Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op de vragen van het lid Omtzigt, gesteld tijdens de mondelinge vragen van het Leijten over het bericht ‘Ministeries doen gemiddeld drie keer langer dan toegestaan over WOB-verzoek’ (Nos.nl, 28 januari 2022) Kamerstuk 32802-52)
2022D15611 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
enkele vragen en opmerkingen over de uitvoering van Wob-verzoeken.
De voorzitter van de commissie, Hagen
Adjunct-griffier van de commissie, Honsbeek
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
Vragen en opmerkingen van de het lid Omtzigt
II
Antwoord/ reactie van de Minister
III
Volledige agenda
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) die betrekking hebben op de uitvoering
van de Wob-verzoeken. Deze leden willen de Minister nog enkele (kritische) vragen
voorleggen.
Afhandeling Wob-verzoeken van journalisten binnen de normale wettelijke termijnen
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het overzicht met het aantal
Wob-verzoeken van media in 2020 en 2021. Deze leden vragen of de Minister kan toelichten
hoeveel Wob-verzoeken in 2020 en 2021 buiten de wettelijke termijn zijn afgehandeld,
zonder expliciete instemming van de Wob-verzoeker? Kan de Minister de Wob-verzoeken
die buiten de wettelijke behandelingstermijn vallen zonder expliciete toestemming
van de Wob-verzoeker meenemen in het toezegde jaarlijkse overzicht? Daarnaast constateren
zij dat uit het overzicht blijkt dat er ministeries zijn waarbij 0% van de Wob-verzoeken
binnen de behandelingstermijnen worden afgehandeld. Waarom doen deze ministeries het
zoveel slechter dan anderen? Kan de Minister het verschil verklaren op basis van de
percentages in de tabel?
Vertraging afhandeling van de Wob-verzoeken door de Ministeries
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de uitdagingen die de departementen
ondervinden op het gebied van goede informatiehuishouding. Deze leden vragen zich
af waarom het mailverkeer niet voldoende is geïntegreerd in het proces? Op welke termijn
denkt de Minister dat de integratie van e-mailverkeer binnen de reguliere documentenmanagementsystemen
mogelijk wordt? Kan de Minister toelichten wat de rol van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties is om dit te bewerkstelligen? Deze leden constateren
dat anno 2022 een groot deel van de communicatie ook met de smartphone wordt gedaan.
In hoeverre zijn WhatsApp/Signal/Telegram en andere berichten via deze apps ook een
onderdeel van het documentatiemanagementsysteem? Kan de Minister dit nader toelichten
aangezien de inhoud van deze berichten wel onder de Wet open overheid (Woo) valt.
Als laatste willen de leden van de D66-fractie het volgende opmerken. De Scandinavische
landen lijken veel succesvoller in het halen van de Wob-termijnen in vergelijking
met Nederland. Deze leden willen dat Nederland hiervan leert en deze voorbeelden volgt.
Op welke wijze is de Minister bereid om in gesprek te gaan met deze landen, te leren
van hun «best practices» en waar kan deze «best practices» over te nemen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie
op de vragen van het lid Omtzigt, gesteld tijdens de mondelinge vragen van het Leijten
over het bericht «Ministeries doen gemiddeld drie keer langer dan toegestaan over
WOB-verzoek» (Nos.nl, 28 januari 2022) (32 802, nr. 52). Deze leden vragen hoe de Minister verklaart dat het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat geen enkel Wob-verzoek binnen de wettelijke termijn heeft afgehandeld.
Zij hechten eraan dat de Minister de Kamer jaarlijks informeert over de voortgang
van de opdracht om het percentage tijdig afgehandelde verzoeken omhoog te krijgen.
Zij vragen welke effecten de Minister op dit punt verwacht van de invoering van de
Woo. Welke stappen zet de Minister om de noodzakelijke cultuurverandering bij de verschillende
ministeries tot stand te brengen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de informatievoorziening vanuit
de regering. Deze zorgen strekken verder dan alleen de informatievoorziening aan de
Kamer, waar ook al veelvuldig over is gesproken. Veel journalisten spreken openlijk
hun ergernis uit over de overheid die vaak te laat reageert, procedures frustreert
en veel informatie weglakt, terwijl dit wel openbaar zou moeten zijn. Uit de cijfers
over 2021 blijkt dat geen enkel ministerie in staat was alle Wob-verzoeken van journalisten
op tijd te behandelen. Sterker nog, geen enkel ministerie bleek in staat ook maar
de helft van de Wob-verzoeken op tijd te beantwoorden. Kan de Minister nader verklaren
waarom dat niet gelukt is? Kan de Minister ook nader reflecteren hoe deze cijfers
zich verhouden tot gemaakte beloftes over een nieuwe bestuurscultuur en meer transparantie?
Kan de Minister aangeven in hoeverre een informatieregister, zoals voorgesteld in
een eerdere versie van de Woo, zal bijdragen aan in eerste instantie minder noodzaak
tot Wob-verzoeken en in tweede instantie een minder lange afhandelingstermijn? Is
de Minister bereid om alsnog de mogelijkheden voor een informatieregister te onderzoeken?
Zo nee, waarom niet? Daarnaast vragen deze leden aan de Minister hoe zij reflecteert
op zowel de overschreden termijnen, het in ieder geval tot op heden ontraden van een
informatieregister en de voorgestelde wijziging van de Archiefwet, die op veel kritiek
kan rekenen van archivarissen als het gaat om de verantwoordingsplicht vanuit de overheid
en dat de Minister van Binnenlandse Zaken vanuit dit oogpunt niet het wetsvoorstel
(mede-)ondertekent? Deelt de Minister de mening dat het in dat licht erg moeilijk
is om erop te vertrouwen dat de overheid niet bewust Wob-verzoeken vertraagt? Zeker
indien bewindslieden ook nog eens hun privémail gebruiken en zo aan de openbaarheidsplicht
ontduiken? In hoeverre is het in dat opzicht wenselijk als de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties meer handhavingsinstrumenten had dan «het woord en een
strenge blik»? En indien de Minister dit wenselijk acht, welke handhavingsmogelijkheden
zouden dan denkbaar zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
Er zijn inmiddels talloze voorbeelden van momenten waarop de overheid onvoldoende
openbaarheid van informatie heeft gegeven. Of dat nu richting de Kamer, burgers of
de media was. Dat is problematisch, want het uitgangspunt is dat informatie openbaar
en toegankelijk is. Zo wordt de samenleving in staat gesteld om de overheid te controleren.
Het recht op informatie is noodzakelijk in een democratische samenleving. De leden
van de Volt-fractie maken zich zorgen over het gebrek aan transparantie vanuit de
overheid. Deze leden hebben vragen over de geagendeerde stukken en de openbaarheid
van overheidsinformatie in Nederland in algemene zin.
Openbaarheid overheidsinformatie
Onder de vlag van de Raad van Europa werd in 2009 in Tromsø de Convention on Access
to Official Documents afgesloten. Waarom heeft Nederland de Tromsø Conventie tot op
heden niet ondertekend en geratificeerd? Welke inspanningen gaat de regering leveren
om de positie in de Global Right to Information Rating en de vergelijking van afhandelingstermijnen binnen de EU te verbeteren?
Welke inspanningen levert de Minister om de vindbaarheid van informatie te vergroten?
Hoe denkt de Minister over de suggesties uit het rapport «Ondraaglijk traag» van het
Instituut Maatschappelijke Innovatie en de Open State Foundation om te zorgen voor
een gestandaardiseerde informatiehuishouding die uitgaat van het principe «open by
design», waarbij open standaarden worden gebruikt waardoor de metadata en alle bronnen
machineleesbaar en linkbaar zijn? Hierbij kan worden gekeken naar het Noorse systeem
waarin al meer automatisering plaatsvindt.
Heeft de overheid, naar oordeel van de Minister, genoeg inzicht in de gegevens- en
informatiestromen die er zijn binnen de departementen en met externen? Zijn de huidige
systemen voldoende toegerust op het vinden van de juiste informatie? Is er informatie
niet (langer) beschikbaar vanwege verouderde systemen? Zo ja, kan de Minister een
inschatting maken van de hoeveelheid informatie die niet beschikbaar is vanwege verouderde
systemen of gebrekkige informatiehuishouding?
Wanneer informatie openbaar wordt gemaakt, zijn niet zelden grote delen zwartgelakt.
Op grond van hoofdstuk V van de Wob en hoofdstuk 5 van de Woo is bepaalde informatie
uitgezonderd van de openbaarmakingsplicht. Indien je die uitzondering ruim interpreteert,
is veel informatie uitgezonderd. Het uitgangspunt is echter «openbaarheid, tenzij»;
we gaan uit van openbaarheid en transparantie. In dat licht vragen de leden van Volt-fractie
de Minister welke afweging normaliter ten grondslag ligt aan de beslissing om bepaalde
informatie wel of niet zwart te lakken? Kan de Minister de verschillende stappen in
de belangenafweging uiteenzetten en toelichten welke categorieën ambtenaren daarbij
betrokken zijn? Zijn dat juristen, woordvoerders of de bewindspersonen zelf?
In het verlengde daarvan concluderen de leden van de Volt-fractie ook dat het voorkomt
dat bewindspersonen bepaalde informatie niet delen met het argument dat het delen
niet toegestaan is op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)
of andere (implementatie)wetgeving die de persoonlijke levenssfeer of persoonsgegevens
dienen te beschermen. Vaak wordt niet toegelicht hoe de bewindspersoon tot die conclusie
is gekomen. Kan de Minister toelichten welke belangenafweging wordt gemaakt om tot
de conclusie te komen om bepaalde informatie zwart te lakken op grond van de AVG?
Welke concrete stappen worden gezet? Welke aspecten zijn van belang bij die weging?
Wordt bijgehouden om wat voor soort gegevens het dan gaat? Wordt dit geanalyseerd
om eventueel grondslagen te creëren in wetgeving om bij een patroon bepaalde verwerkingen
toch mogelijk te maken? Denk dan bijvoorbeeld aan gegevens die slachtoffers nodig
hebben in het kader van het vaststellen van hun rechtspositie ten aanzien van zwarte
lijsten bij de Belastingdienst of het controleren van de inspanningen in het kader
van de sancties op Russische oligarchen.
WOB-verzoek inzake asielopvang in Nederland
In het niet tijdig verstrekken van informatie is een patroon te herkennen. Niet zelden
worden stukken die op grond van Wob-verzoeken zijn opgevraagd, kort voor debatten
of andere belangrijke momenten verstrekt. Hoe oordeelt de Minister hierover? Wordt
bij het verstrekken van informatie rekening gehouden met de politieke gevolgen? Wordt
informatie die naar aanleiding van een Wob-verzoek verzameld is direct aan de verzoeker
verstrekt zodra het klaarligt? Zo niet, waarom niet?
Reactie op vragen van het lid Omtzigt over het bericht «Ministeries doen gemiddeld
drie keer langer dan toegestaan over WOB-verzoek»
Uit het rapport «Ondraaglijk traag» van het Instituut Maatschappelijke Innovatie en
de Open State Foundation volgt dat de verschillende ministeries en uitvoeringsorganisaties
gegevens over Wob-verzoeken anders bijhouden, waardoor kwantitatief onderzoek en vergelijkingen
moeilijk te maken zijn. Deelt de Minister de opvatting dat bruikbare data over overheidshandelen
bij kan dragen aan de openbaarheid van informatie en transparantie van overheidshandelen?
Is de Minister voornemens dit naar de toekomst gelijk te trekken? Mede gelet op de
introductie van Woo?
Uit het onderzoek blijkt tevens dat alle ministeries meer tijd nemen voor de afdoening
van Wob-verzoeken. Hoe verwacht de Minister dat – met het oog op de komst van de Woo
en de kortere termijnen – kan worden voldaan aan de afhandelingen van informatieverzoeken?
Zo hebben we gezien dat het aantal Wob-juristen bij het Ministerie van VWS is uitgebreid
tot 100 Fte. Is het aantal Fte’s dat beschikbaar is voor de afdoening op dit moment
voldoende binnen de rijksoverheid? En worden er voorbereidingen getroffen om dit uit
te breiden gelet op de komst van de Woo? Kan de Minister een overzicht geven van het
aantal Fte’s dat in dienst is bij de verschillende departementen voor de afdoening
van informatieverzoeken?
In hoeverre schat de Minister in dat de Woo tot verbeteringen zal leiden in de afhandelingen
van informatieverzoeken en zijn er technische obstakels die verhinderen dat binnen
een korte termijn kan worden gehandeld?
Hoe oordeelt de Minister over de cijfers uit het rapport «Ondraaglijk traag» waaruit
volgt dat het aantal Wob-verzoeken dat als omvangrijk kan worden gekwalificeerd relatief
beperkt is? Hoe verhoudt dit zich tot de lange verstrekkingstermijnen? Uit het onderzoek
blijkt ook dat zelfs bij kleine Wob-verzoeken nauwelijks de wettelijke termijnen worden
gehaald. Hoe verklaart de Minister dat?
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt dankt de Minister voor het heldere overzicht van de reactietermijnen
op de Wob-verzoeken van de media. Graag verneemt dit lid wat de wettelijke termijn
is die als grens gehanteerd is: is dat de termijn van vier weken of is dat een andere
termijn? Graag ontvangt hij op die vraag een precies antwoord. Ook zou hij graag horen
wat de gemiddelde termijn van beantwoording geweest is bij Wob-verzoeken van de media
het afgelopen jaar, uitgesplitst per ministerie.
Het valt het lid Omtzigt op dat bij elk van de ministeries minder dan de helft van
de Wob-verzoeken van de media binnen de wettelijke termijn wordt beantwoord. Dit lid
vraagt de Minister wat de doestellingen zijn in 2022 en 2023. Hoeveel van de Wob-verzoeken
aan ministeries dienen dan op tijd beantwoord te worden? Is de Minister bereid de
stand van zaken per ministerie elk half jaar openbaar te maken en aan de Kamer te
melden?
Verder was het lid Omtzigt verbaasd over de zinssnede «De Wob stelt termijnen voor
het afhandelen van een verzoek. Ik heb geen signalen ontvangen waaruit zou blijken
dat er bewust wordt vertraagd bij het afhandelen van een verzoek.» Deze standaard
zin heeft dit lid meerdere keren in antwoord op Kamervragen gekregen en duidt erop
dat er ook niet naar signalen gezocht is. Daarom vraagt hij een overzicht van de zaken
waarin een ministerie (inclusief de belastingdienst) in het afgelopen jaar veroordeeld
is door de rechter vanwege de Wob, met per uitspraak hoe de uitspraak is uitgevoerd.
Kan de Minister dan nog steeds volhouden dat er nooit bewust vertraagd is door de
regering bij een Wob verzoek door de media?
Mocht de Minister nog wat voorbeelden van Wob-misbruik en -vertraging nodig hebben,
dan is het lid Omtzigt bereid die te verzamelen.
II Antwoord/ Reactie van de Minister
III. Volledige agenda
WOB-verzoek inzake asielopvang in Nederland. Kamerstuk 19 637, nr. 2837 – Brief regering d.d. 24-03-2022, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
Reactie op de vragen van het lid Omtzigt, gesteld tijdens de mondelinge vragen van
het Leijten over het bericht «Ministeries doen gemiddeld drie keer langer dan toegestaan
over WOB-verzoek» (Nos.nl, 28 januari 2022). Kamerstuk 32 802, nr. 52 – Brief regering d.d. 24-03-2022, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.