Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sjoerdsma en Hammelburg over het bericht dat China door middel van samenwerkingen met Europese bedrijven en universiteiten haar krijgsmacht moderniseert
Vragen van de leden Sjoerdsma en Hammelburg (beiden D66) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over het bericht dat China door middel van samenwerkingen met Europese bedrijven en universiteiten haar krijgsmacht moderniseert en dit ongewenst is (ingezonden 17 maart 2022).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken), van Minister Schreinemacher (Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking) en van Minister Ollongren (Defensie), mede namens
de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische Zaken en Klimaat
(ontvangen 6 mei 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht in NRC: «Voorkom dat China militaire technologie bemachtigt»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe oordeelt u over de geconstateerde trend in het bericht dat China gretig gebruik
maakt van technologie van Europese bedrijven en universiteiten om de Chinese krijgsmacht
te versterken? Concludeert u dat er sprake is van ongewenste technologieoverdracht?
Antwoord 2
China heeft de ambitie om in 2049 dé leidende en zelfvoorzienende technologische,
wetenschappelijke en militaire supermacht te zijn. Om dit doel te bereiken, volgt
het land een assertieve strategie die bestaat uit een combinatie van grootschalige
overheidsinvesteringen in onderzoek en ontwikkeling, overnames van buitenlandse hightechbedrijven
en het bieden van toegang tot de Chinese markt in ruil voor technologieoverdracht2. Daarbij wordt in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren 20213 geconstateerd dat belangstelling bestaat voor de Nederlandse topsectoren en kennisinstellingen
vanwege de hoogwaardige infrastructuur, technologie en kennis die zij bezitten. De
laatste vormen niet alleen doelwit van spionageactiviteiten, maar ook van legale (academische)
samenwerkingsverbanden die potentieel kunnen leiden tot ongewenste kennisoverdracht.
Het kabinet is zich bewust van de Chinese doelstellingen. Het kabinet erkent eveneens
dat de risico’s op ongewenste overdracht van (sensitieve) kennis en technologie gemitigeerd
dienen te worden, wanneer deze tot risico’s voor de nationale veiligheid leiden.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat de grote geopolitieke veranderingen van de afgelopen tijd
Nederland en de Europese Unie dwingen om de samenwerkingen op het gebied van militaire
technologie met onvrije landen te heroverwegen en waar nodig te herzien?
Antwoord 3
Technologie staat meer dan ooit centraal in nationale veiligheidsvraagstukken. Dit
is onder andere het gevolg van toenemende inzet van technologie in internationale
geopolitieke competitie en het dual-use karakter van nieuwe of opkomende technologieën.
Dit leidt tot nieuwe vragen over de relatie tussen technologie, veiligheid en economie,
waaronder de vraag welke technologieën we willen beschermen vanwege mogelijke nationale
veiligheidsrisico’s.
Op 21 maart jl. is het EU Strategisch Kompas aangenomen door de Raad Buitenlandse
Zaken en op 24 maart jl. is dit bekrachtigd door de Europese Raad. Hierin wordt richting
gegeven aan het Europese veiligheid- en defensiebeleid. In het Strategisch Kompas
is opgenomen dat de EU vol gebruik zal blijven maken van het bestaande samenwerkingsmechanisme
voor het screenen van buitenlandse investeringen en dat lidstaten zo snel als mogelijk
nationale screeningsmechanismen ten aanzien van buitenlandse investeringen dienen
te implementeren om zo veiligheidsrisico’s te mitigeren.
Voorts is op 15 februari jl. de «roadmap on critical technologies for security and
defence» van de Europese Commissie gepubliceerd met daarin een tijdspad waarbinnen
onderzoek, ontwikkeling en innovatie ten aanzien van sensitieve technologie dient
te worden gestimuleerd alsmede strategische afhankelijkheden op dit vlak dienen te
worden teruggedrongen.
Vraag 4
Hoe is het zicht van het kabinet over de technologieoverdracht op dit gebied van de
afgelopen 20 jaar? Hoe werkt het kabinet eraan om dit te verbeteren?
Antwoord 4
De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen doorlopend onderzoek naar
dit onderwerp. In het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren van AIVD, MIVD en NCTV dat
vorig jaar aan uw Kamer is aangeboden, staat beschreven hoe de Chinese inzet van zowel
legale als illegale economische middelen en (digitale) spionage een groeiende dreiging
vormt voor de Nederlandse economische veiligheid4. Deze inzichten die deze onderzoeken opleveren worden gebruikt in verschillende beleidsinstrumenten
(zowel bestaande als toekomstige) om ongewenste kennis- en technologie overdracht
te adresseren, vanuit een kabinetsbrede visie en inzet, zoals beschreven in de Kamerbrief
over de aanpak statelijke dreigingen van 3 februari 20215.
Zo is er op 31 januari jl. een brief naar uw Kamer verstuurd over de voortgang van
de maatregelen en de ontwikkelingen op het gebied van kennisveiligheid6. Daarnaast ligt de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (vifo)
nu ter behandeling voor in uw Kamer. De doelstelling van investeringstoetsing (zoals
al bestaat in de telecom- en energiesector) is om risico’s voor de nationale veiligheid
te mitigeren die kunnen ontstaan bij wijzigingen in zeggenschap van bedrijven. Dit
betekent dat investeringen in bepaalde bedrijven worden getoetst, waarna eventueel
mitigerende maatregelen kunnen worden opgelegd en in het uiterste geval investeringen
kunnen worden geblokkeerd.
Een andere manier waarop het kabinet bijdraagt aan het voorkomen van ongewenste technologieoverdracht,
is via exportcontrole. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen zijn gehouden aan
Europese en nationale regels voor de export van dual-use-goederen en technologie7. Het belangrijkste kader daarvoor is de (EU) dual-use-verordening (2021/821), die
recentelijk is herzien en op 9 september 2021 in werking is getreden. De dual-use-verordening
geeft een breed kader om de export van producten, programmatuur en technologie die
zijn opgenomen in de bijlage van de verordening te controleren.
Met de herziening van de dual-use-verordening zijn de mogelijkheden voor het opleggen
van ad hoc vergunningplichten vergroot. Zo introduceert de verordening een mogelijkheid
tot het opleggen van een ad hoc vergunningplicht voor de export van cybersurveillance-technologie
in geval van zorgen omtrent mensenrechtenschendingen.
Hoewel de bovengenoemde instrumenten een belangrijke bijdrage leveren aan de weerbaarheid
en daarmee aan het voorkomen van ongewenste technologieoverdracht is het risico daarop
nooit volledig uit te sluiten. Het kabinet houdt dit onderwerp hoog op agenda om de
restrisico’s adequaat te adresseren.
Vraag 5
Wat vindt u van de suggestie om een meldingsplicht in te voeren voor universiteiten
en bedrijven die samenwerken met Chinese partijen binnen risicovakgebieden?
Antwoord 5
Universiteiten en bedrijven hebben de vrijheid om samenwerkingen met binnen- en buitenlandse
partners aan te gaan. Voor universiteiten is dat onderdeel van de in Nederland wettelijk
geborgde academische vrijheid. Het is dan ook primair aan de kennisinstelling of het
bedrijf om kansen en (veiligheids)risico’s van iedere samenwerking af te wegen.
Om de kennisinstellingen daarbij handvatten te geven, is op 31 januari jl. de Nationale
Leidraad Kennisveiligheid gepubliceerd, een gezamenlijk product van het Nederlandse
kennisveld en de rijksoverheid, die kennisinstellingen hierbij op weg helpt. Ook werd
die dag het Rijksbrede Loket Kennisveiligheid geopend waar kennisinstellingen terecht
kunnen met vragen over concrete aan kennisveiligheid gerelateerde zaken. Zoals toegezegd
door de Minister van OCW tijdens het commissiedebat internationalisering en kennisveiligheid
van 9 februari jl. zal hij de kennisinstellingen bij brief oproepen om een risicoanalyse
uit te voeren en over de uitkomsten daarvan met de Raden van Toezicht in contact te
treden. De Minister van OCW zal eind dit jaar het gesprek aangaan met de Raden van
Toezicht om te zien of de huidige kennisveiligheidsaanpak van het kabinet volstaat,
of dat er aanvullende maatregelen nodig zijn.
Bedrijven kunnen voor advies terecht bij de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat
(EZK) en Buitenlandse Zaken (BZ) en bij de RVO. BZ informeert het bedrijfsleven ook
proactief over de risico’s die verbonden zijn met samenwerking met Chinese partijen.
Daarnaast heeft de RVO in opdracht van BZ een aantal instrumenten ontwikkeld om het
bedrijfsleven te ondersteunen bij het identificeren van risico’s m.b.t. zakendoen
in en met China, zoals de China Business Tool, een zelf-scan voor bedrijven, en de
International Business Academy, een reeks online informatiesessies over diverse onderwerpen.
Tegen deze achtergrond acht het kabinet invoering van een meldingsplicht op dit moment
niet opportuun.
Vraag 6
Bent u van mening dat het begrip «risicovakgebieden» op dit moment voldoende gedefinieerd
is? Zo nee, kunt u in samenwerking met experts daaraan werken?
Vraag 6
Bent u van mening dat het begrip «risicovakgebieden» op dit moment voldoende gedefinieerd
is? Zo nee, kunt u in samenwerking met experts daaraan werken?
Vraag 7
Is de regering momenteel juridisch en bestuurlijk in staat om ongewenste samenwerkingen
op dit gebied te blokkeren als is vastgesteld dat het om te gevaarlijke risicovakgebieden
gaat? Zo nee, wat is daarvoor nodig en bent u bereid daarmee aan de slag te gaan?
Antwoord 7
Wanneer het gaat om (academische) samenwerkingen van Nederlandse kennisinstellingen
met buitenlandse kennisinstellingen en bedrijven, geldt dat er op dit moment geen
wettelijke basis is om de Nederlandse kennisinstelling te verplichten om deze samenwerking
te beëindigen. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Vraag 8
Bent u bereid te onderzoeken wat voor beleid de Verenigde Staten op dit gebied voert
en te bezien of daar bepaalde lessen uitgetrokken kunnen worden?
Antwoord 8
Er is intensief contact met de Verenigde Staten op gebied van kennisveiligheid. Het
bezoek dat de Minister van OCW onlangs aan de VS heeft gebracht stond mede in het
teken van kennisveiligheid en het beter inzicht krijgen in Amerikaanse beleidsvorming.
Op ambtelijk niveau worden ook uitvoerig contacten onderhouden, zowel bilateraal als
via de EU. Daarbij gaat het om uitwisselen van informatie en van geleerde lessen,
maar ook om inzicht te krijgen in hoe Europees/Nederlands en Amerikaans beleid zo
goed mogelijk op elkaar afgestemd kunnen worden, opdat kennisveiligheid goed gewaarborgd
wordt en tegelijkertijd de trans-Atlantische handels- en investeringsrelatie en kennisuitwisseling
verder wordt versterkt.
Vraag 9
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.