Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Ministeriële regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik (Kamerstuk 30872-274)
30 872 Landelijk afvalbeheerplan
28 694
Verpakkingsbeleid
Nr. 279
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 mei 2022
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 29 maart 2022 over de ministeriële regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik
(Kamerstukken 30 872 en 28 694, nr. 274).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 april 2022 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 10 mei 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, De Groot
De griffier van de commissie, Rijkers
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
2
VVD-fractie
2
D66-fractie
4
CDA-fractie
5
GroenLinks-fractie
7
PvdD-fractie
8
BBB-fractie
9
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de ministeriële regeling kunststofproducten
voor eenmalig gebruik (hierna: de regeling). Deze leden hebben daar nog enkele vragen
over.
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de regeling.
Zij hebben hierover nog enkele vragen die zij aan de Staatssecretaris willen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de regeling. Zij onderschrijven
de noodzaak om de hoeveelheid plastic (kunststof) die in het milieu terechtkomt drastisch
te verminderen en ondersteunen de stappen die daartoe in Europees en nationaal verband
worden gezet. Ook het doel van de regeling om het gebruik van kunststof drinkbekers
en voedselverpakkingen voor eenmalig gebruik per 2026 met minstens 40% te verminderen
wordt door deze leden volledig gesteund. Wel hebben zij nog enige vragen over onder
meer de specifieke maatregelen uit de regeling en de uitwerking daarvan.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de regeling
ter invulling van de EU-richtlijn over de vermindering van de effecten van bepaalde
kunststofproducten op het milieu. Het is een stap in de goede richting, al kan het
plan op verscheidene aspecten scherper. Het plan, zoals het er nu bij ligt, voldoet
slechts aan de minimale eisen en is een gemiste kans om plastic vervuiling hard aan
te pakken. Daarom hebben deze leden enkele vragen die ze de Staatssecretaris graag
voorleggen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met interesse kennisgenomen van
de voorliggende regeling en hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
Het lid van de BBB-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de regeling.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris dat ongeveer
80 organisaties en enkele burgers in de consultatie reactie hebben gegeven. Kunnen
deze reacties in tabelvorm gedeeld worden met deze leden?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regeling toeziet op het verminderen van kunststof
drinkbekers voor eenmalig gebruik, maar dat er een uitzondering op het verbod bestaat,
wanneer er sprake is van een minimaal inzamelpercentage, zodat recycling gewaarborgd
is. Deze leden vragen op welke manier ondernemers aantoonbaar dienen te maken dat
aan het minimale percentage voldaan wordt. Deze leden lezen ook dat deze uitzondering
veel aandacht in de consultatie heeft getrokken, waarbij twee redenen voor bezwaar
genoemd worden, namelijk het verruimen van de voorwaarden en het schrappen van de
uitzondering. Op basis van welke onderbouwing is het besluit genomen om de uitzondering
conform het voorstel te handhaven, nu uit de consultatie blijkt dat er, weliswaar
om verschillende redenen, weinig draagvlak voor is?
De leden van de VVD-fractie lezen dat wanneer strengere regels in de algemene plaatselijke
verordening (APV) zijn opgenomen, die prevaleren boven deze regeling. Deze leden vragen
in hoeverre een verbod op drinkbekers en voedselverpakkingen een relatie heeft met
de APV, aangezien die ziet op regelgeving in relatie tot openbare orde, terwijl de
onderhavige regeling gericht is op het verminderen van eenmalig gebruik van kunststofproducten.
Deze leden lezen voorts dat zorginstellingen en gesloten inrichtingen uitgesloten
zijn van de regeling. Juist in zorginstellingen en gesloten inrichtingen lijkt het
haalbaar om een alternatief voor eenmalig gebruik in te voeren. Deze leden vragen
de Staatssecretaris om de argumentatie van deze uitsluiting.
De leden van de VVD-fractie lezen dat kunststof verpakkingen voor voedsel en drinkbekers
niet gratis verstrekt mogen worden voor consumptie onderweg, en voor afhaal- en bezorgmaaltijden.
Deze leden vragen of van de ondernemers verwacht wordt dat zij de kosten van de verpakkingen
apart in rekening moeten brengen. Deze leden vragen verder of, en in hoeverre, er
ruimte is om te komen tot kunststofvrije alternatieven binnen de Regeling Verpakkingen
en Gebruiksartikelen. Is de Staatssecretaris bereid in overleg te treden met haar
collega van Volksgezondheid om gezamenlijk te komen tot milieuvriendelijke en betaalbare
kunststofvrije alternatieven? Is de Staatssecretaris bereid de ingangsdatum van de
regeling op te schorten tot een dergelijk alternatief voorhanden is?
De leden van de VVD-fractie hebben het vermoeden dat er, gebaseerd op het feit dat
de evenementensector weinig tot geen verbruiken heeft gekend, nog significante hoeveelheden
voorraad beschikbaar zijn bij ondernemers, leveranciers en producenten van kunststof
voedselverpakkingen en drinkbekers voor eenmalig gebruik. Voorziet de regeling in
een oplossing voor het verbruik van deze voorraden? Kan de Staatssecretaris onderzoeken
in hoeverre voorraden aanwezig zijn en is zij bereid de sector de mogelijkheid te
bieden deze alsnog te verbruiken?
De leden van de VVD-fractie lezen dat in het kader van het verminderen van zwerfafval
in de uitgebreide producenten verantwoordelijkheid (UPV) Zwerfafval is voorzien in
een regeling waarbij producenten verplicht worden tot het nemen van bewustmakingsmaatregelen.
Deze leden vragen welke bewustmakingsmaatregelen bedoeld worden. Deze leden lezen
ook dat de kosten voor het opruimen van zwerfafval in publieke beheergebieden worden
doorbelast aan de producenten. Kan de Staatssecretaris in kaart brengen wat de huidige
kosten voor het opruimen van zwerfafval zijn en welke besparing het voor gemeenten
betekent in de afvalstoffenheffing, wanneer deze kosten niet meer aan inwoners, maar
aan producenten worden doorbelast?
De leden van de VVD-fractie lezen verder dat in het kader de aanpak van zwerfafval
partijen bij elkaar gebracht worden voor overleg binnen een governancestructuur. Kan
de Staatssecretaris aangeven op welke manier dit overleg aansluit bij de reeds bestaande
overlegstructuur ten aanzien van (zwerf)afval?
D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat met deze regeling wordt gepoogd het
gebruik van kunststof drinkbekers en voedselverpakkingen voor eenmalig gebruik te
verminderen en een invulling te geven aan de Europese SUP-richtlijn (Single Use Plastic).
Deze leden maken zich enorme zorgen om de mate waarin plastic binnen is gedrongen
in ons milieu, onze ecosystemen en inmiddels zelfs in ons bloed. Zij vinden het daarom
belangrijk dat met deze regeling een serieuze stap wordt gezet richting het circulair
maken van verpakkingsketens, zodat er minder plastics nodig zijn, bestaande plastics
uit ons milieu blijven en gerecycleerd worden in hoogwaardige producten, en op den
duur geen «virgin plastics» meer geproduceerd hoeven worden. Deze leden achten het
voorwaardelijk aan het succes van de regeling dat bestaande circulaire initiatieven
ondersteund worden met een gelijker speelveld, zodat duurzaam gedrag echt wordt beloond,
en dat de focus niet alleen op plastic, maar op het tegengaan van een wegwerpmaatschappij
in den brede ligt.
De leden van de D66-fractie hebben op het gebied van het belonen van duurzaam gedrag
nog enkele zorgen. Volgens de R-ladder zou het verminderen van het gebruik van plastic
voorop moeten staan. Deze leden vinden dan ook dat dat het primaire doel van de regeling
zou moeten zijn. Toch lezen zij dat er een uitzondering zal komen op de regeling,
namelijk als er wordt ingezameld voor hoogwaardige recycling, omdat de Staatssecretaris
ook hoogwaardige recycling in een circulaire economie vindt passen. Is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat hoogwaardige recycling weliswaar past in een circulaire
economie, maar dat de focus in een circulaire economie behoort te liggen op het verminderen?
Hoeveel bedrijven, verwacht de Staatssecretaris, zullen kiezen voor de uitzonderingsmogelijkheid?
Wat doet dat volgens de Staatssecretaris met de effectiviteit van de regeling? En
wat doet het met het gelijke speelveld voor bedrijven en organisaties die al ambitieus
hebben ingezet op circulaire alternatieven voor wegwerpproducten? Wat is het percentage
«virgin plastics» dat bijvoorbeeld minder nodig is als bedrijven kiezen om plastic
wegwerpproducten volledig in de ban te doen, zoals bedoeld in de regeling, versus
als wordt gekozen voor de uitzonderingsmogelijkheid van een hoogwaardig recyclingsysteem?
Kan de Staatssecretaris garanderen dat deze uitzonderingsregel dit soort initiatieven
niet in de weg zit? En kan zij in dit licht ook ingaan op haar keuze om niet te gaan
voor een algeheel verbod op bepaalde wegwerpproducten, zoals voor rietjes en wattenstaafjes
reeds het geval is? Liggen er Life Cycle Analyses (LCA’s) ten grondslag aan deze keuze?
En hoe houdbaar acht de Staatssecretaris de keuze voor een uitzonderingsmogelijkheid
in het licht van Europese ontwikkelingen, zowel op het niveau van de lidstaten als
EU-breed? Houdt Nederland het ambitieniveau op deze manier volgens de Staatssecretaris
bij?
De leden van de D66-fractie vinden dat het stellen van eisen aan hoogwaardige recycling
om aanspraak te maken op een uitzondering in de regeling, t stevig toezicht en handhaving
vergt. Zij maken zich zorgen dat de regeling door de uitzonderingsmogelijkheid ook
lastiger handhaafbaar wordt. Hoe wenst de Staatssecretaris tegemoet te komen aan deze
zorg? Hoe wenst zij bijvoorbeeld te handhaven op het jaarlijks oplopende inzamelingspercentage?
Hoeveel extra fte toezicht en handhaving verwacht zij te moeten inzetten om effectief
toezicht te houden op de naleving van de regeling? En hoe wordt over het toezicht
en de handhaving op de naleving gerapporteerd aan de Kamer?
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat in de aanpak van plastic vervuiling
niet wordt vergeten dat ook andere alternatieven schadelijk kunnen zijn voor het klimaat
en het milieu, en dat ook hiervan het gebruik omlaag zou moeten. Niet alleen plastic
verpakkingsproducten zouden vaker hergebruikt moeten worden, maar ook verpakkingen
van karton of andere stoffen. Hoe wordt met deze regeling zoveel mogelijk ingezet
op hergebruik van verpakkingen en drinkbekers in algehele zin, en niet alleen plastic?
Verwacht de Staatssecretaris dat met regeling zoals zij nu is, een verschuiving zal
optreden naar andere stoffen? Zo ja, naar welke stoffen? Verwacht de Staatssecretaris
hier nog milieu of klimaateffecten van en zijn deze doorgerekend? Indien in de regeling
niet ingezet wordt op hergebruik in de brede zin en een verschuiving verwacht wordt,
is er een mogelijkheid om dit af te dekken in de regeling of met aanvullend flankerend
beleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen voorziet de Staatssecretaris
en hoe wordt de Kamer hiervan op de hoogte gebracht?
In het kader van de mogelijke verschuiving naar andere producten, maken deze leden
zich in het bijzonder zorgen dat bestaande problemen rondom «greenwashing» de effectiviteit
van de regeling in de weg zouden kunnen zitten op het gebied van milieu in den brede.
Zij verwachten namelijk dat ondernemers in reactie op de inwerkingtreding van de regeling
ook vaker op zoek zullen gaan naar alternatieven voor wegwerpplastic, maar dat deze
zoektocht bemoeilijkt wordt door de grote hoeveelheid desinformatie en verwarring
die er op dit moment bestaat over welke alternatieven nu echt duurzaam en circulair
zijn, en welke voorwaarden er voor die duurzaamheidsbeloften zijn. De duurzaamheid
van bepaalde soorten bioplastic is bijvoorbeeld ook afhankelijk van hoe het bioplastic
verwerkt wordt na gebruik. Aan de bioafbreekbaarheid van bepaalde producten zitten
vaak ook veel voorwaarden waarvan ondernemers en vooral ook consumenten maar beperkt
op de hoogte zijn. Hoe komt de Staatssecretaris tegemoet aan de zorg hierover van
deze leden? Welk flankerend beleid gaat zij hierop voeren? Is zij het eens met deze
leden dat dit flankerend beleid gelijktijdig, of zelfs voorafgaand aan het ingaan
van de regeling, zou moeten ingaan? Hoe ziet de Staatssecretaris de synergie met de
Europese plannen op het tegengaan van «greenwashing» in dit licht?
De leden van de D66-fractie lezen dat de hoogte van het bedrag dat in rekening moet
worden gebracht voor de wegwerpbekers en voedselverpakkingen, niet zal worden vastgelegd.
In plaats daarvan wordt een richtbedrag gehanteerd, net als bij de plastic tassen.
Is voor de regeling met de plastic tassen gemeten of een bindend/vastgelegd bedrag
effectiever had kunnen zijn? Zo ja, wat volgde hieruit? Zo nee, waarom niet? Ook vernemen
deze leden graag meer over de afweging om geen heffing, maar een beprijzing te blijven
hanteren. Wat zouden volgens de Staatssecretaris de effecten op de uitvoeringsinstanties
zijn als gekozen werd voor een heffing? En hoe gaat de Staatssecretaris ondernemers
aanmoedigen om het opgebrachte bedrag zoveel mogelijk in te zetten voor het circulair
maken van hun ketens en het voorkomen van zwerfafval, wat het doel is van de regeling
en de daaraan ten grondslag liggende EU-richtlijn?
CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Staatssecretaris ervoor kiest om wegwerpbekers-
en voedselverpakkingen die kunststof bevatten voor gebruik ter plaatse te verbieden
en voor te schrijven dat deze bij afhaal en bezorging niet langer gratis mogen worden
verstrekt. Zij lezen dat er een uitzondering geldt voor bekers en verpakkingen die
ter plaatse worden ingezameld en hoogwaardig worden gerecycled. Deze leden vragen
de Staatssecretaris in hoeverre deze hoogwaardige recycling op dit moment mogelijk
is en welke mogelijkheden zij voor ondernemers ziet om per 1 januari 2024 daadwerkelijk
te zorgen voor een gesloten recyclingsysteem. Kan de Staatssecretaris tevens aangeven
voor welk percentage van het huidige gebruik van kunststof bekers en voedselverpakking
er tegen die tijd realistisch gezien een alternatief zal zijn dat hoogwaardig te recyclen
is? Deze leden merken daarnaast op dat de Staatssecretaris aangeeft dat hoogwaardige
recycling van monostromen past in een circulaire economie. Zij delen deze constatering,
maar vragen zich wel af hoe er met deze regeling ook daadwerkelijk voor wordt gezorgd
dat er toegewerkt wordt naar monostromen. Kan de Staatssecretaris daarop reageren?
Wat is ervoor nodig om te zorgen dat zowel nationaal als in Europees verband monostromen
zullen ontstaan die geschikt zijn voor hoogwaardige recycling?
De leden van de CDA-fractie lezen in de beslisnota dat met de huidige wet- en regelgeving
voor voedselveiligheid alleen bekers en maaltijdverpakkingen voor koude toepassingen
voor hoogwaardige recycling in aanmerking komen, maar dat dit in de toekomst mogelijk
voor meer voedselcontactmaterialen gaat gelden. Zij vragen de Staatssecretaris om
te verduidelijken welke wet- en regelgeving aangepast moet worden om dit mogelijk
te maken en op welke termijn dat mogelijk is.
De leden van de CDA-fractie merken op dat er uiteindelijk voor gezorgd moet worden
dat er zo weinig mogelijk «virgin plastics» gebruikt worden voor kunststofproducten
voor eenmalig gebruik. Zij vragen de Staatssecretaris om inzichtelijk te maken op
welke wijze deze regeling zich verhoudt tot het terugbrengen van de hoeveelheid «virgin
plastics» en hoe deze daaraan bijdraagt. Is er bijvoorbeeld gedacht aan regels omtrent
minimale eisen voor het aandeel hergebruikt plastic in kunststofproducten voor eenmalig
gebruik? Of horen dergelijke eisen thuis in andere onderdelen van de uitwerking van
de EU-richtlijn? Ook met betrekking tot de kunststof bekers en voedselverpakkingen
voor afhaal en bezorging zijn deze leden het met de Staatssecretaris eens dat het
van belang is dat ondernemers voldoende tijd hebben om meer duurzame alternatieven
aan te bieden en dat deze alternatieven niet tot te hoge kosten moeten leiden. Zij
vragen de Staatssecretaris om inzichtelijk te maken welke alternatieve verpakkingen
het meest kansrijk zijn en welke kosten deze met zich meebrengen. Kan zij daarbij
aangeven waarom ervoor gekozen is om de regels voor onderweg, afhaal en bezorgen zes
maanden later dan gepland in te laten gaan (op 1 juli 2023 in plaats van 1 januari
2023) en niet bijvoorbeeld per 1 januari 2024? Welke indicatie heeft de Staatssecretaris
dat dit voldoende tijd is voor ondernemers om betaalbare alternatieven te vinden?
De leden van de CDA-fractie constateren dat ervoor wordt gekozen om de hoogte van
het bedrag dat ondernemers in rekening moeten brengen voor kunststof wegwerkbekers-
en voedselverpakkingen niet vast te leggen, maar alleen richtbedragen op te stellen.
Zij kunnen de achterliggende redenering deels volgen, maar vragen zich wel af in hoeverre
het gebruik van kunststof bekers en voedselverpakkingen voor onderweg, afhaal en bezorging
goed te vergelijken zijn met plastic draagtassen waarvoor eenzelfde maatregel uiterst
effectief is gebleken. In hoeverre is er in het draagvlakonderzoek onder consumenten
gevraagd naar de bereidheid van consumenten om zelf een beker of verpakking mee te
nemen? Zijn hierover gegevens bekend? Kan de Staatssecretaris aangeven welke waarborgen
er zijn om ervoor te zorgen dat deze maatregel er niet alleen toe leidt dat consumenten
meer gaan betalen, zonder dat de hoeveelheid kunststof bekers- en voedselverpakkingen
daadwerkelijk afneemt? Is er ook een schatting gemaakt van het effect van deze maatregel
op het aantal kunststof bekers en voedselverpakkingen dat wordt gebruikt en de hoeveelheid
die in het zwerfafval belandt?
De leden van de CDA-fractie vinden het een goede zaak dat er door Rijkswaterstaat
monitoring zal plaatsvinden van mogelijke verschuiving naar zakjes, wikkels en andere
materialen dan plastic die niet onder de reikwijdte van de maatregelen vallen. Zij
vragen de Staatssecretaris in welke mate zij verwacht dat dergelijke verschuivingseffecten
zullen plaatsvinden en op welke wijze de monitoring van deze effecten zal terugkomen
in de evaluatie van de regeling in 2024.
De leden van de CDA-fractie merken op dat ervoor gekozen is om de kosten van rioolverstoppingen
veroorzaakt door het wegspoelen van vochtige doekjes in het toilet niet mee te nemen
in de UPV-regeling. Zij begrijpen de argumenten die de Staatssecretaris daarvoor geeft,
maar zijn benieuwd op welke wijze dit probleem dan wel wordt aangepakt. Kan de Staatssecretaris
daarop ingaan?
Ten slotte merken de leden van de CDA-fractie op dat deze regeling een uitwerking
is van een EU-richtlijn. Zij vragen de Staatssecretaris een overzicht te geven van
hoe de ons omringende EU-lidstaten deze richtlijn uitwerken en welke maatregelen zij
treffen. Hoe verhouden deze maatregelen en doelen zich tot de Nederlandse aanpak?
Zijn er ook lessen die geleerd kunnen worden van lidstaten of is het daarvoor nog
te vroeg? Welke stappen neemt de Staatssecretaris om in de toekomst te kunnen leren
van hoe andere lidstaten kunststofproducten voor eenmalig gebruik aanpakken?
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie benadrukken de noodzaak van een snelle ingreep
en hebben in dat licht met teleurstelling kennisgenomen van het voorstel om de regels
voor wegwerpbekers niet in 2023 in te laten gaan, maar pas per 1 januari 2024.
De leden van de GroenLinks-fractie willen een vlugge aanpak om dergelijke vervuiling
tegen te gaan. Is de Staatssecretaris van mening dat dit uitstel te rijmen valt met
een ambitieus plan om zwerfafval tegen te gaan? Het uitstel is tot stand gekomen om
de ondernemers tegemoet te komen. Kan de Staatssecretaris uitgebreid toelichten waarom
zij het noodzakelijk acht om deze extra tijd te verlenen? De regeling bevat een verbod
op wegwerpbekers en -voedselverpakkingen voor consumptie ter plaatse met als uitzondering
wanneer deze ter plaatse worden ingezameld en aangeboden voor hoogwaardige recycling.
Dit geeft weinig stimulans om over te stappen op herbruikbaar (in tegenstelling tot
eenmalig gebruik). Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat herbruikbare
bekers en verpakkingen wenselijker zijn dan hoogwaardig recyclebare bekers en verpakkingen?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is er dan toch gekozen voor een regeling waarin
herbruikbare bekers en verpakkingen niet volop worden aangemoedigd?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat kunststof drinkbekers en voedselverpakkingen
voor eenmalig gebruik bij consumptie voor onderweg, afhaal- en bezorgmaaltijden niet
gratis mogen worden verstrekt. Heeft de Staatssecretaris er zicht op in hoeverre dit
herbruikbare alternatieven zal gaan stimuleren? Hoe gaat zij er verder voor zorgen
dat herbruikbare verpakkingen ook bij consumptie voor onderweg, afhaal- en bezorgmaaltijden
de norm worden?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de hoogte van het bedrag dat ondernemers
in rekening moeten brengen niet is vastgelegd, naar dat er slechts een niet-bindend
richtbedrag wordt genoemd. Wat betreft deze leden komt er een vaste milieubelasting
van bijvoorbeeld 0,25 eurocent per wegwerpbeker en 0,50 eurocent per maaltijdverpakking.
Zullen ondernemers, naar inschatting van de Staatssecretaris, vrijwillig een bedrag
in rekening brengen dat hoog genoeg is om het gebruik van kunststof bekers en voedselverpakkingen
voor eenmalig gebruik significant te verminderen? De evaluatie van deze regeling vindt
pas plaats in 2024. Op welke criteria en doelstellingen zal deze evaluatie gebaseerd
zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat volgens de regeling producenten verplicht
worden tot het nemen van bewustmakingsmaatregelen. Kan de Staatssecretaris nader toelichten
hoe deze eruit moeten komen te zien? Worden de bewustmakingsmaatregelen geëvalueerd
door de Staatssecretaris? Zo ja, op welke termijn en op basis van welke criteria?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat ervoor is gekozen om kosten veroorzaakt
door rioolverstoppingen ten gevolge van het onjuist weggooien van slecht afbreekbaar
toiletpapier, andere vochtige doekjes en hygiëneproducten, niet als zwerfafval-kostenpost
voor gebiedsbeheerders mee te nemen in de UPV-regeling. De argumentatie is dat het
wegspoelen van vochtige doekjes in het toilet niet gezien kan worden als een vorm
van zwerfafval. Kan de Staatssecretaris nader toelichten waarom dit niet zo gezien
kan worden?
De leden van de GroenLinks-fractie pleiten voor een verbod op vochtige doekjes die
plastic bevatten, aangezien zij één van de meest gevonden items in de Nederlandse
rivieren zijn, grote schade aan riolering brengen en gezien het feit dat er goede
alternatieven zijn. Hoe kijkt de Staatssecretaris tegen een dergelijk verbod aan?
Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn een groot voorstander van hergebruik
de norm maken. Dit is ontzettend belangrijk om zwerfafval tegen te gaan en om te komen
tot een circulaire economie, waarbij er veel zuiniger wordt omgegaan met grondstoffen.
In Nederland valt «Overshoot Day», de dag waarop we de natuurlijke grondstoffencapaciteit
van de aarde voor het betreffende jaar overschrijden, dit jaar op 12 april 2022. Dat
is morgen. Alles wat wij de rest van het jaar consumeren doen we ten laste van komende
generaties. Het is dus van groot belang dat we zuinig omgaan met grondstoffen, en
hergebruik kan hierin een rol spelen. In dit kader is het goed dat er middels deze
regeling eindelijk stappen worden genomen om hergebruik meer te stimuleren. Wat deze
leden betreft is het echter zeer jammer dat er een uitzondering mogelijk blijft op
het verbod op het gebruik van wegwerpbekers en voedselverpakkingen voor consumptie
ter plaatse. Deze uitzondering geldt wanneer de bekers en voedselverpakkingen ter
plaatse worden ingezameld en aangeboden voor hoogwaardige recycling. Deze leden vragen
of er studies zijn die de haalbaarheid van deze hoogwaardige recycling aanpak ondersteunen.
Wat gaat de Staatssecretaris doen om ervoor te zorgen dat zo min mogelijk exploitanten
gebruik maken van de uitzondering? Hoe zal er worden gehandhaafd op het behalen van
het inzamelingspercentage? Hoewel de uitzondering enkel mogelijk is bij hoogwaardige
recycling, is hergebruik altijd een betere manier van omgaan met grondstoffen dan
recycling. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar deze uitzondering in het kader van de
constatering van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat er een intensivering
van het circulaire-economiebeleid nodig is en dat er momenteel nog te veel focus is
op recycling? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de uitzondering op
het verbod kenmerkend is voor de focus op recycling van dit kabinet? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat in de regeling is bepaald
dat wegwerpbekers en voedselverpakkingen voor onderweg niet meer gratis mogen worden
verstrekt en dat er een herbruikbaar alternatief (gratis) beschikbaar moet zijn. Betekent
dit dat de consument bij elke consumptie een herbruikbaar alternatief krijgt aangeboden,
of moet de consument hier zelf actief om vragen? Hoe worden ondernemers gestimuleerd
om het richtbedrag te gaan toepassen? En hoe wordt ervoor gezorgd dat het bedrag voor
wegwerpbekers en voedselverpakkingen daadwerkelijk wordt geïnvesteerd in herbruikbare
alternatieven? Hoe gaat de Staatssecretaris het ongewenste effect tegen dat ondernemers
hun producten goedkoper maken, waardoor er onderaan de streep niet extra wordt betaald
voor een wegwerpbeker of -verpakking en de consument dus niet wordt gestimuleerd om
te kiezen voor herbruikbare alternatieven, zoals de regeling beoogt? Hoeveel procent
van de mensen, verwacht de Staatssecretaris, zal gebruikmaken van de mogelijkheid
om een eigen herbruikbare beker en/of voedselcontainer mee te nemen? Is de Staatssecretaris
tevreden met dit percentage? Zijn er onderzoeken dat een «bring your own»-alternatief
voldoende bereik heeft bij de consumenten? Klopt het dat onder het herbruikbare alternatief
ook een statiegeldsysteem valt, waarbij consumenten statiegeld betalen voor herbruikbare
bekers en voedselcontainers en dit statiegeld bij inlevering weer terugkrijgen, zoals
bijvoorbeeld in Wageningen al het geval is? Welke rol ziet de Staatssecretaris voor
zichzelf om dit soort statiegeldsystemen te stimuleren? Is de Staatssecretaris bereid
om ondernemers uitdrukkelijk op deze mogelijkheid te wijzen en hen bij het opzetten
van een dergelijk statiegeldsysteem te ondersteunen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de kabinetsbrief over de conceptregeling
(Kamerstukken 30 872 en 28 694, nr. 269) dat op basis van de evaluatie in 2024 kan worden besloten of het eenmalige gebruik
van wegwerpbekers en -voedselverpakkingen op termijn helemaal zal worden verboden
(dus zonder uitzondering) en of het bedrag voor wegwerpbekers en -voedselcontainers
voor onderweg bindend wordt. In de kabinetsbrief over de definitieve regeling is enkel
terug te lezen dat op basis van een evaluatie in 2024 wordt besloten of een bindend
bedrag alsnog nodig blijkt. Klopt het dat er in 2024 dus niet meer zal worden bekeken
of er wordt overgegaan op een volledig verbod op wegwerpbekers en voedselverpakkingen
ter plaatse? Zo ja, waarom is dit het geval? Zo nee, hoe zit dit dan?
BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie vraagt hoe voorkomen kan worden dat in een tijd van stijgende
prijzen en veel onzekerheid consumenten geconfronteerd gaan worden met veel extra
kosten of een grote doorberekening in prijs. Ten slotte vraagt dit lid hoe gekeken
wordt naar het gebruik van wegwerpbekertjes in koffieautomaten van overheidsgebouwen,
zoals dat van de Tweede Kamer. Het is niet mogelijk om een eigen mok in de koffieautomaat
te plaatsen, zonder daarbij een wegwerpbekertje af te nemen.
II Reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Internetconsultatie reacties
De leden van de VVD-fractie vragen of de reacties op de internetconsultatie in tabelvorm
gedeeld worden met deze leden.
De openbare reacties zijn te vinden op de internetconsultatie website (Overheid.nl | Consultatie Regeling SUP single use plastics (internetconsultatie.nl)). Indieners kiezen er zelf voor om hun reacties wel of niet openbaar te maken. Op
deze website is tevens een hoofdlijnenverslag te vinden dat de reactie samenvat.
Uitzonderingen op verbod wegwerp bij consumptie ter plaatse
De leden vragen op welke manier ondernemers aantoonbaar dienen te maken dat aan het
minimale inzamelingspercentage voor de uitzondering op het verbod op het verstrekken
van wegwerp voldaan wordt.
Dat doen ondernemers door het registratieformulier in Bijlage 2 bij de regeling in
te vullen. Daarbij is een deel van de informatie afkomstig van de afvalverwerker.
Deze leden vragen op basis van welke onderbouwing het besluit is genomen om de uitzondering
conform het voorstel te handhaven, nu uit de consultatie blijkt dat er, weliswaar
om verschillende redenen, weinig draagvlak voor is?
Uit de consultatie en uit ander onderzoek blijkt dat er aanzienlijk draagvlak is voor
een verbod op bepaalde kunststofproducten voor eenmalig gebruik (wegwerpplastics)1. Met deze maatregel wordt een ambitieuze stap gezet naar meer herbruikbare drinkbekers
en maaltijdverpakkingen. Er is bewust gekozen om slechts een beperkte uitzondering
te laten bestaan, namelijk alleen voor hoogwaardige recycling. Dat wil zeggen voor
producten/materialen waar weer nieuwe bekers en voedselverpakkingen, zgn. voedselcontactmaterialen,
van gemaakt kunnen worden. Zo hebben ondernemers in beperkte gevallen de keuze om
te werken met recyclebare alternatieven i.p.v. herbruikbaar. Bijvoorbeeld op grote
(sport)evenementen en festivals waar de herbruikbare bekers en verpakkingen nog niet
op grote schaal te wassen zijn of voor onveilige situaties kunnen zorgen, of bijvoorbeeld
voor een ondernemer met onvoldoende ruimte voor wasfaciliteiten. Ook ben ik van mening
dat een uitbreiding van de uitzondering, waarbij de producten worden ingezameld voor
laagwaardige recycling, niet past in het beeld van een circulaire economie. Je blijft
dan namelijk afhankelijk van primaire grondstoffen voor de 7 miljard bekers en voedselverpakkingen
die we jaarlijks gebruiken. Ik zie de huidige uitzondering als een passend compromis
tussen de wens om zo veel als mogelijk naar hergebruik over te gaan en de praktische
noden van ondernemers.
Deze leden vragen om de argumentatie voor de uitzondering van de regelgeving voor
zorginstellingen en gesloten inrichtingen, omdat juist in zorginstellingen en gesloten
inrichtingen het haalbaar lijkt om een alternatief voor eenmalig gebruik in te voeren.
In een gesloten inrichting kan het vanuit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk zijn
om te kiezen voor kunststof producten voor eenmalig gebruik. Bij ziekenhuizen en zorginstellingen
is de afweging voor de uitzondering de kans op kruisbesmettingen als er geen goede
protocollen voor wassen en hergebruik zijn. Indien zorginstellingen en gesloten inrichtingen
wel kansen zien om te kiezen voor herbruikbare drinkbekers en maaltijdverpakkingen
wordt dat uiteraard van harte toegejuicht.
Relatie APV en reductiemaatregelen
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre een verbod op drinkbekers en voedselverpakkingen
een relatie heeft met de APV, aangezien die ziet op regelgeving in relatie tot openbare
orde, terwijl de onderhavige regeling gericht is op het verminderen van eenmalig gebruik
van kunststofproducten.
De APV gaat over de openbare orde, maar stelt ook lokale regels aan bijvoorbeeld de
omgang met afvalstoffen. Door veel gemeenten wordt de APV ook gebruikt om evenementen
en horeca lokaal te reguleren. Zo zijn er gemeenten die in hun APV opgenomen hebben
dat bij festiviteiten geen ballonoplatingen mogen plaatsvinden in verband met negatieve
gevolgen op het (mariene) milieu, of gemeenten die voor vergunningsplichtige evenementen
voorschrijven dat er herbruikbare bekers gebruikt worden. Wanneer de APV strenger
is ten aanzien van de omgang met kunststof drinkbekers en maaltijdverpakkingen voor
eenmalig gebruik dan de nationale regels, prevaleert de APV boven de nationale wetgeving.
Consumptie voor onderweg, afhaal en bezorging
De leden van de VVD-fractie vragen of van de ondernemers verwacht wordt dat zij de
kosten van de verpakkingen apart in rekening moeten brengen bij het verstrekken van
kunststof drinkbekers en maaltijdverpakkingen voor eenmalig gebruik.
Ja, de meerprijs voor een beker of verpakking moet apart in rekening worden gebracht.
De beprijzing dient als ontmoediging richting consumenten om gebruik te maken van
wegwerpbekers en -verpakkingen. De ondernemer kan zelf bepalen welk bedrag in rekening
wordt gebracht. Wel is er een niet-bindend richtbedrag in de toelichting bij de regeling
opgenomen.
Plasticvrije alternatieven
Deze leden vragen verder of, en in hoeverre, er ruimte is om te komen tot kunststofvrije
alternatieven binnen de Regeling Verpakkingen en Gebruiksartikelen. Is de Staatssecretaris
bereid in overleg te treden met haar collega van Volksgezondheid om gezamenlijk te
komen tot milieuvriendelijke en betaalbare kunststofvrije alternatieven? Is de Staatssecretaris
bereid de ingangsdatum van de regeling op te schorten tot een dergelijk alternatief
voorhanden is?
Kunststofvrije producten2 vallen niet onder de Regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik.
Ik zie geen reden om de ingangsdatum op te schorten omdat er al alternatieven voorhanden
zijn waarmee aan de regels kan worden voldaan. Dit is ook ongewenst in verband met
de noodzaak tot tijdige implementatie van de Single-Use Plastics richtlijn (verder:
SUP-richtlijn). Herbruikbare alternatieven kunnen overigens wel van kunststof zijn.
Overleg tussen VWS en IenW vindt geregeld plaats ten aanzien van de overlap in milieuwetgeving
en volksgezondheid in relatie tot verpakkingen.
Voorraden evenementensector
De leden van de VVD-fractie vragen of de regeling voorziet in een oplossing voor het
verbruik van de voorraden in de evenementensector. Kan de Staatssecretaris onderzoeken
in hoeverre voorraden aanwezig zijn en is zij bereid de sector de mogelijkheid te
bieden deze alsnog te verbruiken?
Festivals en andere evenementen waarbij er sprake is van consumptie ter plaatse hebben
nog tot 1 januari 2024 om bestaande voorraad op te maken. Na die datum kan gebruik
worden gemaakt van de uitzondering, wanneer dit voorraden van PET betreft.
Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zwerfafval
De leden van de VVD-fractie vragen welke bewustmakingsmaatregelen bedoeld worden in
de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
Producenten van voedsel- en drankverpakkingen, zakjes en wikkels, lichte plastic draagtasjes,
tabaksfilters en vochtige doekjes zijn verplicht om bewustmakingsmaatregelen te nemen.
Dit houdt in dat zij richting hun consumenten communiceren over het voorkomen van
zwerfafval en de juiste wijze van weggooien van hun afval. Producenten hebben de vrijheid
om hier invulling aan te geven op een manier die zij passend vinden. Het is immers
in hun eigen belang dat consumenten het gedrag aanpassen, zodat minder zwerfafval
ontstaat en de uitgebreide producenten verantwoordelijkheid (UPV)-bijdrage omlaag
gaat.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris in kaart kan brengen wat
de huidige kosten voor het opruimen van zwerfafval zijn en welke besparing het voor
gemeenten betekent in de afvalstoffenheffing, wanneer deze kosten niet meer aan inwoners,
maar aan producenten worden doorbelast?
De kosten voor het opruimen van zwerfafval worden op dit moment in opdracht van het
Ministerie van IenW in kaart gebracht. Dit onderzoek verwacht ik rond de jaarwisseling.
Met deze UPV krijgen overheidsorganisaties een vergoeding van producenten voor de
kosten die zij al gemaakt hebben aan zwerfafval. Waar dit geld aan wordt uitgegeven,
is aan die overheidsorganisaties. Of het gebruikt wordt voor een verlaging van de
afvalstoffenheffing is dus een lokale beslissing.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven op welke manier
de governance van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zwerfafval aansluit
bij de reeds bestaande overlegstructuur ten aanzien van (zwerf)afval?
Er is op dit moment geen bestaande overlegstructuur ten aanzien van (zwerf)afval.
Uit de ministeriële regeling komt niet direct de noodzaak voort voor een aparte overlegstructuur
alleen over deze UPV. Ik zie echter wel meerwaarde in het bijeenbrengen van partijen
om over de zwerfafvalaanpak te spreken, waaronder het op elkaar afstemmen van de preventiemaatregelen,
inclusief bewustmaking, en beheer van openbare ruimten. De komende tijd zal ik met
de betrokken partijen bespreken hoe zij de afstemming onderling zouden willen vormgeven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Uitzonderingen op verbod wegwerp bij consumptie ter plaatse
De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris het met deze leden eens
is dat hoogwaardige recycling weliswaar past in een circulaire economie, maar dat
de focus in een circulaire economie behoort te liggen op het verminderen?
Het verminderen van het gebruik van kunststof wegwerpbekers en -voedselverpakkingen
is het primaire doel van de maatregelen. Dat is immers ook wat in de Europese SUP-richtlijn
is afgesproken. Daarom wordt met de reductiemaatregelen hergebruik de norm. De uitzondering
voor hoogwaardige recycling is slechts een beperkte uitzondering voor producten die
weer tot voedselcontactmaterialen gerecycled kunnen worden en is aan strenge inzameleisen
gebonden. Ook hier ontstaat zo een gesloten systeem waarbij de bekers retour komen
om weer gerecycled te worden tot grondstof voor nieuwe bekers en voedselverpakkingen.
Ik zie deze uitzondering als noodzakelijk om de regelgeving uitvoerbaar te maken en
bovendien passen beide routes binnen de transitie naar een circulaire economie.
De leden vragen de Staatssecretaris hoeveel bedrijven, naar verwachting, zullen kiezen
voor de uitzonderingsmogelijkheid en wat dat doet dat met de effectiviteit van de
regeling?
De uitzondering zal naar verwachting met name worden toegepast op festivals en evenementen
waar een goed retoursysteem is ingericht. Voor andere situaties zal het niet makkelijk
zijn om aan de voorwaarden van de uitzondering te voldoen. De verwachting is dat in
de meeste gevallen, zoals kantoren, kantines en horeca, gekozen zal worden voor herbruikbare
alternatieven. In 2024 evalueren we de Regeling en kunnen we het effect van de uitzondering
beoordelen.
De leden vragen wat deze regeling doet met het gelijke speelveld voor bedrijven en
organisaties die al ambitieus hebben ingezet op circulaire alternatieven voor wegwerpproducten?
De regels gelden voor alle ondernemers en voorzien dus in een gelijk speelveld.
De leden vragen wat is het percentage «virgin plastics» dat bijvoorbeeld minder nodig
is als bedrijven kiezen om plastic wegwerpproducten volledig in de ban te doen, zoals
bedoeld in de regeling, versus als wordt gekozen voor de uitzonderingsmogelijkheid
van een hoogwaardig recyclingsysteem?
De regeling beoogt op zich geen reductie van het gebruik van «virgin plastics». Herbruikbare
alternatieven kunnen immers ook van kunststof gemaakt zijn. Het gaat om het reduceren
van het gebruik van kunststof bekers en verpakkingen voor eenmalig gebruik door het
verbod daarop in een gesloten omgeving, en het verplichten van herbruikbare alternatieven
en het beprijzen van wegwerp in een open omgeving.
De leden van de D66 fractie vragen naar de onderbouwing van de keuze om niet te gaan
voor een algeheel verbod op bepaalde wegwerpproducten, zoals voor rietjes en wattenstaafjes
reeds het geval is en de onderliggende Life Cycle Analyses (LCA’s).
Bij rietjes en wattenstaafjes zijn er genoeg toegankelijke alternatieven op de markt.
Voor wegwerpbekers en -voedselverpakkingen is het niet mogelijk om ze geheel te verbieden,
omdat de herbruikbare of plasticvrije alternatieven met name in de open omgeving nog
onvoldoende voorhanden zijn.
Er zijn LCA's gedaan voor diverse eenmalige verpakkingen t.o.v. herbruikbare alternatieven
door CE Delft3 en The LCA Centre4.
De leden van de D66 fractie vragen naar de houdbaarheid van de keuze voor een uitzonderingsmogelijkheid
in het licht van Europese ontwikkelingen, zowel op het niveau van de lidstaten als
EU-breed. Houdt Nederland het ambitieniveau op deze manier volgens de Staatssecretaris
bij?
Nederland heeft een omvangrijk en ambitieus pakket aan maatregelen. De beperkte uitzondering
doet hier mijns inziens geen afbreuk aan.
De leden van de D66-fractie vragen naar de toezicht en handhaving die nodig zijn voor
de uitzondering in de regeling en uiten hun zorgen over de handhaafbaarheid. Hoe wenst
de Staatssecretaris tegemoet te komen aan deze zorg? Hoe wenst zij bijvoorbeeld te
handhaven op het jaarlijks oplopende inzamelingspercentage? Hoeveel extra fte toezicht
en handhaving verwacht zij te moeten inzetten om effectief toezicht te houden op de
naleving van de regeling? En hoe wordt over het toezicht en de handhaving op de naleving
gerapporteerd aan de Kamer?
De ILT brengt momenteel de benodigde extra capaciteit in beeld. De handhaving zal
plaatsvinden op basis van de administratie en controles op locatie en bij de afvalverwerkers.
Om het voor de ILT makkelijker te maken om te handhaven op de uitzondering is in de
regeling gesteld dat partijen die hier gebruik van willen maken zich moeten melden
bij de ILT. De rapportage over het eerste jaar nemen we mee in de evaluatie in 2024.
Verschuivingen naar andere materialen
De leden van de D66-fractie vragen hoe met deze regeling zoveel mogelijk ingezet wordt
op hergebruik van verpakkingen en drinkbekers in algehele zin, en niet alleen plastic.
Verwacht de Staatssecretaris dat met regeling zoals zij nu is, een verschuiving zal
optreden naar andere stoffen? Zo ja, naar welke stoffen? Verwacht de Staatssecretaris
hier nog milieu of klimaateffecten van en zijn deze doorgerekend? Indien in de regeling
niet ingezet wordt op hergebruik in de brede zin en een verschuiving verwacht wordt,
is er een mogelijkheid om dit af te dekken in de regeling of met aanvullend flankerend
beleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen voorziet de Staatssecretaris
en hoe wordt de Kamer hiervan op de hoogte gebracht?
Met de regels zet ik zoveel mogelijk in op hergebruik en het normaliseren daarvan.
Er zijn slechts een beperkt aantal alternatieven voor wegwerpplastics bij consumptie
ter plaatse beschikbaar die geen kunststof bevatten. Ook de uitzondering is beperkt.
De logische keuze is daarom om ter plekke te kiezen voor herbruikbare alternatieven.
Ook bij consumptie onderweg, bij bezorging of afhalen worden herbruikbare alternatieven
geïntroduceerd.
Desondanks is het mogelijk dat er verschuivingen naar andere materialen of andere
soorten verpakkingen gaan plaatsvinden. Daarom zal een mogelijke verschuiving worden
gemonitord en dit wordt vervolgens meegenomen in de evaluatie van de regeling in 2024.
De evaluatie zal ik met de Kamer delen. Op basis daarvan kan worden bekeken of eventueel
aanvullende maatregelen nodig zijn.
De leden van de D66-fractie uiten hun zorgen over de bestaande problemen rondom «greenwashing»,
die de effectiviteit van de regeling in de weg zouden kunnen zitten. Ze vragen welk
flankeren beleid de Staatssecretaris gaat voren om desinformatie en verwarring over
echt duurzame en circulaire alternatieven onder ondernemers en consumenten tegen te
gaan? Is zij het eens met deze leden dat dit flankerend beleid gelijktijdig, of zelfs
voorafgaand aan het ingaan van de regeling, zou moeten ingaan? Hoe ziet de Staatssecretaris
de synergie met de Europese plannen op het tegengaan van «greenwashing» in dit licht?
In de communicatie naar consumenten en ondernemers wordt hier aandacht aan besteed.
Ik deel uw mening dat het transparant moet zijn welke oplossing nu goed is voor het
milieu en welke niet. Wij zullen hier informatietoolkits voor ontwikkelen en via Milieu
Centraal en andere kanalen verspreiden. Ook in de handhaving zal greenwashing punt
van aandacht zijn van de ILT en deze heeft hierover contact met NVWA en ACM. De Europese
plannen om «greenwashing» tegen te gaan juicht het Kabinet toe en zal vanuit Nederland
actief op worden ingezet.
Beprijzing bij consumptie voor onderweg, afhaal en bezorging
De leden van de D66-fractie vragen of voor de regeling met de plastic tassen is gemeten
of een bindend/vastgelegd bedrag effectiever had kunnen zijn? Zo ja, wat volgde hieruit?
Zo nee, waarom niet?
Onderzoek naar de effectiviteit van het beprijzen van plastic tasjes heeft uitgewezen
dat de prijs voor een tasje tussen de € 0,10 en € 0,35 ligt en tot een reductie heeft
geleid van 80% in het gebruik van plastic tassen in 2018 ten opzichte van 2015, toen
het verbod nog niet van kracht was. Uit de monitoring van zwerfafval blijkt dat sinds
2015 het aantal plastic draagtassen in het zwerfafval met ongeveer 60% is gedaald.
Deze goede resultaten geven geen aanleiding om te onderzoeken of een vastgelegd bedrag
effectiever was geweest, en geven vertrouwen dat ook voor de drinkbekers en de maaltijdverpakkingen
een richtbedrag voldoende effectief is.
Ook vragen deze leden naar de afweging om geen heffing, maar een beprijzing te blijven
hanteren. Wat zouden volgens de Staatssecretaris de effecten op de uitvoeringsinstanties
zijn als gekozen werd voor een heffing?
Er is bewust voor gekozen om de opbrengsten juist bij de ondernemers te laten, zodat
zij deze naar eigen inzicht kunnen investeren in de herbruikbare alternatieven die
zij beschikbaar moeten stellen voor hun klanten. Met een heffing zou dit niet het
geval zijn, maar zouden de inkomsten terugvloeien naar de staatskas. De effecten die
een heffing op de uitvoeringsinstanties zou hebben zijn daarmee niet in kaart gebracht.
Hoe gaat de Staatssecretaris ondernemers aanmoedigen om het opgebrachte bedrag zoveel
mogelijk in te zetten voor het circulair maken van hun ketens en het voorkomen van
zwerfafval, wat het doel is van de regeling en de daaraan ten grondslag liggende EU-richtlijn?
Dezelfde ondernemers die het bedrag ontvangen worden verplicht een herbruikbaar alternatief
aan te bieden en worden in die zin aangemoedigd het bedrag daarin te investeren. Daarnaast
worden ondernemers in de toelichting die zij krijgen op de regelgeving aangemoedigd
en gewezen op goede praktijkvoorbeelden. Zo kunnen lokale ondernemers bijvoorbeeld
samen gaan werken om een gezamenlijke retourbeker te introduceren die op verschillende
plekken weer ingeleverd kan worden. Hetzelfde geldt voor bezorgdiensten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Uitzonderingen op verbod wegwerp bij consumptie ter plaatse
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de hoogwaardige recycling, die noodzakelijk
is om gebruik te kunnen maken van de uitzondering op het verbod, op dit moment mogelijk
is en welke mogelijkheden zij voor ondernemers ziet om per 1 januari 2024 daadwerkelijk
te zorgen voor een gesloten recyclingsysteem.
De leden van de CDA fractie vragen voor welk percentage van het huidige gebruik van
kunststof bekers en voedselverpakking er tegen die tijd realistisch gezien een alternatief
zal zijn dat hoogwaardig te recyclen is?
Hoogwaardige recycling is binnen deze regelgeving bedoeld als recycling tot soortgelijke
producten (zgn. voedselcontactmaterialen). Dit betekent dat de gerecyclede producten
moeten voldoen aan de Europese eisen die aan voedselcontactmaterialen zoals bekers
en maaltijdverpakkingen worden gesteld. Op dit moment is dit technisch alleen haalbaar
voor producten gemaakt van PET. Vooruitgang in recyclingtechnieken kan ervoor zorgen
dat in de toekomst meer materialen kunnen voldoen aan de Europese eisen. Exploitanten
dienen de producten apart in te zamelen met een minimaal percentage van 75%. Vervuiling
en afgekeurde batches tellen niet mee in het inzamelingspercentage. Op festivals en
evenementen wordt hier reeds uitvoering aan gegeven met goed werkende retoursystemen,
bijv. statiegeld of retourtokens. Dit kan ook op andere locaties met consumptie ter
plaatse worden toegepast. Overigens is deze maatregel bedoeld als beperkte uitzondering
op het verbod en is het de bedoeling dat de meeste ondernemers de stap zetten naar
herbruikbare alternatieven.
Deze leden vragen hoe er met deze regeling voor wordt gezorgd dat er toegewerkt wordt
naar monostromen voor hoogwaardige recycling. Wat is ervoor nodig om te zorgen dat
zowel nationaal als in Europees verband monostromen zullen ontstaan die geschikt zijn
voor hoogwaardige recycling?
Het is goed allereerst te benadrukken dat het doel van deze maatregel is om de stap
van wegwerp naar hergebruik te maken en niet zozeer het creëren van monostromen. Tegelijkertijd
is het wel dat wat betreft de geboden uitzondering, de eis voor hoogwaardige recycling,
dus de voorwaarde om van de uitzondering gebruik te kunnen maken, in deze regeling
hoog ligt: alleen PET als monostroom komt hiervoor met de huidige stand van techniek
en Europese regelgeving in aanmerking, omdat dit het enige materiaal is dat op dit
moment hoogwaardig gerecycled kan worden tot opnieuw een voedselcontactmateriaal.
De kwaliteit die nodig is om te kunnen inzamelen kan alleen worden behaald met aparte
inzameling van de bekers en voedselverpakkingen (dus als monostroom). Deze Regeling
draagt dus bij aan de inzameling van een monostroom.
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris welke wet- en regelgeving aangepast
moet worden om hoogwaardige recycling van meer voedselcontactmaterialen mogelijk te
maken en op welke termijn dat mogelijk is.
Deze regelgeving ligt op het terrein van VWS (voedselveiligheid) en is afhankelijk
van Europese normeringen. Dit jaar worden enkele Europese regels t.a.v. het recyclen
van grondstoffen binnen de grenzen van product- en voedselveiligheid herzien.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze deze regeling zich verhoudt tot
het terugbrengen van de hoeveelheid «virgin plastics» en hoe deze daaraan bijdraagt.
Is er bijvoorbeeld gedacht aan regels omtrent minimale eisen voor het aandeel hergebruikt
plastic in kunststofproducten voor eenmalig gebruik? Of horen dergelijke eisen thuis
in andere onderdelen van de uitwerking van de EU-richtlijn?
Dit maakt inderdaad geen onderdeel uit van de ministeriële regeling, maar wel van
het Besluit kunststof producten voor eenmalige gebruik waarin de Europese SUP-richtlijn
is geïmplementeerd. Dit heeft in de richtlijn uitsluitend betrekking op regels voor
het toepassen van recyclaat in flessen en drankverpakkingen. Daarnaast kan dit ook
aan de orde komen in de komende herziening van de EU Verpakkingenrichtlijn. Wel is
het zo dat door hergebruik te stimuleren we niet alleen de hoeveelheid zwerfafval
terugdringen, maar ook het gebruik van (virgin) grondstoffen.
Maatregelen voor consumptie voor onderweg, afhalen en bezorgen
De leden van de CDA-fractie vragen welke alternatieve verpakkingen het meest kansrijk
zijn voor drinkbekers en maaltijdverpakkingen voor afhaal en bezorging en welke kosten
deze met zich meebrengen. Kan daarbij aangeven worden waarom ervoor gekozen is om
de regels voor onderweg, afhaal en bezorgen zes maanden later dan gepland in te laten
gaan (op 1 juli 2023 in plaats van 1 januari 2023) en niet bijvoorbeeld per 1 januari
2024? Welke indicatie heeft de Staatssecretaris dat dit voldoende tijd is voor ondernemers
om betaalbare alternatieven te vinden?
Voor consumptie voor onderweg en afhaal zijn niet per se grote aanpassingen of investeringen
noodzakelijk. De ondernemer moet de menukaart en het kassasysteem aanpassen om een
extra bedrag aan te kunnen slaan voor een beker of voedselverpakking. Het verplichte
herbruikbare alternatief kan zijn dat de consument zijn of haar eigen beker of verpakking
mee mag nemen. Ook dit moet op de menukaart of elders op de locatie duidelijk worden
aangegeven. In de bedrijfseffectentoets is berekend hoeveel dit een ondernemer kost5. Omdat dit geen aanpassingen zijn die veel tijd in beslag nemen, wordt 1 juli 2023
als realistische ingangsdatum gezien. Een ondernemer kan er ook voor kiezen een retourneerbare
beker of verpakking aan te bieden, waar dan een retourpremie voor geldt. Dit kan een
ondernemer individueel doen of gezamenlijk met andere ondernemers waardoor het gebruiksvriendelijker
wordt om het elders in te leveren. Voor bezorging vergt het aanbieden van een herbruikbaar
alternatief wel een aanpassing in de bedrijfsvoering. Er zijn echter al systemen met
herbruikbare verpakkingen beschikbaar, zoals bijvoorbeeld PackBack of de Billy Cup.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre het gebruik van kunststof bekers en
voedselverpakkingen voor onderweg, afhaal en bezorging goed te vergelijken zijn met
plastic draagtassen waarvoor de beprijzingsmaatregel uiterst effectief is gebleken.
In hoeverre is er in het draagvlakonderzoek onder consumenten gevraagd naar de bereidheid
van consumenten om zelf een beker of verpakking mee te nemen? Zijn hierover gegevens
bekend? Kan de Staatssecretaris aangeven welke waarborgen er zijn om ervoor te zorgen
dat deze maatregel er niet alleen toe leidt dat consumenten meer gaan betalen, zonder
dat de hoeveelheid kunststof bekers- en voedselverpakkingen daadwerkelijk afneemt?
Is er ook een schatting gemaakt van het effect van deze maatregel op het aantal kunststof
bekers en voedselverpakkingen dat wordt gebruikt en de hoeveelheid die in het zwerfafval
belandt?
Er is onderzoek gedaan naar de bereidheid om een eigen beker of voedselverpakkingen
mee te nemen. In het draagvlakonderzoek van I&O research6 blijkt dat 72% van de respondenten voor het verbannen van wegwerpplastics is en 62%
voor het niet gratis verstrekken van wegwerpplastics en resp. 16% en 17% van de ondervraagden
staan neutraal tegenover deze maatregelen. Kantar Public7 heeft onderzoek gedaan naar de bereidheid om een eigen beker of verpakking mee te
nemen. Voor bekers lag dit percentage op 75% en voor voedselverpakkingen op 68%. Welk
effect het daadwerkelijk gaat hebben, gaan we monitoren en nemen we mee in de evaluatie
in 2024.
De leden van de CDA-fractie vragen in welke mate verschuivingseffecten naar andere
materialen te verwachten zijn en op welke wijze de monitoring van deze effecten zal
terugkomen in de evaluatie van de regeling in 2024.
Het is zeker mogelijk dat er verschuivingen naar andere materialen of andere soorten
verpakkingen gaan plaatsvinden. Deze verschuivingseffecten worden gemonitord en worden
meegenomen in de evaluatie van de regeling in 2024.
UPV voor vochtige doekjes
De leden van de CDA-fractie vraagt hoe het probleem van rioolverstoppingen veroorzaakt
door het wegspoelen van vochtige doekjes wordt aangepakt, nu dit niet wordt meegenomen
in de UPV.
De maatregelen in de Europese SUP-richtlijn richten zich primair op het probleem van
(marien) zwerfafval, niet op het oplossen van rioolverstoppingen. Andere maatregelen
uit de SUP-richtlijn kunnen wel bijdragen aan het oplossen van dit probleem. Ten eerste
zijn vanaf 1 juli 2021 vochtige doekjes, tampons, maandverband en andere producten
voorzien van een verplichte markering dat er kunststof in het product zit en daT het
niet in het toilet gegooid mag worden. Ten tweede moeten producenten van deze producten
als onderdeel van de UPV bewustmakingsmaatregelen nemen en consumenten voorlichten
over de juiste manier van weggooien.
Vergelijking maatregelen EU-lidstaten
De leden van de CDA-fractie vragen om een overzicht hoe de ons omringende EU-lidstaten
deze richtlijn uitwerken en welke maatregelen zij treffen. Hoe verhouden deze maatregelen
en doelen zich tot de Nederlandse aanpak? Zijn er ook lessen die geleerd kunnen worden
van lidstaten of is het daarvoor nog te vroeg? Welke stappen neemt de Staatssecretaris
om in de toekomst te kunnen leren van hoe andere lidstaten kunststofproducten voor
eenmalig gebruik aanpakken?
De Europese Richtlijn laat ruimte voor de lidstaten om naar eigen inzicht maatregelen
te nemen die leiden tot een reductie in het gebruik van kunststof wegwerpbekers en
-voedselverpakkingen in 2026 t.o.v. 2022. Op dit moment is er nog geen overzicht van
maatregelen in alle lidstaten beschikbaar. Lidstaten moeten hun maatregelen dit jaar
rapporteren bij de Europese Commissie, dus ten tijde van de evaluatie in 2024 zal
hierover meer informatie beschikbaar zijn. Lidstaten kiezen een aanpak die past bij
hun eigen situatie. Om tot maatregelen te komen die goed passen in de Nederlandse
praktijk, zijn belanghebbenden en het maatschappelijk middenveld uitvoerig geconsulteerd.
Hoewel ik dus geen eenduidig overzicht heb van de maatregelen van andere lidstaten,
zie ik de kernelementen uit de Nederlandse aanpak wel terug in de maatregelen van
andere lidstaten waarvan die al bekend zijn. Dit geldt met name voor het onder bepaalde
voorwaarden verbieden van gebruik van wegwerpbekers en verpakkingen bij consumptie
ter plaatse, het beprijzen van verpakkingen en bekers voor eenmalig gebruik en het
bevorderen of verplichten van het aanbieden van herbruikbare alternatieven. Je ziet
dus dat andere lidstaten vergelijkbare maatregelen nemen, zij het toegespitst op hun
eigen situatie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Inwerkingtredingsdata reductiemaatregelen
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het uitstel van de inwerkingtredingsdata
voor de reductie maatregelen te rijmen valt met een ambitieus plan om zwerfafval tegen
te gaan? Waarom is het noodzakelijk om ondernemers deze extra tijd te verlenen?
Producenten en ondernemers moeten een flinke omslag maken. Het uitstel komt aan die
uitdaging tegemoet. Dit geldt met name voor ondernemers met consumptie ter plaatse.
Er moet immers worden geïnvesteerd in wasfaciliteiten als die nog niet aanwezig zijn
en kantines en catering moeten grotendeels plasticvrij worden gemaakt. Daar is tijd
voor nodig. Daar is de tijdslijn dan ook op gericht. Wat betreft consumptie voor onderweg,
afhaal en bezorgen is de latere inwerkingtreding bedoeld om voldoende tijd te hebben
om alle ondernemers én de consumenten goed te kunnen informeren over de nieuwe regels.
Uitzonderingen op verbod wegwerp bij consumptie ter plaatse
De leden van de GroenLinks fractie vragen of de Staatssecretaris de mening
van deze leden deelt dat herbruikbare bekers en verpakkingen wenselijker zijn dan
hoogwaardig recyclebare bekers en verpakkingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom
is er dan toch gekozen voor een regeling waarin herbruikbare bekers en verpakkingen
niet volop worden aangemoedigd?
Het verminderen van het gebruik plastic wegwerpbekers en -voedselverpakkingen is het
primaire doel van de maatregelen. Dat is ook wat in de Europese SUP-Richtlijn is afgesproken.
Daarom wordt met de reductiemaatregelen hergebruik de norm. De uitzondering voor hoogwaardige
recycling is om die zelfde reden zeer beperkt gehouden: uitsluitend voor producten
die weer tot voedselcontactmaterialen gerecycled kunnen worden. In de huidige praktijk
gaat dit alleen op producten van PET. Bovendien is de uitzondering gebonden aan strenge
inzameleisen. In beide gevallen ontstaat een gesloten systeem waarbij de bekers ofwel
retour komen om te worden hergebruikt, ofwel om weer gerecycled te worden tot grondstof
voor nieuwe bekers en voedselverpakkingen. Ik zie deze uitzondering als noodzakelijk
om de regelgeving uitvoerbaar te maken en uiteindelijk past ook de uitzonderingroute
binnen de transitie naar een circulaire economie.
Beprijzing bij consumptie voor onderweg, afhaal en bezorging
De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeverre het niet gratis mogen verstrekken
van kunststof drinkbekers en voedselverpakkingen voor eenmalig gebruik bij consumptie
voor onderweg, afhaal- en bezorgmaaltijden herbruikbare alternatieven zal gaan stimuleren?
Hoe gaat zij er verder voor zorgen dat herbruikbare verpakkingen ook bij consumptie
voor onderweg, afhaal- en bezorgmaaltijden de norm worden?
Naast het betalen voor wegwerpbekers en -voedselverpakkingen heeft de consument het
recht op een herbruikbaar alternatief bij eten en drinken dat ter plekke wordt bereid.
We verwachten dat enerzijds «Bring your own» een nieuwe norm gaat worden en anderzijds
dat ondernemers ook zelf met systemen voor hergebruik gaan komen, zoals de Wecup in Haarlem en de Billie Cup in Wageningen. Daarnaast wordt onderzoek naar de opschaling van systemen voor hergebruik gedaan
om tot schaalbare oplossingen in de markt van take-away en bezorging te komen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ondernemers, naar inschatting van de
Staatssecretaris, vrijwillig een bedrag in rekening brengen dat hoog genoeg is om
het gebruik van kunststof bekers en voedselverpakkingen voor eenmalig gebruik significant
te verminderen.
Er is nu gekozen voor een systeem waarbij geen verplicht bedrag is opgelegd, net als
bij plastic tasjes waar het goed heeft gewerkt. Dat wil ik ook hier een kans geven.
Wel is er een richtbedrag meegegeven op basis van onderzoek onder consumenten. Of
consumenten hiermee in de praktijk de beoogde prikkel krijgen om voor het aangeboden
herbruikbare alternatief te kiezen, zal nauwlettend worden gevolgd. Mocht uit de evaluatie
blijken dat dit onvoldoende vruchten afwerpt, kan worden gekeken of aanvullende maatregelen
nodig zijn.
Evaluatie van de regeling
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke criteria en doelstellingen zal
de evaluatie van deze regeling in 2024 gebaseerd zijn?
De evaluatie is reeds kort na inwerkingtreding van de maatregelen voorzien. Bij de
evaluatie zullen we kijken naar onder meer de effecten op de hoeveelheid bekers en
maaltijdverpakkingen die worden verkocht en ook naar welke alternatieve verpakkingen
er bij zijn gekomen. Voorts kijken we of daarbij ook ongewenste verschuivingen optreden
die we terug zien in het zwerfafval.
Bewustmakingsmaatregelen UPV
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe bewustmakingsmaatregelen door producenten
eruit moeten komen te zien? Worden de bewustmakingsmaatregelen geëvalueerd door de
Staatssecretaris? Zo ja, op welke termijn en op basis van welke criteria? Zo nee,
waarom niet?
De bewustmakingsmaatregelen bieden veel vrijheid aan ondernemers om dit op een manier
in te vullen die zij passend achten. De producenten die bewustmakingsmaatregelen nemen
moeten elke 3 jaar een plan inleveren hoe zij invulling geven aan de bewustmakingsmaatregelen.
Van maatregelen die tot doel hebben gedrag te beïnvloeden is de effectiviteit vaak
lastig te meten. Bij aanlevering van het plan wordt gecontroleerd of aandacht besteed
is aan de elementen die zijn aangereikt in de ministeriële regeling.
Bij de evaluatie in 2024 zal ook de UPV, inclusief de bewustwordingsmaatregelen, worden
meegenomen.
UPV rioolverstoppingen
De leden van de GroenLinks-fractie vragen om een toelichting waarom rioolverstoppingen
niet als zwerfafval-kostenpost worden meegenomen in de UPV.
Vochtige doekjes in het toilet zijn onjuist weggegooid, maar daarmee nog niet meteen
zwerfafval. Ook komt het niet terecht in een gebied, zoals bij zwerfafval wel het
geval is, maar in een technische installatie. Daarom zie ik deze doekjes niet als
zwerfafval. Dit is anders voor zwerfafval in straatkolken, kolkaansluitingen en hemelwaterriolering.
Die doekjes worden wel meegenomen als opruimkosten in het kostenonderzoek.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen een
verbod op vochtige doekjes die plastic bevatten.
In de Europese SUP-richtlijn, die we in Nederland een-op-een hebben geïmplementeerd,
zijn een aantal producten verboden; vochtige doekjes die plastic bevatten zitten daar
niet bij. Wel is daar ingezet op een markeringsverplichting om consumenten te informeren
dat er plastic in het product zit en dat ze niet in het toilet mogen worden weggegooid
om te voorkomen dat ze daarmee risico lopen om in het milieu terecht te komen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
Uitzonderingen op verbod wegwerp bij consumptie ter plaatse
Deze leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of er studies zijn die de haalbaarheid
van deze hoogwaardige recycling aanpak ondersteunen. Wat gaat de Staatssecretaris
doen om ervoor te zorgen dat zo min mogelijk exploitanten gebruik maken van de uitzondering?
Hoe zal er worden gehandhaafd op het behalen van het inzamelingspercentage? Hoewel
de uitzondering enkel mogelijk is bij hoogwaardige recycling, is hergebruik altijd
een betere manier van omgaan met grondstoffen dan recycling. Hoe kijkt de Staatssecretaris
naar deze uitzondering in het kader van de constatering van het Planbureau voor de
Leefomgeving (PBL) dat er een intensivering van het circulaire-economiebeleid nodig
is en dat er momenteel nog te veel focus is op recycling? Is de Staatssecretaris het
met deze leden eens dat de uitzondering op het verbod kenmerkend is voor de focus
op recycling van dit kabinet? Zo nee, waarom niet?
Er is een studie gedaan naar afvalvrije bekersystemen op festivals en evenementen
door The LCA Centre8 waarbij de haalbaarheid van hoogwaardige recycling uitgebreid aan bod komt. Nederland
heeft een omvangrijk en ambitieus pakket aan maatregelen. Het verminderen van het
gebruik kunststof bekers en voedselverpakkingen voor eenmalig gebruik is het primaire
doel van de maatregelen. Dat is immers ook wat in de Europese SUP-Richtlijn is afgesproken.
Daarom wordt met de reductiemaatregelen hergebruik de norm. De uitzondering voor hoogwaardige
recycling is slechts een beperkte uitzondering voor producten die weer tot voedselcontactmaterialen
gerecycled kunnen worden en is aan strenge inzameleisen gebonden. Dit maakt de uitzondering
niet eenvoudig om aan te voldoen en dat is ook bewust zo vorm gegeven. Maar ook in
dit geval ontstaat een gesloten systeem waarbij de bekers retour komen om weer gerecycled
te worden tot grondstof voor nieuwe bekers en voedselverpakkingen. Ik zie deze uitzondering
als noodzakelijk om de regelgeving uitvoerbaar te maken en bovendien passen beide
routes binnen de transitie naar een circulaire economie. De beperkte uitzondering
voor hoogwaardige recycling van bekers en voedselverpakkingen bij consumptie ter plaatste
doet mijns inziens geen afbreuk aan die ambitie.
De handhaving vindt plaats op basis van de verplichte registratie van de hoeveelheid
verstrekte bekers en verpakkingen en de hoeveelheid aan bekers en verpakkingen die
geschikt zijn voor hoogwaardige recycling (op basis van registratie door de afvalverwerker).
In bijlage 2 van de ministeriële regeling staat het format voor de registratie met
een nadere toelichting in de Nota van toelichting bij de Regeling.
Consumptie voor onderweg, afhaal en bezorging
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of consumenten bij elke consumptie
een herbruikbaar alternatief krijgt aangeboden, of dat de consument hier zelf actief
om moet vragen.
Het herbruikbare alternatief moet actief onder de aandacht worden gebracht, bijv.
via de menukaart of op andere informatieborden op de locatie. De klant moet dus redelijkerwijs
kunnen weten welke opties hij/zij heeft.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen hoe ondernemers gestimuleerd
worden om het richtbedrag te gaan toepassen. Hoe wordt ervoor gezorgd dat het bedrag
voor wegwerpbekers en voedselverpakkingen daadwerkelijk wordt geïnvesteerd in herbruikbare
alternatieven? Hoe gaat de Staatssecretaris het ongewenste effect tegen dat ondernemers
hun producten goedkoper maken, waardoor er onderaan de streep niet extra wordt betaald
voor een wegwerpbeker of -verpakking en de consument dus niet wordt gestimuleerd om
te kiezen voor herbruikbare alternatieven, zoals de regeling beoogt?
Bij de informatievoorziening aan de ondernemers zal een toelichting worden gegeven
op de niet-bindende richtbedragen. Het is aan de ondernemer welke meerprijs hij of
zij in rekening brengt. In beginsel gaat het erom dat er een nieuwe norm wordt gezet:
wegwerp is niet meer gratis en een eigen beker of een retourbeker is een prima alternatief.
De verwachting is dat een financiële prikkel en een laagdrempelig alternatief consumenten
zal stimuleren om de keuze voor herbruikbaar te maken. Ondernemers krijgen via verschillende
kanalen informatie aangereikt over de regelgeving en zullen daarbij worden aangemoedigd
om te investeren in herbruikbare alternatieven. Via handreikingen zullen daarbij ook
goede praktijkvoorbeelden worden aangereikt. Als ondernemers ervoor kiezen om de producten
goedkoper te maken, ter compensatie van de meerprijs voor de verpakking, dan kan de
consument alsnog goedkoper uit zijn als ze voor eten en drinken dat ter plekke wordt
bereid kiezen voor een herbruikbare of zelf meegebrachte verpakking.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen hoeveel procent van de mensen,
naar verwachting, gebruik zal maken van de mogelijkheid om een eigen herbruikbare
beker en/of voedselcontainer mee te nemen? Is de Staatssecretaris tevreden met dit
percentage? Zijn er onderzoeken dat een «bring your own»-alternatief voldoende bereik
heeft bij de consumenten?
Er is onderzoek gedaan naar de bereidheid om een eigen beker of voedselverpakkingen
mee te nemen. In het draagvlakonderzoek van I&O research9 blijkt dat 72% van de respondenten voor het verbannen van wegwerpplastics is en 62%
voor het niet gratis verstrekken van wegwerpplastics, resp. 16% en 17% van de ondervraagden
staan neutraal tegenover deze maatregelen. In een onderzoek door Kantar Public10 is onderzoek gedaan naar de bereidheid om een eigen beker of verpakking mee te nemen.
Voor bekers lag dit percentage op 75% en voor voedselverpakkingen op 68%. De effecten
worden gemonitord en meegenomen in de evaluatie van 2024.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of het klopt dat onder het herbruikbare
alternatief ook een statiegeldsysteem valt, waarbij consumenten statiegeld betalen
voor herbruikbare bekers en voedselcontainers en dit statiegeld bij inlevering weer
terugkrijgen, zoals bijvoorbeeld in Wageningen al het geval is? Welke rol ziet de
Staatssecretaris voor zichzelf om dit soort statiegeldsystemen te stimuleren? Is de
Staatssecretaris bereid om ondernemers uitdrukkelijk op deze mogelijkheid te wijzen
en hen bij het opzetten van een dergelijk statiegeldsysteem te ondersteunen?
Een beker met een retourpremie kan zeker gezien worden als een passend herbruikbaar
alternatief. Dit is, samen met het stimuleren van «Bring your own», de manier waarop
de regelgeving is bedoeld. Het is aan de ondernemer om te kiezen of een Bring Your
Own of hergebruik-systeem met retourpremie het beste past bij zijn bedrijfsvoering.
Ik stimuleer beide vormen van hergebruik. Voor Bring your own zullen er campagnes
zijn via o.a. Milieu Centraal en NS. En voor de retoursystemen werkt het Ministerie
van IenW aan het delen van kennis en praktijkervaring over hergebruiksystemen. Ondernemers
die met verschillende ketenpartijen een hergebruiksysteem opzetten kunnen bovendien
een subsidievoorstel indienen via de subsidieregeling circulaire ketenprojecten11.
Evaluatie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of het klopt dat er in 2024 bij
de evaluatie niet meer zal worden bekeken of er wordt overgegaan op een volledig verbod
op wegwerpbekers en voedselverpakkingen ter plaatse, zoals eerder aangekondigd in
de kabinetsbrief over de conceptregeling (Kamerstukken
30 872 en 28694, nr. 269
) Zo ja, waarom is dit het geval? Zo nee, hoe zit dit dan?
Bij de evaluatie wordt gekeken naar de effecten en uitvoerbaarheid van de regels voor
consumptie ter plaatse en voor onderweg, afhaal en bezorging. Ook de uitzondering
op het verbod ter plaatse zal daarin worden meegenomen, bijvoorbeeld ten aanzien van
de handhaafbaarheid en de minimale inzamelingspercentages. De ambitie is een reductie
van ca. 40% in 2026, wat neerkomt op 2,8 miljard minder bekers en verpakkingen in
2026 t.o.v. 2022. 2024 is een eerste meetlat voor deze reductiedoelstelling. Wanneer
de resultaten onvoldoende zijn, kan worden bekeken of en zo ja welke aanpassingen
of eventuele aanvullende maatregelen wenselijk zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Meerkosten van maatregelen voor de consument
Het lid van de BBB-fractie vraagt hoe voorkomen kan worden dat in een tijd van stijgende
prijzen en veel onzekerheid consumenten geconfronteerd gaan worden met veel extra
kosten of een grote doorberekening in prijs.
De consument hoeft niet geconfronteerd te worden met hogere prijzen als hij of zij
kiest voor het meenemen van een eigen beker of bakje of voor een retourneerbaar alternatief.
In de supermarkt zal voor bepaalde verpakkingen wel een kleine meerprijs betaald moeten
worden. Daar kan de consument kiezen voor producten die niet zijn voorverpakt in bekers
of portieverpakkingen.
Reductiemaatregelen in overheidsgebouwen
Het lid van de BBB-fractie vraagt hoe gekeken wordt naar het gebruik van wegwerpbekertjes
in koffieautomaten van overheidsgebouwen, zoals dat van de Tweede Kamer. Het is niet
mogelijk om een eigen mok in de koffieautomaat te plaatsen, zonder daarbij een wegwerpbekertje
af te nemen.
In Nederland worden jaarlijks wel 4 miljard koffiebekers gebruikt, daarom zijn bekers
uit koffieautomaten ook meegenomen in de reductiemaatregelen. Voor alle consumptie
ter plaatse geldt vanaf 1 juli 2023 een verbod op wegwerpdrinkbekers, dus ook voor
de consumpties die in overheidsgebouwen genuttigd worden. De koffieautomaten moeten
zodanig worden aangepast dat het mogelijk is om herbruikbare bekers erin te plaatsen
of herbruikbare bekers uit te geven, die na gebruik weer worden ingenomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, griffier