Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Fiches inzake voorstellen kapitaalmarktunie (o.a. Kamerstuk 22112-3265)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3390 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 april 2022
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brieven van 21 februari 2022 over Fiche: Verordening
centraal Europees toegangspunt publieke informatie financiële diensten (Kamerstuk
22 112, nr. 3265); Fiche: Herziening richtlijn AIFMD en richtlijn UCITS met betrekking tot uitbesteding,
liquiditeitsmanagement-instrumenten, toezichtrapportages, bewaarders en schuldfondsen
(Kamerstuk 22 112, nr. 3266); en Fiche: Verordening voor Europese langetermijninvesteringsfondsen (European Long-Term
Investment Funds, ELTIF’s) (Kamerstuk 22 112, nr. 3267).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 februari 2022 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 20 april 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Kling
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Fiche: Verordening centraal Europees toegangspunt publieke informatie financiële diensten
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Met betrekking tot de reikwijdte van informatie lezen de leden van de VVD-fractie
dat deelnemers van de consultatie niet in meerderheid een voorkeur hadden voor de
meest omvangrijke reikwijdte, maar dat de Europese Commissie dit wel als de optimale
keuze ziet. Kan het kabinet toelichten welke reikwijdte wel een meerderheid had onder
de deelnemers en wat de argumentatie is van de deelnemers waarom zij niet de voorkeur
hadden voor de meest omvangrijke reikwijdte van informatie?
Door deelnemers aan de consultatie van de Europese Commissie is opgemerkt dat een
te grote reikwijdte een risico kan vormen voor het succes van het centrale Europese
toegangspunt voor bedrijfsdata (ESAP). De deelnemers gaven overwegend aan dat het
voor hen van groter belang is dat de informatie van goede kwaliteit is, inzichtelijk
is uit welke bron de informatie afkomstig is en dat de informatie voldoende tijdig
beschikbaar komt. De nadruk zou volgens partijen beter kunnen liggen op de informatie
die het meeste gewenst wordt door de markt, zoals specifieke bedrijfsinformatie en
informatie met betrekking tot duurzaamheid.
Ook vragen deze leden het kabinet om specifiek toe te lichten wat onder het openbaar
maken van gegevens die momenteel al openbaar worden gemaakt op grond van bestaande
wet- en regelgeving valt. Omvat dit bijvoorbeeld ook alle KvK-gegevens, inclusief
woon- en vestigingsadres van (zelfstandig) ondernemers?
Het ESAP-voorstel ziet op informatie die volgt uit bestaande openbaarmakingsverplichtingen
volgend uit Europese wet- en regelgeving. De ESAP-omnibusverordening en ESAP-omnibusrichtlijn
raakt aan zestien verschillende richtlijnen en eenentwintig verordeningen die reeds
een bestaande openbaarmakingsverplichting voorschrijven. Informatie die momenteel
al openbaar gemaakt wordt op grond van die richtlijnen en verordeningen zal na invoering
van ESAP niet slechts op de huidige wijze gepubliceerd worden, bijvoorbeeld door geplaatst
te worden op de website van het betreffende bedrijf, maar ook aangeleverd worden aan
een verzamelende entiteit om daarmee beschikbaar te komen in ESAP. Dit betreft bijvoorbeeld
jaarrekeningen, ESG gerelateerde informatie, sancties die door toezichthouders zijn
opgelegd en andere gereglementeerde informatie. Geen van de openbaarmakingen betreft
persoonlijke gegevens uit het KvK register zoals woon- en vestigingsadres van (zelfstandig)
ondernemers.
Het instellen van een centraal Europees toegangspunt voor bedrijfsdata is de eerste
actie van de zestien aangekondigde acties in het in september 2020 aangeboden nieuwe
Actieplan Kapitaalmarktunie. De leden van de VVD-fractie delen de mening met het kabinet
dat moet worden voorkomen dat een grote hoeveelheid gegevens beschikbaar wordt gemaakt
zonder dat de directe toegevoegde waarde voor de kapitaalmarktunie ervan evident is.
Hoe gaat het kabinet concreet invulling geven aan het voornemen om tijdens Europese
onderhandelingen «kritisch af te wegen»» of alle wijzigingen in de omnibus-verordening
en omnibus-richtlijn wenselijk zijn?
De wijzigingen in de omnibus-verordening en omnibus-richtlijn zien allen op bestaande
openbaarmakingsverplichtingen, waarbij de openbaar gemaakte gegevens voortaan eveneens
beschikbaar moeten komen in ESAP. Ik zal de Europese Commissie bevragen op de toegevoegde
waarde die de centralisatie van deze informatie heeft voor de kapitaalmarktunie. Daarbij
ben ik extra kritisch op de informatie waaruit niet direct de waarde blijkt voor investeerders.
De leden van de VVD-fractie lezen dat bij een toekomstige richtlijn of verordening
zal worden voorzien in de aanwijzing van het verzamelorgaan. Hoe kijkt het kabinet
zelf naar dit vraagstuk? Wat is in de ogen van het kabinet een logisch verzamelorgaan
en hoe weegt het kabinet daarin mee dat de rapportagelast wordt geminimaliseerd?
Ik streef er naar dat het aanleveren van informatie aan ESAP door de instanties wordt
gedaan die er het best toe in staat zijn om een effectieve en efficiënte aanlevering
van gegevens te bewerkstelligen. Daarbij zal worden afgewogen of de gegevens aansluiten
bij het huidige werkterrein van de instanties. Zo is DNB naar verwachting beter gepositioneerd
voor het aanleveren van prudentiële gegevens van (financiële) instellingen, AFM voor
informatie gerelateerd aan deelnemers van financiële markten en mogelijk de KvK voor
jaarrekeningen. Uiteraard zal hierbij worden bekeken welke informatie al wordt aangeleverd
door ondernemers. Het ligt voor de hand dat de toezichthouder die de informatie reeds
ontvangt, zal worden aangewezen als het verzamelorgaan voor ESAP om zodoende de rapportagelast
voor (financiële) instellingen te beperken.
Tevens hechten de leden van de VVD-fractie net als het kabinet veel waarde aan mogelijkheid
voor mkb-ondernemingen met een externe financieringsbehoefte om te kunnen profiteren
van het centraal Europees toegangspunt publieke informatie financiële diensten (ESAP)
zonder dat alle ondernemingen worden belast met additionele nalevingskosten. Hoe draagt
het Europees toegangspunt concreet bij aan het creëren van meer financieringsmogelijkheden
voor het bedrijfsleven en vooral het midden-en kleinbedrijf (mkb)?
De belangrijkste wijze waarop het toegangspunt bijdraagt aan financieringsmogelijkheden
is door het vergroten van zichtbaarheid en vindbaarheid van bedrijven voor (potentiele)
investeerders, doordat mkb-ondernemingen met een externe financieringsbehoefte hun
bedrijfsinformatie op vrijwillige basis beschikbaar kunnen stellen aan ESAP. Wanneer
bedrijfsinformatie op toegankelijke wijze te raadplegen en gemakkelijker te vergelijken
is, zullen kapitaalverschaffers beter in staat zijn om bedrijven te selecteren waarin
zij willen investeren.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie het kabinet of andere lidstaten de mening
delen dat de implementatietermijn van twaalf maanden te kort is. Is het kabinet voornemens
te verzoeken om dit termijn te verlengen? Zo niet, hoe gaat het kabinet zestien richtlijnen
binnen twaalf maanden implementeren en wat zijn de gevolgen indien dit niet lukt?
In de momenteel lopende onderhandelingen wordt zet ik in op het verlengen van deze
termijn. Gebaseerd op een eerste indruk van de standpunten van andere lidstaten omtrent
ESAP, lijken erg veel van hen van mening dat de voorziene implementatietermijn te
kort is en wordt ook door hen ingezet op het uitstellen van de implementatiedatum.
De leden van de VVD-fractie lezen dat over de periode 2024–2027 de Autoriteit Financiële
Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) gezamenlijk 6,9 miljoen euro additioneel
moeten bijdragen aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA). De kosten
van AFM en DNB worden, op basis van artikel 13 Wet bekostiging financieel toezicht
2019, gedragen door de financiële instellingen die onder toezicht staan van de AFM
en DNB. De leden van de VVD-fractie vragen al langer aandacht voor de urgentie dat
toezichthouders transparant zijn over de kosten die zij verantwoorden aan de financiële
sector. Dit omdat deze leden het vertrouwen in de toezichthouder immers van groot
belang vinden om het vertrouwen in de financiële sector te verbeteren.
De leden van de VVD-fractie grijpen dit schriftelijk overleg aan om te vragen hoe
het kabinet gaat borgen dat de toezichthouders transparant zijn over de doorrekening
van de 6,9 miljoen euro en de andere kosten die gaan volgen aan de financiële sector.
Het is hierbij goed om op te merken dat de 6,9 miljoen euro de gezamenlijk additionele
bijdrage aan ESMA betreft vanuit alle Europese lidstaten. De bijdrage van de AFM aan
ESMA betreft ongeveer 4 procent van de totale bijdrage vanuit Nationale Autoriteiten.
De toezichthouders zullen deze doorrekening vormgeven binnen de bestaande systematiek
die hiervoor is ingericht. In de jaarrekening van de AFM en de jaarlijkse verantwoording
van DNB wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze de kosten aan de financiële sector
in rekening worden gebracht. Daarnaast treden de toezichthouders met regelmaat in
gesprek met de sector over de wijze waarop de toezichtskosten worden doorberekend.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie aan het kabinet de term «»grote gebruikers»»
nader toe te lichten. Worden financiële instellingen als grote gebruikers beschouwd?
De term «grote gebruikers» ziet op gebruikers die op grote schaal de informatie in
ESAP zullen raadplegen, door het inzien van een zeer groot volume aan gegevens of
frequent actuele informatie opvragen. Voorzien wordt dat dit met name grote professionele
partijen zullen zijn die zich specialiseren in het vergaren en bundelen van grote
hoeveelheden (bedrijfs)data voor commerciële doeleinden. Er zal nader worden vastgesteld
in technische uitvoeringsnormen aan welke voorwaarden voldaan moet worden wat betreft
de aard en omvang van het gebruik van ESAP waarvoor vergoedingen mogen worden berekend,
en de vergoedingsstructuur die daarbij wordt gehanteerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie begrijpen dat de Europese Commissie informatie over bedrijven
op een overkoepelende manier wil aanbieden om toegang voor bedrijven tot markfinanciering
beter te faciliteren. Deze leden zien daarbij een risico dat informatie van bedrijven
wordt gevraagd die niet daadwerkelijk bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen
van het ESAP en de kapitaalmarktunie. De leden van de D66-fractie vragen het kabinet
daarom naar de balans tussen de kosten en de baten van de informatievoorziening en
hoe deze wordt geborgd.
Ik hecht er aan dat de kosten die gemaakt worden om het toegangspunt tot stand te
brengen en te laten functioneren in verhouding staan tot de toegevoegde waarde voor
bedrijven en de gebruikers van de informatie. Hierbij moet vooropstaan dat de gegevens
die beschikbaar komen van nut zijn om de doelstellingen van ESAP te behalen, te weten
toegang tot bedrijfsinformatie te vergroten en te vergemakkelijken om daarmee marktfinanciering
te stimuleren. Ik zet mij daarom in om de eventuele lasten voor bedrijven en de autoriteiten
die de informatie verzamelen zo beperkt mogelijk te houden. Verder zal ik de Commissie
scherp bevragen op de toegevoegde waarde die de centralisatie van deze informatie
heeft voor de kapitaalmarktunie. Daarbij zal ik extra kritisch zijn op de informatie
waaruit niet direct de waarde blijkt voor investeerders.
De leden van de D66-fractie zijn er voorstander van dat naast financiële informatie
ook informatie over duurzaamheid in de financiële dienstensector (SFDR) en de voorgestelde
Richtlijn betreffende duurzaamheidsverslaggeving (CSRD) openbaar wordt gemaakt. Deze
leden begrijpen voorts dat de ESMA in samenwerking met de Europese Bankautoriteit
(EBA) en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA) zorgt
voor de totstandbrenging en het beheer van het toegangspunt. Deze leden vragen het
kabinet naar de manier waarop voor voldoende kennis en expertise over duurzaamheid
bij de controle op de kwaliteit van de data wordt gezorgd.
Het centrale toegangspunt biedt hoofdzakelijk een centralisering van gegevens die
momenteel al openbaar gemaakt worden. Deze bestaande openbaarmakingsverplichtingen
volgen niet uit de ESAP-richtlijn maar uit de verschillende bestaande verordeningen
en richtlijnen die zijn benoemd in de ESAP-omnibusrichtlijn en ESAP-omnibusverordening,
waaronder de SFDR en de CSRD. Ik ben daarom van mening dat alle voorwaarden die gesteld
worden aan de inhoud en inhoudelijke kwaliteit van de informatie volgt uit deze onderliggende
verordeningen en richtlijnen. Kwaliteitscontrole van informatie door zowel de verzamelorganen
als ESMA in het kader van ESAP zal er primair op gericht zijn te waarborgen dat de
informatie voldoet aan de vereiste voorwaarden om het platform te laten functioneren.
Hierbij zal onder meer gecontroleerd worden of de informatie is aangeleverd in een
geschikt formaat, de juiste metadata beschikbaar is en een gekwalificeerd elektronisch
zegel bevat. Nu ik van mening ben dat controles van de datakwaliteit niet op grond
van ESAP maar op grond van reeds bestaande wetgeving worden uitgevoerd, is niet voorzien
dat bij controles in het kader van ESAP expertise over duurzaamheid benodigd is.
Voorts vragen deze leden naar de gevolgen van openbaarheid van deze informatie over
duurzaamheid voor de (vereiste) risico-inschattingen van financiële instellingen.
Het oogmerk van ESAP is dat (bedrijfs)informatie die reeds openbaar wordt gemaakt
beter toegankelijk en makkelijker te raadplegen wordt voor marktpartijen, waaronder
investeerders. Omdat het geen nieuwe openbaarmakingsverplichting introduceert zijn
er naar verwachting geen gevolgen voor de risico-inschattingen van financiële instellingen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie benoemt dat de eerste
instellingen vanaf 2024 gegevens zullen aanleveren en het toegangspunt vanaf eind
2024 operationeel moet zijn. Echter, een termijn van twaalf maanden voor het wijzigen
van nationale regels ter implementatie van zestien richtlijnen kan te kort zijn. De
leden van de D66-fractie vragen daarom wat de Europese Commissie eraan doet om deze
implementatietermijn te halen of desnoods te verlengen.
In de onderhandelingen zet ik in op het verlengen van deze termijn. Gebaseerd op een
eerste indruk van de standpunten van andere lidstaten omtrent ESAP, lijken erg veel
van hen van mening dat de voorziene implementatietermijn te kort is en wordt ook door
hen ingezet op het uitstellen van de implementatiedatum.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie willen weten welke informatie precies via het toegangspunt
zal worden gedeeld.
De informatie die reeds gepubliceerd moet worden en nu ook beschikbaar zal zijn via
het toegangspunt is zeer uiteenlopend, omdat dit openbaarmakingsverplichtingen betreft
uit zestien verschillende richtlijnen en eenentwintig verordeningen. Voor een volledig
overzicht verwijs ik naar de artikelen 1 tot en met 16 van de ESAP omnibus-richtlijn
en artikelen 1 tot en met 21 van de ESAP omnibus-verordening. Aan de hand van enkele
voorbeelden kan mogelijk inzicht worden geboden in de verschillende type informatie
die openbaar gemaakt moet worden en in ESAP beschikbaar zal zijn:
• op grond van de Transparantierichtlijn moeten bedrijven toegelaten tot de handel op
een gereglementeerde markt alle gereglementeerde informatie openbaar maken;
• op grond van Richtlijn jaarrekening moeten ondernemingen een jaarlijkse financiële
overzicht en bestuursverslag publiceren;
• op grond van de Verordening betreffende short selling moet een netto shortpositie
in geplaatste kapitaal van een onderneming worden bekendgemaakt wanneer dit bepaalde
drempels bereikt;
• op grond van de ESG-informatieverordening moeten financiëlemarktdeelnemers hun gedragslijnen
inzake de integratie van duurzaamheidsrisico's in hun beleggingsbeslissingsprocedure
publiceren; en
• op grond van verschillende richtlijnen en verordeningen moeten toezichthouders de
sancties die zij opleggen aan bedrijven publiceren.
Welke additionele informatie mag zoal ten behoeve van opname in het ESAP op vrijwillige
basis worden verstrekt?
In beginsel mag alle bedrijfs- of productinformatie vrijwillig openbaar worden gemaakt
die relevant is voor in de Unie verrichte financiële diensten, voor kapitaalmarkten
in de Unie of met betrekking tot duurzaamheid. Er zullen technische uitvoeringsnormen
worden ontwikkeld door het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten
(bestaande uit ESMA, EBA en Eiopa) waarin onder meer wordt gespecificeerd in welke
specifieke formats de informatie moet worden aangeleverd. Door middel van het vaststellen
van de vereiste formats kan eventueel nader worden bepaald welke informatie geschikt
is om aan te leveren.
De leden van de PVV-fractie vragen om een overzicht van de bevoegde autoriteiten die
betrokken zijn bij de voorstellen en een duidelijke omschrijving van de bevoegdheden
die ze zullen hebben.
De autoriteit die verantwoordelijk zal zijn voor de totstandkoming en het functioneren
van het toegangspunt is ESMA. Voor monitoring van het functioneren van het toegangspunt
zal ESMA samenwerken met EBA en de EIOPA. Het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende
autoriteiten, bestaande uit ESMA, EBA en EIOPA, krijgt eveneens de taak om enkele
technische uitvoeringsnormen te ontwikkelen. Het voorstel voorziet in de bevoegdheden
voor het uitvoeren van al deze taken. Verder zullen naar verwachting AFM en DNB bevoegdheden
krijgen tot het uitvoeren van hun taak als zij als verzamelorgaan worden aangewezen.
Mogelijk kunnen ook andere entiteiten worden aangewezen als verzamelorgaan, zoals
de KvK, dit zal in de implementatie moeten worden besloten. De verzamelorganen krijgen
onder meer bevoegdheden ten aanzien van het verzamelen en opslaan van de aangeleverde
informatie, het uitvoeren van validatie op de aangeleverde informatie (en verwerpen
wanneer deze niet aan de vereisten voldoet), het verstrekken van de informatie aan
ESAP en het bieden van technische bijstand aan de entiteit die de informatie aanlevert.
De leden van de PVV-fractie merken voorts op dat ESMA een heffing in rekening mag
brengen voor het aanvragen van informatie. De leden van de PVV-fractie vragen het
kabinet om een verduidelijking van wanneer ESMA dergelijke kosten in rekening zal
brengen en hoe hoog deze kosten zullen zijn (in euro’s).
Er zal kosteloos toegang tot ESAP worden verschaft voor alle gebruikers, met uitzondering
van gebruikers die op grote schaal de informatie in ESAP raadplegen, door het inzien
van een zeer groot volume aan gegevens of het frequent opvragen van actuele informatie.
Een vergoeding mag door ESMA in rekening gebracht worden voor diensten die worden
geleverd aan deze grote gebruikers. De term «grote gebruikers» ziet op gebruikers
die op grote schaal de informatie in ESAP zullen raadplegen, door het inzien van een
zeer groot volume aan gegevens of frequent actuele informatie opvragen. Voorzien wordt
dat dit met name grote professionele partijen zullen zijn die zich specialiseren in
het vergaren en bundelen van grote hoeveelheden (bedrijfs)data voor commerciële doeleinden.
Er zal nader worden vastgesteld in technische uitvoeringsnormen aan welke voorwaarden
voldaan moet worden wat betreft de aard en omvang van het gebruik van ESAP waarvoor
vergoedingen mogen worden berekend, en de vergoedingsstructuur die daarbij wordt gehanteerd.
De vergoeding die in rekening gebracht mag worden, mag echter niet hoger zijn dan
de kosten die ESMA maakt voor het verrichten van de diensten.
De leden van de PVV-fractie willen verder weten hoe volgens het kabinet kan worden
voorkomen dat een grote hoeveelheid gegevens beschikbaar wordt gemaakt zonder dat
de directe toegevoegde waarde voor de kapitaalmarkunie ervan evident is.
Ik sta positief tegenover het meer toegankelijk maken van bedrijfsinformatie waar
dit de toegang tot de kapitaalmarkten voor ondernemers kan verbeteren. De wijzigingen
in de omnibus-verordening en omnibus-richtlijn zien allen op bestaande openbaarmakingsverplichtingen,
waarbij de openbaar gemaakte gegevens voortaan eveneens beschikbaar moeten komen in
ESAP. Wij zullen de Commissie scherp bevragen op de toegevoegde waarde die de centralisatie
van deze informatie heeft voor de kapitaalmarktunie. Daarbij zal ik kritisch zijn
op de informatie waaruit niet direct de waarde blijkt voor investeerders.
Hoe zal tevens worden voorkomen dat de gegevens zullen worden gebruikt voor bijvoorbeeld
commerciële doeleinden?
Het gebruik van de gegevens voor commerciële doeleinden zal niet tegengegaan worden.
De centralisering en betere mogelijkheden om de gegevens te raadplegen moeten voornamelijk
de mogelijkheden voor het gebruiken en hergebruiken van de informatie verbeteren,
ook voor commerciële doeleinden. Wel zullen de grote gebruikers, en naar verwachting
zijn juist dat de partijen die informatie voor commerciële doeleinden gaan raadplegen,
een vergoeding in rekening worden gebracht voor ten hoogste de kosten die ESMA maakt
voor het verlenen van de diensten.
De leden van de PVV-fractie willen bovendien weten hoeveel AFM en DNB additioneel
bij zullen dragen aan ESMA als gevolg van dit voorstel en met hoeveel de toezichtkosten
hiermee naar verwachting zullen toenemen.
Voorzien wordt dat de kosten voor ESMA voor ontwikkeling en onderhouden van het toegangspunt
16,5 miljoen euro zullen zijn in de periode 2022–2027. Van deze kosten zal 6,9 miljoen
worden gedragen door de nationale bevoegde autoriteiten. De nationale bevoegde autoriteiten
zullen daarom over de periode 2024–2027 gezamenlijk 6,9 miljoen euro additioneel moeten
bijdragen aan ESMA. De bijdrage van de AFM aan ESMA betreft ongeveer 4 procent van
de totale bijdrage van 6,9 miljoen euro vanuit de Nationale Autoriteiten en zal dus
toenemen met ongeveer 276.000 euro.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Ten aanzien van het voorstel van oprichting van een Europees gecentraliseerd toegangspunt
voor publieke informatie kunnen de leden van de CDA-fractie zich vinden in de positieve
grondhouding van het kabinet. Deze leden vinden het ook goed dat daarbij de duurzaamheidsverslaglegging
meteen wordt meegenomen. Allereerst vragen deze leden het kabinet voor wie het toegangspunt
allemaal raadpleegbaar is en wat deze leden zich hier praktisch precies bij voor moeten
stellen. Wordt dit een database met bedrijfsinformatie, bijvoorbeeld KvK-achtige informatie
die vrij toegankelijk is voor eenieder die het digitale archief via een website wil
raadplegen?
Via ESAP zal bedrijfs- en productinformatie centraal te raadplegen zijn die momenteel
al openbaar wordt gemaakt door bedrijven op grond van Europese richtlijnen en verordeningen.
Daaronder vallen ook jaarrekeningen die momenteel beschikbaar zijn in het KvK register,
maar het betreft geen persoonlijke gegevens van (zelfstandig) ondernemers zoals dat
in het KvK register te vinden is.
Het beoogde technische ontwerp van het toegangspunt is dat de informatie wordt opgeslagen
door de verzamelorganen. Het ESAP platform biedt vervolgens één centrale mogelijkheid
om die informatie te raadplegen door middel van een webportaal met gebruiksvriendelijke
interface. Er zal daarbij voor gebruikers onder meer een zoekfunctie, informatie viewer
en downloadservice beschikbaar komen. Dit webportaal zal voor eenieder vrij toegankelijk
zijn. Voorzien wordt dat het platform nuttig is voor investeerders op zoek naar investeringsmogelijkheden,
maar ook wetenschappers, toezichthouders en andere maatschappelijke partijen er gebruik
van zullen maken.
Het kabinet zegt dat moet worden overwogen of alle informatie die volgens de huidige
voorstellen moet worden verstrekt aan het toegangspunt werkelijk bijdraagt aan de
doelstellingen van ESAP en de kapitaalmarktunie. Welke informatie is volgens het kabinet
van toegevoegde waarde en over welke informatie die moet worden aangeleverd twijfelt
het kabinet?
Ik ben voornemens om de Commissie te bevragen op de toegevoegde waarde die de centralisatie
van deze informatie heeft voor de kapitaalmarktunie. Daarbij zal ik extra kritisch
zijn op de informatie waaruit niet direct de waarde blijkt voor investeerders. Voorzien
wordt dat bepaalde informatie zoals jaarrekeningen of informatie met betrekking tot
de prospectussen van groter direct nut zal zijn voor investeerders dan erg specifieke
informatie die slechts ziet op bepaald type ondernemingen, zoals met betrekking tot
bijvoorbeeld het beleid en bestuur van centrale clearing tegenpartij of accountantskantoren.
Wat de leden van de CDA-fractie vooral belangrijk vinden is dat er voor bedrijven
geen overkill ontstaat met betrekking tot het aanleveren van informatie via verschillende
kanalen voor verschillende doeleinden, als dit in feite om dezelfde gegevens gaat.
Banken kunnen in het kader van rapportage over duurzaamheidsrisico’s bijvoorbeeld
ook informatie opvragen aan ondernemers. Hoe kan de aanlevering van alle data op zo
centraal en efficiënt mogelijke wijze worden vormgegeven en kijkt het kabinet ook
naar manieren om dit zo integraal mogelijk op te pakken? Bijvoorbeeld ook in het kader
van informatie die banken al aan hun klanten vragen of moeten gaan vragen, zodat dit
zo min mogelijk een last gaat vormen.
Ik streef er naar dat al het aanleveren van informatie wordt gedaan op een effectieve
en efficiënte wijze. Het centrale toegangspunt is gericht op centralisering van gegevens
die momenteel al openbaar gemaakt worden, waarbij geen nieuwe openbaarmakingsverplichtingen
voor bedrijven ontstaan. Er zal worden bekeken welke informatie reeds wordt aangeleverd
aan toezichthouders. Ik zal er naar streven dat de toezichthouder die de informatie
reeds ontvangt, zal worden aangewezen als het verzamelorgaan voor ESAP, om zodoende
de rapportagelast te beperken.
Er moet hierbij wel onderscheid gemaakt worden tussen informatie waarvoor een wettelijke
verplichting tot openbaarmaking bestaat, en informatie die al door private partijen
zoals banken gevraagd wordt van ondernemers. De toegevoegde waarde van ESAP kan juist
zijn gelegen in het toegankelijk maken van de informatie waar geen openbaarmakingsverplichting
voor geldt en die nu slechts beschikbaar is voor banken. Deze gegevens kunnen door
ondernemers op vrijwillige basis worden aangeleverd aan ESAP om zodoende te zorgen
dat potentiele investeerders over dezelfde gegevens kunnen beschikken als banken.
Er is momenteel nog niet vastgesteld welke instantie als verzamelorgaan wordt aangewezen
voor deze vrijwillig aangeleverd informatie.
De leden van de CDA-fractie zijn het eens met de vragen van het kabinet over de beoogde
tijdslijnen. Het lijkt hen goed als ingezet wordt op voldoende tijd om de regelgeving
te implementeren en daarbij ook te kijken wat voor financiële instellingen en bedrijven
haalbaar is.
In de momenteel lopende onderhandelingen zet ik in op het verlengen van deze termijn.
Gebaseerd op een eerste indruk van de standpunten van andere lidstaten omtrent ESAP,
lijken erg veel van hen van mening dat de voorziene implementatietermijn te kort is
en wordt ook door hen ingezet op het uitstellen van de implementatiedatum.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie Groep Van Haga
De leden van de Groep van Haga vragen het kabinet in hoeverre ESAP-invloed heeft op
ESG-data en ESG-rating providers.
Er zal in het ESAP informatie te raadplegen zijn die op grond van bestaande verordeningen
en richtlijnen openbaar gemaakt moet worden. Dit betreft onder andere ook ESG data
op basis van de ESG-informatieverordening. Er is naar verwachting geen invloed op
ESG-rating providers anders dan dat voor hen een nieuwe mogelijkheid ontstaat om de
informatie te raadplegen die ondernemingen momenteel ook al publiceren.
De leden van de Groep van Haga lezen dat niet beursgenoteerde bedrijven vrijwillig
mogen meedoen met de ESAP. Deze leden vragen het kabinet of in het geval deze bedrijven
meedoen of zij dezelfde kwaliteit en consistentie van data moeten leveren als beursgenoteerde
bedrijven.
Kwaliteitscontrole van informatie door zowel de verzamelorganen als ESMA in het kader
van ESAP zal er primair op gericht zijn te waarborgen dat de informatie voldoet aan
de vereiste voorwaarden om het platform te laten functioneren. Hierbij zal onder meer
gecontroleerd worden of de informatie is aangeleverd in een geschikt formaat, de juiste
metadata beschikbaar is en een gekwalificeerd elektronisch zegel bevat. Dit geldt
voor zowel de verplichte als vrijwillig aangeleverde informatie. Ook bij vrijwillig
aangeboden informatie moet daarom voldaan zijn aan een aantal vereisten. Dit betreft
aanlevering in een voor data-extractie geschikt formaat, verschaffen van de juiste
metadata, er mogen geen persoonsgegevens zijn opgenomen en de aanleverende partij
moet in het bezit zijn van een identificatiecode voor juridische entiteiten (Legal
Entity Identifier). Er zullen technische uitvoeringsnormen worden ontwikkeld door
het Gemend Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten (bestaande uit ESMA,
EBA en EIOPA) waarin onder meer wordt gespecificeerd in welke specifieke formaten
de informatie moet worden aangeleverd. Door middel van het vaststellen van de vereiste
formats kan eventueel nader worden bepaald welke informatie geschikt is om aan te
leveren.
Tot slot is het goed om op te merken dat niet-beursgenoteerde bedrijven ook reeds
enkele publicatieverplichtingen kennen op grond waarvan zij, naast de mogelijke vrijwillige
deponering, verplicht gegevens aan ESAP zullen aanleveren. Een voorbeeld hiervan is
het huidige raadsvoorstel voor de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) op grond waarvan grote niet-beursgenoteerde ondernemingen verplicht duurzaamheidsinformatie
moeten publiceren.
Fiche: Herziening richtlijn AIMFD en richtlijn UCITS met betrekking tot uitbesteding,
liquiditeitsmanagementinstrumenten, toezichtrapportages, bewaarders en schuldfondsen
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben ook nog enkele opmerkingen en vragen bij het tweede
fiche inzake kapitaalmarktunie. In de nota naar aanleiding van het verslag over de
Implementatiewet richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen van 9 september
2021 stelt het kabinet dat op dat moment sprake was van enige ongelijkheid in het
Europees speelveld voor beheerders van instellingen voor collectieve belegging in
effecten (icbe’s) en beheerders van beleggingsinstellingen die tevens beleggingsdiensten
verlenen. Dat volgt uit de eerder gemaakte keuze om in Nederland de prudentiële vereisten
voor beleggingsondernemingen van overeenkomstige toepassing te verklaren op beheerders
van icbe’s en beheerders van beleggingsinstellingen die eveneens beleggingsdiensten
verlenen. Het kabinet stelde dat de bestendiging van deze eerder gemaakte keuze in
het toen behandelde wetsvoorstel voor het bestaande Europese speelveld in beginsel
geen gevolgen heeft. Hoe verhoudt deze benadering zich tot het fiche Herziening richtlijn
AIFMD en richtlijn UCITS met betrekking tot uitbesteding, liquiditeitsmanagement-instrumenten,
toezichtrapportages, bewaarders en schuldfondsen? Wat zijn de gevolgen van het fiche
voor deze benadering?
Op beheerders van icbe’s en beheerders van beleggingsinstellingen zijn in de eerste
plaats de regels van toepassing die voortvloeien uit de richtlijn instellingen voor
collectieve belegging in effecten (UCITS-richtlijn) en de richtlijn beheerders van
alternatieve beleggingsinstellingen (AIFM-richtlijn). Daarnaast was reeds in de Wet
toezicht beleggingsinstellingen (Wtb) opgenomen dat beheerders van beleggingsinstellingen,
voor zover zij beleggingsdiensten verlenen ook zijn onderworpen aan prudentiële vereisten
die gelden voor beleggingsondernemingen, die dezelfde diensten verlenen. Deze gelijkschakeling
is bestendigd bij de implementatie van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen1. Voor de gelijkschakeling is gekozen vanuit het principe dat gelijke activiteiten
op eenzelfde wijze behandeld zouden moeten worden omdat de risico’s die zijn verbonden
aan het verlenen van beleggingsdiensten gelijk zijn, ongeacht door welk type instelling
deze diensten worden verleend. De keuze om deze gelijkschakeling in Nederland te bestendigen
betekende geen wijziging van het Europees speelveld, nu op dit punt reeds verschillen
tussen lidstaten bestonden, die met de bestendiging niet veranderen. Tijdens de onderhandelingen
zal ik aandacht vragen voor een Europees gelijk speelveld voor beheerders van beleggingsinstellingen
en icbe’s die beleggingsdiensten verlenen en beleggingsondernemingen die dezelfde
beleggingsdiensten verlenen.
De leden van de VVD-fractie lezen met betrekking tot schuldfondsen dat fondsen die
meer dan 60 procent aan leningen in portefeuille houden closed-end moeten zijn. Deze
leden vragen aan het kabinet of deze fondsen niet meer aangeboden kunnen worden aan
retailbeleggers als ze niet langer open-end zijn. Verwacht het kabinet dat hierdoor
de financieringsmogelijkheden voor het mkb verminderen?
Schuldfondsen die closed-end zijn, kunnen op grond van het richtlijnvoorstel nog wel
worden aangeboden aan retailbeleggers. Closed-end fondsen zijn echter minder aantrekkelijk
voor de retailbelegger. Deelnemingsrechten in een closed-end fonds kunnen door retailbeleggers
niet makkelijk tijdens de looptijd worden verkocht of gekocht. De deelnemingsrechten
worden verhandeld op basis van vraag en aanbod en zijn alleen verhandelbaar op een
erkende beurs. Het is mogelijk dat als gevolg van dit voorstel minder schuldfondsen
worden aangeboden met als gevolg dat daardoor ook de alternatieve financieringsmogelijkheden
voor het mkb verminderen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie onderschrijven het doel van de Europese Commissie om de
regels voor beheerders van schuldfondsen te harmoniseren om de interne markt voor
schuldfondsen te bevorderen. Deze leden begrijpen dat bedrijven hierdoor eenvoudiger
toegang kunnen krijgen tot alternatieve financieringsvormen dan bancaire financiering.
Deze leden vragen het kabinet naar de gevolgen voor toegang tot alternatieve vormen
van financiering voor consumenten en de eventuele wenselijkheid daarvan.
Schuldfondsen kunnen een rol kunnen spelen in het vergroten van de toegang tot alternatieve
financiering voor bedrijven. De leden van D66 vragen naar de gevolgen voor consumenten
voor toegang tot alternatieve financiering door het harmoniseren van de interne markt
voor schuldfondsen. In Nederland wordt op dit moment geen alternatieve financiering
door schuldfondsen verstrekt aan consumenten. Deze mogelijkheid van alternatieve financiering
is primair voor bedrijven bedoeld. Echter beheerders van schuldfondsen zouden ook
leningen kunnen verstrekken aan consumenten. Een beheerder van een schuldfonds dient
dan wel te voldoen aan de regels die gelden voor het aanbieden van consumptief krediet
of hypothecair krediet. Zo dient onder meer te worden beoordeeld of een krediet verantwoord
is voor de consument door middel van een krediettoets. Om een dergelijke toets uit
te voeren, dient de beheerder te beschikken over informatie met betrekking tot de
financiële positie (inkomsten en financiële verplichtingen) van de consument.
Ook de leden van de D66-fractie vinden het, net als het kabinet, van belang dat de
samenwerking tussen toezichthouders goed is geregeld. Deze leden constateren dat AFM
en DNB er een aantal verantwoordelijkheden en taken bij krijgen, waardoor het belang
van samenwerking binnen Nederland toeneemt. Hoe wordt goede samenwerking tussen de
toezichthouders geborgd en verbeterd en kan Nederland daarbij nog leren van andere
landen met een twin-peaks-model van toezichthouders?
Naar aanleiding van de voorgestelde herziening van de AIFMD en UCITS richtlijn zal
ik in gesprek gaan met de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche
Bank (DNB) over het toezicht op beheerders en in het bijzonder over welke toezichthouder
toezicht dient te houden op welke normen. Daarbij zal ik ook de samenwerking tussen
de toezichthouders aan de orde stellen en te rade gaan bij andere landen met een twin-peaks-model
hoe zij het toezicht op beheerders hebben ingericht.
Hoewel de leden van de D66-fractie begrijpen dat de regels voor schuldfondsen geharmoniseerd
worden zodat de interne markt voor schuldfondsen wordt bevorderd, zien deze leden
een risico voor de continuïteit van schuldfondsen met een vergunning onder de Alternative
Investment Fund Managers Directive (AIFMD). Acht het kabinet het wenselijk dat bijvoorbeeld
duurzame schuldfondsen kunnen blijven voortbestaan en hoe kunnen dit soort fondsen
voor retailbeleggers voortbestaan als de herziene AIFMD-richtlijn in werking treedt?
Onze samenleving staat voor een grote opgave om de economie te verduurzamen en klimaatverandering
tegen te gaan. Duurzame schuldfondsen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan
de financiering van de energietransitie. Ik zal mij er dan ook voor inzetten dat geen
normen worden geïntroduceerd waardoor het voortbestaan van deze fondsen in gevaar
komt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie willen weten met hoeveel de nalevingskosten van de uitgebreidere
rapportageverplichtingen in totaal zullen stijgen als gevolg van dit voorstel. Kan
het kabinet hiervan een inschatting maken?
Op dit moment is nog geen inschatting te maken van de nalevingskosten voor beheerders
van beleggingsinstellingen en icbe’s die verband houden met de rapportageverplichtingen.
De rapportageverplichtingen zullen verder worden uitgewerkt door de European Supervisory Authorities (ESA’s) in samenwerking met de nationale toezichthouders en de European Central Bank (ECB). Op dit moment hebben beheerders van beleggingsinstellingen ook verschillende
rapportageverplichtingen richting hun toezichthouders. Beheerders zullen waarschijnlijk
meer gedetailleerde rapportages dienen aan te leveren bij hun nationale toezichthouders,
maar de Europese Commissie verwacht dat dit zal leiden tot slechts een lichte stijging
van de rapportagekosten.2 Doel van de nieuwe rapportageverplichtingen is ook om overlap in rapportageverplichtingen
te elimineren zodat dit een kostenbesparing voor de beheerder oplevert.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Ten aanzien van de herziening van de AIFMD-richtlijn denken de leden van de CDA-fractie
dat het meerwaarde heeft tot meer harmonisering te komen om de interne markt voor
schuldfondsen te bevorderen. Wel vragen deze leden het kabinet wat de nu voorgenomen
regels voor effecten hebben voor bestaande schuldfondsen in Nederland met een AIFMD-vergunning
en in hoeverre zij worden geraakt als de regels worden geharmoniseerd. Als Nederlandse
schuldfondsen geraakt worden met ongewenste effecten voor de aanbieding van financiering
in verband met duurzame projecten, hoe wil het kabinet daar dan mee omgaan in de inzet
in Brussel?
De Europese Commissie beoogt met het voorstel niet alleen om de interne markt voor
schuldfondsen te bevorderen, maar ook om micro- en macro prudentiële risico’s te beperken.
Hoewel ik deze ambitie steun, zal ik mij ervoor inzetten dat er geen normen worden
geïntroduceerd waardoor het voortbestaan van deze fondsen in gevaar komt.
Ook vragen de leden van de CDA-fractie of het kabinet kan toelichten wat de bevoegdheden
van de Nederlandse toezichthouder en beheerders zijn om liquiditeitsmanagement-instrumenten
te activeren ten opzichte van de bevoegdheden van toezichthouders in andere EU-lidstaten
en of de huidige bevoegdheden van de AFM en de beheerders volgens het kabinet voldoende
zijn.
Net als andere nationale toezichthouders in de EU kan de AFM in het algemeen belang
of belang van de deelnemers de inschrijving, inkoop of terugbetaling van rechten van
deelneming opschorten (artikel 1:77a Wft). Over welke liquiditeitsmanagement-instrumenten
een Nederlandse beheerder beschikt is opgenomen in de fondsdocumentatie van Nederlandse
beleggingsinstellingen en kan per beleggingsinstelling verschillen. Het gaat dan om:
opschorting van de inschrijving, inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming,
beperkingen op terugbetalingsverzoeken, terugbetalingsvergoedingen, swing pricing3, anti-verwateringsheffing en terugbetalingen in natura. De inzet van liquiditeitsmanagement-instrumenten
ligt primair bij de beheerder.
Ik vind het positief dat de toezichthouder op basis van het richtlijnvoorstel straks
de beheerder kan voorschrijven om lichtere (ex ante) liquiditeitsmanagement-instrumenten
in te zetten dan het instrument om de inschrijving, inkoop of terugbetaling van rechten
van deelneming op te schorten.
Ten aanzien van de bewaarders lezen de leden van de CDA-fractie dat niet is gekozen
voor een bewaarderspaspoort vanwege het ontbreken van geharmoniseerd faillissementsrecht
in de Europese Unie. Kan dan volgens het kabinet wel worden gegarandeerd dat indien
een Nederlandse beheerder een buitenlandse bewaarder heeft uit een lidstaat met ander
faillissementsrecht, dat goed wordt toegezien op navolging van Nederlandse regels?
Op dit moment dient een bewaarder te zijn gevestigd in de lidstaat van herkomst van
de beleggingsinstelling of icbe. In tegenstelling tot in Nederland is in enkele lidstaten
het aanbod van bewaarders zeer beperkt. Om dit probleem te adresseren is het voorstel
van de Commissie om het aanstellen van een bewaarder die is gevestigd in een andere
lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de beleggingsinstelling of icbe toe te staan
indien de nationale toezichthouder daarmee instemt. In een dergelijk geval moet ook
duidelijk zijn hoe de bewaarder in geval van een faillissement omgaat met de in bewaring
gegeven activa.
De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de inzet van het kabinet om te voorkomen
dat overlap in rapportageverplichtingen optreedt, zodat beleggingsinstellingen en
icbe’s niet dubbel hoeven te rapporteren. Wat zou volgens het kabinet de inzet moeten
zijn om te garanderen dat er niet een overmatige rapportagelast voor fondsen ontstaat?
Ik zal mij ervoor inzetten dat de rapportageverplichtingen die verder zullen worden
uitgewerkt in technische standaarden door de ESA’s voldoende concreet zijn zodat de
informatie die fondsen aan de toezichthouders dienen te verstrekken niet leidt tot
een overmatige rapportagelast en beperkt blijft tot de informatie die noodzakelijk
is voor het goed kunnen uitoefenen van de toezichtstaak.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie Groep Van Haga
De leden van de Groep Van Haga zijn verbaasd om te lezen dat in veel lidstaten beheerders
van beleggingsinstellingen en icbe’s niet over liquiditeitsmanagement-instrumenten
beschikken. Deze leden vragen het kabinet dan ook waarom tot nu toe daar de noodzaak
niet van werd ingezien?
Binnen de EU beschikken alle beheerders van beleggingsinstellingen of icbe’s over
de mogelijkheid om in het algemeen belang of belang van de deelnemers de inschrijving,
inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming op te schorten.4 Deze bevoegdheid hebben ook alle nationale toezichthouders binnen de EU. Het is derhalve
niet zo dat in veel lidstaten de beheerders helemaal niet over liquiditeitsmanagement-instrumenten
beschikken. Het verschilt per lidstaat over welke aanvullende liquiditeitsmanagement-instrumenten
de beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s beschikken. In veel lidstaten beschikken
beheerders over de mogelijkheid om tijdelijk terugkoopverzoeken te limiteren of op
te schorten (redemption gates) of terugkooppremies als liquiditeitsmanagement-instrument in te zetten. De liquiditeitsmanagement-instrumenten die door de
beheerder kunnen worden ingezet kunnen per soort beleggingsinstelling verschillen.
Met het richtlijnvoorstel beoogt de Commissie om de regels te harmoniseren en aan
te scherpen zodat micro- en macro prudentiële risico’s beter worden gemitigeerd en
beleggers beter worden beschermd.
Fiche: Verordening voor Europese langetermijninvesteringsfondsen (European Long-Term
Investment Funds, ELTIF’s)
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet positief oordeelt over de voorgestelde
herziening van het ELTIF-regime en dat het kabinet zich kan vinden in de verruiming
van de activa waarin mag worden belegd en het versoepelen van de fondsregels. Deze
leden delen de wens om langetermijninvesteringen te versterken. Wel vragen deze leden
het kabinet uitgebreider toe te lichten hoe de bescherming van niet-professionele
beleggers in het commissievoorstel vorm krijgt, hoe het toezicht daarop vorm krijgt
en wat in het commissievoorstel de eisen qua spreiding van de beleggingsportefeuille
zijn.
Uit de impact assessment van de Europese Commissie blijkt dat een aantal eisen in
het huidige ELTIF-regime, zoals de minimum- en maximuminlegeisen (minimaal EUR 10.000
en maximaal 10% van een portefeuille met een omvang van minder dan EUR 500.000), in
de praktijk slechts beperkte beleggersbescherming bieden. De 10% van minder dan EUR
500.000 blijkt voor distributeurs moeilijk te verifiëren is en gebaseerd op zelfrapportage
van beleggers. Beide eisen kunnen toegangsbarrières zijn voor niet-professionele beleggers
met een kleiner vermogen, voor wie beleggen in een ELTIF ook verstandig kan zijn.
Beleggersbescherming wordt onder meer behouden door toepassing van de geschiktheidstoets
uit de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 (MiFID II), spreidingseisen,
en productontwikkelingsregels. Met de voorgestelde geschiktheidstoets uit de MiFID
II dienen beheerders van ELTIFs of distributeurs bij beleggers informatie in te winnen
over hun financiële situatie, de bereidheid verliezen te dragen, wat de beleggingsdoelen
en de risicovoorkeuren zijn en wat de kennis en ervaring van de beleggers is en beoordelen
zij op basis van de ingewonnen informatie in hoeverre de ELTIF geschikt is voor de
belegger.
In het commissievoorstel zijn de spreidingsregels aangepast. Een ELTIF mag met de
herziening niet meer dan 20% van haar kapitaal in één investering beleggen. Dit was
voorheen 10%, maar marktpartijen gaven aan dat dit tot een significante kostenverhoging
leidde. Bij het plegen van een investering horen immers een aantal vaste (administratieve)
kosten, zoals het doen van «due diligence». Met een concentratielimiet van 10% moet
een ELTIF in minimaal 10 separate investeringen beleggen, en dus ook 10 keer de vaste
kosten aangaan. De verhoging van de limiet reduceert deze kosten, en maakt het aanbieden
van een ELTIF daarmee aantrekkelijker. De ELTIF blijft echter een gespreide investering
voor de (niet-professionele) belegger, met minstens vijf investeringen. Als de geschiktheidstoets
goed wordt uitgevoerd, wordt rekening gehouden met deze meer beperkte spreiding van
de beleggingen.
De productontwikkelingsregels, die ervoor zorgen dat producten worden ontwikkeld voor
en gedistribueerd naar een specifieke doelgroep, zijn al onderdeel van de ELTIF verordening.
Deze zijn echter beperkt in vergelijking met productontwikkelingsregels voor andere
financiële instrumenten. Hier zet ik in op proportionele aanscherping.
Ik wil langetermijninvesteringen stimuleren, maar ook voldoende aandacht voor effectieve
beleggersbescherming. In de onderhandelingen zal ik om nadere informatie vragen over
de gevolgen van het schrappen van de minimum- en maximum inlegeisen en zal ik, indien
nodig, voorstellen voor proportionele en doeltreffende aanscherpingen van de consumentenbescherming
doen of steunen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vanwege de investeringen die het kabinet wil doen, zoals blijkt uit het coalitieakkoord
(Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77), vragen de leden van de D66-fractie naar het gebruik van het ELTIF-instrument in
Nederland op dit moment. Is het kabinet voornemens het instrument in te zetten voor
bepaalde investeringsprojecten?
De leden van de D66-fractie vragen tevens naar het gebruik van het ELTIF-instrument
door investeerders met een lange-termijn-horizon, zoals pensioenfondsen.
Op dit moment zijn er in Nederland geen partijen die ELTIFs op de markt hebben gebracht.
Er zijn vanuit de overheid vooralsnog geen plannen om zelf ELTIFs te ontwikkelen om
haar investeringen te financieren. Overheidsuitgaven worden doorgaans gefinancierd
met belastinginkomsten of staatsobligaties.
ELTIF-producten zijn bedoeld voor zowel professionele beleggers als niet-professionele
beleggers. Ik heb geen zicht op welk type belegger ELTIF-producten daadwerkelijk koopt.
Het is wel duidelijk dat er op dit moment niet veel ELTIFs zijn. Zo schat de Commissie
in dat minder dan EUR 2,5 miljard in ELTIFs is belegd. Dat is ook de aanleiding voor
de herziening van het raamwerk. ELTIFs zijn gericht op het faciliteren van langetermijninvesteringen,
een belangrijk punt in het Actieplan Kapitaalmarktunie. Daarom kan een ELTIF geschikt
zijn voor beleggers met een lange-termijn-horizon, zoals pensioenfondsen.
Door barrières weg te nemen als het minimaal inlegbedrag van 10.000 euro en doordat
een niet-professionele belegger met een beleggingsportefeuille onder de 500.000 euro
niet meer dan tien procent van de waarde van zijn of haar portefeuille mag investeren
in het ELTIF, wordt het ELTIF aantrekkelijker gemaakt, zo begrijpen de leden van de
D66-fractie. Door de regels te verruimen in plaats van deze barrières volledig te
schrappen, zouden niet-professionele beleggers volgens de leden van de D66-fractie
namelijk bij voorbaat beter beschermd kunnen worden dan bij het volledig schrappen.
Deze leden vragen waarom ervoor is gekozen de regels te schrappen in plaats van te
verruimen.
Het verruimen in plaats van schrappen van deze barrières zou naar verwachting weinig
additionele beleggersbescherming bieden. De minimum- en maximum-inlegeisen zijn door
de Commissie geïdentificeerd als regels die de toegang voor niet-professionele beleggers
tot het ELTIF-product belemmeren, en bovendien in de praktijk maar beperkt beleggersbescherming
bieden. Mede om die reden wordt voorgesteld deze eisen te schrappen. Daarbij speelt
ook het feit dat de «10%-regel» moeilijk handhaafbaar is. Dit is omdat beleggingsondernemingen
en distributeurs vaak geen zicht hebben op de volledige portefeuille van hun klanten.
Zij kunnen de concentratie dan ook niet controleren. Verder is het zo dat de waarde
van de onderliggende activa van dag tot dag kan schommelen, waardoor de ELTIF-concentratiegraad
ook kan stijgen en dalen. Het effect van de minimum-inlegeis is dat beleggers door
de grootte van het bedrag geweerd worden een ELTIF-product te kopen. Daarvoor kan
beredeneerd worden dat deze barrière een ongewenst effect heeft, omdat beleggers niet
met een kleiner bedrag in deze markt kunnen stappen.
Ik ondersteun het voorstel van de Commissie voor invoering van de MiFID II geschiktheidstoets.
De geschiktheidstoets controleert of het product wel past bij de kennis, ervaring,
financiële positie, risicobereidheid en doelen van een belegger. Daarnaast zet ik
in op aanpassing van de productontwikkelingseisen in het voorstel in lijn met de relevante
productontwikkelingseisen in MiFID II. Ik ben van mening dat hiermee op effectievere
wijze de belegger wordt beschermd dan met de huidige minimum- en maximumeisen.
De leden van de D66-fractie steunen het toegankelijker maken van het ELTIF voor niet-professionele
beleggers. Deze leden vragen of het kabinet aan kan geven in hoeverre het verplichte
advies een belemmering was voor beleggers en in hoeverre verplicht advies niet-professionele
beleggers beschermt tegen ongewenste risico’s.
Het verplicht passend beleggingsadvies is in het voorstel geschrapt, en er wordt nu
aansluiting gezocht bij de geschiktheidstoets uit MiFID II. Het verplichte beleggingsadvies
in de ELTIF verordening is een toetsing op basis van een beperkte geschiktheidstoets
op passendheid van de specifieke ELTIF voor de niet-professionele belegger. In het
Commissievoorstel is opgenomen dat de beheerder van een ELTIF de geschiktheidstoets
uit MiFID II dient toe te passen om te bepalen of de ELTIF geschikt is voor een niet-professionele
belegger. De Commissie is van mening dat niet-professionele beleggers hiermee afdoende
worden beschermd tegen ongewenste risico’s. Ik steun dit, en zet daarnaast in op verder
aangescherpte productontwikkelingsregels.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel ELTIF-fondsen er in de Europese Unie en
in Nederland zijn opgezet.
De Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority; ESMA) publiceert een register van alle ELTIF-fondsen in de Europese Unie5. In de nieuwste uitgave van dit register, dat op 4 januari 2022 is gepubliceerd,
staan in totaal 67 ELTIF-fondsen. Geen van deze zijn in Nederland gevestigd. Wel worden
15 ELTIF-fondsen in Nederland gedistribueerd, aldus de ESMA.
De leden van de PVV-fractie vragen het kabinet verder welke gevolgen het afschaffen
van een verplichte geschiktheidstoets voor beleggers met zich mee kan brengen.
Met het bestaande raamwerk moeten niet-professionele beleggers die middels advies
van een beleggingsonderneming rechten van deelneming in een ELTIF kopen twee overlappende
toetsen doorlopen: de geschiktheidstoets vanuit de ELTIF verordening, en de geschiktheidstoets
vanuit MiFID II. De Europese Commissie heeft geconstateerd dat deze toetsen op elkaar
lijken en veel overlap kennen. Het afleggen van zowel de ELTIF- als de MiFID-geschiktheidstoets
in geval van distributie middels advies van een beleggingsonderneming wordt daarom
gezien als een onnodige exercitie die weinig tot geen additionele beleggersbescherming
met zich mee brengt, maar wel nalevingskosten. De Commissie stelt voor de meest uitgebreide
van de twee toetsen, de geschiktheidstoets uit MiFID II in stand te houden en de ELTIF-geschiktheidstoets,
af te schaffen. Dit betekent dat beleggers die middels advies een ELTIF kopen makkelijker
toegang kunnen krijgen tot het ELTIF-product, maar dat de bescherming niet significant
afneemt, omdat zij nog steeds de meest uitgebreide toets, vanuit MiFID II, moeten
afleggen. Beleggers die rechtstreeks bij de ELTIF-beheerder een ELTIF kopen zullen
met het nieuwe voorstel beter worden beschermd, omdat zij de MiFID II geschiktheidstoets
moeten doorlopen, die zoals gezegd verder gaat dan de huidige ELTIF-geschiktheidstoets.
In beide gevallen nemen de administratieve lasten, en daarmee ook de kosten voor de
belegger, af.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie zouden bij het derde fiche ten aanzien van verruiming
van de vereisten voor de ELTIF’s graag wat nadere toelichting willen. Deze leden steunen
de doelstelling dat barrières voor investering in ELTIF’s worden weggenomen om gebruik
hiervan te stimuleren, maar zijn wel benieuwd in hoeverre dit risico’s gaat opleveren
omdat de vereisten die nu worden losgelaten in eerste instantie met een reden zijn
ingesteld. Kan het kabinet nader ingaan op mogelijke risico’s van het loslaten van
een aantal van de vereisten en waarom het kabinet die verantwoord vindt?
Ik steun het initiatief om middels ELTIF’s langetermijninvesteringen in Europa te
bevorderen, als een van de actiepunten in het Actieplan Kapitaalmarktunie. Gelet op
de beperkte groei van de ELTIF-markt de afgelopen jaren wordt duidelijk dat het verruimen
van de regels in het raamwerk dan noodzakelijk is. De Commissie constateerde dat de
losgelaten regels de toegang tot de markt bemoeilijkten. Het versoepelen of schrappen
van beschermingsmaatregelen betekent niet per sé dat de bescherming significant afneemt.
Met deze herziening wordt meer nadruk gelegd op bescherming middels een gestroomlijnde
geschiktheidstoets in lijn met MiFID II om zo adequate bescherming te behouden. In
aanvulling pleit Nederland voor aanscherping van de productontwikkelingsregels in
lijn met MiFID II.
De leden van de CDA-fractie lezen ook dat naast dat er geen aparte geschiktheidstoets
meer hoeft te worden afgenomen, het verplicht advies voor niet-professionele beleggers
ook wordt geschrapt. Kan het kabinet aangeven waarom dit wordt gedaan en hoe het kabinet
daarnaar kijkt? Is het kabinet van mening dat een niet-professionele belegger, die
ook geen limiet meer heeft voor zijn investeringen in ELTIF’s, voldoende een verantwoorde
afweging kan maken met betrekking tot zijn investering? Hebben ELTIF’s een zorgplicht
richting niet-professionele beleggers?
Er zijn twee manieren om als niet-professionele belegger rechten van deelneming of
aandelen ELTIFs aan te kopen: het merendeel doet dat middels advies bij een beleggingsonderneming
en een kleine minderheid doet dat direct bij de ELTIF aanbieder. Op dit moment doorloopt
een niet-professionele belegger die middels advies bij een beleggingsonderneming een
ELTIF aankoopt twee geschiktheidstoetsen: 1) de minder uitgebreide geschiktheidstoets
vanuit de ELTIF verordening en 2) de meer uitgebreide geschiktheidstoets vanuit MiFID
II. Hier biedt de ELTIF geschiktheidstest geen additionele beleggersbescherming, maar
brengt wel nalevingskosten met zich mee. Een niet-professionele belegger die direct
bij de ELTIF aanbieder koopt, doorloopt een minder uitgebreide geschiktheidstoets
en krijgt op basis hiervan passend beleggingsadvies. Voor dit passende beleggingsadvies
voeren ELTIF beheerders geen productvergelijking uit, maar kijken zij enkel of de
ELTIF geschikt is voor de niet-professionele belegger. In het nieuwe voorstel hoeft
de ELTIF aanbieder geen passend beleggingsadvies te geven, maar wordt wel verplicht
de uitgebreide geschiktheidstoets vanuit MiFID II te doorlopen. Een niet-professionele
belegger die geadviseerd is, en/of waarbij geconstateerd is (middels een uitgebreide
geschiktheidstoets) dat een ELTIF een geschikte belegging kan zijn, is in staat een
afweging te maken met betrekking tot die investering.
Er geldt in Nederland een zorgplicht zoals bedoeld in artikel 4:24a van de Wet op
het financieel toezicht (Wft) richting consumenten indien de aanbieder of distribiteur
van een ELTIF kwalificeert als een financieel dienstverlener zoals bedoeld in de Wft.
Artikel 4:90 van de Wft ziet op beleggingsondernemingen en bepaalt dat bij het verlenen
van beleggingsdiensten (adviseren over ELTIFs bijvoorbeeld) een beleggingsonderneming
zich op eerlijke, billijke en professionele wijze dient in te zetten voor de belangen
van haar cliënten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groep Van Haga
De leden van de Groep Van Haga hebben vernomen dat sinds de invoering van ELTIF verordening
zeer weinig ELTIF-fondsen zijn opgezet. Nu lezen de leden van de Groep Van Haga dat
de fondsregels worden versoepeld en onderscheid wordt gemaakt tussen professionele
en niet professionele beleggers, en dat het voorstel barrières wil wegnemen voor niet-professionele
beleggers. De leden van de Groep Van Haga zouden graag willen weten hoe groot de verwachte
groei in kapitaal is door deze aanpassingen.
Op basis van de Impact Assessment die door de Commissie is gemaakt en door gesprekken
die ik met marktpartijen heb gevoerd, heb ik de verwachting dat door de herziening
van de ELTIF-verordening obstakels voor het aanbieden en kopen van ELTIFs worden weggenomen.
De verwachting is dat hierdoor ook een groei in kapitaal zal plaatsvinden. Dit zou
ten goede moeten komen aan lange termijn maatschappelijke doelstellingen, zoals klimaat,
infrastructuur, en MKB’s.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
Y.C. Kling, adjunct-griffier