Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bontenbal over de 'Kamerbrief over stimuleren van hernieuwbare waterstof in jaarverplichting energie vervoer voor periode 2023 en 2024' en het TNO-rapport 'Impact 'fit for 55' voorstel voor herziening RED op de vraag naar groene waterstof in Nederland'
Vragen van het lid Bontenbal (CDA) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister voor Klimaat en Energie over de «Kamerbrief over stimuleren van hernieuwbare waterstof in jaarverplichting energie vervoer voor periode 2023 en 2024» en het TNO-rapport «Impact «fit for 55» voorstel voor herziening RED op de vraag naar groene waterstof in Nederland» (ingezonden 17 maart 2022).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie), mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 10 mei 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het TNO-rapport «Impact «fit for 55» voorstel voor herziening RED op de vraag naar groene waterstof
in Nederland»? Klopt het dat de RFNBO-verplichting («renewable fuels of non-biological origin»,
ofwel: groene waterstof) voor de transportsector voor Nederland zich vertaalt naar
29 petajoules (PJ) in 2030?
Antwoord 1
Ja wij zijn bekend met het TNO-rapport. Daarin staat inderdaad dat de RFNBO-verplichting
in transport van 2,6% gelijk staat aan 29 PJ. De percentages uit de herziening van
de EU-richtlijn voor hernieuwbare energie (RED II) voor transport worden berekend
over de totale brandstoffenplas in de lidstaat voor transport, inclusief lucht- en
zeevaart. Voor Nederland betekent dat, vanwege de grote bunkermarkt, een significante
uitbreiding. In de RED II werden de percentages van de verplichtingen voor transport
berekend over de brandstoffenplas van wegvervoer en spoor. De voorgestelde herziening
van de Richtlijn, inclusief het RFNBO-percentage, zijn nog in onderhandeling.
Vraag 2
Bent u bekend met de prognoses voor directe toepassing van waterstof in de transportsector
in 2030, namelijk 1,2 PJ aan synthetische brandstoffen voor de luchtvaart en slechts
0,4 PJ in het wegtransport in 2030? Deelt u de mening dat de raffinageroute noodzakelijk
is voor het behalen van de doelstellingen in de herziening van de Richtlijn hernieuwbare
enregie (RED) voor de transportsector?
Antwoord 2
Deze cijfers komen voort uit de KEV2021. De cijfers nemen geen voorgenomen of additionele
stimuleringsprogramma’s mee waar nu aan gewerkt wordt. Er zijn verschillende routes
die kunnen bijdragen aan de RFNBO-verplichting in transport die wel leiden tot directe
verduurzaming van transport, naast de raffinageroute. Hierbij valt te denken aan synthetische
brandstoffen voor de luchtvaart of direct gebruik van hernieuwbare waterstof in voertuigen.
Het gaat om routes die fossiele energiedragers in transport vervangen door hernieuwbare
varianten. TNO voert nu een onderzoek uit naar technische haalbaarheid van alle mogelijkheden
om de RFNBO-verplichting in te vullen. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
(IenW) verwacht de resultaten in juni en zal deze dan met uw Kamer delen.
Vraag 3
Hoe verhoudt het plafond van 4 PJ (tot 1 januari 2025) zoals voorgesteld in uw brief
(Kamerstuk 32 813, nr. 868, d.d. 8 oktober 2021) over het stimuleren van hernieuwbare waterstof in jaarverplichting
zich tot deze doelen?
Antwoord 3
Het plafond van 4 PJ was het resultaat van de destijds geraamde nationale waterstofproductiecapaciteit
in 2023 en 2024. Dit plafond staat niet in verhouding tot de voorgestelde RFNBO-verplichtingen
voor 2030, die toen nog niet bekend waren, maar achtten het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat (EZK) en IenW in lijn met de waterstofambities van het kabinet voor
2025. Met dit plafond bleef er tevens voldoende ruimte in de systematiek voor producenten
van hernieuwbare brandstoffen, zoals HVO (Hydrotreated Vegetable Oils) of geavanceerde
biobrandstoffen, die direct bijdragen aan het verduurzamen van mobiliteit.
Vraag 4
Deelt u de stelling van TNO dat «de tijd voor inpassing [van de] benodigde capaciteiten
[...] krap [is]», waarmee gedoeld wordt op zowel de uitrol van Wind-op-Zee als het
opbouwen van elektrolysecapaciteit? Deelt u de stelling van TNO dat «definitieve beslissingen
voor investeringen in groene waterstof wachten op nadere regelgeving die meer zekerheid
moet bieden voor de businesscase (subsidie, vergunningen, certificering etc.)»?
Antwoord 4
Zoals ook in het BNC-fiche over het Commissievoorstel voor de herziening van de RED
II al stond, zijn de voorgestelde RFNBO-verplichtingen zeer ambitieus.1 Het kabinet kijkt voor de lopende onderhandelingen dan ook scherp naar een realistische
en voorspelbare invulling van de voorgestelde verplichtingen. Het behalen van de RFNBO-verplichtingen
zal veel vragen van het Rijk, netbeheerders en de markt, voor het opschalen van zowel
binnenlandse productie als import van hernieuwbare waterstof. Met het besluit in de
bijgaande brief zetten IenW en EZK een eerste belangrijke stap hierin.
Vraag 5
Bent u bekend met de studie «Doorrekening kosten hernieuwbare waterstof bij inzet
raffinage» van Trinomics? Hebt u gelezen dat Trinomics het volgende schrijft: «Zonder
HBE («hernieuwbare brandstofeenheden»)-inkomsten is het project niet rendabel, omdat
de jaarlijkse kasstroom dan negatief is. In de centrale analyse is de kasstroom (voor
belastingen) gemiddeld een verlies van 15 miljoen euro per jaar zonder HBE-inkomsten.
[...] Een beperkte openstelling van de raffinageroute – bijvoorbeeld tot 1 januari
2025 – leidt tot onvoldoende HBE-inkomsten (86 miljoen euro in plaats van 1,3 miljard
euro) voor een positieve business case.»? Hoe effectief is, tegen die achtergrond,
de tijdelijke openstelling om investeringen in groene waterstof mogelijk te maken?
Antwoord 5
Wij zijn bekend met het rapport van Trinomics.
EZK en IenW hebben in oktober 2021 gezamenlijk, in samenspraak met geïnteresseerde
partijen, gekozen voor een tijdelijke openzetting van de raffinageroute in de jaarverplichting.
Zoals aan uw Kamer gemeld zou het de kalenderjaren 2023 en 2024 betreffen, terwijl
aan passend beleid voor na 2024 kon worden gewerkt. Deze tijdelijke openzetting in
combinatie met het uitzicht op aansluitend beleid moest vóór 2025 projecten met een
totale omvang van circa 400 MW helpen realiseren. Dit zou een grote bijdrage zijn
aan de realisatie van de kabinetsambities van 500 MW elektrolyse in 2025. Het besluit
in de bijgaande brief moet het gesignaleerde probleem verhelpen.
Vraag 6
Klopt het dat de ambitie in het Klimaatakkoord is om 500 megawatt (MW) elektrolysecapaciteit
in 2025 te hebben staan? Klopt het tevens dat het bouwen van een 100 MW electrolyser
2 tot 3 jaar kost, zoals CE Delft schrijft in haar rapport «Doorlooptijden investeringen
elektrificatie» (februari 2021)? Verwacht u dat Nederland dit doel gaat halen?
Antwoord 6
Het klopt dat de ambitie van 500 MW in het Klimaatakkoord staat. Het kabinet heeft
die ambitie in de kabinetsvisie waterstof ook onderschreven. De genoemde realisatietermijn
lijkt mij een reële inschatting. Op basis van bovenstaande zien wij het volste belang
om dit jaar nog duidelijkheid te verschaffen over instrumenten waar elektrolyseprojecten
gebruik van kunnen maken, om het doel in 2025 nog te halen.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de Europese Fit for 55-voorstellen een verdere openstelling
van de raffinageroute na 2025 niet in de weg staan? Sterker nog, stuurt de Europese
Commissie daar niet juist ook op aan? Is het niet verstandig om gebruik te maken van
de instrumenten die Europa ons aanreikt om ons waterstofpotentieel en onze ambities
te halen?
Antwoord 7
Het Fit-for-55 pakket, specifiek de RED III, staat vooralsnog een openstelling niet in de weg voor
het meetellen aan de verplichting voor hernieuwbare energie in transport, net als
dat nu bij de RED II ook het geval is. Het is en blijft de keuze van de lidstaat of
en hoe zij deze route willen stimuleren. In het BNC-fiche pleit Nederland voor de
mogelijkheid om de inzet van waterstof in raffinaderijen ook mee te mogen tellen voor
de doelstelling van de industrie en niet alleen via de transportroute. Het opnemen
van de raffinageroute in de jaarverplichting is dan een optie, net als het ontwikkelen
van andere instrumenten om het gebruik van hernieuwbare waterstof in raffinaderijen
te stimuleren.
Vraag 8
Klopt het dat het produceren van transportbrandstoffen goed is voor zo’n 35% van de
waterstofvraag en klopt het dat de koppeling van windenergie op zee en waterstof de
businesscase voor offshore windparken verstevigt? Is het dan niet verstandig deze
route (het vergroenen van de productie van transportbrandstoffen) niet af te sluiten?
Antwoord 8
Het kabinet zet erop in om fossiele brandstoffen te vervangen door hernieuwbare brandstoffen.
Er is een voorkeur voor directe inzet van hernieuwbare waterstof in transport, omdat
dit bijdraagt aan alle doelstellingen naar zero-emissie, alsook de doelstellingen
binnen het Klimaatakkoord. Bijvoorbeeld gasvormige waterstof in zwaar wegtransport
en vloeibare brandstoffen op basis van hernieuwbare waterstof.
Richting 2030 zal de RED III leidend zijn voor de stimulans van hernieuwbare waterstof
in Nederland. Dit geldt voor de industrie alsook voor transport. Op beide sectoren
worden verplichtingen voor hernieuwbare waterstof voorgesteld. De RED III zal op zowel
transport als industrie een grote impact hebben. Voor de industrie is EZK bezig met
de voorbereiding van een beleidspakket voor de opschaling van binnenlandse productie
en import van hernieuwbare waterstof. Voor transport zal met name de integratie van
luchtvaart en zeevaart in de verduurzamingssopgave, in samenhang met ReFuel/FuelEU/ESR,
een serieuze impact hebben op het huidige beleid energie vervoer met de jaarverplichting
grote aanpassingen vragen aan de systematiek vanaf 2025.
In de bijgaande Kamerbrief beschrijf ik de rol van de raffinageroute in het beoogde
bredere waterstofbeleid voor industrie en transport.
Vraag 9
Acht u het niet wenselijk om de raffinageroute volwaardig om te zetten in beleid en
deze raffinageroute ook na 2025 open te stellen?
Antwoord 9
In de bijgaande Kamerbrief beschrijf ik hoe de raffinageroute vanaf 2025 vorm krijgt,
ook al kan het kabinet nog niet alle details vastleggen vooruitlopend op de Europese
onderhandelingen over de herziening van de RED II.
Vraag 10
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden tijdig voor het commissiedebat Waterstof
van 13 april 2022?
Antwoord 10
De antwoorden zijn zo snel als mogelijk met uw Kamer gedeeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede namens
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.