Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sahla over de rol van kinderopvang in het integraal huisvestingsplan van gemeenten
Vragen van het lid Sahla (D66) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de rol van kinderopvang in het integraal huisvestingsplan van gemeenten (ingezonden 31 maart 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (ontvangen 20 april 2022).
Vraag 1
Hoe kijkt u naar de toenemende samenwerking tussen het basisonderwijs en de kinderopvang,
bijvoorbeeld in een (integraal) kindcentrum?
Antwoord 1
Een goede samenwerking tussen kinderopvang en primair onderwijs is waardevol en van
belang voor het realiseren van een doorlopende leer- en ontwikkellijn van kinderen.
Dit draagt er aan bij dat kinderen op een passende manier worden gestimuleerd in hun
ontwikkeling. En zo kunnen ouders gemakkelijker en met een gerust hart arbeid en de
zorg voor hun kinderen combineren. Deze samenwerking kan op verschillende manieren
vormgegeven worden. In het veld wordt dit bijvoorbeeld zichtbaar in de vorm van integrale
kindcentra (IKC’s) en door combinatiebanen van pedagogisch medewerker en onderwijsassistent.
Dit zijn mooie initiatieven om de samenwerking te intensiveren en verbeteren.
Vraag 2
Ziet u de voordelen van deze «alles onder één dak»-oplossing voor de ontwikkeling
van kinderen? Zo ja, hoe zorgt u vanuit uw ministerie voor een goede samenwerking
met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor het mogelijk maken
van samenwerkingen tussen basisonderwijs en kinderopvang?
Antwoord 2
Ik zie de «alles onder één dak»-oplossing als een uiting van verdergaande samenwerking
tussen de twee velden, die voordelen kan hebben voor de ontwikkeling van kinderen.
Hierbij is het altijd van belang om te blijven kijken naar de meerwaarde voor kinderen
en voor ouders. Er wordt doorlopend gewerkt aan het verbeteren van de samenhang en
samenwerking tussen de kinderopvang en het primair onderwijs. Door de twee verschillende
stelsels met andere financiering, cao’s, wet- en regelgeving, toezicht en culturen,
kan het samenwerken onder één dak als een uitdaging worden ervaren. In 2017 is het
advies van de Taskforce samenwerking onderwijs en kinderopvang aangeboden aan de Kamer.
Veel van de aanbevelingen daaruit zijn inmiddels behandeld in samenwerking met het
Ministerie van OCW, bijvoorbeeld in de vorm van een handreiking over btw-problematiek
bij uitwisseling van personeel.
De Ministeries OCW en SZW werken momenteel met een aantal andere partijen1 aan een handreiking met goede praktijkvoorbeelden die scholen, kinderopvangorganisaties
en gemeenten inzicht geeft in mogelijke oplossingsrichtingen voor knelpunten die binnen
de huidige wet- en regelgeving ervaren worden bij de realisatie van gezamenlijke huisvesting.
Ondanks de verschillen tussen onderwijs en kinderopvang is er al veel mogelijk in
de samenwerking onder één dak.
Vraag 3
Herkent u dat kinderopvanginstellingen in toenemende mate samenwerken met basisscholen,
bijvoorbeeld door het delen van één gebouw, zoals wordt gesteld in het Interdepartementaal
Beleidsonderzoek (IBO) Onderwijshuisvesting funderend onderwijs?2 Zo ja, hoe gaat u het delen van een gebouw door kinderopvang en het basisonderwijs
vereenvoudigen, door bijvoorbeeld de regels en controle op luchtkwaliteit gelijk te
trekken?
Antwoord 3
Ja, dat herken ik. Zoals beschreven bij het antwoord op vraag twee wordt momenteel
gewerkt aan een handreiking met goede praktijkvoorbeelden die scholen, kinderopvangorganisaties
en gemeenten inzicht geeft in mogelijke oplossingsrichtingen voor knelpunten die binnen
de huidige wet- en regelgeving ervaren worden bij de realisatie van gezamenlijke huisvesting.
Ten aanzien van uw vraag over de regels en controle op luchtkwaliteit kan ik het volgende
toelichten. In de praktijk zijn de ventilatienormen voor kinderopvang en onderwijs
gelijk. Voor bestaande schoolgebouwen (met vergunningsverlening tot 2012) geldt wel
een lagere capaciteit voor luchtverversing dan voor gebouwen met vergunningverlening
vanaf april 2012, maar de waarden die gelden voor onderwijs en kinderopvang zijn hetzelfde.
Gezien jonge kinderen (baby’s, peuters) in de kinderopvang minder zelfredzaam zijn,
is in het Bouwbesluit voor de kinderopvang een aanvullende bepaling opgenomen, uitgedrukt
in CO2-grenswaarden die gerelateerd zijn aan de bovenvermelde luchtverversingscapaciteit.
Dat maakt handhaving eenvoudiger. Ook voor scholen kan een dergelijke omrekening van
luchtverversingscapaciteit naar CO2-grenswaarden worden gemaakt, maar die is niet aanvullend opgenomen in regelgeving.
Vraag 4
In hoeverre sluit de wet- en regelgeving voor de gebouwen van de kinderopvang en het
basisonderwijs op elkaar aan en wat kunt u doen om dit beter op elkaar aan te laten
sluiten?
Antwoord 4
Gemeenten zijn wettelijk verplicht om te voorzien in de huisvesting van door het Rijk
bekostigde scholen in hun gemeenten. Dat geldt niet voor organisaties die kinderopvang
aanbieden. De school wordt daardoor gehuisvest op basis van een wettelijk recht. De
organisatie voor kinderopvang daarentegen dient zelf in huisvesting te voorzien, bijvoorbeeld
door het aangaan van een huurovereenkomst. Als wordt gekozen om de school en de kinderopvang
in hetzelfde gebouw onder te brengen, bestaat er daardoor een juridisch onderscheid
in huisvesting. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 wordt momenteel gewerkt
aan een handreiking met goede praktijkvoorbeelden rondom het organiseren en financieren
van gezamenlijke huisvesting binnen de huidige wet- en regelgeving.
Vraag 5
Klopt het dat gemeenten in een integraal huisvestingsplan wel vooruitkijken naar de
huisvesting van het basisonderwijs, maar niet naar huisvesting van de kinderopvang,
waardoor kansen om samen te werken kunnen worden bemoeilijkt? Zo ja, wat kunt u doen
om de huisvesting voor kinderopvang een rol te geven in het integraal huisvestingsplan,
zeker gezien het voornemen in het coalitieakkoord om de relatie tussen opvang en onderwijs
te versterken en kinderen een rijke schooldag te bieden?
Antwoord 5
Integrale huisvestingsplannen (IHP) van gemeenten hebben momenteel een eenjarige doelstelling.
In de praktijk zijn er steeds meer gemeenten en schoolbesturen die een IHP voor meerdere
jaren samenstellen. De ontwikkeling van gezamenlijke huisvesting is steeds vaker onderdeel
van de IHP’s binnen gemeenten. Naast gemeenten en onderwijsorganisaties is het logisch
om daar de lokale kinderopvangorganisaties bij te betrekken.
De gemeenten hebben een wettelijke plicht om te voorzien in huisvesting van de door
het Rijk bekostigde scholen in hun gemeente. De gemeentelijke voorziening in huisvesting
van de school maakt deel uit van de bekostiging van een school. De school betaalt
geen huur, maar krijgt in principe het eigendom van het gebouw overdragen om niet,
voor de duur dat de school onderwijs verzorgt in het gebouw. Die wettelijke plicht
geldt niet voor de kinderopvang.
Veel gemeenten houden bij het voorzien in de huisvesting van scholen rekening met
het onderbrengen van andere voorzieningen, zoals kinderopvang. Voor de delen van het
schoolgebouw waar de andere voorzieningen zijn ondergebracht, zoekt de gemeente meestal
dekking van de financieringskosten. Dit kan bijvoorbeeld door huur te vragen. De gemeente
kan kinderopvangorganisaties betrekken bij de planning van nieuwbouw en renovatie
van de schoolgebouwen. Op de website van Ruimte-OK staat een handreiking die hierbij
kan helpen.3
Mijn ministerie is doorlopend in gesprek met de partijen van de handreiking over huisvesting,
onder andere de gemeenten.4 Hierbij wordt ook gekeken naar de rol van kinderopvang in integrale huisvestingsplannen
van gemeenten en hoe hun positie versterkt kan worden.
Vraag 6
Kunt u deze vragen voor het commissiedebat kinderopvang van 21 april beantwoorden?
Antwoord 6
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.