Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over het vernietigen van de exportvergunning van een dolfijn aan een Chinees pretpark
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het vernietigen van de exportvergunning van een dolfijn aan een Chinees pretpark (ingezonden 18 februari 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof), mede namens de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 19 april 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2036.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam,
waarin het besluit om een Amerikaanse dolfijn te verkopen aan een Chinees pretpark
wordt vernietigd?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u het verantwoord dat de overige dolfijnen en andere zeezoogdieren wel worden
verkocht aan Hainan Ocean Paradise, nu de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam
heeft geoordeeld dat Hainan Ocean Paradise een attractiepark is en dat het hier om
commerciële transacties gaat? Zo ja, waarom vindt u het verantwoord om deze dieren
aan een pretpark te verkopen? Zo nee, gaat u dan geen nieuwe exportvergunning verlenen
aan het Dolfinarium?
Antwoord 2
De uitspraak van de rechtbank geeft geen aanleiding om ten aanzien van de andere negen
dieren niet opnieuw een CITES-exportvergunning te verlenen, nu de vorige verlopen
zijn. De aanvragen hiervoor van het Dolfinarium liggen momenteel ter beoordeling.
Ten aanzien van die dieren is in het kader van de CITES-beoordeling de aanduiding
«attractiepark» en in welke mate wel/geen sprake is van commercieel gebruik niet van
belang. De rechtbank laat zich overigens niet uit over de vraag in hoeverre Hainan
Ocean Paradise voldoet aan de definitie van een dierentuin, omdat die vraag in dit
geding buiten het bestek van de beoordeling viel. De rechtbank heeft evenmin geoordeeld
dat sprake is van een commerciële transactie.
Bovenstaande betreft de CITES-exportvergunningen, maar laat onverlet dat ten aanzien
van de voorgenomen verhuizing eveneens veterinaire eisen en dierenwelzijnseisen gelden.
Daaromtrent verwijs ik naar de antwoorden op de eerder gestelde schriftelijke vragen
van 15 december 2021 (Aanhangsel van de Handelingen Vergaderjaar 2021–2022, nr. 1125). De dierenwelzijnsbeoordeling op grond van artikel 4.11 van het Besluit houders
van dieren loopt momenteel. De rechtbank heeft in genoemde uitspraak bevestigd dat
elementen van dierenwelzijn geen onderdeel uitmaken van de betreffende CITES-beoordeling.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam
aantoont dat het Hainan Ocean Paradise pretpark en het Dolfinarium in beginsel op
winst gerichte bedrijven zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Deze vaststelling doet de rechtbank in het kader van het wegen van relevante feiten
voor de beoordeling of ten aanzien van de genoemde Amerikaanse tuimelaar voldoende
zekerheid is verkregen dat dit dier in Hainan Ocean Paradise niet voor overwegend
commerciële doeleinden wordt gebruikt. Daarnaast stelt de rechtbank dat uit de resolutie
5.10 van de Conferentie van partijen bij het CITES-verdrag niet volgt dat een dierentuin
altijd een niet-commerciële partij is. Tevens stelt de rechtbank dat het vallen onder
de definitie van een dierentuin als bedoeld in de Dierentuinrichtlijn (richtlijn199/22/EG),
commercieel gebruik niet uitsluit. Over de mate waarin beide dierentuinen in zijn
algemeenheid commerciële doeleinden nastreven en daarnaast (primair) andere doelen
nastreven, op het terrein van educatie, wetenschap en conservatie, doet de rechtbank
geen uitspraak.
Commerciële activiteiten kunnen derhalve samengaan met het realiseren van de primaire
doelen van dierentuinen zoals educatie en conservatie. Deze commerciële activiteiten
om inkomsten te genereren staan voor dierentuinen primair ten dienste van het kunnen
realiseren van die doelen.
Bovenstaande doet hoe dan ook niet af aan de voorwaarden die gelden voor de voorgenomen
verplaatsing van de dieren van de ene dierentuin naar de andere in het kader van de
dierenwelzijnsbeoordeling volgens 4.11 van het Besluit houders van dieren. Hiervoor
geldt dat het Dolfinarium zich onverminderd moet verzekeren dat de normen op het gebied
van het houden, huisvesten en verzorgen van de dieren op het moment van verhuizing
naar China zijn geborgd. Deze beoordeling vindt momenteel plaats.
Vraag 4
Onderschrijft u de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam,
gebaseerd op resolutie 5.10 (Definition of primarily commercial purposes), dat een
dierentuin niet per definitie een niet-commerciële instelling is?2 Zo nee, op basis waarvan bestrijdt u deze opvatting? Zo ja, gaat u dierentuinen dan
voortaan benoemen als commerciële instellingen?
Antwoord 4
Ja, ik onderschrijf dat een dierentuin niet per definitie een niet-commerciële instelling
is, maar ook dat een dierentuin niet per definitie een commerciële instelling is.
Commerciële activiteiten van dierentuinen kunnen samengaan met het realiseren van
de primaire doelen van dierentuinen, zie ook mijn antwoord bij vraag 3.
Voor de beoordeling van een CITES (weder)uitvoervergunning dient bij bepaalde specimen
– zoals bij de Amerikaanse tuimelaar waarvan niet duidelijk is of de ouderdieren gefokt
zijn – zekerheid te worden verkregen dat het dier niet voor overwegend commerciële
doeleinden gebruikt zal worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof -
Mede namens
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.