Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over rapporten PwC over Fraudesignaleringsvoorziening (FSV) – Particulieren en externe gegevensdeling (Kamerstuk 31066-957) en over de reactie op verzoeken commissie over de rapporten van PwC over Fraudesignaleringsvoorziening (FSV) – Particulieren en externe gegevensdeling (Kamerstukken 31066-960)
31 066 Belastingdienst
Nr. 1006 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 15 april 2022
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris
van Financiën over de brief van 25 januari 2022 inzake rapporten PwC over Fraudesignaleringsvoorziening
(FSV) – Particulieren en externe gegevensdeling (Kamerstuk 31 066, nr. 957) en over de brief van 1 februari 2022 inzake de reactie op verzoeken commissie over
de rapporten van PwC over Fraudesignaleringsvoorziening (FSV) – Particulieren en externe
gegevensdeling (Kamerstukken 31 066, nr. 960).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 april 2022. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
Vragen en antwoorden
Vraag 1
Werd de code AKI 1043 automatisch toegekend als een aangifte was gedaan via een verdachte
facilitator?
Antwoord 1
Nee. Met behulp van query’s werden ontvangen aangiften geselecteerd die geautomatiseerd
aangeboden werden aan de analisten aan de poort. Deze selectie werd uitgevoerd aan
de hand van daartoe vastgestelde parameters, bijvoorbeeld: persoonsgebonden aftrekposten
vanaf een normbedrag. De analyse van de geselecteerde aangiften op fiscale risico’s
kon leiden tot het opvoeren van een AKI 1043 of AKI 1044. Indien het onderzoek naar
een mogelijke facilitator daartoe aanleiding gaf, werd het klantenbestand van de adviseur
doorgegeven aan de analisten van de Poort en kon dit meewegen bij de analyse. Dit
kon leiden tot een AKI-code. Deze AKI-code werd niet automatisch toegekend, maar in
voorkomende gevallen wel na analyse door de analist aan de poort.
Vraag 2
Kan worden toegelicht, gelet op het feit dat uit gesprekken volgens het onderzoek
is gebleken «dat sommige medewerkers van invordering deze indicatie als bewezen fraude
opgevat hebben», hoe dit in zulke grote getallen kan gebeuren als het geen beleid
is? Kunt u meer kwalitatieve toelichting geven bij deze uitspraak op basis van de
gesprekken?
Antwoord 2
Bij behandeling van verzoeken tot kwijtschelding/schuldsanering moet de ontvanger
toetsen op verwijtbaarheid. Daarbij baseert de ontvanger zich op alle voor hem beschikbare
gegevens met betrekking tot het ontstaan van de vorderingen en eventueel opgelegde
boetes. Gebruik van risicosignalen was in een aantal werkinstructies opgenomen. Dit
was weliswaar geen beleid, maar werkinstructies waren wel leidend bij het behandelen
van verzoeken tot kwijtschelding en/of sanering. In de op 27 januari 20211 met uw Kamer gedeelde werkinstructie wordt voorgeschreven te kijken of er in FSV
een «melding fraudepost» staat, en in dit geval het verzoek af te wijzen. Dit had
hier absoluut niet moeten staan. De gesprekken waar in de vraag naar verwezen wordt
zijn door PwC met medewerkers gevoerd. Ik heb hierover geen verdere informatie dan
wat in het rapport staat.
Vraag 3
Was een training verplicht om te werken met FSV?
Antwoord 3
Er was geen training beschikbaar om met FSV te werken. Wel waren er instructies/handleidingen
over FSV beschikbaar en hadden medewerkers een autorisatie nodig om met FSV te werken.
De instructies/handleidingen zijn op 10 juli 2020 met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk
31 066, nr. 681).
Vraag 4
Wat is oorsprong van het feit dat er door de query wordt geselecteerd op opvallende
ziektekosten? Wat is het oorspronkelijke onderzoek waarop dit is gebaseerd?
Antwoord 4
Aan de poort worden de met behulp van query’s geselecteerde aangiften geanalyseerd.
De criteria en parameters die aan de basis liggen van deze query’s worden ontleend
aan reeds bekende patronen van onregelmatigheden in aangiften in combinatie met nieuwe
ontwikkelingen die zich voordoen.
Vraag 5
Is het mogelijk dat mensen negatieve gevolgen hebben ervaren bij hypotheekaanvragen
als gevolg van gegevensuitwisseling?
Antwoord 5
PwC heeft twee e-mails aangetroffen aan een bank. Het doel van de eerste mail lijkt
bevestiging van de tenaamstelling van de rekening te zijn. De tweede mail is een rappel
op de eerste. Er wordt niets gezegd over hypotheekaanvragen. Verder heeft PwC geen
communicatie over burgers in FSV aangetroffen met banken of hypotheekverstrekkers.
Vraag 6
Is het in de werkwijze als probleem gezien dat Particulieren en Toeslagen op basis
van dezelfde signalen tot verschillende conclusies kwamen?
Antwoord 6
Hoewel zich altijd situaties kunnen voordoen waarin verschillende mensen tot een verschillend
oordeel komen, is het duidelijk dat de werkprocessen rondom FSV onvoldoende getoetst
en gestandaardiseerd waren. Hierdoor konden misverstanden en uiteenlopende behandelwijzen
ontstaan en dat is onwenselijk. Het signalenproces waarin FSV werd gebruikt is begin
2020 stilgelegd. Als onderdeel van het programma HVB is er een nieuw proces ontwikkeld
met een ondersteunende tijdelijke signalenvoorziening. Hiervoor is een GEB opgesteld.
Deze is aangeboden aan de FG en tevens voorgelegd aan de AP ten behoeve van voorafgaande
raadpleging. Op basis van de reactie van de AP worden het proces en de GEB zo nodig
aangepast voordat het signalenproces hervat wordt.
Vraag 7
Heeft geen toegang tot de minnelijke schuldsanering natuurlijke personen (MSNP) gevolgen
gehad voor toegang tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP)
Antwoord 7
In beginsel moet MSNP beproefd worden alvorens een verzoek tot WSNP ingediend kan
worden. Wanneer geen MSNP plaatsvindt zal de rechtbank het verzoek tot sanering volledig
opnieuw beoordelen. Daarbij kan de rechtbank eigen afwegingen maken aan de hand van
alle relevante omstandigheden. Een afwijzing van een verzoek tot MSNP heeft geen direct
effect op toelating tot WSNP.
Vraag 8
Klopt het dat meer dan de helft van de informatie-uitwisseling niet op basis van een
formeel informatieverzoek plaatsvond?
Antwoord 8
Ik ga ervan uit dat hiermee op de tabel op bladzijde 13 van het PwC-rapport2 over externe gegevensdeling over burgers in FSV wordt gedoeld.
FSV werd onder andere gebruikt om informatieverzoeken van andere instanties te registreren.
De Belastingdienst is wettelijk3 verplicht aan zulke verzoeken te voldoen zodat de instanties hun taken kunnen uitvoeren.
FSV kon hiervoor als logistiek systeem worden ingezet om te zorgen dat de aanvragen
tijdig afgehandeld werden. In deze gevallen zijn de externe informatieverzoeken dus
de aanleiding geweest voor het aanmaken van een registratie in FSV, en de verzoeken zien in principe
niet op informatie uit FSV.
PwC heeft onderzocht of en in welke mate informatie over FSV-registraties aan derden is verstrekt. Dit is een andere vorm van informatie-uitwisseling, maar
de twee kunnen wel samenvallen. Een voorbeeld is het voorbeeld B.4 op bladzijde 22
van het rapport. Daarin reageert een medewerker van de Belastingdienst op een informatieverzoek
van een gemeente. Tegelijkertijd heeft de medewerker in het onderwerpveld toegevoegd
dat het verzoek is geregistreerd in FSV. Vanuit de gesprekken met medewerkers is aangegeven
dat de werkwijze was dat deze informatie achteraf werd toegevoegd aan de onderwerpregel
om zo aan te duiden dat een melding/signaal opgepakt was. Deze werkwijze is PwC 262
keer tegengekomen tijdens het onderzoek, iets minder dan de helft van het totaalaantal
aangetroffen e-mails.
De tabel op bladzijde 13 toont in hoeveel gevallen op deze of op een andere manier
informatie over een FSV-registratie is gedeeld met een externe partij in reactie op
een informatieverzoek. Het gaat dus om de overlap tussen de twee hierboven beschreven
vormen van informatie-uitwisseling. In 44% van de door PwC aangetroffen e-mails is
er een overlap met informatieverzoeken.
Vraag 9
Met welke private organisaties zijn gegevens uitgewisseld?
Antwoord 9
Het PwC-rapport4 over externe gegevensdeling over burgers in FSV stelt dat het om 16 private partijen
gaat. Voor deze 16 private partijen zijn in totaal 25 waarnemingen van gegevensdeling
geconstateerd. Het gaat hier om waarnemingen van diverse typen gegevensdeling zoals
beschreven in het rapport:
Type organisatie
Aantal organisaties
Aantal waarnemingen gegevensdeling naar type
Separate risicosignalen
Exportbestand
Directe informatie over FSV-registratie
Indirecte informatie over FSV-registratie
Consultancybureau
2
2
1
Verzekeraar
2
3
2
Bank
1
2
Woningcorporatie
7
9
Advocatenkantoor
1
1
Offshorebedrijf
1
1
Waterleidingbedrijf
1
2
Zorgverlener
1
1
1
Vraag 10
Heeft 1x1 invloed op de WSNP?
Antwoord 10
Nee, een 1x1 notering kon leiden tot afwijzing van een verzoek tot deelname aan MSNP
maar een verzoek tot toelating WSNP wordt volledig door de rechtbank beoordeeld. Zie
hierover ook het antwoord op vraag 7.
Vraag 11
Waarom kon informatie zonder check in het systeem worden opgenomen?
Antwoord 11
De FSV was een registratiesysteem van inkomende signalen en informatieverzoeken. De
signalen werden geregistreerd in de FSV zonder inhoudelijke toets. Daarna begon het
afwegingsproces en fiscale duiding.
Bij de directie Toeslagen vond er wel een check plaats voordat signalen in FSV werden
geregistreerd. De risicosignalen die bij het fraudemeldpunt van Toeslagen binnenkwamen
werden handmatig door een medewerker van het fraudemeldpunt geselecteerd. Alleen de
geselecteerde signalen binnen de directie Toeslagen werden in FSV geregistreerd.
Vraag 12
Wiens verantwoordelijkheid was het om de kwaliteit van de data te controleren?
Antwoord 12
De kwaliteit van de data kon worden gecontroleerd aan de hand van de fiscale toetsing
als onderdeel van het betreffende werkproces. De verantwoordelijkheid daarvan lag
bij de afzonderlijke directies.
Vraag 13
Werden signalen van derden altijd opgenomen en waarom?
Antwoord 13
Nee, niet alle signalen van derden werden opgenomen in de FSV. Voor de directies MKB
en Particulieren werden signalen die bij het informatieloket binnenkwamen geregistreerd
in de FSV. Bij Toeslagen werden binnenkomende risicosignalen handmatig door een medewerker
van het fraudemeldpunt geselecteerd. Alleen de geselecteerde signalen binnen Toeslagen
werden in FSV geregistreerd. Dit vormde het startpunt voor een verder onderzoek.
Vraag 14
Wat is bewezen fraude en hoe gaat de overheid daarmee om?
Antwoord 14
Fraude is als zodanig niet in de belastingwetgeving gedefinieerd.5 Desalniettemin wordt deze term gebruikt als sprake is van een fiscaal vergrijp of
een fiscaal misdrijf. Daarbij wordt gedoeld op de situatie waarin een burger of een
bedrijf grofschuldig of opzettelijk geen, een onjuiste of een onvolledige aangifte
doet of de verschuldigde belasting niet, niet-geheel, of niet tijdig betaalt. Het
gaat kort gezegd om mensen die veelal bewust een misleidende voorstelling van zaken
geven of anderszins onrechtmatig handelen om daar een fiscaal voordeel mee te behalen.
De last om te bewijzen dat een fiscaal vergrijp is begaan of fraude is gepleegd ligt
bij de inspecteur. Dat betekent dat de inspecteur grove schuld of opzet aannemelijk
moet maken. Van grove schuld of opzet is niet zomaar sprake. Bij grove schuld zal
de inspecteur moeten kunnen onderbouwen dat de belastingplichtige ernstig onzorgvuldig
heeft gehandeld. Bij opzet geldt dat de belastingplichtige ten minste bewust de aanmerkelijke
kans heeft aanvaard dat bijvoorbeeld de ingediende aangifte onjuist is. De Belastingdienst
kan in deze situaties een boete opleggen. De regels en waarborgen ten aanzien van
het opleggen van fiscale boeten zijn vastgelegd in het Besluit Bestuurlijke Boeten
Belastingdienst (BBBB).6
Als er sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit door de belastingplichtige
en het fiscale nadeel bedraagt (in beginsel) meer dan € 100.000 wordt de inzet van
het strafrecht overwogen. Daarbij gelden de waarborgen die zijn vastgelegd in het
Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van
douane en toeslagen (Protocol AAFD).7
De afweging of een zaak strafrechtelijk onderzocht zal worden, wordt per individueel
geval gemaakt door de Belastingdienst, Fiscale Inlichtingen Opsporingsdienst (FIOD)
(is onderdeel van de Belastingdienst) en het Openbaar Ministerie (OM) samen. Een besluit
tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek vraagt een serieuze weging en
is enkel aan de orde als er volgens het strafrecht sprake is van een redelijk vermoeden
van een strafbaar feit. Bij het uitvoeren van een strafrechtelijk onderzoek gelden
strafvorderlijke waarborgen.
Vraag 15
Wanneer is de Belastingdienst klaar met de veegactie naar applicaties en lijsten met
onder andere nationaliteitsgegevens?
Antwoord 15
In de eerstvolgende rapportage Herstellen, Verbeteren, Borgen (HVB) wordt uw Kamer
hierover geïnformeerd. Zoals ik in de aanbiedingsbrief heb aangegeven wil ik deze
rapportage in de week van 9 mei aan uw Kamer sturen.
Vraag 16
Waaruit blijkt dat de waarnemingen van PwC zorgelijk zijn?
Antwoord 16
In het rapport van 25 januari jl. schreef PwC dat het voorbeelden is tegengekomen
in de communicatie over signalering van risico’s waarbij het risico op fraude gebaseerd
werd op persoonskenmerken zoals nationaliteit en uiterlijk voorkomen. In mijn reactie8 heb ik deze waarneming buitengewoon zorgelijk genoemd. Op 24 februari jl. heb ik
de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld9. Op 29 maart heb ik de PwC rapporten over de effecten van door de directie MKB opgevoerde
FSV-registraties en het rapport «query’s aan de Poort» naar het proces detectie aan
de Poort aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 31 066, nr. 992).
Vraag 17
Wat wijst op de gebrekkige borging van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur?
Antwoord 17
In het rapport van 25 januari jl.10 heeft PwC verschillende waarnemingen gedaan die duiden op gebrekkige borging van
het zorgvuldigheidsbeginsel. Deze zien op de tekortkomingen van FSV op het gebied
van gegevensbescherming, op effecten van het zogeheten 1x1-vinkje in FSV bij de invordering
en op in 6% van de gevallen onjuist toegepast «deblokkeringsbeleid». Dit is het deblokkeren
(verwijderen) van de zogeheten AKI 1043 (waarmee aangiften kunnen worden aangemerkt
voor behandeling door intensief toezicht) na een correcte aangifte. Tevens heeft PwC
in onderzoeken van het Combiteam Aanpak Facilitators (CAF) verschillende analyses
op nationaliteit aangetroffen om zicht te krijgen op groepen die vermoedelijk gebruik
maakten van facilitators. De onderzoekers concluderen dat dit duidt op gebrekkige
borging van de zorgvuldigheids- evenredigheids- en gelijkheidsbeginsels.
Vraag 18
Wat stond er in de richtlijnen over het niet toepassen van geen MSNP?
Antwoord 18
Op 27 januari 202111 is een werkinstructie met uw Kamer gedeeld. Hierin stond vermeld dat bij een individuele
schuld (dit kan zowel een toeslag- als belastingschuld zijn) van hoger dan € 10.000,
in samenhang met een FSV-registratie «melding fraudepost» en/of de kwalificatie O/GS,
een verzoek tot minnelijke schuldsanering werd afgewezen. De Auditdienst Rijk (ADR)
heeft een rapport over de gehanteerde grensbedragen van schulden in de beoordeling
van verzoeken tot MSNP opgesteld dat op 6 juli 2021 met uw Kamer is gedeeld12.
Vraag 19
Wat is het percentage van mensen dat via FSV in het intensieve toezichtsregime valt?
Antwoord 19
Intensief Toezicht is een proces binnen de directie Particulieren voor de controle
van aangiften Inkomstenbelasting. In het proces «analyse aan de Poort» kunnen aangiften
worden aangemerkt voor intensief toezicht door middel van een AKI-code 1043. Tot 2018
werd hiervan een registratie gemaakt in FSV. FSV is daar dus niet oorzaak, maar gevolg
van de doorverwijzing naar Intensief Toezicht. Ik kan geen percentage geven over hoeveel
mensen in het intensief toezicht vallen. PwC stelt wel dat 7.400 mensen te lang onder
intensief toezicht hebben gestaan.
Vraag 20
Is het aan te nemen dat er heel veel meer gegevens zijn gedeeld?
Antwoord 20
Ik ga ervan uit dat hiermee de verstrekking van gegevens over burgers in FSV aan andere
organisaties wordt bedoeld. PwC wijst erop dat mogelijk meer informatie uit FSV extern
gedeeld is dan uit het bijgaande onderzoek naar voren is gekomen; het heeft aanvullende
e-mailboxen geïdentificeerd van waaruit mogelijk ook gegevens uit FSV zijn gedeeld.
Zoals aangegeven op 25 januari jl.13 onderzoek ik ook de geïdentificeerde functionele postbussen.
Vraag 21
Hoeveel mensen hebben een inzage in FSV gevraagd? Hoeveel van deze mensen hebben volledige
inzage gekregen? Hoeveel mensen hebben gedeeltelijke inzage geweigerd? Bij wie en
hoeveel mensen is de inzage geweigerd?
Antwoord 21
In totaal zijn ca. 6.553 inzageverzoeken gedaan waarvan er ca. zijn 5.836 afgehandeld
(stand 7 april). Er zijn 1.033 burgers die een inzageverzoek hebben gedaan en daarbij
hebben gevraagd waarom zij in FSV stonden (stand eind februari). In 422 gevallen is
op het inzageverzoek geen antwoord gegeven om diverse redenen. Een deel van deze burgers
stond niet in FSV en kon daarom geen antwoord krijgen op de vraag waarom ze erin stonden.
Verder is in sommige gevallen geen antwoord gegeven omdat er inmiddels reeds een brief
met de reden van registratie is verstuurd in het kader van de gewijzigde motie van
het lid Marijnissen van 29 april 202114. De geregistreerde heeft dan al een antwoord gehad. Bovendien is er in eerste instantie
voor gekozen om de waarom-vraag niet mee te nemen bij de behandeling van inzageverzoeken,
aangezien dit niet onder de reikwijdte van de AVG valt. Sinds medio juli 2021 is de
werkwijze aangepast en wordt in de beschikking ook de reden gegeven als daar om wordt
gevraagd. Betrokkenen die geen antwoord hebben gekregen in de beschikking zullen alsnog
de reden van registratie medegedeeld krijgen in een brief het kader van de motie van
het lid Marijnissen van 29 april 2021 (behoudens uitzonderingen). Ten slotte zijn
er gevallen waarin de reden niet te achterhalen is of op grond van de AVG niet gedeeld
kan worden, bijvoorbeeld om de rechten van derden te beschermen. Deze redenen zijn
allen meegeteld in het aantal 422.
Vraag 22
Kan de Belastingdienst, gelet op de uitspraak «Additioneel adviseren wij na te gaan
hoe de verspreiding van frauderisicosignalen op dit moment in de tijd is voorzien
van waarborgen, aangezien zeventien van de achttien geanalyseerde e-mailboxen ten
tijde van ons onderzoek nog actief waren.» een antwoord geven op hoe dit nu is geborgd
en geregeld?
Antwoord 22
Ik heb uw Kamer met de brief «Stand van zaken Herstellen, Verbeteren, Borgen» geïnformeerd
over de genomen maatregelen. Risicosignalen die binnengekomen zijn sinds het dichtzetten
van FSV in 2020, worden ontvangen in de informatiepostbussen (e-mailboxen) en worden
niet verder verwerkt. De toegang tot deze postbussen is beperkt. De signalen uit de
postbussen worden pas opgepakt na het beschikbaar komen van een proces met bijbehorende
applicatie. Dit proces moet voldoen aan de vereisten van de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG), Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en Archiefwet en er moeten voldoende
maatregelen getroffen zijn voor de verificatie van een signaal. Doordat de postbussen
ook voor andere processen gebruikt worden, kunnen ze niet buiten gebruik gesteld worden.
Uit het PwC-rapport15 over de effecten van FSV-registraties door de directie MKB blijkt dat in één MKB-kantoor
na het uitzetten van FSV oude risicosignalen uit postbussen zijn gedeeld met medewerkers.
Het buiten autorisaties om opvragen van informatie mag niet en mag ook niet meer gebeuren.
De Belastingdienst heeft daarom in interne communicatie nogmaals benadrukt dat dit
niet mag en niet kan. Ook zal hier in de awareness game aandacht aan worden gegeven.
Vraag 23
Hoe is en waarom is, gelet op het feit dat de onderzoekers voorbeelden hebben aangetroffen
in communicatie binnen en met de Belastingdienst over de signalering van risico’s
waarbij het risico op fraude werd gebaseerd op persoonskenmerken zoals nationaliteit
en uiterlijk, de basis ontstaan om op deze kenmerken te acteren? Welke objectieve
of subjectieve data lagen ten grondslag aan de beslissing om op basis van deze kenmerken
risico’s te signaleren? Wie heeft dat besloten en wanneer?
Antwoord 23
Op 24 februari jl. heb ik de aangetroffen voorbeelden met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk
31 066, nr. 977). Hieronder bevinden zich gevallen van referenties naar nationaliteit en één waarbij
naar een «opvallend voorkomen» wordt verwezen. Ik weet niet welke objectieve of subjectieve
data ten grondslag lagen aan de beslissing van de individuele medewerkers om deze
kenmerken te vermelden en wie en wanneer exact welk besluit heeft genomen.
Hiernaast zijn er drie analyses aangetroffen waarin nationaliteit een rol speelde.
Deze lijken voort te zijn gekomen uit een onderzoek uit 2015 naar grootschalige fraude
waarbij vervalste kwitanties werden opgevoerd om gefingeerde giften aan Algemeen nut
beogende instellingen (ANBI’s) af te trekken.
In negen voorbeelden is sprake van instructiedocumenten, memo’s of presentaties waarin
buitenlandse nationaliteit of afkomst als risicofactor wordt benoemd. Dat kan gaan
over het risico op belastingfraude, maar ook over de kans op betalingsachterstanden
of afhankelijkheid van malafide geldschieters voor startkapitaal. Eén nota uit 2008
geeft bijvoorbeeld een vergelijking van allochtone startende ondernemers met autochtone
starters op het gebied van aangiftegedrag, betaalgedrag en de overlevingskans van
het bedrijf.
Vraag 24
Waar heeft, gelet op het feit dat er deling plaatsvond met overheidspartijen als het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB),
gemeenten, de strafrechtketen en het Ministerie van Justitie en Veiligheid en in 25
gevallen informatie is gedeeld met private partijen als zorgverzekeraars en consultancybureaus,
in 21 gevallen met maatschappelijke organisaties (bijvoorbeeld voor bewindvoering)
en 20 keer met overige partijen, zoals de privémail van onder andere Belastingdienstmedewerkers,
het initiatief gelegen om deze informatie uit te vragen, dan wel aan te leveren? En
waarom en op welke gronden?
Antwoord 24
Waar per geval het initiatief heeft gelegen om informatie uit te vragen, dan wel te
leveren is geen onderdeel geweest van het PWC-onderzoek. Tevens zijn de gronden van
deze verzoeken geen onderdeel geweest van het PWC-onderzoek.
Vraag 25
Hoe wordt er sinds het stoppen met de FSV aan signalering van fraude gewerkt? Wat
zijn de processen en wie binnen de Belastingdienst zijn de betrokkenen en verantwoordelijken?
Antwoord 25
Fraudebestrijding in toezicht en opsporing is niet alleen afhankelijk van de behandeling
van signalen die in FSV stonden. Wel is het zo dat het niet behandelen van signalen
negatieve effecten heeft. Externe signalen dienen als contra-informatie maar ook als
risicosignaal voor toezicht, inclusief fraudebestrijding. Het niet behandelen daarvan
kan op termijn de naleving aantasten.
Bij Toeslagen worden normaal gesproken naast bestaande toezichtacties meldingen van
(vermoedens van) oneigenlijk gebruik en misbruik opgepakt door het intensief toezicht
team. Het intensieve toezicht proces bij Toeslagen ligt al geruime tijd stil door
het ontbreken van met waarborgen omkleedde behandelkaders en IT-middelen die voldoen
aan de geldende wet- en regelgeving, waaronder de AVG. Meldingen van mogelijke gevallen
van misbruik of oneigenlijk gebruik van toeslagen blijven hierdoor onbehandeld. Dit
is eerder aan uw Kamer gecommuniceerd.16
De herijkte behandelkaders zijn uiterlijk in Q2 2022 gereed. De gegevensbescherming-effectbeoordeling
(GEB) in het kader van de AVG is inmiddels afgerond. Deze is aangeboden aan de FG
en tevens voorgelegd aan de AP ten behoeve van voorafgaande raadpleging. Op basis
van de reactie van de AP worden het proces en de GEB zo nodig aangepast voordat het
signalenproces hervat wordt. De inzet is dat de volledige implementatie van het herijkte
intensief toezicht proces in 2022 gereed is en dit proces volledig herstart wordt.
Binnen de Belastingdienst vindt er na het uit de lucht halen van FSV nog steeds regulier
en intensief toezicht plaats. Zo lopen er verschillende handhavingsprojecten, wordt
er samen gewerkt in de verschillende samenwerkingsverbanden met andere overheidspartners.
En worden casussen die kwalificeren voor opsporing overgedragen aan de FIOD. In het
jaarplan van de Belastingdienst17 zijn diverse activiteiten opgenomen die er opgericht zijn om fraude te voorkomen
en te bestrijden. Een specifieke activiteit in de fraudebestrijding bij particulieren
is de aanpak van verhuld vermogen, waar actief naar wordt gezocht. Wanneer sprake
is van belastingontduiking, wordt dat vermogen alsnog belast, eventueel in combinatie
met een boete en/of rente, dan wel strafrechtelijke vervolging. Ook worden in 2022
pilots uitgevoerd rond onverklaarbare uitgaven. Het gaat hierbij om natuurlijke personen
die uitgaven doen voor bijvoorbeeld vastgoed, voertuigen, antiek en kunst, die op
basis van de opgegeven inkomsten en vermogens niet te verklaren zijn. Om binnen het
MKB fiscale fraude te bestrijden worden onder meer speciale teams ingezet. Deze teams
richten zich bijvoorbeeld op het bestrijden van btw-carrouselfraude en misbruik van
turboliquidaties.
Om fraude te bestrijden verstrekt de Belastingdienst ook informatie met andere overheidsinstanties
en worden gezamenlijke interventies uitgevoerd. Zo worden de interventiemogelijkheden
effectiever en efficiënter ingezet en kunnen we beter kiezen tussen een fiscale, bestuurlijke
of strafrechtelijke aanpak. Er wordt bijvoorbeeld samengewerkt met politie, OM en
gemeenten binnen de Regionale Expertise- en Informatiecentra (RIEC’s) aan de aanpak
van onder meer georganiseerde hennepteelt en vastgoedfraude.
Arbeidsgerelateerde fraude wordt aangepakt binnen de Landelijke Stuurgroep Interventieteams
(LSI), waarbij onder meer met de Nederlandse Arbeidsinspectie wordt samengewerkt.
De opsporingsactiviteiten van de FIOD hangen nauw samen met het toezicht en de fraudeaanpak
door de Belastingdienst. Voor 2022 zijn de onderwerpen waar de FIOD zich binnen het
thema fiscaal op richt o.a. verhuld vermogen, onverklaarbare uitgaven, btw-fraude,
misbruik van turboliquidaties en fraude met (niet-fiscale) coronasteunmaatregelen.
Vraag 26
Kunt u een overzicht verstrekken met alle kosten (inclusief die van PwC) die zijn
gemaakt in het kader van deze onderzoeken? Kunt u ook een inschatting geven van de
onderzoekskosten die nog zullen volgen, aangezien nog niet alle onderzoeken zijn afgerond?
Antwoord 26
De externe kosten van de onderzoeken die door KPMG en PwC zijn uitgevoerd in het kader
van FSV zijn € 3.163.000. Daarnaast heb ik, zoals ik heb aangegeven in mijn brief
van 29 maart, de Landsadvocaat nog om een advies gevraagd. Verder staan er geen externe
onderzoeken naar FSV gepland.
Vraag 27
Kunt u de 25 mails waarom meerdere keren is verzocht, per ommegaande aan de Kamer
doen toekomen of moet er echt een formeel verzoek onder artikel 68 van de Grondwet
worden gedaan?
Antwoord 27
Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk
31 066, nr. 977).
Vraag 28
Met welke gemeentes is FSV-informatie gedeeld? Wanneer gebeurde dat?
Antwoord 28
In de periode 2014 – december 2020 zijn met de volgende gemeenten of gemeentelijke
samenwerkingsverbanden gegevens over burgers in FSV gewisseld:
Almere
Amsterdam
Barendrecht
Bergeijk
Bergen-nh
Bergen op Zoom
Bernheze
Beverwijk
Den Haag
Deventer
Drechtsteden
Duiven
Eindhoven
Enschede
Geldermalsen
Beek
Westland
Giessenlanden
Goedestede
Groningen
Heemskerk
Heerhugowaard
Heerlen
Hellendoorn
Helmond
Het Hogeland
Hoorn
IJsselgemeenten
Katwijk
Krimpenerwaard
Leiden
Lelystad
Maastricht
Middendelfland
Nieuwegein
Nijmegen
Nissewaard
Oddevallei
Oldenzaal
Olst-wijhe
Ommen
Ommen-Hardenberg
Oss
Rheden
Rijswijk
Roosendaal
Rotterdam
’s-Hertogenbosch
Smallingerland
Tilburg
Tynaarlo
Utrecht
Valkenswaard
Venlo
Vlaardingen
Wil-Lekstroom
Zaanstad
Zandvoort
Zwolle
Vraag 29
Kunt u aangeven hoeveel FSV-informatie is gedeeld vanuit de mailboxen in bijlage D?
Heeft u al nader onderzoek gedaan?
Antwoord 29
Dat is op dit moment nog niet aan te geven. Zoals aangegeven op 25 januari 25 jl.18 onderzoek ik ook de geïdentificeerde functionele postbussen.
Vraag 30
Kunt u aangeven met wie informatie in de mailboxen in bijlage D is gedeeld? Kunt u
aangeven waarom deze mailboxen niet in het onderzoek zijn meegenomen?
Antwoord 30
Op dit moment kan nog niet worden aangegeven met wie informatie in de mailboxen in
bijlage D is gedeeld. De mailboxen in bijlage D zijn onder de aandacht gekomen tijdens
het onderzoek naar de 18 mailboxen. De reikwijdte van het (externe) onderzoek was
de 18 mailboxen in bijlage C, de overige mailboxen worden nu door de Belastingdienst
onderzocht.
Vraag 31
Kunt u een overzicht geven van de keren dat een datalek is gemeld bij de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP)? Wanneer zijn die gemeld? Zijn hiermee alle dataleks gemeld?
Zijn de mensen wiens data (zoals BSN-nummer) is gelekt ook op de hoogte gebracht,
zoals wettelijk verplicht?
Antwoord 31
In de beantwoording van uw vraag betrek ik alleen constateringen zoals deze in het
PWC-rapport zijn opgenomen. Onterechte of onrechtmatige gegevensverwerking (waarvan
volgens de AP sprake was bij het gebruik van FSV) is niet automatisch een datalek.
Voor de gegevensverstrekking met een derde partij vanuit de functionele postbussen
geldt dat vooralsnog geen verstrekking is aangemerkt als een datalek. Geconstateerd
is dat een deel van de verstrekkingen onderdeel was van de reguliere gegevensleveringen.
De overige verstrekkingen worden nader onderzocht.
Vraag 32
Wie heeft toestemming gegeven om FSV-data met gemeentes te delen?
Antwoord 32Dit is niet onderzocht. Zoals aangegeven op 25 januari jl. laat ik de juridische grondslag
voor de geconstateerde gegevensverstrekking beoordelen.
Vraag 33
Kunt u heel precies aangeven welke data zijn gedeeld met welke partijen uit het Ministerie
van Justitie en Veiligheid en de justitieketen? Zijn er ook data gedeeld met partijen
zoals jeugdbescherming?
Antwoord 33
PwC heeft in het onderzoek onderscheid gemaakt in drie categorieën van informatie
die gedeeld is met externe partijen. Deze categorieën zijn in het rapport beschreven.
Daarbij is per ontvangende partij gekeken welke categorieën voorkwamen en in welke
mate.
Bij de partijen met wie gedeeld is binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid
betreft dit:
• IND: Het delen van informatie over een FSV-registratie.
• Justis: Het delen van tips en kliks.
• Bij de partijen met wie gedeeld is binnen de strafrechtketen betreft dit:
• Openbaar Ministerie: Het delen van informatie over een FSV-registratie.
• Politie: Het delen van tips en kliks en het delen van informatie over een FSV-registratie.
De Jeugdbescherming is in het onderzoek niet als ontvangende partij geïdentificeerd.
Vraag 34
Welke inkomende data is in de FSV opgenomen? Oftewel heeft de Belastingdienst ook
data of namen van derden ingevoerd omdat er een fraudesignaal elders was?
Antwoord 34
De herkomst van signalen is divers en daar kan ook data en namen van derden in verwerkt
zijn omdat er een fraudesignalen van elders zijn gekomen. Dat «elders» is dan van
burgers of andere overheidsdiensten.
Vraag 35
Zijn er instructies of werkwijzen om nog steeds gegevens over FSV niet in te brengen
in procedures? Zo ja welke instructies of werkwijzen zijn dat?
Antwoord 35
Sinds 27 februari 2020 is de FSV niet meer toegankelijk voor medewerkers van de Belastingdienst.
De FSV bevindt zich in de zogenoemde digitale kluis en is voor dit soort situaties
niet benaderbaar voor de inspecteur. In de huidige interne werkwijze worden enkel
gegevens opgevraagd (en overgelegd) uit de FSV indien de rechter de inspecteur daartoe
verzoekt. Momenteel wordt in kaart gebracht of deze situatie wenselijk is en wat eventuele
mogelijkheden zouden zijn om de inspecteur voor deze specifieke situaties toch (beperkte)
toegang tot de FSV te geven in zaken waarin dat aan de orde kan zijn.
Vraag 36
Welke instructies of werkwijzen waren er om gegevens over FSV niet in te brengen in
procedures? Kunt u daarvan een volledige lijst geven?
Antwoord 36
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vorige vraag.
Vraag 37
Bij hoeveel rechtszaken zijn de FSV-stukken niet ingebracht in de zaak? Wat gaat u
doen om dit te herstellen?
Antwoord 37
Op grond van art. 8:42 Awb verstrekt de inspecteur de rechter de op de zaak betrekking
hebbende stukken. Dit zijn de stukken die hem ter beschikking staan of hebben gestaan
en die relevant kunnen zijn voor de beslechting van de in (hoger) beroep nog openstaande
geschilpunten. Stukken uit de FSV kunnen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn,
bijvoorbeeld in het geval van een tip die aanleiding is geweest voor een onderzoek
dat heeft geleid tot de in geschil zijnde correcties. In die gevallen moet de inspecteur
de tip aan de rechter verstrekken, al dan niet met een beroep op art. 8:29 Awb. In
veel andere gevallen, waarin geen verband is tussen de informatie die ook in de FSV
stond en de nog openstaande geschilpunten, zal het voor de inspecteur ook niet kenbaar
zijn dat de belanghebbende in de FSV geregistreerd stond.
Omdat er geen FSV-zaken zijn als zodanig maar enkel fiscale geschillen waarin FSV
op enig moment kan worden opgebracht, en het sterk afhankelijk is van de omstandigheden
van de individuele zaak of een FSV-stuk een op de zaak betrekking hebbend stuk is
dat – in beginsel – moet worden ingebracht, is het niet inzichtelijk (te maken) hoeveel
rechtszaken dit betreft.
Vraag 38
Kunt u, gelet op het feit dat PwC op 2 februari in haar brief over de selectieanalyses
schreef: «De voorbeelden die wij hebben aangetroffen betreffen voor het merendeel
selectieanalyses waarbij (tweede) nationaliteit een criterium was.» uitleggen wat
selectieanalyses zijn en hoe die in zijn werk gaan?
Antwoord 38
De Belastingdienst maakt in zijn dienstverlening en toezicht gebruik van automatisering.
Het is namelijk ondoenlijk geworden om de tientallen miljoenen aangiften en verzoeken
handmatig af te doen. Om die reden worden verschillende selectie-instrumenten gebruikt
om op basis van beschikbare gegevens te bepalen welke van vele aangiften, verzoeken
of aanvragen beoordeeld worden. Selectie-instrumenten zijn de geautomatiseerde (hulp)middelen
die daarvoor gebruikt worden. Risicomodellen en selectiemodules zijn voorbeelden van
centrale selectie-instrumenten. Zo komt de eerste geautomatiseerde selectie van aangiften,
aanvragen en verzoeken met de grootste kans op fouten tot stand met behulp de centrale
risicomodellen en selectiemodules. Deze selectie wordt ook wel een «uitworp» genoemd.
Veelal blijkt dat de uitworp van de risicomodellen en selectiemodules verfijnd moet
worden om goed aan te sluiten bij de beschikbare capaciteit en vindt een vorm van
doorselectie plaats.
Daarnaast worden onder meer met behulp van verschillende informatieproducten (bijvoorbeeld
query’s) en lokale applicaties (LOA’s) analyses gemaakt op basis van beschikbare data
van de Belastingdienst, die bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden om (branche)gerichte
(boeken)onderzoeken te doen of onderzoek naar fraudefenomenen en ondermijning. Dat
kan op basis van eenmalige analyses of op regelmatige basis.
Het is belangrijk dat de Belastingdienst zorgvuldig omgaat met (persoons)gegevens van burgers en dat het gebruik in lijn is met wet- en regelgeving zoals
de AVG. Mijn ambtsvoorganger heeft in zijn brief van 15 november 2019 (Kamerstuk 31 066, nr. 538) toegezegd dat de Belastingdienst de nationaliteit van burgers enkel nog in het toezicht
zal gebruiken als daar een expliciete grondslag voor is in wet- en regelgeving. Dit
beleid ten aanzien van het gebruik van nationaliteit gaat daarmee verder dan de AVG
voorschrijft
Vraag 39
Kunt u aangeven met wie signalen werden gedeeld vanuit de postbus Toeslagen externe
overheidssamenwerking Postbus (bijlage D)? Kunt u aangeven van wie daar signalen ontvangen
werden?
Antwoord 39
Bij de postbus Toeslagen externe overheidssamenwerking (hierna: TEOS Postbus) kunnen
medeoverheden verzoeken om informatie van Toeslagen indienen. Op dit moment wordt
onderzocht of, en zo ja met wie er signalen werden gedeeld.
Vraag 40
Hoe worden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur nu geborgd?
Antwoord 40
De naleving van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is een onlosmakelijk
onderdeel van de werkzaamheden van de Belastingdienst en de toepassing ervan kan op
velerlei onderdelen en momenten in het proces rond de belastingheffing aan de orde
zijn. De borging van deze beginselen is en blijft een zeer belangrijk aandachtspunt
binnen de vaktechnische infrastructuur. Bijvoorbeeld bij de verplichting om een genomen
beslissing te motiveren aan belanghebbende, door middel van onder andere collegiale
toetsing op brieven is dit beginsel geborgd.
Vraag 41
Zijn alle mensen die onterecht geweigerd zijn voor de minnelijke schuldhulpsanering
al in beeld? Hoe gaat u deze mensen benaderen en hoe gaat u ze helpen?
Antwoord 41
De belastingdienst is druk bezig om alle burgers die wellicht ten onrechte zijn afgewezen
voor deelname aan een MSNP-traject in beeld te brengen. Dit wordt gedaan aan de hand
van beschikbare informatie (zowel digitaal als fysiek) binnen de belastingdienst.
Alle burgers waarvan een vermoeden bestaat dat hun verzoek in het verleden ten onrechte
is afgewezen krijgen een invorderingspauze aangeboden tot dat hun dossier is behandeld.
Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan een tegemoetkomingsbeleid voor benadeelde burgers.
Daarbij gaat de Belastingdienst uit van eigen handelingen. Met andere woorden: als
blijkt dat de Belastingdienst ten onrechte een verzoek heeft geweigerd, wordt niet
gekeken naar overige schuldeisers en zal de burger in kwestie in aanmerking komen
voor tegemoetkoming.
Vraag 42
Hoe komt het dat FSV niet is «gevonden» bij de zoektocht naar of de Belastingdienst
wel AVG-proof is?
Antwoord 42
Tijdens de implementatie van de AVG heeft de Belastingdienst verwerkingen nagelopen
op AVG-vereisten zoals rechtsgrond, doelbinding en autorisaties. Naar aanleiding van
de FSV-problematiek heeft de Belastingdienst een onderzoek gestart. Uit dat onderzoek
kwam naar voren dat die analyses ten tijde van de implementatie van de AVG niet altijd
diep genoeg zijn uitgevoerd. Zoals aan de Kamer toegezegd, is de Belastingdienst daarom
begonnen met het valideren van alle verwerkingen.
Vraag 43
Welke voorbeelden zijn er aangetroffen in «communicatie binnen en met de Belastingdienst
over de signalering van risico’s waarbij het risico op fraude werd gebaseerd op persoonskenmerken
zoals nationaliteit en uiterlijk voorkomen»?
Antwoord 43
Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld19. Op één na betreffen de voorbeelden waarin het om communicatie binnen de Belastingdienst.
Voorbeeld 1.5 uit 2016 betreft een mailwisseling tussen een medewerker van de Belastingdienst
en een van de politie over een schijnbaar reeds afgesloten casus.
Vraag 44
Welke voorbeelden zijn er aangetroffen in «communicatie BINNEN de Belastingdienst
over de signalering van risico’s waarbij het risico op fraude werd gebaseerd op persoonskenmerken
zoals nationaliteit en uiterlijk voorkomen»?
Antwoord 44
Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld20. Op één na betreffen de voorbeelden waarin het om communicatie gaat binnen de Belastingdienst.
Voorbeeld 1.5 uit 2016 betreft een mailwisseling tussen een medewerker van de Belastingdienst
en een van de politie over een schijnbaar reeds afgesloten casus.
Vraag 45
Welke voorbeelden zijn er aangetroffen in «communicatie BINNEN de Belastingdienst
over de signalering van risico’s waarbij het risico op fraude werd gebaseerd op persoonskenmerken
zoals nationaliteit en uiterlijk voorkomen»?
Antwoord 45
Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld21. Op één na betreffen de voorbeelden waarin het om communicatie gaat binnen de Belastingdienst.
Voorbeeld 1.5 uit 2016 betreft een mailwisseling tussen een medewerker van de Belastingdienst
en een van de politie over een schijnbaar reeds afgesloten casus.
Vraag 46
Om welke persoonskenmerken ging het?
Antwoord 46
Op 10 februari jl.22 heb ik een toelichting van PwC met uw Kamer gedeeld. PwC noemt hierin leeftijd, geslacht,
materieel bezit en niet-westers voorkomen. Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden
met uw Kamer gedeeld23.
Vraag 47
Om welke nationaliteiten ging het?
Antwoord 47
In de voorbeelden worden de Nederlandse, Guyaanse, Turkse, Egyptische, Tunesische,
Marokkaanse en Surinaamse nationaliteiten genoemd alsook Oost-Europese nationaliteiten,
de meeste in een draaitabel van geaggregeerde sommen giftenaftrek met het aantal mensen
per eerste of tweede nationaliteit dat deze aftrekpost opvoerde (voorbeeld 2).
Vraag 48
Om welke vormen van uiterlijk voorkomen ging het?
Antwoord 48
Dit betreft voorbeeld 3.2, waarin een medewerker schreef dat hij een «opvallende»
auto had gezien met daarin «een aantal opvallende personen» die «nogal showend» op
en neer reden.
Vraag 49
Kunnen alle e-mails en alle andere vormen van communicatie waarin persoonskenmerken
zijn gebruikt aan de Kamer worden toegezonden?
Antwoord 49
Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld24.
Vraag 50
Kan het kabinet een klacht indienen over de Belastingdienst bij het College voor de
Rechten van de Mens over de gebruikte risicosignalering op persoonskenmerken, zoals
nationaliteit en uiterlijk voorkomen?
Antwoord 50
Een bewindspersoon kan het College voor de Rechten van de Mens verzoeken om te beoordelen
of in een bepaalde kwestie sprake is van een ongeoorloofd onderscheid als bedoeld
in de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen
en/of artikel 646 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Ook de Belastingdienst zelf
zou om advies kunnen vragen over de door de Belastingdienst gebruikte risicosignalering.
Vanwege de diverse onderzoeken die al zijn gedaan of nog lopen is van deze mogelijkheid
geen gebruik gemaakt.
Vraag 51
Kan het kabinet een klacht indienen over de Belastingdienst bij het Europees Hof voor
de Rechten van de Mens over de gebruikte risicosignalering op persoonskenmerken, zoals
nationaliteit en uiterlijk voorkomen?
Antwoord 51
Het is voor de Nederlandse Staat niet mogelijk om een klacht in te dienen bij het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens over de gebruikte risicosignalering door
de Belastingdienst. De Nederlandse Staat kan alleen over – publieke instanties van –
andere Staten een klacht indienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Vraag 52
Kan het kabinet een klacht indienen over de Belastingdienst bij het Europees Hof van
Justitie over de gebruikte risicosignalering op persoonskenmerken, zoals nationaliteit
en uiterlijk voorkomen?
Antwoord 52
Het is voor de Nederlandse Staat niet mogelijk een klacht in te dienen bij het Hof
van Justitie van de Europese Unie over de gebruikte risicosignalering door de Belastingdienst.
De Nederlandse Staat kan alleen een klacht over een inbreuk op de EU-regelgeving door
andere lidstaten voor advies indienen bij de Europese Commissie; waarna mogelijk een
klacht kan worden ingediend bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Vraag 53
Kan het kabinet aangifte doen over de Belastingdienst bij het Openbaar Ministerie
en de politie inzake de gebruikte risicosignalering op persoonskenmerken, zoals nationaliteit
en uiterlijk voorkomen?
Antwoord 53
Iedereen, dus ook het kabinet, kan aangifte doen van (vermoedens van) een misdrijf.
Een openbaar college of een ambtenaar is op grond van artikel 162 van het Wetboek
van Strafvordering gehouden aangifte te doen van vermoedens van onder meer ambtsmisdrijven.
In mijn brief van 24 februari 2022 ben ik ingegaan op de waarnemingen van PWC over
verwijzingen naar nationaliteit of uiterlijk voorkomen in communicatie over risicosignalering,
en op de (lopende) vervolgonderzoeken op dit terrein. Aldaar heb ik tevens aangegeven
dat verschillende van de bijgevoegde voorbeelden op geen enkele wijze passen bij de
rechtstatelijk correcte en professionele Belastingdienst die ik voor ogen heb. Dit
betekent echter niet dat hiermee ook sprake is (geweest) van een (ambts)misdrijf.
Op dit moment zie ik geen grond om aangifte te doen van vermoedens van een misdrijf.
Vraag 54
Kan het kabinet intern disciplinaire maatregelen nemen inzake de gebruikte risicosignalering
op persoonskenmerken, zoals nationaliteit en uiterlijk voorkomen?
Antwoord 54
Het kabinet kan geen disciplinaire maatregelen nemen die ingrijpen in de relatie werkgever
– werknemer. Immers, de mogelijkheid om disciplinaire maatregelen te treffen vloeit
voort uit het arbeidsrecht en uit de cao Rijk die beiden van toepassing zijn op de
arbeidsovereenkomst tussen de Staat werkgever en werknemers. Het op disciplinaire
wijze ingrijpen op de arbeidsrelatie is voorbehouden aan de Staat als werkgever.
Ik zoals ik in mijn brief van 29 maart heb aangegeven heb ik de Belastingdienst gevraagd
om in het kader van het programma «cultuur en leiderschap» te reflecteren hoe dit
kon gebeuren, gesprekken aan te gaan met de betreffende leidinggevenden en medewerkers
en indien nodig passende maatregelen te treffen. Het doel van deze aanpak is om vanuit
«lessons learned» te voorkomen dat dit in de toekomst weer gebeurt. Hiervoor wordt
een structuur opgezet om de voortgang nauwlettend te bewaken. Ik zal uw Kamer hierover
periodiek rapporteren, met inachtneming van het beginsel van goed werkgeverschap dat
geldt in de relatie tussen de Belastingdienst en zijn werknemers.
Vraag 55
Klopt het dat door vermelding op de zwarte lijst van de FSV mensen buitengesloten
werden van MSNP, kwijtschelding en persoonlijke betalingsregeling? Klopt het dat dit
weer kon leiden tot onoverkomelijke financiële problemen en een onbeheersbare neerwaartse
spiraal op financieel gebied?
Antwoord 55
Een van de effecten van FSV die PwC in de onderzoeken naar Toeslagen en Particulieren
heeft geïdentificeerd betreft de financiële consequenties als gevolg van de indicatie
«1x1» in FSV. Deze indicatie duidde erop dat de betreffende burger onder behandeling
viel van speciale invorderingsteams binnen het Landelijk Incassocentrum (LIC). Deze
invorderingsteams onderzochten of de burger schuld had aan het oplopen van de Toeslagen-
of Belastingschuld. Burgers met een registratie «1x1» in FSV zijn bij invorderingsactiviteiten
uitgesloten van een persoonlijke betalingsregeling of minnelijke schuldsanering (MSNP),
los van de inhoudelijke beoordeling van het signaal.
In het rapport naar de effecten van Toeslagen is gebleken dat bij circa 12% van de
burgers een betalingsregeling of MSNP is afgewezen, waarbij de burger ook een 1x1-indicatie
had.
«In het rapport naar de effecten van de FSV-registraties bij Particulieren is gebleken
dat bij circa 4% van de burgers met een FSV-registratie een betalingsregeling of MSNP
is afgewezen, waarbij de burger ook een 1x1-indicatie had.
Vraag 56
Klopt het dat een persoonlijke betalingsregeling (PBR) bestond of bestaat uit 24-maandelijkse
op draagkracht gebaseerde betalingstermijnen, waarna de rest kwijtgescholden werd
of wordt? Klopt het dus dat het wel of niet toegelaten worden tot zo’n PBR het verschil
kan maken tussen wel of niet financieel worden geruïneerd?
Antwoord 56
Bij een persoonlijke betalingsregeling voor toeslagschulden wordt inderdaad een regeling
van maximaal 24 maanden toegestaan op basis van de betalingscapaciteit. Eventuele
restschulden worden na betaling van 24 termijnen buiten de invordering gesteld en
niet kwijtgescholden. Awir kent namelijk geen kwijtscheldingsbepalingen. Buiten invordering
gestelde vorderingen kunnen nog 3 jaar verrekend worden met eenmalige teruggaven inkomstenbelasting
of eenmalige nabetalingen toeslagen.
Als een persoonlijke betalingsregeling wordt geweigerd bestaat nog altijd de mogelijkheid
van standaard betalingsregeling van 24 maanden waarbij het bedrag van de vordering
in 24 maanden volledig voldaan dient te worden. Het is niet uit te sluiten dat burgers
door weigering van een persoonlijke betalingsregeling in financiële problemen zijn
gekomen.
Vraag 57
Waarom wordt het 1x1 vinkje zo genoemd? Op basis waarvan kreeg iemand een dergelijk
vinkje?
Antwoord 57
1x1 heeft geen specifieke betekenis. Het is een code binnen het invorderingssysteem
waarmee in verleden bepaalde risico werd aangegeven. Een 1x1 code kon in systeem worden
ingebracht door een notering in FSV, door een signaal vanuit Toeslagen maar het was
ook voor individuele medewerkers mogelijk om een 1x1 notering in systemen aan te brengen.
Vraag 58
Waarom interpreteerde de Afdeling Invordering het 1x1 vinkje anders (bewezen fraude
in plaats van mogelijke fraude) dan de andere afdelingen? Waarom communiceerden de
afdelingen hierover onderling blijkbaar niet goed?
Antwoord 58
1X1 gold binnen de invordering als een mogelijk fraude signaal. De invordering ging
hierbij uit van een toets aan de voorkant. In theorie kan de invorderaar bij beoordeling
van verzoeken een eigen afweging maken maar in praktijk baseerde de invordering zich
op signalen vanuit de heffing en toeslagen.
Vraag 59
Klopt het dat bij 11 procent van de onderzoekspopulatie «bijzondere persoonsgegevens»
of «informatie over nationaliteit» staan vermeld? Zo ja, dan gaat het toch over veel
meer dan 25 e-mails?
Antwoord 59
Het betreft hier twee verschillende zaken. Enerzijds zijn er FSV-registraties die
incidenteel informatie over nationaliteit bevatten. Dit is de 11% uit de vraag. Dit
betreft een schatting op basis van een gestratificeerde steekproef voor een deel van
populatie in FSV, namelijk registraties door de directie Particulieren van 2014 tot
en met 2019. Het gaat hier naast nationaliteit om bijzondere persoonsgegevens zoals
gedefinieerd in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Anderzijds zijn er de voorbeelden die PwC heeft aangetroffen, die niet alleen uit
FSV maar ook uit bijvoorbeeld postbussen of schijven komen. Dit zijn er 26, waarvan
een deel e-mails is. Acht voorbeelden betreffen communicatie over individuele casussen
waarin onder andere wordt genoemd dat de betreffende burger of, voor fiscaal dienstverleners,
diens klantenbestand een migratieachtergrond had.
Vraag 60
Wat wordt verstaan onder «bijzondere persoonsgegevens»?
Antwoord 60
Bijzondere persoonsgegevens zijn gegevens die naar hun aard bijzonder gevoelig zijn
vanwege de relatie met grondrechten en fundamentele vrijheden. Omdat de context van
de verwerking ervan significante risico’s mee kan brengen verdienen bijzondere persoonsgegevens
specifieke bescherming.
Onder bijzondere persoonsgegevens worden op grond van de AVG de persoonsgegevens gerekend
waaruit het volgende blijkt: ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze
of levensbeschouwelijke overtuiging of het lidmaatschap van een vakbond. Genetische
gegevens, biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een persoon,
gegevens over gezondheid en gegevens over seksueel gedrag en seksuele gerichtheid
worden ook aangemerkt als bijzondere persoonsgegevens.
Vraag 61
Wat wordt verstaan onder «informatie over nationaliteit»? Betreft dit eerste of tweede
nationaliteit? Om welke nationaliteiten ging dit?
Antwoord 61
Onder antwoord 59 ben ik ingegaan op het percentage registraties in FSV dat informatie
over nationaliteit bevatte. Hier is geen onderscheid te maken naar vermeldingen van
eerste of tweede nationaliteit.
Vraag 62
Welke wet- en regelgeving is overtreden door de onrechtmatige verwerking van deze
(persoons)gegevens?
Antwoord 62
De wijze waarop de Belastingdienst FSV heeft ingezet heeft geleid tot meerdere ernstige
overtredingen van de AVG en de voorloper van de AVG (Wet bescherming persoonsgegevens).
Dit is beschreven in het onderzoeksrapport van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)
«Verwerkingen van persoonsgegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV)» van
29 oktober 2021. De AP komt in haar rapport tot de volgende constateringen:
1. Er was voor de verwerkingen van persoonsgegevens in FSV geen grondslag;
2. De applicatie FSV had geen welbepaalde en uitdrukkelijk omschreven doeleinden voor
het verzamelen van persoonsgegevens;
3. In FSV stonden onjuiste persoonsgegevens en niet-geactualiseerde persoonsgegevens
en de Belastingdienst heeft geen maatregelen genomen om de persoonsgegevens te rectificeren
of te wissen;
4. Persoonsgegevens werden langer bewaard dan noodzakelijk;
5. Er waren onvoldoende passende technische en organisatorische maatregelen genomen ten
aanzien van toegangsbeveiliging; en
6. De functionaris voor gegevensbescherming (FG) was te laat betrokken bij de uitvoering
van de gegevensbeschermingseffectbeoordeling van FSV.
Op 12 april jl. heeft de AP het boetebesluit openbaar gemaakt. De AP heeft het totale
bedrag van de opgelegde boetes vastgesteld op € 3.700.000. Ik heb uw Kamer hier op
12 april over geïnformeerd (Kamerstuk 31 066, nr. 1001).
Vraag 63
Wat hield «intensief toezicht» precies in? Wat waren de gevolgen van «intensief toezicht»?
Antwoord 63
De strategie van de Belastingdienst is erop gericht het gedrag van burgers en bedrijven
zodanig te beïnvloeden dat zijn structureel (fiscale) regels naleven (compliance).
Dit betekent het burgers en bedrijven zo gemakkelijk mogelijk maken om hun wettelijke
verplichtingen na te komen en hun rechten geldend te maken door (semi-) massale processen
juist en tijdig uit te voeren en passende dienstverlening te leveren. Verder oefent
de Belastingdienst adequaat toezicht uit en dwingt hij waar nodig naleving bestuurs-of
strafrechtelijk af (Zie Uitvoerings- en handhavingsstrategie Belastingdienst (januari
2022). Een deel van de laatste zinsnede «... dwingt hij waar nodig naleving bestuursrechtelijk
af», ziet op «intensief toezicht». Dat wordt ook wel «fraudebestrijding of -aanpak».
Ik wil dan ook hier verwijzen naar mijn brief aan uw kamer van 17 juni 2021 over de
fraudeaanpak (Kamerstuk 31 066, nr,. 851).
Binnen de directie Particulieren werken intensief toezichtteams en reguliere toezichtteams.
De intensief toezichtteams behandelden voornamelijk aangiften die aan de Poort waren
geselecteerd met een AKI-code 1043. Deze AKI-code werd «gedeblokkeerd» (beëindigd)
als nieuwe aangiften niet risicovol bleken te zijn. Daarbij werd ook rekening gehouden
met de bevindingen van de inspecteur ten aanzien van eerdere aangiften. De fiscale
beoordeling van de aangifte was binnen het intensief toezicht en het regulier toezicht
gelijk.
Vraag 64
In welke CAF-onderzoeken zijn analyses op nationaliteit gedaan om zicht te krijgen
op bepaalde groepen?
Antwoord 64
Op 24 februari jl. heb ik de bedoelde voorbeelden met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk
31 066, nr. 977). De bedoelde analyses op nationaliteit lijken voort te zijn gekomen uit een onderzoek
uit 2015 naar grootschalige fraude waarbij vervalste kwitanties werden opgevoerd om
gefingeerde giften aan Algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) af te trekken.
Mijn voorganger heeft uw Kamer op 15 november 2019 (Kamerstuk 31 066, nr. 538) geïnformeerd over de gedane query op nationaliteit en daarbij citaten uit het betreffende
onderzoek gegeven. Op 25 januari jl. heb ik bovendien extern onderzoek naar het werk
van CAF toegezegd (Kamerstuk 31 066, nr. 977)
Vraag 65
Waarom zijn onderzoeken naar burgers gestart als pressiemiddel in het onderzoek naar
bepaalde facilitators? Waarom zijn deze facilitators niet rechtstreeks onderzocht,
maar zijn burgers hier op een verkeerde manier bij betrokken geraakt?
Antwoord 65
De voorbeelden van PWC geven een verdeeld beeld van de casuïstiek. In de voorbeelden
was er sprake van een strafrechtelijke of bestuurlijke aanpak gericht op de facilitator.
Indien een facilitator in beeld kwam, was het uitgangspunt dat de Belastingdienst
de aangiften van de betrokken belastingplichtigen beoordeelde. Bij een vermoeden van
onjuiste aangiften werden er vragenbrieven en/of vooraankondigingen gestuurd. Dit
werd gedaan met het oog op een juiste belastingheffing. Bijkomend effect was dat hierdoor
het aangiftegedrag van de adviseur positief werd beïnvloed.
Op 25 januari jl. heb ik aangekondigd dat ik het onderzoek naar de werkwijze van CAF
extern laat uitvoeren. Wanneer een externe partij is geselecteerd zal ik uw Kamer
via de voortgangsrapportage HVB informeren over de planning en opzet.
Vraag 66
Klopt het dat in de onderzoekspopulatie 536 keer deling met een externe partij heeft
plaatsgevonden? Klopt het dat dat in 66 (25+21+20) gevallen hiervan deling met een
partij buiten de overheid heeft plaatsgevonden?
Antwoord 66
De in de vraag genoemde aantallen kloppen, maar het is belangrijk erop te wijzen dat
zij komen uit het rapport over externe gegevensdeling en niet uit het rapport over
de effecten van voor burgers van FSV-registraties gemaakt door de directie Particulieren.
Bij het onderzoek Particulieren is gewerkt met een «onderzoekspopulatie», in dit geval
een gestratificeerde steekproef voor een deel van populatie in FSV, namelijk registraties
door de directie Particulieren van 2014 tot en met 2019. De bevindingen uit het rapport
externe gegevensdeling zien op de hele populatie in FSV.
Vraag 67
Waarom heeft PwC niet onderzocht of er een grondslag bestond voor het delen van informatie
uit FSV? Klopt het dat PwC desondanks het aannemelijk acht dat de gegevensdeling niet
past binnen de bestaande convenanten met uitvoeringsorganisaties?
Antwoord 67
PwC heeft drie onderzoeksvragen beantwoord:
1. Welke gegevens zijn vanuit FSV via de functionele e-mailboxen van de fraude/intensief
toezicht teams van de directies Toeslagen, Particulieren, MKB of via fysieke uitwisseling
(USB, etc.) gedeeld met derde partijen?
2. In welke mate heeft deze gegevensdeling plaatsgevonden?
3. Met welke partijen heeft er gegevensdeling plaatsgevonden?
Het beoordelen van de juridische grondslag maakte geen deel uit van de onderzoeksopdracht.
PwC heeft wel een eerste analyse gemaakt van drie van de convenanten van de Belastingdienst.
Dit betreft geen volledige juridische analyse en hieruit kunnen nog geen conclusies
worden getrokken. Zoals aangegeven op 25 januari jl. laat ik de juridische grondslag
voor de geconstateerde gegevensverstrekking beoordelen.
Vraag 68
Waarom vielen er 80 functionele postbussen buiten de scope van het onderzoek?
Antwoord 68
Bij de opzet van het onderzoek is gefocust op de 18 functionele e-mailboxen van de
fraude/intensief toezicht teams van de directies Toeslagen, Particulieren, MKB en
op fysieke uitwisseling. De 80 andere postbussen zijn pas tijdens het onderzoek door
de onderzoekers geïdentificeerd als mogelijk relevant en niet onderzocht.
Vraag 69
Waarom zijn zakelijke e-mailboxen van individuele medewerkers niet geanalyseerd?
Antwoord 69
De Belastingdienst en Toeslagen hebben vele tienduizenden huidige en voormalige medewerkers
met elk hun eigen e-mailadres. Het is eenvoudigweg onmogelijk om deze allemaal door
te lichten op mogelijke e-mails waarin burgers in FSV worden genoemd. Bij vaststelling
van de onderzoeksopdracht is daarom gefocust op de functionele e-mailboxen die voor
het onderzoek relevant schenen.
Vraag 70
In hoeverre sluiten de onderzoeken van PwC en de AP over FSV bij elkaar aan? In hoeverre
zijn er nieuwe inzichten in het PwC-onderzoek? Zal het onderzoek van PwC resulteren
in een aanvullend onderzoek van de AP?
Antwoord 70
De PwC-rapporten zijn met de AP gedeeld. De Belastingdienst en de AP zijn hierover
met elkaar in contact. Het AP-onderzoeksrapport ging met name over de ontstaansgeschiedenis
van FSV en hoe de Belastingdienst FSV heeft gebruikt. De onderzoeken van PwC gaan
over het daadwerkelijke effect van FSV op burgers en bedrijven. Daarnaast heeft KPMG
een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke (theoretische) effecten van FSV op burgers
en bedrijven. De AP bepaalt als toezichthouder zelf of er aanvullend onderzoek wordt
uitgevoerd naar aanleiding van de onderzoeken van PwC.
Vraag 71
Waarom hebben medewerkers van de Belastingdienst FSV-gegevens gedeeld met hun privémail?
Antwoord 71
Ik kan een voorbeeld toelichten. In het betreffende incident heeft de medewerker geen
gegevens naar de eigen privé e-mailbox gestuurd. Een collega heeft (als gevolg van
een adresseerfout) een bericht dat bestemd was voor het zakelijke e-mailadres, per
ongeluk verzonden aan het privé e-mailadres van een collega. Deze mail was ook geadresseerd
aan een collega. Deze collega bevestigde de ontvangst van de e-mail aan alle geadresseerden.
Hierdoor is de e-mail nogmaals naar de privé e-mailbox van de betreffende medewerker
gestuurd. In het rapport van PWC is dit gezien als twee delingen naar een privé e-mailbox.
Medewerkers worden er al tijdens de onboarding bij in dienst treden en ook daarna
met bewustwordingsactiviteiten op gewezen dat de privé e-mail niet gebruikt mag worden
om zakelijke informatie te ontvangen of te versturen.
Vraag 72
Heeft de Belastingdienst intussen maatregelen getroffen zodat sensitieve, privacygevoelige
informatie niet meer naar privémailadressen wordt gestuurd?
Antwoord 72
Zie ook de tweede alinea van het antwoord op vraag 71.
De medewerkers van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane verzenden maandelijks ruim
drie miljoen e-mails aan onder andere burgers en bedrijven. Aan een e-mailadres is
niet te herkennen of dit een privé e-mailadres is. Anders dan alertheid van de medewerker
bij het verzenden van een bericht en het niet kunnen gebruiken van webmail-toepassingen,
zoals aangeboden op internet, zijn er dan ook geen maatregelen te treffen ter voorkoming
van het verzenden van e-mail naar een privé e-mailadres.
In specifieke gevallen is de mogelijkheid tot het verzenden van e-mail naar e-mailadressen
buiten de Belastingdienst, onmogelijk gemaakt. Dit geldt bijvoorbeeld voor data-analisten
die vanuit hun rol toegang hebben tot grote gegevensverzamelingen.
Vraag 73
Welke expliciete wettelijke grondslagen bestaan er voor het gebruik van nationaliteit
in de handhaving?
Antwoord 73
Mijn ambtsvoorganger heeft op 22 april 2021 (Kamerstuk 31 066, nr. 816) een overzicht aan uw Kamer doen toekomen met daarin een opsomming van wettelijke
grondslagen voor het gebruik van nationaliteit in het toezicht. Indien er meer expliciete
wettelijke grondslagen voor het gebruik van de nationaliteit van burgers in het toezicht
worden gevonden, breng ik uw Kamer hiervan op de hoogte zoals ik op 27 januari 2022
aan uw Kamer heb toegezegd.
Vraag 74
Bestaan er expliciete wettelijke grondslagen voor het gebruik van uiterlijke kenmerken
in de handhaving? Zo ja, welke zijn dat?
Antwoord 74
Nee, er bestaan geen expliciete wettelijke grondslagen voor het gebruik van uiterlijke
kenmerken in de handhaving.
Vraag 75
Waarom is het werk van de CAF-teams pas op 27 januari 2021 beëindigd? Waarom zat er
3,5 jaar tussen het rapport van de Nationale ombudsman en de beëindiging van de CAF-teams?
Antwoord 75
Op 9 augustus 2017 is het rapport «Geen powerplay maar fair play» van de Nationale
ombudsman (voetnoot) gepubliceerd. Dit rapport gaat over de onevenredig harde aanpak
van 232 gezinnen met kinderopvangtoeslag. In dit rapport speelt het Combiteam Aanpak
Facilitators (CAF) een zeer beperkte rol en wordt het CAF slechts één keer genoemd,
namelijk als team dat ontvangen signalen over mogelijk misbruik analyseerde. In de
brief van 10 juli 2020 is aan uw Kamer gemeld dat het onderhanden werk van het CAF
per 3 juli 2020 is opgeschort en is toegelicht wat daarvan de reden is. Op 27 januari
2021 is gemeld dat de werkzaamheden van het CAF definitief beëindigd zijn en het CAF
team is gestopt.
Vraag 76
Waar zijn de leden van de CAF-teams nu werkzaam? In hoeverre staan de leden van de
CAF-teams onder verscherpt intern toezicht?
Antwoord 76
Ik doe hier geen mededelingen over.
Vraag 77
Waarom duurt het zolang voordat het onderzoek naar de werkwijze van de CAF-teams is
afgerond? Kan de Kamer hierover worden geïnformeerd buiten de HVB-rapportages om,
teneinde te voorkomen dat dit onderzoek ondersneeuwt in een grote brei met informatie?
Antwoord 77
Op 25 januari jl. heb ik aangekondigd dat ik het onderzoek naar de werkwijze van CAF
extern laat uitvoeren. Wanneer een externe partij is geselecteerd zal ik uw Kamer
via de voortgangsrapportage HVB informeren over de planning en opzet. Het is uiteraard
niet mijn bedoeling uw Kamer met de HVB-rapportages onder te sneeuwen in een grote
brei aan informatie.
Vraag 78
Hoe gaat de tegemoetkomingsregeling eruitzien? Hoe gaat de tegemoetkomingsregeling
eruitzien voor de categorieën MSNP, kwijtschelding, persoonlijke betalingsregeling,
intensief toezicht en algemene privacy-schending? Wanneer zal de tegemoetkomingsregeling
beschikbaar komen?
Antwoord 78
Op 6 december 2021 zijn de contouren van een tegemoetkomingsregeling voor onterechte
gevolgen van FSV-registratie met uw Kamer gedeeld. Nu de vijf onderzoeken van PwC
voltooid zijn, kunnen deze contouren verder ingevuld worden. Ik betrek alle bevindingen
uit de verschillende rapporten bij de vormgeving hiervan. Ik doe dat in samenspraak
met uw Kamer en met inachtneming van het budgetrecht van het parlement. Zoals ik in
de aanbiedingsbrief bij deze vragen heb aangegeven verwacht ik begin juni mijn voorstellen
nader uiteen te kunnen zetten.
Vraag 79
Waarom is gekozen voor een steekproef van 380 casussen? Betekent dit dat gemiddeld
gezien een probleem zich (114978/480=)240 keer voor moet doen voor het zichtbaar zou
zijn in het rapport?
Antwoord 79
In de drie deelonderzoeken Toeslagen-Particulieren-MKB zijn 1.380 dossiers bekeken.
Om volledig te achterhalen hoe iemand behandeld is door de Belastingdienst en of dit
gerelateerd was aan FSV moeten de onderzoekers in meer systemen kijken dan alleen
FSV. Dit kost veel tijd. Het is onmogelijk om alle dossiers van alle burgers in FSV
door te lichten. In appendix C van het rapport heeft PwC een onderzoeksverantwoording
gegeven waarin onder meer is ingegaan op welke uitspraken statistisch verantwoord
kunnen worden gedaan op basis van de steekproef.
Vraag 80
Kunt u (op basis van de steekproef) uitgesplitst aangeven in hoeveel gevallen er sprake
was van welk type bijzondere gegevens (etniciteit/nationaliteit, medische gegevens,
justitieel verleden) bij de 13.000 burgers bij wie bijzondere persoonsgegevens en/of
een tweede nationaliteit stond geregistreerd?
Antwoord 80
Het rapport van de AP van 29 oktober 2021 bevat een dergelijke uitsplitsing. Deze
is niet op een steekproef gebaseerd en omvat bovendien de gehele FSV-populatie. In
haar rapport van 29 oktober 2021 schrijft de AP dat in 1.477 registraties bij de Belastingdienst
(0,3%) en 577 (1%) bij Toeslagen nationaliteit is vermeld.
Vraag 81
Waarom waren de aantekeningen over ambtshalve correcties summier? Bestaan er richtlijnen
over de vastlegging van redenen voor ambtshalve correcties? Zo ja, zijn die opgevolgd?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 81
De medewerkers van de directie Particulieren gebruiken een uniform behandelverslag
voor de verslaglegging. PwC meldt in zijn rapport dat in 94% van de gevallen waarin
onderzoek is ingesteld, een behandelverslag aanwezig is. Een mogelijke verklaring
voor de door PwC opgemerkte «vaak summiere» toelichting bij ambtshalve correcties
kan het ontbreken van een reactie van de belastingplichtige op het verzoek van de
Belastingdienst de aftrekposten in zijn aangifte nader te onderbouwen, zijn.
Vraag 82
Kunt u het verschil tussen de volgende twee categorieën toelichten: «Bij registratie(s)
van burger in FSV werd de indicatie «1x1» aangezet en is (gedeeltelijke) kwijtschelding
of MSNP geweigerd, terwijl geen OGS is geconcludeerd.» en «Bij registratie(s) van
burger in FSV werd de indicatie «1x1» aangezet en is daarna, na FSV-registratie, voor
een andere schuld (gedeeltelijke) kwijtschelding, MSNP of persoonlijke betalingsregeling
voor toeslagschuld geweigerd.»?
Antwoord 82
Bij een verzoek tot kwijtschelding, sanering of persoonlijke betalingsregeling wordt
altijd getoetst op verwijtbaarheid.
De term OGS geeft bij de belastingschulden de mate van verwijtbaarheid aan en daarmee
onderbouwt de inspecteur deels hoogte van de eventueel opgelegde boete. OGS bij toeslagschulden
had betrekking op ontstaan van de schulden en was een reden om in de invordering geen
persoonlijke betalingsregeling toe te staan. Terwijl bij belastingschulden een boete
in beginsel geen reden is om een betalingsregeling te weigeren. De indicatie 1x1 heeft
bij belastingschulden voor zover het ging om verzoeken tot een betalingsregeling in
beginsel geen rol gespeeld. Wel als het ging om verzoeken tot kwijtschelding en Minnelijke
schuldsanering. De indicatie 1x1 had bij toeslagschulden vaak tot gevolg dat er geen
persoonlijke betalingsregeling werd toegestaan maar een standaard betalingsregeling
was altijd mogelijk. Ook bij toeslagschulden kon een 1x1 indicatie leiden tot afwijzing
bij verzoeken tot minnelijke schuldsanering.
Vraag 83
Kunt u de tabel op pagina 34–35 zonder verspringing toesturen?
Antwoord 83
De gevraagde tabel is als bijlage25 bijgesloten.
Vraag 84
Is de Belastingdienst, gelet op het feit dat PwC de Belastingdienst aanraadt om een
andere analyse te doen op de totale omvang en wijze van gegevensdeling met derden,
bereid dit onderzoek te doen?
Antwoord 84
Zoals in mijn reactie op het rapport van 25 januari jl. toegezegd laat ik deze analyse
uitvoeren.
Vraag 85
Klopt het dat niet mee is genomen als Belastingdienstmedewerkers gegevens uit FSV
vanuit hun eigen Belastingdienstmailadres hebben gedeeld in plaats van uit de postbus?
Is er reden om te vermoeden dat dit nog veel vaker heeft plaatsgevonden?
Antwoord 85
Dit klopt. Zie ook mijn antwoord op vraag 69. Helaas valt niet uit te sluiten dat
er meer gegevensverstrekking heeft plaatsgevonden. Zoals mijn voorganger op 25 november
2021 schreef blijven er onvermijdelijk dingen die de onderzoekers niet kunnen uitsluiten
of aantonen, bijvoorbeeld of een individuele medewerker ooit telefonisch informatie
heeft doorgegeven.
Vraag 86
Is het voorgekomen dat gegevens indirect gedeeld zijn met een derde partij die nog
niet in bezit was van die gegevens? Welk type derde partijen zijn dat geweest?
Antwoord 86
PwC geeft hierover in het rapport aan dat het indirect delen van informatie 124 keer
is waargenomen. Dit betreffen volgen PwC e-mailberichten waarin informatie uit FSV
is gedeeld met derde partijen, doordat deze mede geadresseerd waren bij de opvolging
van een melding door een Belastingdienstmedewerker. Dit kon bijvoorbeeld voorkomen
wanneer een belastingdienstmedewerker de tipgever bedankte voor de melding en in hetzelfde
bericht een collega vraagt het signaal op te nemen in FSV, daarbij is de externe partij
nog in de mailwisseling opgenomen. Daarnaast kwam het voor dat er een verwijzing naar
FSV was opgenomen in een interne e-mailconversatie onder een bericht aan een derde
partij.
Vraag 87
Is over het algemeen de richtlijn T+5 jaar wel gevolgd, waardoor een FSV-registratie
maximaal zes jaar impact kon hebben op een te goeder trouw handelende burger?
Antwoord 87
Het intensief toezicht door de directie Particulieren werd uitgevoerd naar aanleiding
van de risicoselectie aan de Poort en de eventueel daaruit volgende toekenning van
een AKI-code 1043 of 1044. Vanaf de start van FSV tot begin 2018 is de toekenning
van een AKI-code 1043 of 1044 ook geregistreerd in FSV, maar de uitworp van een aangifte
voor intensief toezicht is niet het gevolg van FSV-registratie.
PwC vermeldt in zijn rapportage (o.a. blz, 14, voetnoot 17) dat hij vanuit data-analyse
op de AKI-data bij 26 burgers heeft waargenomen dat de AKI-code 1043/1044, opgelegd
bij de risicoselectie aan de Poort, langer dan T+5 jaar actief is geweest. Deze 26
burgers vormen minder dan 0,1% van de totaalpopulatie van circa 115.000 burgers in
het onderzoek naar FSV-registraties door Particulieren.
Vraag 88
Klopt het dat nationaliteit niet een van de stratificatievariabelen is in de steekproef?
Antwoord 88
Dit klopt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier