Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Rudmer Heerema over het artikel 'MQ Scan: 24% van basisschoolleerlingen heeft ondermaatse motoriek; Zorgwekkende piek onder negenjarigen'
Vragen van het lid Rudmer Heerema (VVD) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het artikel «MQ Scan: 24% van basisschoolleerlingen heeft ondermaatse motoriek; «Zorgwekkende piek onder negenjarigen»» (ingezonden 8 april 2022).
Antwoord van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 9 mei 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «MQ Scan: 24% van basisschoolleerlingen heeft ondermaatse
motoriek; «Zorgwekkende piek onder negenjarigen»»?1
Antwoord 1
Ja, dat ben ik.
Vraag 2
Bent u bekend met het feit dat een kwart van de basisschoolleerlingen in Nederland
over onvoldoende bewegingsvaardigheden beschikt en een onderontwikkelde motoriek heeft?
Antwoord 2
Ja, dat ben ik.
Vraag 3
Erkent u het belang van voldoende beschikbaarheid van sport- en speelplaatsen in de
directe omgeving van kinderen voor de ontwikkeling van de motoriek en bewegingsvaardigheden?
Antwoord 3
Ja, dat erken ik.
Vraag 4
Wat gaat u doen om op de korte termijn en op de lange termijn de motoriek van bassischoolleerlingen
op niveau te krijgen?
Antwoord 4
Het primair onderwijs heeft met het aanbod van bewegingsonderwijs een belangrijke
rol bij de ontwikkeling van motorische vaardigheden. Vanaf juli 2023 is het voor scholen
wettelijk verplicht om een daartoe bevoegde leerkracht ten minste twee uur bewegingsonderwijs
te laten geven. Om deze aankomende verplichting goed te kunnen implementeren in de
scholen, is er de subsidieregeling Impuls en Innovatie Bewegingsonderwijs. Hiervan staat op dit moment de tweede aanvraagperiode tot en met 15 mei open.
Daarnaast zijn er in algemene zin veel initiatieven voor bewegen door de dag heen
en bewegend leren. Scholen die voldoen aan de aankomende urennorm kunnen de subsidieregeling
Impuls en Innovatie Bewegingsonderwijs ook inzetten voor het realiseren van een dynamische schooldag. Daarnaast wordt er
samen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een Platform Bewegend Leren ontworpen. Ook bij de invulling van de Rijke Schooldag heeft sport en bewegen een belangrijke plek.
Tot slot is er met het Nationaal Programma Onderwijs aan scholen de mogelijkheid geboden om met interventies sport en bewegen te werken
aan coronagerelateerde vertragingen in de ontwikkeling van leerlingen, op cognitief
dan wel motorisch (en sociaal-emotioneel) gebied.
Vraag 5
Hoeveel gemeenten hebben voldoende gymzaalcapaciteit wanneer de wettelijke verplichting
voor twee uur bewegingsonderwijs in het primair onderwijs in 2023 van kracht wordt?
Indien u dit overzicht niet heeft, kunt u deze inventarisatie zo snel mogelijk laten
uitvoeren?
Antwoord 5
De Vereniging Sport en Gemeenten inventariseert het tekort aan gymzaalcapaciteit en
verwacht voor de zomer de eerste resultaten. Zodra deze beschikbaar zijn, zal ik dit
met uw Kamer delen.
Vraag 6
Deelt u de mening en bent u het eens met de talloze wetenschappelijke publicaties
dat vakleerkrachten bewegingsonderwijs van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding
(ALO) een positieve bijdrage leveren aan de motoriek van basisschoolleerlingen en
het verkrijgen van plezier in sport?
Antwoord 6
Ja, ik ben het ermee eens dat ALO-gediplomeerde vakleerkrachten een positieve bijdrage
leveren aan de motoriek van basisschoolleerlingen en hun plezier in sport. Een groepsleerkracht
met de aanvullende bevoegdheid, waar diegene een post-initiële-hbo-opleiding voor
heeft gevolgd, is echter ook bekwaam om hieraan bij te dragen.
Vraag 7
Welke gezondheidsrisico’s zijn er als dit percentage van 24% de komende jaren oploopt
tot 30%, 40% of 50%? Het percentage van 24% is al veel te hoog, maar vanaf welk percentage
gaat u over tot het verplichten van vakleerkrachten van de ALO voor het geven van
bewegingsonderwijs in het primair onderwijs?
Antwoord 7
Uit onderzoek van De Haagse Hogeschool en VU Amsterdam naar motorische peilingen2, waar in het artikel3 naar verwezen wordt, is gelukkig te zien dat het percentage basisschoolleerlingen
dat ondergemiddelde motorische vaardigheden heeft in de periode tussen 2018 en 2021
afneemt.
Er is op dit moment onvoldoende kwalitatief goed longitudinaal of interventie-onderzoek
beschikbaar om scenario’s te kunnen schetsen van de gezondheidsrisico’s bij een oplopend
percentage kinderen met een ondergemiddelde score op de MQ-scan.4
5 Op basis hiervan kunnen we geen wetenschappelijk onderbouwde conclusies trekken over
de relatie tussen de ontwikkeling van motorische vaardigheden op jonge leeftijd en
de gezondheidsrisico’s. Wel blijkt uit onderzoek dat er een positieve associatie is
tussen goed ontwikkelde fundamentele motorische vaardigheden en fysieke activiteit
bij kinderen en adolescenten, cardiorespiratoire gezondheid en gezond gewicht.6
De relatie tussen het aanleren van motorische vaardigheden door een vakleerkracht
en het verschil in gezondheidsrisico’s bij kinderen is niet één op één te leggen.
De keuze om een ALO-gediplomeerde vakleerkracht of een groepsleerkracht met bevoegdheid
de lessen bewegingsonderwijs te laten verzorgen, ligt bij de scholen. Ik zie, gelet
op de huidige onderwijsarbeidsmarkt, geen aanleiding om de wet op dit punt te wijzigen.
De krapte op de huidige onderwijsmarkt is in de beantwoording op eerdere schriftelijke
vragen toegelicht.7
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.