Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
36 094 Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid)
Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
                  d.d. 22 december 2021 en het nader rapport d.d. 28 april 2022, aangeboden aan de Koning
                  door de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. Het advies van de Afdeling
                  advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
               
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 19 november 2021, nr. 2021002281,
                  machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
                  het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
                  gedateerd 22 december 2021, nr. W04.21.0345/I, bied ik U hierbij aan.
               
Hieronder ga ik in op de door de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna:
                  Afdeling) gemaakte opmerkingen.
               
Bij Kabinetsmissive van 19 november 2021, no. 2021002281, heeft Uwe Majesteit, op
                     voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens
                     de Minister van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad
                     van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van
                     het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met
                     de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid),
                     met memorie van toelichting.
Het voorstel betreft een novelle die strekt tot wijziging van het wetsvoorstel tot
                     wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen
                     in de provincie Groningen (hierna: het wetsvoorstel), indien dit voorstel tot wet
                     wordt verheven. In de novelle worden de onderdelen gewijzigd die met de amendementen
                     van het Kamerlid Beckerman, gericht op ondersteuning voor eigenaren en versterking
                     in eigen beheer aan het wetsvoorstel zijn toegevoegd. Dit wordt gedaan om de amendementen
                     uitvoerbaar te maken en aan te laten sluiten bij hetgeen al in de praktijk gebeurt
                     en bij de verantwoordelijkheidsverdeling van de betrokken partijen.
Evenals bij het wetsvoorstel, heeft de Afdeling advisering van de Raad van State de
                     regeling voor versterking in eigen beheer in de novelle vooral vanuit het perspectief
                     van de gedupeerden beoordeeld. De Afdeling adviseert om de regeling voor eigenaren
                     die zelf initiatief willen nemen tot de voorbereiding en uitvoering van versterkingsmaatregelen
                     beter uit te werken, zodat duidelijk is wat zij kunnen en mogen verwachten. Ook moet
                     de regeling voor hen betekenis hebben, zodat een beoordeling waartoe een eigenaar
                     zelf het initiatief heeft genomen, met voorrang door de Nationaal Coördinator Groningen
                     (NCG) wordt getoetst en uitgewerkt in een versterkingsbesluit.
Voorts merkt de Afdeling op dat de regeling voor de ondersteuning van eigenaren zowel
                     te beperkt als te ruim lijkt. Tot slot adviseert de Afdeling de grondslag voor het
                     doorbelasten van de kostenvergoeding aan de NAM dragend te motiveren. In verband met
                     die opmerkingen dient het voorstel nader te worden overwogen.
1. Achtergronden en voorstel
               
Het wetsvoorstel tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking
                     van gebouwen in de provincie Groningen bevat regels ten behoeve van de versterking
                     van onveilige gebouwen in Groningen. Het wetsvoorstel is op 10 maart 2021 door de
                     Tweede Kamer aangenomen en ligt nu ter behandeling voor in de Eerste Kamer. Aanvankelijk
                     was de regering van plan enkele geamendeerde onderdelen van de wet niet in werking
                     te laten treden omdat zij niet uitvoerbaar zouden zijn. Aangezien de Tweede Kamer
                     zich hiermee niet kon verenigen, wordt deze novelle voorgesteld.
De door de regering genoemde bedenkingen zien op het volgende. Ten eerste is de regering
                     van oordeel dat het door eigenaren volledig in eigen beheer uitvoeren van de versterking
                     zich niet verdraagt met de zorgplicht van de overheid voor de aardbevingsbestendigheid
                     van gebouwen. De bij amendement toegevoegde bepalingen stellen de toetsing door de
                     overheid aan de veiligheidsnorm én de mogelijkheden tot coördinatie van de versterking
                     buiten werking. Hierdoor wordt het onmogelijk voor de overheid om de veiligheidsbelangen
                     van andere bewoners mee te wegen bij de versterking van een individueel gebouw. Ten
                     tweede kent de bepaling met betrekking tot vergoeding voor ondersteuning van eigenaren
                     geen enkele begrenzing. Dit gaat verder dan iedere wijze waarop gesubsidieerde rechtsbijstand
                     nu is vormgegeven.
Op drie onderdelen past deze novelle het wetsvoorstel aan:
1. De novelle expliciteert allereerst dat eigenaren de voorbereiding van de versterking
                           in eigen beheer kunnen uitvoeren. De aanwijzing van de methode waarmee het gebouw
                           wordt beoordeeld, evenals de uiteindelijke beoordeling of het gebouw aan de veiligheidsnorm
                           voldoet, blijven in publieke handen.
2. Voorts regelt de novelle dat eigenaren die in het schade- en versterkingstraject in
                           bezwaar of beroep bijgestaan worden door een onafhankelijk adviseur, onder (door het
                           bestuur van de Raad voor rechtsbijstand te stellen) voorwaarden hiertoe een vergoeding
                           kunnen ontvangen.
3. Ten slotte voorziet de novelle in een grondslag om de kostenvergoeding voor ondersteuning
                           van eigenaren door middel van een heffing bij de NAM in rekening te brengen.
2. Voorbereiding versterking in eigen beheer
               
Versterking van een gebouw geschiedt volgens het stramien: i) opname, ii) beoordeling,
                     iii) versterkingsbesluit, en iv) uitvoering van de versterking. Een gebouw dat binnen
                     de versterkingsopgave valt, wordt eerst opgenomen door de NCG. Vervolgens beoordeelt
                     de NCG namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Minister
                     van BZK) of een gebouw al dan niet aan de veiligheidsnorm voldoet en dus al dan niet
                     moet worden versterkt2. Moet een gebouw worden versterkt, dan volgt in beginsel binnen een jaar een versterkingsbesluit.
                     Dat bevat de versterkingsmaatregelen die nodig zijn en de vergoeding voor de kosten
                     ter uitvoering daarvan3.
In het programma van aanpak, dat door de gemeenteraad wordt vastgesteld, wordt bepaald
                     wanneer een gebouw aan de beurt is om te worden opgenomen, beoordeeld en versterkt4. Het veiligheidsbelang is daarbij leidend. Gebouwen met een lager risicoprofiel kunnen
                     voorrang krijgen als dit de snelheid van de uitvoering van het algehele plan ten goede
                     komt, het draagvlak voor de versterking bevordert en dit geen onredelijke vertraging
                     oplevert voor de versterking van gebouwen met een hoger risicoprofiel5. De NCG volgt de prioritering in het programma van aanpak6.
a. Wat voorbereiding versterking in eigen beheer inhoudt, blijft onduidelijk
               
De novelle voegt aan de regeling in het wetsvoorstel het voorgestelde artikel 13ia
                     toe. Dat artikel bepaalt dat de eigenaar van een gebouw dat niet aan de veiligheidsnorm
                     voldoet, de voorbereiding en de uitvoering van de versterking door de Minister van
                     BZK of in eigen beheer kan laten plaatsvinden.
Het uitvoeren van versterkingsmaatregelen in eigen beheer was reeds mogelijk7. Daaraan wordt nu toegevoegd dat ook de voorbereiding van de versterking in eigen
                     beheer kan plaatsvinden. Dit roept een aantal vragen op.
Wat «voorbereiding van de versterking in eigen beheer» inhoudt, wordt in de novelle
                     niet nader gedefinieerd. Volgens de toelichting wordt beoogd te regelen dat een eigenaar
                     in bepaalde situaties zelf het initiatief kan nemen voor de beoordeling of zijn gebouw
                     aan de veiligheidsnorm voldoet. Daaruit leidt de Afdeling af dat een eigenaar zelf
                     het initiatief kan nemen om een veiligheidsbeoordeling en eventueel een versterkingsadvies
                     te laten opstellen. Ook dan blijft echter een toets van de NCG noodzakelijk. De desbetreffende
                     bepaling wordt namelijk niet buiten toepassing verklaard.
De Afdeling acht dat ook terecht, omdat de overheid er verantwoordelijk voor is dat
                     de veiligheid van de gebouwen in Groningen niet wordt geschaad als gevolg van de gaswinning,
                     en op basis van de beoordeling een versterkingsbesluit neemt en middelen beschikbaar
                     stelt8. Wel rijst de vraag hoe de beoordeling waartoe een eigenaar zelf het initiatief neemt
                     zich verhoudt tot de beoordeling die de NCG (ook nog) verricht en wat eigenaren met
                     de regeling opschieten.
Ook in een ander opzicht is de verhouding tot de beoordeling door de NCG onduidelijk.
                     Doordat het voorstel bepaalt dat de eigenaar «van een gebouw dat niet aan de veiligheidsnorm
                     voldoet» kan kiezen voor de voorbereiding en de uitvoering van de versterking in eigen
                     beheer, suggereert het dat een gebouw eerst door de NCG als onveilig moet zijn beoordeeld
                     en dat pas daarna een eigenaar kan kiezen voor eigen beheer. De suggestie wordt nog
                     versterkt door de plaatsing van de voorgestelde bepaling na het artikel dat ziet op
                     de beoordeling. Dat lijkt echter in tegenspraak met de toelichting, waarin wordt opgemerkt
                     dat eigen beheer onder meer inhoudt dat een eigenaar juist zelf opdrachtgever kan
                     zijn van de beoordeling.
Tot slot blijkt de beperking dat een eigenaar er slechts in bepaalde situaties voor
                     kan kiezen de versterking in eigen beheer voor te bereiden niet uit de voorgestelde
                     wettekst. Evenmin wordt in de toelichting nader uiteengezet aan welke situaties wordt
                     gedacht en waarom de eigenaar niet steeds hiervoor zou kunnen kiezen.
Duidelijk moet zijn wat eigenaren die in eigen beheer willen versterken, van de overheid
                     kunnen en mogen verwachten. De Afdeling adviseert daarom in het voorstel en de toelichting
                     het volgende te verduidelijken: wat wordt verstaan onder voorbereiding van de versterking
                     in eigen beheer, wat de verhouding is tot de beoordeling door de NCG namens de Minister
                     van BZK, in welke gevallen een eigenaar daarvoor kan kiezen en welke eventuele beperkende
                     voorwaarden daarbij gelden.
Ik ben het eens met de Afdeling dat voor eigenaren duidelijk moet zijn wat ze mogen
                  verwachten wanneer zij de versterking in eigen beheer uitvoeren.
               
De novelle is naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling aangepast zodat duidelijk
                     is welke stappen de eigenaar in eigen beheer kan oppakken, wat deze stappen inhouden
                     en welke voorwaarden daarbij gelden. Een eigenaar kan te allen tijde starten met versterking
                     in eigen beheer, of hiermee stoppen en de NCG vragen de versterking op te nemen in
                     hun reguliere werkprogramma. Tevens stelt de novelle duidelijk dat de NCG een door
                     de eigenaar uitgevoerde beoordeling toetst aan de veiligheidskaders.
                  
De eigenaar kan, onder voorwaarden, de volgende stappen in eigen beheer nemen, waartoe
                     hij of zij zelf een ingenieursbureau inhuurt:
                  
• de opname en beoordeling van zijn gebouw (artikel 13ia);
• de voorbereiding van de versterking (maken van een voorlopig ontwerp, inbreng van
                           zijn eigen (duurzaamheids-)wensen, maken van definitief ontwerp) (artikel 13ib);
                        
• de uitvoering van de versterking (de uitvoering in eigen beheer was al mogelijk op
                           grond van artikel 13j, het artikel over het versterkingsbesluit, waarvoor op grond
                           van artikel 13ja nu door de eigenaar na de voorbereiding van de versterking in eigen
                           beheer een aanvraag kan worden ingediend).
                        
Met de opname van deze drie artikelen in de novelle wordt duidelijk in welke gevallen
                  welke fase van het eigen beheer kan worden gestart, welke voorwaarden daarbij gelden
                  en hoe deze fase zich verhoudt tot de reguliere procedure. Daartoe is in een nieuw
                  artikel 13ia de fase van opname en beoordeling in eigen beheer geregeld, inclusief
                  de voorwaarden die daarbij gelden. In een nieuw artikel 13ib is de voorbereiding van
                  de versterking in de vorm van het ontwerpen van de te nemen maatregelen, al dan niet
                  aansluitend op de beoordeling in eigen beheer, geregeld. Ook daarbij worden de geldende
                  voorwaarden genoemd. Ten slotte is in een nieuw artikel 13ja geregeld dat na de voorbereiding
                  van de versterking in eigen beheer een aanvraag door de eigenaar aan de NCG voor een
                  versterkingsbesluit volgt, daar waar dit besluit in de reguliere procedure ambtshalve
                  door de NCG namens de Minister wordt genomen. Voor een gedetailleerde beschrijving
                  van het proces van versterking in eigen beheer wordt verwezen naar de memorie van
                  toelichting bij de novelle. Voor de uitvoering van de versterking in eigen beheer,
                  zijnde de fase na het versterkingsbesluit, geldt dat dit reeds mogelijk was binnen
                  de kaders die in het wetsvoorstel waren opgenomen. Over die uitvoering werden namelijk
                  geen specifieke regels gesteld.
               
Voorop staat, aansluitend bij het advies van de Afdeling, dat de overheid te allen
                  tijde toetst of een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet. Indien de beoordeling en/of
                  het ontwerp van de te treffen maatregelen in eigen beheer plaatsvindt, betekent dit
                  dat de Minister van EZK moet controleren of bij de beoordeling de voorgeschreven beoordelingsmethoden
                  zijn gehanteerd en of deze op de juiste wijze zijn toegepast, en/of dat de voorgestelde
                  maatregelen het gebouw laten voldoen aan de veiligheidsnorm. Alleen op deze manier
                  kan de overheid verantwoordelijkheid nemen voor het behalen van de veiligheidsnorm
                  en kan de Minister van EZK zijn zorgplicht uitvoeren. Deze toets vindt definitief
                  plaats op het moment dat de NCG het versterkingsbesluit neemt.
               
b. Betekenis regeling voorbereiding versterking in eigen beheer
               
Volgens de wet bepalen gemeenten de prioritering van de beoordeling door de NCG van
                     gebouwen in het programma van aanpak9. Deze regel wordt in de novelle niet buiten toepassing verklaard indien een eigenaar
                     kiest voor voorbereiding van de versterking in eigen beheer (en dit mogelijk is).
                     Dat betekent dat ook een eigenaar die door een eigen deskundige een beoordeling laat
                     uitvoeren, moet wachten tot de NCG conform de prioritering van de gemeente die beoordeling
                     in behandeling neemt en toetst. In zoverre kan de eigenaar geen bespoediging van die
                     beoordeling en daarmee van het vervolg van het versterkingsproces van zijn gebouw
                     bewerkstelligen. Dit is alleen anders als het programma van aanpak van de betreffende
                     gemeente daarvoor ruimte biedt.
De Afdeling acht het van belang dat een eigenaar die zelf het initiatief wil en kan
                     nemen voor de versterking van zijn woning, hierin zoveel als mogelijk tegemoet wordt
                     gekomen. Vanuit dat perspectief zal een regeling die dat beoogt mogelijk te maken
                     alleen betekenisvol zijn als de NCG zijn in eigen beheer uitgevoerde beoordeling met
                     voorrang in behandeling kan nemen en toetst, waarna er in beginsel binnen een jaar
                     een versterkingsbesluit moet volgen. Die voorrang is essentieel, omdat de eigenaar
                     die niet wil wachten totdat hij aan de beurt is en daarom zelf het initiatief neemt
                     tot een beoordeling van zijn gebouw, alleen dan eerder tot uitvoering kan overgaan.
Wel zou hierbij bijvoorbeeld als voorwaarde moeten gelden dat de voorrang de snelheid
                     van de uitvoering van het algehele programma van aanpak ten goede komt, het draagvlak
                     voor de versterking bevordert en geen onredelijke vertraging oplevert voor de versterking
                     van gebouwen met een hoger risicoprofiel. Voor een dergelijke voorrang is vereist
                     dat ofwel gemeenten ruimte (moeten) maken in het programma van aanpak, ofwel de NCG
                     in afwijking van artikel 13a, eerste lid, een aparte ingang («loket») en extra capaciteit
                     krijgt. De novelle voorziet daar echter niet in.
De Afdeling adviseert om met inachtneming van het voorgaande de voorgestelde regeling
                     voor de voorbereiding van een versterking in eigen beheer aan te passen.
Ik ben het met de Afdeling eens dat eigenaren die de versterking in eigen beheer willen
                     uitvoeren, hierin tegemoet moeten worden gekomen. Dat is ook het doel van de novelle
                     en de eerdere trajecten die zijn gestart om de versterking in eigen beheer te faciliteren.
                  
In overeenstemming met het amendement en het advies van de Afdeling wordt geregeld
                     dat de eigenaar met eigen beheer op eigen initiatief kan starten in afwijking van
                     het programma van aanpak, te beginnen met de opname en beoordeling. Het vervolgens
                     door de NCG toetsen of de beoordeling, die de eigenaar in eigen beheer heeft laten
                     uitvoeren, voldoet aan de veiligheidskaders en het verstrekken van een vergoeding,
                     kan onafhankelijk van de gemeentelijke prioritering plaatsvinden aangezien de gemeentelijke
                     plannen van aanpak sturen op capaciteit die beschikbaar is voor de NCG. Wel houdt
                     de NCG de gemeente op de hoogte van de stappen die een eigenaar in eigen beheer zet.
                     Op deze manier kan de gemeente hier ook rekening mee houden in haar programma van
                     aanpak.
                  
Met aanvullende capaciteit die door een eigenaar voor zichzelf wordt gerealiseerd,
                     wordt bij de planning van de gemeenten geen rekening gehouden. Wanneer de eigenaar
                     zelf capaciteit vindt voor het uitvoeren van de opname en beoordeling, het voorbereiden
                     van de versterkingsmaatregelen en het uitvoeren van de versterkingsmaatregelen, dan
                     hoeft er daarom geen rekening gehouden te worden met de planning van gemeenten. Bij
                     eigen beheer komt de voortgang van trajecten die de NCG uitvoert niet in gevaar. Voor
                     het toetsen van de beoordelingen aan de veiligheidskaders heeft de NCG voldoende capaciteit
                     in huis. De novelle maakt tevens mogelijk dat de eigenaar op elk moment de NCG kan
                     vragen de versterking weer over te nemen. Op dat moment stopt de aanspraak en wordt
                     de versterking opgenomen in het reguliere werkprogramma van de NCG.
                  
3. Ondersteuning van eigenaren
               
Door amendering is aan de Tijdelijke wet Groningen een geheel nieuwe regeling voor
                     juridische, bouwkundige en financiële ondersteuning van eigenaren toegevoegd10. De regeling maakt een onderscheid tussen ondersteuning in de voorfase van het schade-
                     en versterkingstraject, en in de fase van de rechtsbescherming, dus nadat een schadevergoedings-
                     of versterkingsbesluit is genomen.
Wat de voorfase betreft bepaalt de wet als gevolg van de amendering dat het Instituut
                     Mijnbouwschade Groningen (IMG), respectievelijk de Minister van BZK, de kosten vergoedt
                     voor juridische bijstand en bouwkundig en financieel advies ten behoeve van de aanvraag
                     om vergoeding van schade en de afwikkeling van schade, respectievelijk ten behoeve
                     van het voorbereiden van een versterkingsbesluit en de uitvoering van de versterkingsmaatregelen.
                     Wat betreft de rechtsbeschermingsfase houdt de regeling in dat het IMG, respectievelijk
                     de Minister van BZK, een vergoeding verstrekt voor deze kosten ten behoeve van het
                     instellen van bezwaar en beroep.
Deze regeling voor ondersteuning van eigenaren is door de regering ontraden omdat
                     elke financiële begrenzing ontbreekt en de regeling daarom financieel onuitvoerbaar
                     is.
a. Voorfase
               
In de novelle wordt de mogelijkheid van vergoeding van onafhankelijke bijstand voor
                     eigenaren geschrapt. Volgens de toelichting worden eigenaren al begeleid door het
                     IMG en de NCG. Voorts biedt Stut-en-Steun, dat niet bij een overheid of bedrijf behoort
                     en onafhankelijk werkt, sinds 2016 kosteloos en laagdrempelig begeleiding en ondersteuning
                     bij de afhandeling van mijnbouwschade. Deze ondersteuning wordt nu uitgebreid met
                     versterking. Daartoe wordt de subsidie aan Stut-en-Steun verhoogd.
Met de Tijdelijke Wet Groningen heeft de wetgever ervoor gekozen om schadeafhandeling
                     publiek vorm te geven en op te dragen aan het IMG. Een belangrijk uitgangspunt van
                     de wet is dat het IMG onafhankelijk is van de NAM en dat de Minister van EZK beslissingen
                     neemt over aanvragen tot schadevergoeding op basis van de regels van het burgerlijk
                     recht. Met het voorstel tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen wordt ook de
                     versterking van onveilige woningen publiekrechtelijk geregeld.
In het algemeen is het niet gebruikelijk om in publiekrechtelijke regelingen de kosten
                     te vergoeden die een aanvrager maakt ten behoeve van het indienen van een aanvraag
                     of voor de voorbereiding van een besluit. Het voorbereiden en nemen van besluiten
                     is immers een taak van het bestuur, dat verplicht is zelf de nodige kennis over de
                     relevante feiten en de af te wegen belangen te vergaren, of zich daarbij door een
                     deskundige te laten adviseren11. Daarom is de Afdeling met de regering van mening dat de nieuwe regeling, zoals die
                     volgens het amendement zou gelden, te ver gaat.
Niettemin is het IMG er in de praktijk toe overgegaan in bepaalde gevallen onverplicht
                     de kosten van een partijdeskundige te vergoeden. Hiervoor hanteert het IMG de zogenoemde
                     «dubbele redelijkheidstoets». Deze toets is ontleend aan de rechtspraak met betrekking
                     tot de vergoeding van deskundigenkosten in bezwaar en beroep: het inroepen van bijstand
                     door een deskundige moet redelijk zijn én de kosten daarvan moeten redelijk zijn.
                     Dat betekent bijvoorbeeld dat de partijdeskundige pas mag worden ingeschakeld nadat
                     het IMG een adviesrapport over de schade heeft uitgebracht en dat de vergoeding in
                     beginsel aan een maximum is gebonden.
Schade en versterken hebben veel met elkaar gemeen. Indien het voor de besluitvorming
                     bij de afwikkeling van mijnbouwschade gebruikelijk en zinvol is advieskosten voor
                     een externe deskundige onder bepaalde voorwaarden tot een bepaald bedrag te vergoeden,
                     is het voorstelbaar dat met betrekking tot de voorbereiding (en uitvoering) van het
                     versterkingsbesluit een soortgelijke benadering wordt gehanteerd. Hierdoor verbetert
                     de positie van de gedupeerde eigenaar en kunnen onnodige conflicten worden vermeden.
                     Dat zou betekenen dat «redelijke kosten» van een partijdeskundige in bepaalde gevallen
                     vergoed zouden kunnen worden.
De Afdeling adviseert hierop in de toelichting in te gaan en het voorstel zo nodig
                     aan te passen.
De Afdeling geeft aan dat een publiekrechtelijke regeling voor het vergoeden van kosten
                  voor advies bij de voorbereiding van een besluit, zoals die volgens het amendement
                  zou gelden, te ver gaat. Ik ben met de Afdeling eens dat het zelden voorkomt dat er
                  kosten voor advies bij de voorbereiding van een besluit worden vergoed; tegelijkertijd
                  ben ik me er terdege van bewust dat er in Groningen sprake is van een uitzonderlijke
                  situatie. Het treffen van maatregelen aan een woning is niet iets wat eenzijdig door
                  de overheid opgelegd kan worden, maar in samenspraak met de bewoners gebeurt. Het
                  gaat vaak om complexe maatregelen die sterk ingrijpen in het leven van mensen. Het
                  kost tijd om de zeer complexe, vaak technische materie – zoals een schade-adviesrapport
                  over je woning- te doorgronden en het maken van keuzes omtrent je woning kan leiden
                  tot stress en onzekerheid. De processen van de NCG en het IMG zijn erop gericht zo
                  veel mogelijk in samenspraak tussen de eigenaar en de begeleider van NCG/IMG tot overeenstemming
                  te komen. In aanvulling hierop geeft onafhankelijke juridische, bouwkundige en financiële
                  begeleiding eigenaren – zoals de Afdeling terecht stelt – een betere positie en kan
                  dit onnodige conflicten voorkomen. Uit de praktijk is gebleken dat er behoefte is
                  aan een voorziening die breder toegankelijk is dan de vergoedingsregeling van het
                  IMG. In het kader van het opstellen van de novelle is er daarom voor gekozen om de
                  subsidie aan de stichting Stut-en-Steun uit te breiden. Stut-en-Steun heeft inmiddels
                  jarenlange ervaring met het begeleiden van bewoners. Stut-en-Steun slaagt er vanuit
                  deze positie in om bewoners zowel inhoudelijk als vanuit sociaal perspectief op een
                  goede manier bij te staan. Om bewoners in toenemende mate te kunnen blijven ondersteunen
                  en om de kennis op juridisch, bouwkundig en financieel gebied uit te breiden, wordt
                  de subsidie aan Stut-en-Steun verhoogd. Gelet op het voorgaande ligt een zelfde regeling
                  bij de NCG niet in de rede. De toelichting is hierop aangevuld.
               
b. Bezwaar en beroep
               
Met betrekking tot de ondersteuning in de bezwaar- en beroepsfase wijst de novelle
                     de juridische, bouwkundige en financiële ondersteuning bij de schadeafhandeling en
                     de versterking aan als een «bijzonder doeleinde» in de zin van de Wet op de rechtsbijstand.
                     Dit betekent dat het bestuur van de Raad voor de rechtsbijstand een subsidieregeling
                     kan opstellen, zodat een eigenaar onder door het bestuur te stellen voorwaarden een
                     beroep kan doen op een toegevoegd advocaat, en de toegevoegd advocaat indien nodig
                     een bouwkundige of financiële deskundige kan inschakelen die kan helpen bij bezwaar
                     en beroep, zonder dat er inkomens- en vermogenseisen worden gesteld of een eigen bijdrage
                     of andere kosten in rekening worden gebracht.
i. Motivering aanvullende vergoedingsregeling
               
Voor mensen met een laag inkomen is er door de overheid gefinancierde rechtsbijstand
                     beschikbaar12. Deze rechtsbijstand is niet gratis. In de meeste gevallen is een eigen bijdrage
                     verschuldigd, waarvan de hoogte afhangt van het inkomen en vermogen van de aanvrager13. Kosten van een deskundige die een toegevoegd advocaat inschakelt in het kader van
                     het bezwaar of beroep worden door de Raad voor de rechtsbijstand niet apart vergoed.
                     Wel is het mogelijk dat het bestuursorgaan deze kosten moet vergoeden.
Wordt een bezwaar gegrond verklaard, dan vergoedt het bestuursorgaan namelijk de forfaitaire
                     kosten die de belanghebbende in verband met het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten
                     maken14. Daaronder vallen niet alleen de kosten van een advocaat, maar bijvoorbeeld ook die
                     van een deskundigenadvies15. Hetzelfde geldt als de bestuursrechter een beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan
                     (in dit geval: het IMG of de Minister van BZK gegrond) verklaart. Ook dan heeft de
                     in het gelijk gestelde partij in beginsel recht op een (forfaitaire) proceskostenvergoeding16.
Het voorstel sluit aan bij de bestaande regeling, maar gaat ook verder. Zo komt elke
                     gedupeerde in aanmerking voor gratis rechtsbijstand, ongeacht inkomen of vermogen.
                     Ook komt elke gedupeerde in aanmerking voor vergoeding van andere deskundigenkosten,
                     ongeacht de uitkomst van de bezwaar- of beroepsprocedure. Het voorstel komt bovendien
                     bovenop de al bestaande, onverplichte vergoeding van deskundigenkosten in de voorfase
                     door het IMG. Het voorstel wijkt daarmee af van de uitgangspunten van gefinancierde
                     rechtsbijstand en het recht op proceskostenvergoeding.
De toelichting motiveert niet waarom de geldende regels in de Groningse situatie niet
                     volstaan. Belangrijk voor de beoordeling van de uitgangspositie van de gedupeerden
                     van mijnbouwschade is dat, naast de voor het bestuur geldende rechtsbeginselen en
                     wettelijke eisen, al in de aanvraagfase in onafhankelijke ondersteuning is voorzien
                     en in vergoeding van eigen deskundigen. Dat er daarnaast ook nog in de bezwaar- en
                     beroepsfase in dergelijke aanvullende maatregelen zou moeten worden voorzien is zonder
                     nadere motivering niet evident.
Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling dragend te motiveren op welke gronden
                     deze vorm van ondersteuning geboden is.
De regering heeft zo dicht mogelijk willen blijven bij de inhoud van de amendementen.
                  Zoals verwoord in de Kamerbrief van 4 juni 202117 is het de intentie van de regering om deze amendementen uitvoerbaar te maken. In
                  het verlengde hiervan is het van belang dat het vertrouwen van de Groningers in de
                  overheid wordt hersteld. Mede uit de consultatiereacties en gesprekken met verschillen
                  partijen komt naar voren dat het vergoeden van kosteloze rechtsbijstand, ongeacht
                  de uitkomst van de procedure, hier een belangrijke bijdrage aan kan leveren. De toelichting
                  is hierop aangevuld.
               
ii. Juridische vormgeving aanvullende regeling
               
Het voorstel wijst de schadeafhandeling en de versterking van gebouwen uit de Tijdelijke
                     wet Groningen aan als een «bijzonder doeleinde» in de zin van artikel 37b en artikel 37c
                     van de Wet op de rechtsbijstand. Daarmee wordt volgens de toelichting duidelijk dat
                     de Raad voor rechtsbijstand een subsidieregeling tot stand moet brengen «ten behoeve
                     van de verlening van rechtsbijstand» en «met het oog op de verlening van rechtsbijstand».
                     Het eerste aspect betreft de financiering van de (toegevoegd) raadsman, het tweede
                     de financiering van door de raadsman in te schakelen deskundigen.
Artikel 37b van de Wet op de rechtsbijstand houdt in dat het bestuur ten behoeve van
                     de verlening van rechtsbijstand subsidie kan verstrekken. Het bestuur is dus al bevoegd
                     om een subsidieregeling tot stand te brengen. Daarmee is toegevoegde waarde van het
                     voorstel beperkt. Wat betreft de opdracht om een regeling voor deskundigenkosten te
                     ontwerpen «met het oog op de verlening van rechtsbijstand» geldt dat deze werkzaamheden
                     niet vallen onder het verlenen van rechtsbijstand. Dit betekent dat het bestuur van
                     de Raad voor rechtsbijstand niet bevoegd is een dergelijke regeling te ontwerpen.
                     Deze kosten moeten worden bestreden uit de proceskostenvergoeding.
Gelet hierop adviseert de Afdeling in de toelichting te volstaan met een mededeling
                     dat het bestuur van de Raad voor rechtsbijstand bereid is een subsidieregeling voor
                     rechtsbijstand aan gedupeerden van mijnbouwschade vast te stellen18. Indien die regeling ook betrekking dient te hebben op de vergoeding voor deskundigenkosten
                     dient daarnaast te worden voorzien in een voldoende wettelijke grondslag door de wettelijke
                     taak van de Raad voor rechtsbijstand te verruimen.
In reactie op de opmerking van de Afdeling inzake de toegevoegde waarde van het voorstel,
                     merkt de regering op dat door het expliciet aanmerken als «bijzonder doeleinde» van
                     het maken van bezwaar of het instellen van beroep tegen besluiten op grond van de
                     TwG, duidelijk wordt dat de Raad voor rechtsbijstand hiervoor een subsidieregeling
                     maakt. Het desbetreffende artikellid is hiertoe conform de opmerking van de Afdeling
                     verduidelijkt.
                  
De bezwaar- en beroepsdossiers rond de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie
                     zijn in alle gevallen (bouw)technisch van aard. Seismische dan wel bouwkundige kennis
                     is noodzakelijk om een besluit te kunnen duiden en een bezwaar- of beroepszaak hierop
                     voor te kunnen bereiden, waardoor deze kennis een onlosmakelijk onderdeel vormt van
                     de rechtsbijstand. Om aan de opmerking van de Afdeling tegemoet te komen, wordt in
                     de novelle de verwijzing naar artikel 37c aangepast waarmee wordt geëxpliciteerd dat
                     het inroepen van bouwkundige en financiële bijstand wordt aangemerkt als een bijzonder
                     doeleinde waarvoor de Raad voor Rechtsbijstand met het oog op de verlening van rechtsbijstand een subsidie verstrekt. De toelichting is hierop
                     tevens aangepast.
                  
iii. Gelijkschakeling van bestuursrechtelijke en civielrechtelijke weg
               
Het voorstel impliceert dat de door het bestuur te ontwerpen subsidieregeling uitsluitend
                     betrekking zal hebben op bezwaar en beroep. De Tijdelijke Wet Groningen laat echter
                     de mogelijkheid open dat een eigenaar van een gebouw een civiele vordering instelt
                     tegen de NAM of de Staat ter vergoeding van mijnbouwschade of ten behoeve van de versterking.
Volgens de Afdeling mag het vanwege de gelijkwaardigheid van beide sporen voor de
                     subsidiëring van de rechtshulp, mede gelet op het streven van de regering om de eigenaar
                     centraal te stellen, in beginsel niet uitmaken voor welke vorm van rechtsbescherming
                     een eigenaar kiest. De Afdeling adviseert daarom met een regeling te voorzien in gelijkschakeling
                     van de bestuursrechtelijke en civielrechtelijke weg in dit opzicht en de novelle aan
                     te passen.
Zoals hiervoor al aan de orde is gekomen, heeft de regering zo dicht mogelijk willen
                  blijven bij de inhoud van de amendementen. In de Kamerbrief van 4 juni 202119 is de intentie van de regering verwoord om deze amendementen uitvoerbaar te maken.
                  In het amendement waarmee artikel 13n werd ingevoegd20, bleef die regeling beperkt tot de schadeafhandeling en versterking overeenkomstig
                  de wet en dus enkel langs bestuursrechtelijke weg. De Tijdelijke wet Groningen regelt
                  immers alleen de bestuursrechtelijke weg van de afhandeling van schade en, indien
                  het wetsvoorstel waar de novelle op ziet wordt aangenomen en in werking treedt, de
                  versterking van gebouwen. De civielrechtelijke weg wordt niet uitgesloten maar ook
                  niet geregeld. Met de Tijdelijke wet Groningen heeft de regering immers beoogd ten
                  behoeve van de gedupeerde Groningers een bestuursrechtelijke afhandeling van schade
                  en versterken aan te bieden met de waarborgen van dien, om hen te ontlasten van de
                  civielrechtelijke weg die men tot dan toe moest bewandelen. Het ligt daarmee in de
                  ogen van de regering niet voor de hand om nu ten behoeve van de civielrechtelijke
                  route eveneens een vergoedingsregeling voor bijstand in te stellen.
               
4. Doorbelasting kosten bijstand aan de NAM
               
De novelle wijzigt artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen om te verduidelijken
                     dat de vergoeding van de kosten voor juridische bijstand en bouwkundig en financieel
                     advies bij bezwaar en beroep onderdeel is van de heffing die aan de NAM wordt opgelegd
                     in het kader van de schadeoperatie en de versterkingsopgave. Volgens de toelichting
                     zijn deze activiteiten en de daarvoor gemaakte kosten een direct gevolg van de schade-
                     en versterkingsoperatie en daarmee een onderdeel van de kosten die vallen onder de
                     voorbereiding en uitvoering van de versterkingsmaatregelen die nodig zijn voor de
                     veiligheid, evenals schadeherstel ten gevolge van de gaswinning.
Het ligt niet op voorhand in de rede dat de met het voorstel geïntroduceerde vergoeding
                     van de kosten voor (gefinancierde) juridische bijstand en bouwkundig en financieel
                     advies bij bezwaar en beroep voor rekening van de NAM zouden dienen te komen. Daarbij
                     acht zij van belang dat de regeling veel verder gaat dan te doen gebruikelijk is waar
                     het gaat om vergoeding van dergelijke kosten. De Afdeling is zich bewust van de bijzondere
                     context van de voorliggende problematiek. Dat neemt niet weg dat vanwege het bijzondere
                     karakter van de voorgestelde regeling een nadere motivering nodig is waarom de daarmee
                     gepaard gaande kosten voor rekening van de NAM zouden moeten komen. Tegen deze achtergrond
                     is de Afdeling er bovendien zonder nadere toelichting niet zonder meer van overtuigd
                     dat de Tijdelijke wet Groningen thans al een voldoende grondslag biedt voor een doorbelasting
                     aan de NAM van de vergoeding van deze kosten.
Met opleggen van een heffing aan de NAM vindt een inmenging in het recht op eigendom
                     plaats als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag van
                     de Rechten van de Mens. Dit kan gerechtvaardigd zijn. Hiervoor geldt dan wel dat daarin
                     bij wet is voorzien, de beperking een algemeen belang dient en er sprake is van een
                     redelijke verhouding tussen de belangen van, in dit geval, de NAM en het algemene
                     belang («fair balance»). In de toelichting ontbreekt deze toets.
De Afdeling wijst erop dat de NAM (en de Staat) aansprakelijk zijn voor de schade
                     die het voorzienbare gevolg is van de gaswinning. Door de beslissing om de afwikkeling
                     van de schade en de versterking in publieke handen te nemen, is de NAM niet langer
                     met de organisatie daarvan belast, en is het in zoverre redelijk dat zij daarvan de
                     kosten draagt. Het is echter de vraag of de kosten voor gefinancierde (rechts)bijstand
                     alsmede de aanvulling daarop, zoals voorzien in de novelle, in een voldoende nauw
                     verband staan met de aansprakelijkheid van de NAM. Daarnaast dient te worden toegelicht
                     dat het opleggen van de heffing niet tot een «individual and excessive burden» voor
                     NAM leidt.
De Afdeling adviseert het doorbelasten van de kosten in verband met de vergoeding
                     van de kosten voor (gefinancierde) juridische bijstand en bouwkundig en financieel
                     advies bij bezwaar en beroep aan de NAM nader te motiveren in het licht van het voorgaande.
De Afdeling wijst er terecht op dat de regeling voor vergoeding van de kosten voor
                  juridische bijstand en bouwkundig en financieel advies bij bezwaar en beroep verder
                  gaat dan gebruikelijk. Door aanneming van het amendement van het Kamerlid Beckerman
                  met deze strekking21 heeft de Tweede Kamer als medewetgever aangegeven dat deze aanvulling op de bestaande
                  mogelijkheden voor rechtsbijstand gerechtvaardigd is voor de situatie waarin de inwoners
                  van Groningen zich bevinden. De regering volgt deze wens in de novelle. De bijzonderheid
                  van de situatie zit in het feit dat de gaswinning ertoe heeft geleid dat – zowel naar
                  de mening van NAM als de Staat – een publiekrechtelijke procedure moest worden ingericht
                  om de privaatrechtelijke aansprakelijkheid van NAM voor de ontstane schade met oog
                  voor de menselijke maat22 af te handelen, in welk kader de bewoners ook effectieve én laagdrempelig rechtsbescherming
                  moet worden geboden. Wettelijk is vastgelegd (artikel 10, tweede lid van de Tijdelijke
                  wet Groningen) dat de schadeafhandeling op een ruimhartige wijze moet worden uitgevoerd.
                  Op dezelfde manier moest de versterkingsoperatie publiekrechtelijk worden vormgegeven.
                  Het staat onomstotelijk vast dat bewoners nadelige gevolgen van de gaswinning in Groningen
                  ondervinden waar zij niet om gevraagd hebben. In dat verband leidt een belangenafweging
                  tussen NAM (als commercieel exploitant) en de bewoner als schadelijdende partij (doorgaans
                  zonder juridische expertise en met beperkte financiële middelen) ertoe dat het gerechtvaardigd
                  en menselijk is om te voorzien in ruimere rechtsbijstand dan te doen gebruikelijk
                  is. Daarmee is het verdedigbaar dat NAM ook de kosten draagt die een gevolg zijn van
                  de rechtsbijstand die in dat kader nodig is – net als dat NAM ook de andere uitvoeringskosten
                  van de schadeafhandeling en versterking draagt. Alhoewel de Afdeling wijst op een
                  mogelijk bestaande onzekerheid in de motivering voor het doorbelasten van de kosten
                  voor juridische, bouwkundige en financiële bijstand, blijf ik deze kosten beschouwen
                  als noodzakelijk in het belang van de inwoners van Groningen en daarmee als noodzakelijk
                  ter bestrijding van de nadelige gevolgen van de gaswinning. Daarmee acht ik sprake
                  van een redelijke verhouding («fair balance») tussen de specifieke belangen van NAM
                  als commercieel exploitant en het algemene belang van genoegdoening voor de Groningers,
                  waarbij ik van mening ben dat de heffing om die reden niet tot een «individual and
                  excessive burden» voor NAM leidt. Zoals het kabinet ook heeft aangegeven in zijn brief
                  van 31 maart 202123 wordt er streng op toegezien dat alle kosten die bij NAM in rekening kunnen worden
                  gebracht, ook in rekening zullen worden gebracht. De mogelijkheid dat discussies hierover
                  met NAM uitmonden in juridische procedures is reëel. Het kabinet bereidt zich daarop
                  voor en zal daarbij geen juridische middelen onbenut laten. De memorie van toelichting
                  is in deze zin aangevuld.
               
5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
               
Conform het advies van de Afdeling bevatten de artikelen 13ia en 13ib een delegatiegrondslag
                  zodat er bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld over de vergoeding
                  voor de kosten van respectievelijk het uitvoeren van de beoordeling en het opstellen
                  van een overzicht van de versterkingsmaatregelen die nodig zijn om het gebouw aan
                  de veiligheidsnorm te laten voldoen.
               
6. Overige aanpassingen
               
Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om in artikel 13n te expliciteren dat
                  de subsidie zich richt op de eigenaar van een gebouw die bezwaar maakt, beroep instelt
                  of het advies van een bouwkundige of een financiële deskundige inroept.
               
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel
                     en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen,
                     tenzij het is aangepast.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde
                  memorie van toelichting met bijlagen aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
               
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
                     betreffende no. W04.21.0345/I
                  
– Verruim in artikel I, onderdeel B, artikel 13ia, derde lid, de delegatiegrondslag
                              zodat de kostenvergoeding voor een beoordeling waartoe een eigenaar zelf opdracht
                              heeft gegeven bij ministeriële regeling kan worden geregeld.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State - 
              
                  Mede ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.