn),
of om een graadmeter aan de hand waarvan het budget wordt verdeeld (meeste ongelukken
= grotere kans op succesvolle budgetaanvraag)?
BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie wil weten of zorggedragen kan worden dat het budget evenredig
verdeeld zal worden over Nederland. Tevens zou dit lid van de Minister willen weten
of het mogelijk is in Rotterdam te informeren naar de voortgang van het project met
«geluidflitspalen». Indien dit goed bevalt zou dit lid graag zien dat dergelijke innovatieve
maatregelen ook in aanmerking komen voor landelijke uitrol en steun.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.