Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Woude en Ellian over het bericht 'Geen open wetenschap over de rug van werknemers'
Vragen van de leden Van der Woude en Ellian (beiden VVD) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Rechtsbescherming over het bericht «Geen open wetenschap over de rug van werknemers» (ingezonden 23 februari 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de
Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 29 april 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2021–2022, nr. 2135.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Geen open wetenschap over de rug van werknemers»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat universiteiten open acces (willen) verplichten voor vrijwel
alle publicaties? Dus niet alleen «korte werken van wetenschap» maar ook lange artikelen,
boeken en vakpublicaties?
Antwoord 2
Bij de beantwoording van deze set aan Kamervragen is het belangrijk om onderscheid
te maken tussen de bredere transitie richting open science (en daarmee open access)
en de toepassing van artikel 25fa van de Auteurswet (Aw), waarnaar de auteur van het
artikel, hoogleraar belastingrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, in het FD
verwijst. Artikel 25fa Aw is slechts één van de mogelijke routes naar open access.
De transitie naar open science is al jaren breed gedragen kabinetsbeleid. Zowel in
het Coalitieakkoord van 2017 als dat van 2021 is opgenomen dat open science de norm
wordt in wetenschappelijk onderzoek. Bovendien is open science een speerpunt van de
Europese Commissie en vorig jaar wereldwijd omarmd in de Open Science Recommendation
van UNESCO. Verder past Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek (NWO)
de principes uit het Europese Plan S voor versnelling naar open access sinds 1 januari
2021 toe op al het door NWO gefinancierde wetenschappelijk onderzoek. Dit houdt in
dat NWO sinds 1 januari 2021 een open access publicatie (zonder embargotermijn) als
subsidievoorwaarde hanteert.
In de regel geldt de open access-norm voor alle soorten wetenschappelijke publicaties
die met publieke middelen tot stand zijn gekomen. Universiteiten vertalen de open
access-norm in hun beleid. Zij stimuleren hun medewerkers om zoveel mogelijk in open
access te publiceren. Artikel 25fa Aw bepaalt dat de maker van een kort werk van wetenschap
onder bepaalde voorwaarden het recht heeft om dat werk gratis beschikbaar te stellen
voor het publiek. Het aan het kort werk van wetenschap ten grondslag liggende onderzoek
moet geheel of gedeeltelijk bekostigd zijn met Nederlandse publieke middelen, er moet
een redelijke termijn zijn verlopen na de eerste publicatie en de bron van de eerste
openbaarmaking moet bij de beschikbaarstelling worden vermeld. Artikel 25fa Aw verleent
makers van een kort werk van wetenschap dus een bevoegdheid. Universiteiten vragen
makers van die bevoegdheid gebruik te maken.
Vraag 3
Kunt u bevestigen of ontkennen dat universiteiten open access verplichten voor werken
die weliswaar geschreven zijn door een wetenschapper verbonden aan die instelling,
maar buiten hun aanstelling?
Antwoord 3
Het klopt dat universiteiten in het kader van hun open accessbeleid aan hun werknemers
verzoeken om ook artikelen die zijn geschreven buiten hun aanstelling aan te melden
voor de open access-regeling. Universiteiten zijn bij het open access publiceren ook
behulpzaam. Er is echter geen sprake van een verplichting voor werknemers om hieraan
mee te werken.
Vraag 4
Indien uw antwoord op de vorige vraag bevestigend luidt, deelt u de mening dat – zonder
af te doen aan het feit dat wij brede toegang tot publiek gefinancierde wetenschap
nastreven –, deze praktijk onwenselijk is wegens strijd met artikel 25fa van de Auteurswet,
dat slechts van toepassing is op een «kort werk van wetenschap»?
Antwoord 4
Zoals ik bij de beantwoording van de eerste vraag al schreef, gaat open access over
meer dan alleen artikel 25fa Aw. Universiteiten maken open access publiceren voornamelijk
via andere routes mogelijk, waardoor open access publicatie in bijna alle wetenschappelijke
tijdschriften al mogelijk is. Zo is er in deze routes momenteel een onderscheid te
maken in hybride (individuele artikelen die open access worden gepubliceerd binnen
tijdschriften met het abonnementenmodel), goud (direct gratis toegankelijk op platform
van de uitgever, publicatiekosten voor auteur), en diamond (direct gratis toegankelijk
op platform van de uitgever, publicatiekosten voor consortium van instellingen). Wanneer
er met uitgevers al een andere route tot open access afgesproken is (dat is in veel
gevallen al zo), dan hoeft een wetenschappelijk auteur geen beroep te doen op artikel 25fa
Aw. In die zin hebben de uitgevers in de zoektocht naar een coronavaccin een mooi
voorbeeld gegeven door in die crisisperiode vrijelijk en direct (zonder embargo) artikelen
en data met elkaar te delen beschikbaar te maken.
Artikel 25fa Aw geeft makers de bevoegdheid om een kort werk van wetenschap onder
bepaalde, bij de beantwoording van de eerste vraag aangegeven voorwaarden in open
access te publiceren. Het artikel verplicht makers niet om daarvan ook gebruik te
maken. Het staat universiteiten vrij om aan makers van werken te vragen om die werken
gratis online beschikbaar te stellen voor het publiek. Hierbij moet wel worden bedacht
dat als de desbetreffende makers daartoe niet bevoegd zijn uit hoofde van artikel
25fa Aw, zij mogelijk niet of niet meer over deze rechten beschikken. Verder kan het
zo zijn dat makers om hen moverende redenen niet willen dat al hun werken gratis online
beschikbaar worden gesteld voor het publiek. Het is in dat geval dan niet mogelijk
om deze werken toch open access te publiceren.
Vraag 5
Deelt u de zorgen dat auteurs en gespecialiseerde tijdschriften benadeeld worden met
deze extensievere uitleg en toepassing van de Auteurswet?
Antwoord 5
Ik begrijp uit het artikel dat sommige uitgevers en wetenschappelijke auteurs zorgen
hebben over de wijze waarop de transitie naar open science wordt doorgevoerd. Dit
betreft veelal kleinere en gespecialiseerdere tijdschriften. De koepelorganisatie
Universiteiten van Nederland (UNL) is momenteel al met de Mediafederatie in gesprek
over de wijze waarop de transitie naar open science wordt doorgevoerd bij deze kleinere
tijdschriften. De uitgevers en wetenschappelijke auteurs kunnen uiteraard in die gesprekken
hun zorgen en standpunten delen, waarna er samen naar oplossingen zal worden toegewerkt.
Vraag 6
Is het juist dat universiteiten hebben beloofd dat zij kosten van eventuele rechtszaken
voor hun rekening nemen wegens open access-publicaties? Zo ja, op basis van welke
wettelijke grondslag kunnen universiteiten zulke beloften doen en acht u het wenselijk
dat universiteiten publieke middelen gebruiken voor het voeren van dergelijke rechtszaken?
Antwoord 6
Van UNL heb ik inderdaad begrepen dat zij de kosten van eventuele rechtszaken naar
aanleiding van artikel 25fa Aw voor hun rekening nemen. Dit doen zij vanuit goed werkgeverschap.
De universiteiten ondersteunen auteurs die daar behoefte aan hebben om het algemeen
geformuleerde wetsartikel in de praktijk toe te passen. Daar hoort ook een juridisch
vangnet bij, zodat een eventueel geschil bij het uitvoeren van dit artikel niet geheel
ten laste komt van de onderzoeker. Laat ik vooropstellen dat ik vind dat rechtszaken
zoveel mogelijk vermeden moeten worden en dat dit tot op heden is gelukt. Het heeft
mijn voorkeur dat partijen er in onderling overleg uitkomen, maar mocht het onverhoopt
toch tot een rechtszaak komen, dan vind ik het positief dat universiteiten in hun
hoedanigheid van werkgever hun onderzoekers ondersteunen. Hierbij is wel van belang
dat wetenschappelijke auteurs vrij moeten zijn om van artikel 25fa Aw, wel of geen
gebruik te maken, indachtig de voorwaarden die aan de inroepbaarheid van die bepaling
zijn verbonden.
Vraag 7
Wat is uw reactie op de stelling van de auteur van genoemd artikel dat het generiek
gehanteerde model voor Open Access, zoals een publicatietermijn van zes maanden, niet
geschikt is voor alle vakgebieden, zoals bijvoorbeeld de rechtswetenschap?
Antwoord 7
In principe is er geen generiek gehanteerd model voor open access, omdat er in de
transitie naar open access meerdere wegen worden behandeld, zoals benoemd onder vraag
vier. De omslag die sommige vakgebieden, zoals de rechtswetenschap, nog moeten maken,
heeft ook speciale aandacht in het Ambitiedocument 2030 dat binnenkort door het Nationaal
Programma Open Science (NPOS) wordt gepubliceerd. Daarbij is het uitgangspunt wel,
zoals ik eerder benoemde, dat open access de norm wordt voor alle publiek gefinancierde
wetenschappelijke publicaties in alle disciplines, al dan niet via verschillende routes.
Vraag 8
Bent u het eens met de stelling van de auteur dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid
is van universiteiten, de rijksoverheid, uitgevers en medewerkers/auteurs om tot oplossingen
te komen in de toepassing van het Open Access-beleid? Zo ja, hoe wilt u invulling
geven aan deze verantwoordelijkheid?
Antwoord 8
De Minister van OCW en de Minister voor Rechtsbescherming onderschrijven de stelling
dat de transitie een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de overheid, universiteiten,
uitgevers en auteurs. De Minister van OCW, die voor het wetenschappelijk beleid eerstverantwoordelijk
is, blijft hierover regelmatig in gesprek met betrokken organisaties en stakeholders.
Daarbij wordt rekening gehouden met elkaars belangen en ruimte voor maatwerk. De transitie,
die al meerdere jaren loopt, wordt zorgvuldig en met aandacht gemaakt. De uitvoering
van de transitie ligt in principe bij de organisaties in het veld, in nauw contact
met het Ministerie van OCW.
Een recent uitgevoerde evaluatie van de Wet auteurscontractrecht heeft aan het licht
gebracht dat er geen aanleiding bestaat om artikel 25fa van de Auteurswet aan te passen.
Wij onderschrijven het evaluatierapport op dit punt.
Vraag 9
Hoe gaat u toezien op de regie in de uitleg en toepassing van artikel 25fa van de
Auteurswet, conform de tekst, toelichting en de interpretatie van het wetsartikel
zoals is uitgesproken door de Kamer ten tijde van het aannemen ervan?
Antwoord 9
Zoals hiervoor aangegeven overlegt de Minister van OCW als primair beleidsverantwoordelijk
Minister voor het open access beleid regelmatig met de betrokken partijen, waaronder
wetenschappelijke auteurs. Bij die overleggen zullen de zorgen zoals geuit door de
hoogleraar betrokken worden. Ook de UNL is op reguliere basis met de uitgevers en
wetenschappelijke auteurs in gesprek over open access.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.