Schriftelijke vragen : Geldende richtlijnen inzake persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) aan het begin van de coronacrisis en onderzoek naar Long COVID
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Langdurige Zorg en Sport over geldende richtlijnen inzake persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) aan het begin van de coronacrisis en het onderzoek naar Long COVID (ingezonden 4 mei 2022).
Vraag 1
Kunt u zich de Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)-richtlijn van
24 maart 2020 herinneren, waarin wordt beschreven dat zorgmedewerkers buiten het ziekenhuis
alleen beschermingsmaterialen mochten gebruiken bij hoestende/niezende patiënten?1
Vraag 2
Kunt u vertellen waarom het RIVM onderscheid maakt tussen bescherming in de ziekenhuiszorg
en bescherming buiten de ziekenhuizen, zoals beschreven staat in deze richtlijn van
maart 2020? Is hierbij volgens u voldoende rekening gehouden met de risico’s voor
medewerkers in verpleeghuizen en thuiszorg?
Vraag 3
Bent u bekend met de richtlijn van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), uitgebracht
op 21 maart 2020? Kunt u aangeven op basis waarvan en waarom het RIVM een strakke
casusdefintie van hoesten en niezen hanteerde bij verdenking op COVID-19?2
Vraag 4
Bent u ervan op de hoogte dat de RIVM-richtlijnen van 24 en 27 maart afwijken van
de WHO-richtlijnen? Zo ja, kunt u dan aangeven waarom de RIVM-richtlijnen onbeschermd
contact aanbevelen bij bijvoorbeeld kort contact, maar wel bij bewezen COVID-patiënten
buiten de ziekenhuizen, terwijl de WHO-richtlijn al op 21 maart 2020 aanbeveelt om
medische mondneusmaskers te dragen bij contact met voor COVID verdachte en/of bewezen
COVID-19 patiënten?3
Vraag 5
Kunt u zich het artikel van NOS en Nieuwsuur op vrijdag 11 februari jl. nog herinneren
over bemoeienis van het ministerie met Outbreak Management Team (OMT)-adviezen?4
Vraag 6
Heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de NOS geantwoord dat
de RIVM-richtlijnen gebaseerd waren op medische adviezen en dat het ministerie «geen
eigen toevoegingen» had gedaan, «noch wijzigingen aangebracht»?
Vraag 7
Kunt u het precieze antwoord geven dat aan Nieuwsuur gegeven is? Staat u nog steeds
achter dat antwoord of wenst u dat antwoord te nuanceren en wilt u deze Kamervraag
aangrijpen om dat te doen?
Vraag 8
Is deze notitie die door hoogleraren geschreven is, waarin de volgende voorstellen
stonden, ingebracht bij het OMT van 14 april:
– «Brede toepassing van persoonlijke beschermingsmiddelen als er tenminste 1 besmetting
gemeld is, niet alleen bij geïsoleerde bewoners, maar voor alle medewerkers;
– Een breed testbeleid voor alle medewerkers in de primaire zorg in de verpleeghuizen,
wijkverpleging en verstandelijke gehandicaptenzorg (in het kader van hun veiligheid),
al bij eerste lichte symptomen en eventueel met herhaalmogelijkheid, zoals dat op
sommige plaatsen in dit land al wel gebeurt. Dat betekent een snelle uitbreiding van
de testcapaciteit, want die komt niet overal even goed op gang;
– Een breed testbeleid bij verpleeghuisbewoners (ivm atypisch beeld, dus zeer laagdrempelig)
en snel kunnen testen door het verpleeghuis zelf is dus ook belangrijk. Dit betekent
dus ook een snelle uitbreiding van de testcapaciteit»?5
Vraag 9
Klopt het dat de hoogleraren prof. dr. Buurman, prof. dr. Hertogh, prof. dr. Schols
en prof. dr. Achterberg deze aanbevelingen inbrachten in het OMT van 14 april en daarmee
zeer duidelijk stelling namen?
Vraag 10
Hoeveel mensen zijn naar uw schatting tussen 1 maart en 14 april 2020 overleden in
verpleeghuizen aan corona?
Vraag 11
Heeft het ministerie vervolgens daarop voorgesteld deze zin aan het OMT-advies toe
te voegen: «het uit voorzorg gebruiken van PBM bij patiënten die geen (verdenking
op) COVID-19 hebben is niet nodig en gelet op de aanhoudende schaarste aan BPM ook
niet gewenst»?6
Vraag 12
Deelt u de mening dat het advies van de hoogleraren ouderengeneeskunde en de wens
van het ministerie mijlenver van elkaar verschillen? Hoe beoordeelt u deze suggestie?
Vraag 13
Kunt u vertellen wanneer het ministerie op de hoogte is gesteld van het zorgprobleem
«Long COVID» of het «post-COVID-syndroom» en aanvullend vanaf welk moment bekend was
dat dit zeker ook zorgmedewerkers betrof?
Vraag 14
Vanaf welk moment was u op de hoogte dat Long COVID een structureel en langdurige
ziektelast kan opleveren zonder uitzicht op herstel? Wat is er vanaf toen gedaan om
deze zorgmedewerkers te ondersteunen?
Vraag 15
Kunt u zich herinneren dat u tijdens het debat op 11 april jl. een motie van het lid
Omtzigt over structureel meer (biomedisch) onderzoek naar Long COVID ontraadde, en
u aangaf dat er al heel veel onderzoek plaatsvindt op dit terrein? Kunt u heel precies
aangeven welke publiek gefinancierde onderzoeken in Nederland lopen naar Long COVID
en dit uitsplitsen in type onderzoek (oriënterend, revalidatie, psychologisch, biomedisch,
trials met geneesmiddelen)?
Vraag 16
Bent u van mening dat voldoende onderzoek in Nederland wordt gedaan naar het biomedisch
aspect van Long COVID, in lijn met het advies van de Gezondheidsraad op 14 februari
2022?
Vraag 17
Deelt u de mening dat vanwege de geldende richtlijnen van het RIVM aan het begin van
de coronacrisis en de instemming hiermee door de Inspectie SZW (nu de Arbeidsinspectie),
de overheid nu verantwoordelijkheid zou moeten nemen om passende tegemoetkoming te
regelen voor deze groep zorgmedewerkers? Zo nee, waarom niet?
Vraag 18
Kunt u aangeven hoeveel aanvragen er door werkgevers zijn gedaan, voor de tijdelijke
subsidieregeling die vanaf juni 2022 beschikbaar is, om zorgmedewerkers die met Long
COVID te maken hebben minimaal zes maanden en maximaal een jaar langer in dienst te
kunnen houden?
Vraag 19
Kunt u aangeven op basis van welk evidence u denkt dat herstel en re-integratie na
twee jaar nog mogelijk is?
Vraag 20
Wat gaat u doen voor de groep zorgmedewerkers die in het begin van de coronacrisis,
vaak onvoldoende beschermd, in de frontlinie hebben gewerkt en nu ontslagen zijn of
ontslag is aangezegd?
Vraag 21
Kunt u toelichten hoe het staat met de beschikbaarheid van een Long COVID-fonds voor
zorgmedewerkers? Voor wie en onder welke voorwaarden zullen middelen uit dit fonds
beschikbaar zijn en wanneer? Hoeveel aanvragen zijn hiervoor binnen?
Vraag 22
Herinnert u zich dat u in het Kamerdebat van 7 april heeft toegezegd op twee vragen
nog terug te komen en daar een precies antwoord op te geven?
Vraag 23
Kunt u aangeven of er in de afgelopen twee jaar in relatie tot de coronacrisis op
enig moment een kabinetsbesluit is geweest om bepaalde Wet openbaarheid van bestuur
(Wob)-verzoeken niet of later te honoreren? Kunt u aangeven of in de afgelopen twee
jaar in relatie tot de coronacrisis is besloten om bepaalde informatie niet met de
Kamer te delen? Kunt u deze vragen met redenen omkleed beantwoorden?
Vraag 24
Wilt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.