Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over inflatie en de Wet toekomst pensioenen
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over de extreem hoge inflatie en het feit dat de Wet toekomst pensioenen gebaseerd is op stabiele en lage inflatie van ongeveer 2% en dat in de overgang naar het nieuwe stelsel daar ook mee gerekend is (ingezonden 21 maart 2022).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
21 april 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2268.
Vraag 1
Bent u bekend met de publicatie van de inflatiecijfers van het Centraal Planbureau
(CPB)1 voor het jaar 2022, waarin het CPB verwacht dat de inflatie voor het jaar 2022 gemiddeld
op 5,2% uitkomt, met een marge van 3% aan de onderkant en 6% als alles tegenzit?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met de publicatie van de inflatiecijfers van het CPB.
Vraag 2
Heeft u gelezen dat De Nederlandsche Bank (DNB) verwacht de geharmoniseerde consumentenprijsindex
(HICP)-inflatie in 2022 uitkomt op gemiddeld 6,7%, om vervolgens af te nemen tot 2,8%
in 2023? En dat DNB ook een alternatief pessimistischer scenario heeft waarbij die
uitkomen op 9,5% en 3,4%?2
Antwoord 2
Ja, ik ben bekend met de verwachtingen van de DNB.
Vraag 3
Bent u op de hoogte van uitspraken van de heer K. Knot, president van DNB, in een
uitzending van Buitenhof, 6 februari 2022, waar hij onder meer gezegd heeft: «Wij
denken nu dat al met al die verhoogde inflatie zeker twee jaar in totaal, gemeten
vanaf vorig jaar zomer, zal duren. Zo niet langer.»?3
Antwoord 3
Ja, ik ben bekend met de uitspraken van de heer Knot.
Vraag 4
Klopt het dat een belangrijke reden van de aankomende herziening van ons pensioenstelsel
is gelegen in het feit dat pensioenen onder het huidige systeem niet of nauwelijks
worden geïndexeerd, zie bijvoorbeeld de memorie van toelichting op het consultatiedocument
Wet Toekomst Pensioenen: «Het pensioenstelsel moet in staat zijn om de gevolgen van
de inherent onzekere ontwikkeling van de financiële markten op een verstandige manier
op te vangen en op een evenwichtige manier over leeftijdsgroepen te verdelen»4 en de Hoofdlijnnotitie 2020, waar staat opgeschreven: «Met name de rentegevoeligheid
van pensioenen en aanspraken beginnen steeds meer te knellen. Al deze ontwikkelingen
hebben ertoe geleid dat de pensioenen van veel pensioengerechtigden, en de aanspraken
van nog meer deelnemers, sinds 2009 niet of nauwelijks zijn verhoogd. Veel mensen
zijn rond 2013 met – soms omvangrijke – kortingen geconfronteerd. In dezelfde periode
zijn de premies verhoogd en is de opbouw verlaagd. En dit terwijl de economie na 2008
een langdurige opleving heeft gekend»5?
Antwoord 4
De voorgestelde stelselherziening kent drie doelstellingen: eerder perspectief op
een koopkrachtig pensioen, een transparanter en meer persoonlijk stelsel en betere
aansluiting bij ontwikkelingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Een belangrijke
reden voor de invoering van het nieuwe pensioenstelsel is dus inderdaad dat het nieuwe
pensioenstelsel eerder perspectief op verhoging van pensioenen biedt. Dit is ook aangetoond
in een recent Netspar-paper: «Inkomenseffecten bij en na invaren in het nieuwe pensioencontract»6. Pensioenkapitalen in het nieuwe stelsel bewegen directer mee met de ontwikkeling
van de economie. Het perspectief op het eerder verhogen van pensioenen gaat dus gepaard
met het eerder verlagen van pensioenen indien er slechte beleggingsrendementen worden
gemaakt. De uitkomsten van ieder kapitaalgedekt stelsel zijn in belangrijke mate afhankelijk
van de premie-inleg en ontwikkelingen op financiële markten, waarbij het zowel gaat
om de ontwikkeling van (reële) rendementen als van rentestanden. Zo zal een langjarige,
aanhoudend hogere inflatie beter opgevangen kunnen worden als de nominale rente meestijgt
met de inflatie. Een negatieve reële rente holt de koopkracht van de premie-inleg
uit. Deze uitholling is dan moeilijker op te vangen via beleggingsopbrengsten dan
wanneer sprake is van een positieve reële rente.
Vraag 5
Kunt u aangeven wat het gemiddelde en maximale percentage inflatie is waar ten behoeve
van de Wet Toekomst Pensioenen mee is gerekend in de rekenmodellen?
Antwoord 5
In de Hoofdlijnennotitie wordt verwezen naar de CPB Notitie «Nieuwe pensioenregels:
effecten en opties van het doorontwikkelde contract en een overgang naar een vlak
premiepercentage». Deze CPB notitie is destijds ook met de Kamer gedeeld (bijlage
bij 32 043, nr. 519). In voetnoot 5 op pagina 2 van deze CPB notitie wordt aangegeven dat gebruik is
gemaakt voor de berekening van netto- en brutoprofijt-effecten op basis van marktwaardering
ultimo december 2019 (Q-set van APG: peildatum 31 december 2019). Vervangingsratio’s,
zekerheidsequivalenten en macro-premie-inleg zijn berekend op basis van de Market
Implied scenarioset van APG (P-set) (december 2019). Daarnaast is als gevoeligheidsanalyse
ook met de KNW(1,5%)-scenarioset gerekend (zowel een P- als een Q-set). In de Market
Implied scenarioset (P-set) van APG is de gemiddelde prijsinflatie op lange termijn
1,1%, 90% van de scenario’s in de scenarioset heeft een prijsinflatie tussen -0,5%
en 3%. In de KNW(1,5%)-scenarioset is de gemiddelde prijsinflatie op lange termijn
1,3%, 90% van de scenario’s zit tussen 0,7% en 1,8%.
Vraag 6
Op welke wijze is rekening in de Wet Toekomst Pensioenen gehouden met de huidige inflatie?
Kunt u rekenvoorbeelden geven van de effecten van deze inflatie die substantieel afwijkt
van de door Europese Centrale Bank (ECB) nagestreefde gemiddelde 2%? Heeft u berekeningen
laten maken wat 6% inflatie betekent? En 9%?
Antwoord 6
In de wet Toekomst Pensioenen is op verschillende manieren rekening gehouden met bescherming
tegen het risico van inflatie, ook hoge inflatie. Inflatiebescherming kan (gedeeltelijk)
geboden worden via (i) blootstelling aan overrendement, (ii) een direct beschermingsrendement
en (iii) de solidariteits- en risicodelingsreserve. In het algemeen geldt dus dat
de wet Toekomst Pensioenen meer mogelijkheden bevat om inflatiebescherming te bieden
dan het huidige contract.
Uit berekeningen van Cardano7 blijkt dat jaarlijkse schokken van inflatie van 6 of 9% kunnen worden opgevangen
door de solidariteitsreserve. De berekeningen laten zien dat bij een éénjarige inflatieschok
van 5%8 op jaarbasis (met een volledige inflatiecompensatie voor ouderen) het vijf jaar duurt
voordat de reserve is hersteld. Naarmate de schok langer duurt, 2 of 3 jaar, zal het
respectievelijk 10 of 15 jaar duren voordat de reserve weer op het oude niveau is.
Bij een eenmalige schok van 9% en een volledige inflatiecompensatie van ouderen duurt
het dus ongeveer 10 jaar.
Het nieuwe pensioenstelsel biedt dus mogelijkheden om onverwachte inflatieschokken
op te vangen, maar deze mogelijkheden zijn afhankelijk van de financiële positie van
een fonds. Overigens geldt in het huidige pensioenstelsel evenzeer dat de ruimte om
onverwachte inflatie op te vangen afhankelijk is van de financiële positie van het
fonds en de ruimte om te kunnen indexeren. In die zin biedt het nieuwe stelsel meer
ruimte om de reserves op een slimme manier in te zetten voor de groepen deelnemers
die het nodig hebben.
Vraag 7
Klopt het dat er een scenarioset is met 10.000 en 2000 scenario’s voor 60 jaar bij
de DNB? Wat is het hoogste percentage inflatie dat in die scenarioset van januari
2022 voorkomt in elk van die grote scenariosets?9
Antwoord 7
Dat klopt. Er zijn inderdaad uniforme scenariosets, die per kwartaal worden geactualiseerd
en gepubliceerd door DNB, met een horizon van 60 jaar. Het hoogste percentage prijsinflatie
in de uniforme scenarioset van januari 2022 met 10.000 scenario’s is 5,6%. Het hoogste
percentage prijsinflatie in de scenarioset van januari 2022 met 2.000 scenario’s is
5,7%.
Vraag 8
Hoe gaat u bevorderen dat DNB met spoed een scenarioset publiceert die strookt met
de eigen inflatieverwachtingen?
Antwoord 8
De Commissie Parameters, bestaande uit onafhankelijke experts, is momenteel bezig
met een nieuw advies over onder andere de scenariosets. Dit advies is bepalend voor
de inrichting van nieuwe uniforme scenariosets die door DNB worden gepubliceerd. Daarbij
wordt ook rekening gehouden met realistische inzichten rond de inflatieverwachtingen.
De Commissie Parameters verwacht haar advies uit te brengen rond de zomer van dit
jaar.
Vraag 9
Deelt u de mening dat die scenariosets dus de huidige werkelijkheid totaal niet dekken
en dat we dus voor ongeveer de derde keer in 20 jaar totaal buiten elke scenarioset
beland zijn?
Antwoord 9
De huidige inflatie is voor één jaar buitengewoon hoog. De vraag hierbij is of de
schok persistent of tijdelijk is, waarbij DNB er in zijn prognoses vanuit gaat dat
de inflatie tijdelijk is en voor 2023 weer daalt naar een verwachte inflatie van 2,8%
op jaarbasis in 202310. Zoals eerder genoemd is er in die situatie een beperkte impact op prognoses voor
de lange termijn, waarvoor uniforme scenariosets gebruikt worden.
Vraag 10
Kunt u aangeven wat de effecten zijn van een stagnerende economie bij een hoge inflatie
(stagflatie)?
Antwoord 10
In een dergelijk scenario is sprake van een aanhoudend hoge inflatie en een lage economische
groei. In dat geval zullen centrale banken de nominale rente relatief laag proberen
te houden om de economie te stimuleren. Laat ik voorop stellen dat een dergelijk scenario
slecht nieuws is voor ieder kapitaalgedekt pensioencontract, omdat pensioenen moeilijk
geïndexeerd kunnen worden vanwege een lage reële rente. Overrendementen zullen dan
hoog moeten zijn om de inflatie alsnog bij te kunnen houden. Rendementen zullen in
geval van stagflatie vermoedelijk echter ook laag zijn vanwege de zwakke economie.
Het bijgevoegde rapport van Cardano geeft aan dat de reële pensioenuitkeringen van
ouderen in een dergelijke scenario zullen dalen, maar de toekomstige reële pensioenen
van jongeren nog veel sterker. Als de reële rente structureel lager komt te liggen,
dan heeft dit een sterk negatieve invloed op de reële pensioenuitkeringen van jongeren,
die immers nog een lange horizon voor zich hebben.
Omdat in het nieuwe pensioencontract rendementen en risico’s gericht naar deelnemers
en pensioengerechtigden worden toebedeeld, kan het nieuwe stelsel wel beter omgaan
met een scenario van stagflatie dan het huidige stelsel, hoewel een dergelijk economisch
scenario ook in het nieuwe stelsel slecht nieuws blijft. Door de gerichte toedeling
van rendementen en risico’s zullen bijvoorbeeld pensioengerechtigden beter zijn beschermd
tegen een dalende rente en negatieve rendementen, die in een scenario van stagflatie
relatief vaak zullen voorkomen. In het huidige pensioencontract moet worden gewerkt
met een uniform beleggingsbeleid, met hetzelfde rendements-/risicoprofiel voor alle
deelnemers en pensioengerechtigden. De pensioengerechtigden staan hierdoor bloot aan
hogere risico’s, die zich juist in een scenario van stagflatie in hoge mate zullen
manifesteren.
Vraag 11
Bent u van mening dat de solidariteitsvoorzieningen in de Wet Toekomst Pensioenen
voldoende toegerust zijn voor de economische omstandigheden die zich thans voordoen?
Antwoord 11
Zoals in de beantwoording van vraag 6 genoemd, zijn er meerdere mogelijkheden voor
inflatiebescherming in het nieuwe stelsel. Inflatiebescherming kan (gedeeltelijk)
geboden worden via (i) blootstelling aan overrendement, (ii) een direct beschermingsrendement
en (iii) de solidariteits- en risicodelingsreserve. Het bijgevoegde Cardano-rapport
laat zien dat de solidariteitsreserve goed zou kunnen omgaan met de huidige hoge inflatie
en gepensioneerden effectieve inflatiebescherming kan bieden. Belangrijke kanttekening
hierbij is de vraag of de huidige hoge inflatie tijdelijk is of structureel boven
de inflatieverwachtingen. In geval van een structureel hogere inflatie komen de grenzen
van de mogelijkheden van de solidariteitsreserve sneller in zicht. Daarbij speelt
ook de ontwikkeling van de reële rente een belangrijke rol. Als deze gelijk blijft,
omdat nominale rentes meestijgen met de inflatie, zal ieder kapitaalgedekt contract,
dus ook de contracten in het nieuwe stelsel, beter in staat zijn om met inflatie om
te gaan dan wanneer dit niet het geval is. Verder speelt de verhouding tussen jongere
en oudere deelnemers in een fonds een rol bij de vraag welke mogelijkheden de solidariteitsreserve
biedt bij inflatiebescherming. In een pensioenfonds met relatief veel oudere deelnemers
is het bieden van inflatiebescherming via risicodeling, zoals via de solidariteitsreserve,
moeilijker.
Vraag 12
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn van de hoge inflatie op de te verwachten pensioenuitkeringen
onder het nieuwe pensioensysteem? Voor zover deze gevolgen niet zijn doorgerekend:
kunt u zorgen voor een goede en transparante doorrekening van de hoge inflatie voor
een substantiële periode?
Antwoord 12
Het bijgevoegde Cardano-rapport biedt hiervoor de nodige inzichten. Als sprake zou
zijn van een structureel hogere inflatie van 1%-punt ten opzichte van de huidige verwachtingen,
kan dit worden opgevangen door middel van de solidariteitsreserve. Bij nog hogere
niveaus komen de grenzen van de solidariteitsreserve in zicht. Voor het compenseren
van deze verwachte inflatie kan in het nieuwe stelsel (over)rendement worden toebedeeld
naar verschillende leeftijden. Ook pensioengerechtigden kunnen (over)rendement toebedeeld
krijgen om de verwachte inflatie bij te kunnen houden, afhankelijk van hun risicohouding.
Dit (over)rendement komt sneller bij de deelnemers en pensioengerechtigden terecht,
omdat geen buffers meer opgebouwd hoeven te worden. In verwachting zullen (over)rendementen
positief zijn, maar er zullen ook jaren van negatieve (over)rendementen zijn. In dat
geval zullen pensioenaanspraken en lopende pensioenen ook sneller naar beneden aangepast
worden. Verder kan voor de uitkeringsfase een stijgend projectierendement worden gehanteerd,
waarmee de verwachte inflatie beter kan worden bijgehouden.
De Commissie Parameters is momenteel bezig met een nieuw advies over onder andere
de scenariosets. Het is belangrijk dat een groep van onafhankelijk deskundigen, los
van de politiek en van sociale partners, een dergelijk set ontwikkelt. Dat is een
complexe opdracht, die gedegen en zorgvuldig moet worden uitgevoerd. In deze sets
zal ook rekening gehouden worden met de nieuwe inzichten rond inflatieverwachtingen.
De Commissie Parameters verwacht haar advies uit te brengen rond de zomer van dit
jaar.
Vraag 13
Herinnert u zich dat het CPB schreef: «De transitie-effecten kennen ruime bandbreedtes
en zijn gevoelig voor de veronderstellingen over het rendement op aandelen en obligaties
en over de inflatie.»?11
Antwoord 13
Ja, ik ben bekend met de notitie van het CPB.
Vraag 14
Kunt u inzage geven in de gevolgen van de huidige hoge inflatie op de transitie (waarbij
honderden miljarden euro’s worden herverdeeld)? Indien u die inzage niet heeft, bent
u dan bereid om met spoed die inzage wel te krijgen en aan het parlement te verschaffen?
Antwoord 14
Hoge inflatie heeft met name invloed op de transitie als deze structureel hoog zou
blijven. De effecten van een eventuele persistent hoge inflatie moeten worden bezien
in het licht van het totaal aan nieuwe marktomstandigheden. Met name de ontwikkeling
van de rente is hierbij van belang. Inflatieschokken kunnen gepaard gaan met veranderingen
in andere economische parameters die van invloed zijn op de te bepalen waarde van
pensioenaanspraken en -rechten ten behoeve van de transitie naar het nieuwe stelsel.
Een beschouwing van een hoge(re) inflatie in isolement zou daarom geen volledig inzicht
geven in het daadwerkelijke effect op de transitie.
Bovendien moeten de herverdelingseffecten niet overschat worden. Bij het in kaart
brengen van deze effecten, zoals netto- en brutoprofijt effecten, gaat het om het
verschil tussen het huidige stelsel en de contracten in het wetsvoorstel Toekomst
Pensioenen. Hierdoor is het effect van een andere scenarioset beperkt, omdat zowel
in het huidige als in het nieuwe contract een tijdelijke of een structurele schok
min of meer in dezelfde mate effect heeft op de verdeling tussen jongeren en ouderen.
Van een herverdeling van honderden miljarden euro’s als gevolg van de inflatie is
dus geen sprake.
In de transitieperiode naar het nieuw pensioenstelsel maken sociale partners onder
andere afspraken over het al dan niet invaren van al bestaande pensioenaanspraken
en pensioenrechten. Op het moment dat de pensioenuitvoerder de overstap maakt naar
één van de nieuwe contracten uit het nieuwe pensioenstelsel, kunnen bestaande aanspraken
en rechten worden omgezet naar de nieuwe regeling. Voor de omzetting van het collectieve
fondsvermogen naar persoonlijke pensioenvermogens zijn twee omrekenmethodes beschikbaar,
namelijk de VBA-methode en de standaardmethode. Doel hiervan is het evenwichtig omrekenen
van de huidige pensioenaanspraken en -rechten naar een voor de pensioenuitkering gereserveerd
vermogen, respectievelijk een pensioenkapitaal. Beide methodes stellen daarom (minimum)
voorwaarden aan de manier waarop deze omzetting geschiedt. Bij de standaardmethode
is wettelijk vastgelegd hoeveel vermogen maximaal mag worden herverdeeld ten opzichte
van de uitkomsten van deze methode. Bij de VBA-methode dient de marktwaarde van de
persoonlijke pensioenvermogens ten minste gelijk te zijn aan de marktwaarde van de
opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten in de uitkeringsovereenkomst.
Vraag 15
Indien er nog gerekend moet worden: kunt u aangeven wanneer de Kamer deze berekeningen
kan verwachten?
Antwoord 15
Zoals ik in het antwoord op vraag 14 heb aangegeven, is nog onduidelijk of nieuwe
berekeningen enige meerwaarde zullen hebben ten opzichte van de reeds gemaakte berekeningen.
Dit hangt mede af van de vraag of de huidige inflatieontwikkeling structureel is of
niet. Vooralsnog zijn de marktverwachtingen dat de inflatie weer zal gaan dalen naar
lagere niveaus. In scenario’s over een lange termijn heeft een tijdelijke inflatieschok
beperkte invloed. Als zou blijken dat de verwachte toekomstige inflatie structureel
op een hoger niveau komt te liggen, zijn de gevolgen afhankelijk van veel economische
variabelen. Zo is een belangrijke vraag wat de rente in de toekomst doet. Dergelijke
variabelen zijn ook onderdeel van huidige scenariosets, maar het is belangrijk om
te kijken of het inflatierisico daarin nu al voldoende is meegenomen. Dit zijn complexe
vragen. Mede daarom heb ik een commissie van onafhankelijke deskundigen gevraagd om
deze lastige vraagstukken te analyseren en passende scenariosets te ontwikkelen. Decentrale
partijen zullen deze sets moeten gebruiken bij de transitie en bij uitvoering van
het nieuwe contract.
Vraag 16
Welke extra berekeningen over een hogere rente en de gevolgen voor het pensioenstelsel,
het nieuwe pensioenstesel en/of de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel heeft
u het afgelopen jaar intern laten maken of hebben externen (zoals CPB, Netspar of
anderen) voor u gemaakt? Kunt u een lijst geven van die berekeningen en kunt u die
berekeningen alvast openbaar maken met deze vragen?
Antwoord 16
Ik heb geen extra berekeningen over een hogere rente gemaakt of laten maken ten opzichte
van de berekeningen die door het CPB bij de presentatie van de Hoofdlijnennotitie
Pensioenakkoord zijn gemaakt.12 Bij die CPB-berekeningen is gebruik gemaakt van verschillende scenariosets, waarin
scenario’s met hogere en lagere rentes zijn opgenomen. Daarnaast verwijs ik u voor
berekeningen ten behoeve van het nieuwe pensioenstelsel naar diverse recente onderzoeken
die DNB heeft uitgevoerd. Deze zijn meegestuurd met de brief ter aanbieding van het
wetsvoorstel Wet Toekomst pensioenen aan uw Kamer.
Vraag 17
Op 21 januari 2022 sloot de internetconsultatie ten aanzien van de «Wijziging van
het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met toeslag vanwege
voorgenomen transitie»13, wanneer verwacht u de uitkomsten van deze consultatie met de Kamer te kunnen delen?
Hoe hoog is de inhaalindexatie die naar voren gehaald wordt gemiddeld en is dat verantwoord?
Antwoord 17
Het ontwerpbesluit is 30 maart jl. aan uw Kamer gezonden.14 In het ontwerpbesluit is aangegeven hoe met de reacties op de internetconsultatie
is omgegaan. Het ontwerpbesluit bevat geen aanpassing van de regels die inhaalindexatie
mogelijk maken.
Vraag 18
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voor u het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen
bij de Kamer indient?
Antwoord 18
Gegeven de complexiteit en technische aard van de vragen heb ik uw Kamer 30 maart
jl. laten weten de vragen niet voor indiening van het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen
te kunnen beantwoorden.15
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.