Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Raemakers, Westerveld, Van den Berg en Bikker over de staat van de geestelijke gezondheidszorg (ggz)
Vragen van de leden Raemakers (D66), Westerveld (GroenLinks), Van den Berg (CDA) en Bikker (ChristenUnie) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over de staat van de geestelijke gezondheidszorg (ggz) (ingezonden 13 april 2022).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 9 mei 2022).
Vraag 1
Hoe beoordeelt u het bericht «Het water staat nu echt aan de lippen bij de ggz» van
8 april jongstleden?1
Antwoord 1
Zoals aangegeven in mijn brief van 9 mei jl. is het aan zorgverzekeraars om – uit
oogpunt van hun zorgplicht – in de contracten zodanige financiële afspraken te maken
met de ggz dat de continuïteit van zorg geborgd kan worden, wat overigens niet hetzelfde
is als de continuïteit van elke individuele zorgaanbieder. Als een ggz-aanbieder in
financieel zwaar weer verkeert, is de jaarlijkse contractering het eerst aangewezen
instrument om afspraken te maken over wat er moet gebeuren. Partijen hebben daarnaast
altijd de mogelijkheid om (indien nodig) aanvullende financiële afspraken te maken,
ook als contracten al gesloten zijn. Daarbij is het van belang dat er ten behoeve
van de contractering een goede informatie-uitwisseling plaatsvindt tussen zorgaanbieder
en zorgverzekeraar.
Vraag 2
Hoeveel instellingen en hoeveel afdelingen binnen de ggz-sector hebben in het jaar
2022 reeds moeten sluiten? Hoe verhouden deze cijfers zich in vergelijking met voorgaande
jaren?
Antwoord 2
Zoals aangegeven in de beantwoording van de vragen over de (voorgenomen) sluitingen
van GGZ-instellingen en centra van het lid Westerveld (2022Z05070 ingezonden 17 maart 2022) heb ik hiervan geen totaaloverzicht. Een voornemen tot
sluiting wordt alleen aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gemeld als deze er mogelijk
toe leidt dat de continuïteit van zorg in het geding komt. De NZa informeert mij dan
hierover, conform de vroegsignaleringsafspraken.2 Ik heb de NZa gevraagd om de recente sluitingen te analyseren en mij te informeren
over eventuele gemeenschappelijke achterliggende oorzaken.
Vraag 3
Maak u zich zorgen over de continuïteit van de specialistische ggz in sommige regio’s?
Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Zoals aangegeven in mijn brief van 9 mei jl. begrijp en betreur ik de onrust die is
ontstaan naar aanleiding van een aantal (voornemens tot) sluiting(en) van en aanpassingen
in behandelaanbod in een relatief korte tijd.
Wanneer de continuïteit van zorg in het geding is geldt het continuïteitsbeleid (dat
ook aan de Tweede Kamer is gemeld)3, waarbij in de eerste plaats de zorgaanbieders en zorgverzekeraars de verantwoordelijkheid
hebben om de problemen die mogelijk leiden tot discontinuïteit van zorg op te lossen.
De zorgverzekeraar heeft hierbij een zorgplicht in de richting van de verzekerden
om te zorgen voor goede en passende zorg. De NZa en de Inspectie Gezondheidszorg en
Jeugd (IGJ) houden daarbij toezicht op de situatie vanuit het oogpunt van deze zorgplicht
en de kwaliteit van zorg. Het is daarbij van belang dat in geval van een sluiting
van een vestiging dit gecontroleerd verloopt zodat onrust onder patiënten zoveel mogelijk
voorkomen wordt.
Omdat de afgelopen tijd aanpassingen van behandelaanbod in korte tijd plaatsvinden
heb ik de NZa gevraagd om de casuïstiek nader te bezien en mij over eventuele gemeenschappelijke
onderliggende factoren te informeren. Ik wil namelijk scherp in beeld hebben of dit
incidenten zijn, of dat hier sprake is van een breder onderliggend probleem dat vraagt
om een aanpassing van beleid. De NZa zal mij hierover voor de zomer informeren.
Vraag 4
Is bekend bij hoeveel afdelingen of instellingen sluiting dreigt door tegenvallende
financiële resultaten? Hoe verklaart u dat de marges zo klein zijn dat sluiting dreigt?
Antwoord 4
Nee dat is mij niet bekend. Dit wordt ook niet genoemd in de berichtgeving. Het gesprek
over financiële resultaten en marges is ook primair een gesprek dat zorgaanbieders
en zorgverzekeraars behoren te voeren in het licht van de contractering.
Vraag 5
Klopt het bericht dat miljoenenverliezen zich aftekenen in de ggz voor talloze instellingen?
Antwoord 5
Zoals hierboven aangegeven is dit een gesprek tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders.
Daarbij is het belangrijk dat er een goede informatie-uitwisseling plaatsvindt tussen
zorgaanbieder en zorgverzekeraar. Naar aanleiding van de berichtgeving van de Nederlandse
ggz (dNggz) is het dus van belang dat zorgaanbieders en verzekeraars data in beeld
brengen en zich daar een gedeeld beeld van vormen, onder meer naar aanleiding van
de gesignaleerde problemen als gevolg van ziekteverzuim en «no shows».
Vraag 6
Bent u het eens met de stelling dat vooral de meest kwetsbare patiënten, de patiënten
in de specialistische ggz die de meeste zorg behoeven, de dupe zijn van de financiële
situatie van instellingen?
Antwoord 6
Een sluiting van een locatie en/of een gehele zorginstelling is ingrijpend voor patiënten.
Zoals ik in mijn brief van 9 mei aangeef is er onrust ontstaan over een aantal (voornemens
tot) sluiting(en) van en aanpassingen in behandelaanbod in een relatief korte tijd.
Ik begrijp deze onrust en ik betreur deze. Ik vind het van belang dat zorgaanbieders
en zorgverzekeraars in nauw contact staan met elkaar als behandelaanbod wijzigt en
ik vind het met name van belang dat een patiënt tijdig geïnformeerd wordt over wijzigingen
en waar nodig elders terecht kan voor zijn of haar behandeling. Wijzigingen in behandelaanbod
vragen om zorgvuldige communicatie richting patiënten, medewerkers en andere betrokkenen.
Daarnaast merk ik graag op dat de bekostiging van de ggz sinds 1 januari 2022 is overgegaan
naar het zorgprestatiemodel die betere handvatten geeft om in de contractering een
passende vergoeding voor de geleverde zorg af te spreken dan de bekostiging tot en
met 2021. Zowel voor zware als lichtere zorg. De nieuwe bekostiging is gebaseerd op
de feitelijke inzet van beroepen en aantallen behandel- en diagnostiekconsulten. Daarbij
zijn ook aparte tarieven voor outreachende ggz en hoogspecialistische ggz geïntroduceerd.
De oude bekostiging ging uit van gemiddelde behandeltrajecten en werkte onderfinanciering
van zwaardere zorg en overfinanciering van lichtere zorg in de hand.
Vraag 7
Heeft het sluiten van ggz-afdelingen een direct verband met de invoering van het zorgprestatiemodel?
Waarom wel of waarom niet?
Antwoord 7
Dat is niet waarschijnlijk, aangezien het zorgprestatiemodel pas per 1 januari van
dit jaar in werking is getreden. Het beeld zoals ik dat nu heb, is dat bij de (voorgenomen)
sluitingen verschillende overwegingen spelen. Het gaat om financiële en bedrijfsmatige
overwegingen, behandelinhoudelijke overwegingen, en een gebrek aan personeel waardoor
de veiligheid en kwaliteit van de behandeling onvoldoende geborgd kan worden. Het
beeld is tevens dat er vaak een samenspel van factoren is dat tot een (voornemen van)
sluiting leidt.
Vorig jaar hebben partijen bestuurlijk afgesproken gezamenlijk verantwoordelijkheid
te nemen voor een financieel verantwoorde, zorgvuldige en macro-neutrale overgang
naar het zorgprestatiemodel. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en dNggz spreken elkaar
daar maandelijks over in een bestuurlijk overleg met de NZa als toehoorder. Om zorgaanbieders
en zorgverzekeraars te ondersteunen bij het maken van financiële transitie-afspraken,
heeft de NZa voor de jaren 2022 en 2023 een transitieprestatie met een vrij tarief
geïntroduceerd.
Vraag 8
Bent u het ermee eens dat het zorgprestatiemodel deels als doel heeft om het behandelen
van complexere patiënten lonender te maken? Zo ja, hoe kijkt u aan tegen de stelling
dat het zorgprestatiemodel op dit moment zelfs averechts werkt?
Antwoord 8
Een van de doelen van de invoering van het zorgprestatiemodel is inderdaad om onderfinanciering
van zware ggz en overfinanciering van lichte ggz tegen te gaan. Zoals ook toegelicht
in mijn antwoord op vraag 6, bevat de nieuwe ggz-bekostiging volop handvatten voor
zorgverzekeraars en zorgaanbieders om goede afspraken te maken over de vergoeding
van complexe ggz. De oude bekostiging werkte overfinanciering van lichte ggz en onderfinanciering
van zware ggz in de hand. Het is nu aan zorgaanbieders en zorgverzekeraars om de handvatten
die met het zorgprestatiemodel worden aangereikt te benutten om tot goede afspraken
te komen.
Waar er signalen zijn dat dat nog niet gebeurt of nog niet lukt is dat geen signaal
van een averechts effect van het zorgprestatiemodel, maar een signaal dat de mogelijkheden
van het model nog niet volledig worden benut. Het zorgprestatiemodel is pas net ingevoerd,
en partijen zullen eraan moeten wennen, ook in de contractering. De NZa monitort de
effecten en de werking van het zorgprestatiemodel. In de monitor contractering ggz
die in juni verschijnt zal de NZa op hoofdlijnen ingaan op de inhoud en het proces
van de contractering 2022.
Het voorgaande laat overigens onverlet dat zorgverzekeraars zodanige afspraken zullen
moeten maken met zorgaanbieders, dat zij aan hun zorgplicht kunnen voldoen, ook voor
verzekerden met een complexe zorgvraag.
Vraag 9
Wat is de actuele staat van het personeelstekort in de ggz? Zijn hier concrete cijfers
van? Is vast te stellen wat het effect van de coronapandemie hierop is geweest?
Antwoord 9
Het is niet mogelijk om aan te geven hoe groot het tekort aan medewerkers in de ggz
op een gegeven moment is. Het huidige arbeidsaanbod, maar ook de zorgvraag en bijbehorende
arbeidsvraag zijn immers continu in beweging. Wel zijn er op basis van gegevens over
2020 prognosecijfers over 2022 beschikbaar, waarmee we een schatting kunnen maken
van het tekort in 2022. Op basis van gegevens over 2020 laat het prognosemodel zien
dat het geraamde tekort voor de ggz in 2022 op 4.200 personen ligt. Het gaat hierbij
om alle beroepen in de ggz: zorgberoepen, welzijnsberoepen en overige beroepen, inclusief
ggz-specifieke beroepen die door het Capaciteitsorgaan worden geraamd (bijvoorbeeld
GZ-psychologen, psychiaters en verpleegkundig specialisten ggz).
Vraag 10
Hoe hoog is het ziekteverzuim in de ggz? Hoeveel is dit gestegen door corona? Is dit
meer of minder dan bij andere sectoren?
Antwoord 10
Uit de meest recente cijfers van het CBS in het kader van het AZW onderzoeksprogramma
blijkt dat het ziekteverzuim in de ggz in het vierde kwartaal van 2021 op 7,1% lag.
Ten opzichte van het pré-coronajaar 2019 is een stijging van 1 procentpunt te zien,
in het vierde kwartaal van 2019 bedroeg het verzuim in de ggz 6,1%. Deze stijging
is kleiner dan gemiddeld in de sector zorg en welzijn, waar het ziekteverzuim in dezelfde
periode met 1,6 procentpunt is toegenomen (5,9% in Q4 2019 versus 7,5% in Q4 2021).
De grootste stijging in deze periode is te zien in de VVT en huisartsenzorg (beiden
2 procentpunt). Een vergelijking met andere branches in zorg en welzijn is in onderstaande
tabel opgenomen.
Ziekteverzuim %
Q4 2019
Q4 20211
Verschil in procentpunt tussen Q4 2019 (pré-corona) en Q4 2021
Alle economische activiteiten
4,5
5,4
0,9
Zorg en welzijn (breed)
5,9
7,5
1,6
Zorg en welzijn (smal)
5,9
7,5
1,6
Huisartsen en gezondheidscentra
4,3
6,3
2,0
Verpleging, verzorging en thuiszorg
7,0
9,0
2,0
Kinderopvang (incl. peuterspeelzaalwerk)
5,6
7,5
1,9
Gehandicaptenzorg
6,6
8,4
1,8
Overige zorg en welzijn
3,9
5,5
1,6
Ziekenhuizen en overige med. spec. Zorg
5,2
6,7
1,5
Geestelijke gezondheidszorg
6,1
7,1
1,0
Universitair medische centra
5,0
5,9
0,9
Sociaal werk
6,3
7,2
0,9
Jeugdzorg
6,7
7,4
0,7
Bron: CBS, AZW Statline
X Noot
1
voorlopige cijfers
Vraag 11
Hoeveel procent van het personeelsbestand is binnen de grotere instellingen in de
ggz zzp’er? Hoe is dit in vergelijking met andere sectoren in de zorg, zoals ziekenhuizen?
Antwoord 11
Er zijn op landelijk niveau geen actuele cijfers beschikbaar over het aandeel zzp’ers
binnen grotere ggz instellingen. De meest recente cijfers van het CBS betreffen het
jaar 2020 en geven aan hoeveel personen er in dat jaar in totaal werkzaam waren binnen
de gehele ggz branche met een uitsplitsing naar positie in de werkkring (werknemer
of zelfstandige). Uit de onderstaande tabel blijkt dat binnen de ggz in 2020 14% van
de werkenden in de ggz werkzaam was als zzp’er. Dit is hoger dan gemiddeld in zorg
en welzijn, waar dit percentage op 9% ligt.
Totaal werkenden in 2020
(x 1.000)
Zelfstandigen zonder personeel (zzp) in 2020 (x 1.000)
aandeel zzp op totaal aantal werkenden in 2020
A-U Alle economische activiteiten
8951
1148
12,8%
Zorg en welzijn (breed)
1437
129
9,0%
Zorg en welzijn (smal)
1332
115
8,6%
Overige zorg en welzijn
194
48
24,7%
Huisartsen en gezondheidscentra
49
9
18,4%
Geestelijke gezondheidszorg
106
15
14,2%
Kinderopvang (incl. peuterspeelzaalwerk)
105
14
13,3%
Sociaal werk
67
7
10,4%
Verpleging, verzorging en thuiszorg
414
22
5,3%
Ziekenhuizen en overige med. spec. zorg
225
9
4,0%
Jeugdzorg
36
1
2,8%
Gehandicaptenzorg
166
3
1,8%
Universitair medische centra
75
1
1,3%
Bron: CBS, AZW Statline (laatste kolom, bewerking VWS)
Vraag 12
Bent u het ermee eens dat een «veel personeel niet in loondienst» (PNIL) binnen een
instelling kan bijdragen aan extra kosten, minder continuïteit van personeel en extra
werkdruk bij personeel dat wel in loondienst is? Zo nee, kunt u dat uitleggen? Zo
ja, welke stappen gaat u ondernemen om dit binnen de ggz op te lossen?
Antwoord 12
Ja, daar ben ik het mee eens. Het kabinet wil voorkomen dat de toenemende krapte op
de arbeidsmarkt tot de verkeerde flexibilisering leidt, met onhoudbare situaties binnen
zorgorganisaties en hogere kosten. Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 16 december4 is het Ministerie van VWS daarom in januari van dit jaar in samenwerking met de Nederlandse
ggz en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie een traject gestart, gericht op
het maken van gezamenlijke werkafspraken over de organisatie van zorg voor alle werkenden
in de ggz. Dat gebeurt door medewerkers in loondienst en zelfstandigen met elkaar
in gesprek te laten gaan over knelpunten zoals de (ervaren) ongelijkheid in verdiensten,
verantwoordelijkheden en gevoelde vrijheden tussen medewerkers in loondienst en zelfstandigen.
Het streven is om vóór het zomerreces van 2022 gedragen oplossingsrichtingen en afspraken
uitgewerkt te hebben.
Ook is het van belang om breder in te zetten op het aantrekkelijker maken van het
werken in loondienst binnen de zorg en specifiek binnen de ggz. Dit betekent dat er
binnen ggz instellingen meer aandacht moet komen voor goed werkgeverschap, onder andere
door het vergroten van zeggenschap van medewerkers, aandacht voor de werk-privé balans
en een gezonde en veilige werkomgeving. Het is aan primair aan werkgevers om hiermee
aan de slag te gaan en ik ben voornemens om dit te stimuleren vanuit de sectorbrede
arbeidsmarktaanpak. De hoofdlijnen van deze aanpak ontvangt uw Kamer op korte termijn.
Vraag 13
Wordt er bij ggz-instellingen, net als ziekenhuizen, een financiële stresstest uitgevoerd
om zo te beoordelen in welke mate sluiting dreigt?
Antwoord 13
De bedrijfsvoering van een zorgaanbieder is een verantwoordelijkheid van zorgaanbieder
zelf. Zorgverzekeraars monitoren de financiële gezondheid uiteraard wel. Vaak zijn
hierover ook afspraken opgenomen in de contracten met een zorgaanbieder. Bijvoorbeeld
wanneer een zorgaanbieder zich bij bepaalde financiële drempelwaarden en indicatoren
moet melden bij de zorgverzekeraar(s). De NZa heeft in samenwerking met zorgverzekeraars
de invulling van de zorgplicht van zorgverzekeraars scherper omschreven. In oktober
2020 is «De zorgplicht: handvatten voor zorgverzekeraars» door de NZa gepubliceerd.5 Dit document is een hulpmiddel waarmee de NZa duidelijk maakt wat zij ten minste
van zorgverzekeraars verwacht als de toegankelijkheid en continuïteit van zorg onder
druk staan. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet, moeten zorgverzekeraars
zich maximaal inspannen om te zorgen dat hun verzekerden kunnen blijven rekenen op
tijdige toegang tot zorg.
Vraag 14
Hoe ziet u de (juridische) rol van zorgverzekeraars die volgens de wet een zorgplicht
hebben en derhalve verantwoordelijk zijn dat voldoende zorg beschikbaar is? Wat is
hun rol in het geval er sprake is van financiële onzekerheid door externe factoren
zoals ziekteverzuim (1), bij financieel wanbeleid door bestuurders (2) en personeelstekorten
bij instellingen (3)?
Antwoord 14
De zorgplicht houdt in dat verzekeraars in geval van een naturapolis verplicht zijn
om te zorgen dat hun verzekerden binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang
hebben tot alle zorg uit het basispakket. In ieder geval moeten zorgverzekeraars daarom
voldoende zorg inkopen. Daar horen passende financiële contractafspraken met zorgaanbieders
bij, met dien verstande dat een verzekeraar de vrijheid heeft om zelf te bepalen met
wie en tegen welke voorwaarden hij een contract wil afsluiten.
Wat er verder en/of specifiek nodig is om de wettelijke zorgplicht correct na te leven,
hangt vaak af van de omstandigheden. De zorgplicht is grotendeels een open norm. Zorgverzekeraars
hebben een eigen verantwoordelijkheid om hier – binnen de kaders van de wet- en regelgeving
– invulling aan te geven. Het resultaat telt uiteindelijk. Er is sprake van een resultaatverplichting.
Om richting te geven heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), de toezichthouder,
in haar publicatie «De zorgplicht: handvatten voor zorgverzekeraars» uit 2020 voor
een aantal belangrijke thema’s een duiding gegeven van wat zij verwacht van zorgverzekeraars.
Een van die thema’s is (dis)continuïteit van zorg. In dat kader beschrijft de NZa
onder meer dat zij verwacht dat een verzekeraar de (financiële) positie van zorgaanbieders
monitort, mogelijke risico’s in kaart brengt en de opgedane inzichten betrekt bij
de zorginkoop. Ook wordt van de zorgverzekeraar verwacht dat zij er, bij een zorgaanbieder
waar een sluiting dreigt die problemen zou opleveren met oog op de zorgplicht, op
aanstuurt dat die op tijd de maatregelen neemt (waar nodig kan dit gefaciliteerd worden
door contractuele afspraken te maken of aan te passen). De in de vraagstelling benoemde
aspecten – ziekteverzuim, financieel wanbeleid en personeelsgebrek – kunnen hier allen
een rol spelen.
Een ander thema uit het handvattendocument van de NZa is, bijvoorbeeld, toekomstbestendig
zorglandschap. Daaronder valt onder meer dat de NZa van verzekeraars verwacht dat
zij in hun kernregio’s knelpunten in de ontwikkeling van zorgvraag en -aanbod – bijvoorbeeld
door personeelskrapte – in kaart brengen, en dat zij daarop acteren met regioplannen
en zorginkoopbeleid dat bij die plannen past.
Vraag 15
Bent u bereid om gezamenlijk met de sector en andere betrokkenen, zoals zorgverzekeraars,
over de financiële situatie van ggz-instellingen in gesprek te gaan?
Antwoord 15
Hier is primair het gesprek tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar over de financiële
situatie van de instellingen van belang. Zoals ik in mijn brief inzake berichten over
(voorgenomen) sluitingen en financiële positie van ggz-aanbieders d.d. 9 mei jl. aangeef,
is dit ook van belang omdat het ziekteverzuim in de zorg nog altijd hoog is. De NZa
signaleert in haar «Monitor toegankelijkheid van zorg» van 31 maart en 28 april jl.
onder andere dat de uitval van personeel in de eerste maanden van 2022 hoger is dan
in de jaren daarvoor. Het beeld van de NZa sluit daarmee aan op de signalen van dNggz
over het ziekteverzuim. dNggz geeft aan dat er hierdoor – en doordat over de eerste
maanden van 2022 ook sprake zou zijn van een ongebruikelijk hoge no show van patiënten
– minder zorg gedeclareerd kan worden. Het is nog onzeker hoe het ziekteverzuim en
de door dNggz genoemde no show van patiënten zich in de rest van het jaar ontwikkelen.
Het is belangrijk dat zorgaanbieders de zorgverzekeraars hierover van goede informatie
voorzien en dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars waar nodig in overleg treden met
elkaar. Hierover heb ik zelf ook met dNggz en ZN gesproken en afgesproken dat de partijen
hiermee aan de slag gaan.
Vraag 16
Bent u bereid de afspraken over de ggz, die nu in verschillende akkoorden en programma’s
staan, meer te gaan bundelen om te voorkomen dat er teveel losse onderdelen lopen?
Hoe ziet u de positie van de ggz in het aangekondigde overstijgende zorgakkoord?
Antwoord 16
Het Integraal Zorgakkoord (IZA) zal zich focussen op de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Een gericht akkoord met focus is nodig om de transitie naar passende zorg versneld
in gang te zetten. In het akkoord is wel expliciet aandacht voor de «grensvlakken»
zoals preventie in de Zvw en afspraken met het sociaal domein, voor zover die direct
samenhangt met de Zvw-zorg. Doel is om zoveel mogelijk als Zvw-sector samen voortgang
op deze thema’s te realiseren. Daarom spreken we in het IZA af hoe sectoren elkaar
helpen en wat men van elkaar verwacht. Naast deze thema’s is er ook ruimte voor sectorspecifieke
afspraken zonder raakvlak met andere sectoren. Dit geldt ook voor de ggz.
Het IZA is daarmee complementair aan andere afspraken die van belang zijn voor de
gezondheid van iedereen in Nederland. Zo wordt gewerkt aan een Wonen, Ondersteuning
en Zorg voor Ouderen (WOZO) programma, is een Preventie-aanpak in de maak, worden
afspraken over de arbeidsmarkt in de zorg voorbereid en is eerder al een Klimaatakkoord
gesloten. En natuurlijk hangen alle vraagstukken nauw met elkaar samen. Zo beïnvloeden
milieu en klimaat (duurzaamheid in het algemeen) de zorg en kan de zorg op haar beurt
bijdragen aan het duurzaamheidsvraagstuk. De woonsituatie van ouderen en kwetsbaren
heeft effect op de (curatieve) zorg en het voorkomen van zorg kan iedereen helpen,
ook ouderen, langer zelfstandig van een goede kwaliteit van leven te genieten. De
samenhang van al deze vraagstukken zou er in de ideale wereld voor pleiten om tot
een allesomvattend akkoord te komen. Aangezien dit gegeven de breedte van de uitdagingen
en benodigde partijen te complex wordt, is het belangrijk om af te bakenen. Daarom
beperkt het IZA zich zoals hierboven gezegd tot de «Zvw»-zorg.
Vraag 17
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 17
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.