Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Baarle over bericht ‘CBS past indeling rond migratie’
Vragen van het lid Van Baarle (DENK) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «CBS past indeling rond migratie aan» (ingezonden 22 februari 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 19 april
2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «CBS past indeling rond migratie aan na consultatie
externe partijen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de nieuwe indeling rond migratie die het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS) voornemens is te gaan toepassen?
Antwoord 2
De WRR adviseerde in de publicatie «Migratie en Classificatie: naar een meervoudig
migratie-idioom» in 2016 om de term «allochtoon» niet langer te gebruiken, omdat deze
uitsluitende effecten sorteerde én in plaats daarvan de term (migratie)achtergrond
te hanteren. Ook adviseerde de WRR de classificatie «westers» en «niet-westers» te
verlaten. Mijn ambtsvoorganger heeft destijds in een brief aan uw Kamer2 aangegeven het voorstel ten aanzien van de terminologie goed bruikbaar te vinden
en dat over te nemen.
Naar aanleiding van ditzelfde WRR-advies is CBS een traject gestart om na te gaan
welke categorisering de oude indeling «westers» en »niet-westers» zou kunnen vervangen.
De indeling die CBS nu presenteert is gebaseerd op geografische herkomstgebieden,
kent verschillende niveaus van nauwkeurigheid en komt daarmee tegemoet aan de eisen
zoals die in 2016 door de WRR3 zijn gesteld bij de beoordeling van de geschiktheid van clusters en termen. Ik verwacht
dat de nieuwe indeling dan ook goed bruikbaar is als basis voor beleidsinformatie.
Vraag 3
Kunt u aangeven op welke manier de overheidscorrespondentie en beleidsterminologie
naar aanleiding van deze nieuwe indeling van het CBS zal worden aangepast?
Antwoord 3
Het CBS kiest voor de term «migranten» om personen aan te duiden die buiten Nederland
geboren zijn en voor «kinderen van migranten» voor personen die in Nederland geboren
zijn, en tenminste één in het buitenland geboren ouder hebben. De rijksoverheid gaat
echter – net zoals het CBS – over zijn eigen woorden en op dit moment is de keuze
nog niet gemaakt of het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de terminologie
van het CBS zal volgen, of dat de in 2016 door het CBS ingevoerde termen in gebruik
zullen blijven, dan wel een variant hierop zal worden gehanteerd. Momenteel wordt
er verkend wat de voor- en nadelen van het gebruik van de verschillende termen zijn.
Ik wil de uitkomsten van die verkenning afwachten. Ik zal de verkenning samen met
mijn visie hierop met de Kamer delen.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoe de nieuwe indeling van het CBS precies tot stand is gekomen, wat
hierbij de afwegingen waren en wat de precieze input was van de gesprekspartners waarmee
het CBS heeft gesproken? Wat was de precieze input van de politie?
Antwoord 4
Het CBS heeft onder andere in een aantal consultaties informatie ingewonnen over de
bruikbaarheid van alternatieve indelingen die de verouderde classificatie in «westers»,
«niet-westers» en «autochtoon» zouden kunnen vervangen. Het CBS is als kennisinstituut
onafhankelijk in zijn wetenschappelijke en methodische afwegingen en ik heb geen inzicht
in de afwegingen van het CBS, noch in de precieze input van deelnemers.
Vraag 5
Met welke gesprekspartners heeft het CBS over de nieuwe indeling gesproken?
Antwoord 5
Het CBS geeft in het web-artikel aan dat tijdens twee rondetafelgesprekken is gesproken
met onder meer vertegenwoordigers van belangengroepen van migranten, de Wetenschappelijk
Raad voor het Regeringsbeleid, ministeries, universiteiten, het NIDI, Pharos, consultancybureaus
en de politie.
Vraag 6
Deelt u de mening dat iedere indeling langs lijnen van afkomst altijd ook de gemeenschappelijke
identiteit zou moeten benadrukken, en dat het daarom dan ook van belang is om te spreken
van «Nederlanders» (het zogenoemde koppeltekenmodel)? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 6
De kern van de kritiek die de WRR in 2016 uitte over de termen «allochtoon», «autochtoon»,
«westers» en «niet-westers» was dat zij negatieve connotaties hadden en daarmee een
uitsluitende werking. De performatieve eisen die de WRR formuleerde4 bij het ontwikkelen van nieuwe clusteringen en termen, sluiten hierop aan: termen
zouden zo min mogelijk een uitsluitende werking moeten hebben, geen negatieve associaties
moeten oproepen en zoveel mogelijk nevenschikkend en niet onderschikkend moeten zijn.
Die eisen onderschrijf ik. De WRR kwam vervolgens na een gedegen onderzoek met het
advies om de term «achtergrond» te hanteren. Dit advies is destijds5 door het kabinet gevolgd. In de onder antwoord 3 genoemde verkenning van het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal worden afgewogen of het de voorkeur geniet
om die termen nu (opnieuw) te vervangen.
Vraag 7
In hoeverre is een indeling waarin mensen worden geclassificeerd als «migrant» of
«kind van een migrant» volgens u inclusief te noemen?
Antwoord 7
Dit aspect maakt onderdeel uit van de onder antwoord 3 genoemde verkenning. Ik wil
de uitkomsten van die verkenning afwachten.
Vraag 8
Deelt u de mening dat met iedere indeling rond herkomst terughoudend dient te worden
opgetreden, en dat deze indeling bijvoorbeeld alleen gebruikt kan worden voor het
vergroten van de kansengelijkheid, het vergaren van wetenschappelijke kennis en het
wegwerken van achterstanden? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 8
Ik ben het ermee eens dat terughoudendheid gepast is bij het verzamelen van informatie
naar herkomst. Zorgvuldige afweging van dataverzameling naar herkomst en duidelijke
communicatie over de context van publicatie van deze cijfers is van belang. Tegelijkertijd
zijn dit soort inzichten naar herkomst onontbeerlijk voor een evidence-based beleidsontwikkeling en -evaluatie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.