Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Teunissen en Van Raan over de dag van het Natuurlijk Kapitaal
Vragen van de leden Teunissen en Van Raan (beiden PvdD) aan de Ministers van Financiën en voor Natuur en Stikstof over de dag van het Natuurlijk Kapitaal (ingezonden 24 februari 2022).
Antwoord van Minister van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 14 april
2022)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2075.
Vraag 1
Kent u het bericht «De dag van het Natuurlijk Kapitaal – Is Nederland voorbereid op
de voorspelbare toekomst?»?1
Antwoord 1
Ja. Hoewel de «Dag van het Natuurlijk Kapitaal» in Nederland niet algemeen bekend
is, heeft het Global Footprint Network (GNF) mij geïnformeerd dat deze dag op 19 februari
2022 voor de eerste keer zou worden uitgeroepen.
Vraag 2
Bent u zich ervan bewust dat deze zaterdag, 19 februari, de dag van het Natuurlijk
Kapitaal was, wat inhoudt dat Nederland al meer natuurlijke hulpbronnen heeft opgemaakt
dan het Nederlandse ecosysteem in een jaar kan vernieuwen? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, bent u het met de Partij voor de Dieren eens dat het zeer onwenselijk is dat Nederland
al zijn natuurlijk kapitaal voor dit jaar al heeft opgemaakt?
Antwoord 2
De «Dag van het Natuurlijk Kapitaal» illustreert het bekende feit dat de voetafdruk
van ons Nederlandse leefpatroon veel te hoog is voor een duurzaam behoud en herstel
van de biodiversiteit en een goede leefomgeving en voor de draagkracht van onze planeet.
Onze samenleving staat voor de opgave om die voetafdruk substantieel terug te dringen.
Mede in het licht van het feit dat biodiversiteit en klimaat wereldwijd onder druk
staan zet het kabinet zich daarvoor in.
De indicator «Dag van het Natuurlijk Kapitaal» van het GFN vertaalt de totale consumptie
(en afvalproductie) van Nederlandse burgers in een areaal dat jaarlijks nodig zou
zijn om deze consumptiegoederen te produceren en negatieve impacts (b.v. CO2-uitstoot) op te vangen, afgezet tegen het in Nederland beschikbare areaal. Deze beperking
tot Nederlands areaal geeft andere resultaten dan indicators zoals de «Earth Overshoot
Day» en de Nederlandse Overshoot Day, eveneens van het GFN, en heeft weinig reële
betekenis, omdat die geen rekening houdt met onze hoge bevolkingsdichtheid en internationale
verwevenheid. De «Overshoot Day» bijvoorbeeld zet de impact van het Nederlandse consumptiepatroon
in een mondiale context. Ook het Planbureau voor de Leefomgeving gaat voor berekening
van de Nederlandse consumptievoetafdruk uit van de milieudruk ongeacht waar ter wereld
deze plaatsvindt2,3.
Consistente meting van onze ecologische voetafdruk is van belang voor zowel bewustwording
als voor beleidsontwikkeling en -monitoring. Daarom ook voert Wageningen University
& Research (WUR) op verzoek van LNV en in samenwerking met het PBL een onderzoeksprogramma
uit naar bruikbare methodieken voor voetafdrukmeting en opties voor verlaging van
die voetafdrukken.4
Vraag 3
Is het u bekend dat alle Nederlanders samen meer dan twee keer de biocapiteit van
Nederland gebruiken met hun huidige voedselpatroon? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent
u het met de Partij voor de Dieren eens dat deze grote voetafdruk zeer onwenselijk
is en hoe bent u van plan deze voetafdruk te verkleinen?
Antwoord 3
Het is mij bekend dat de voetafdruk van ons huidige voedingspatroon groter is dan
het in Nederland beschikbare areaal per persoon voor voedselproductie.5 Zoals hiervoor vermeld acht ik de inperking tot Nederlands areaal niet reëel.
De voetafdruk van ons voedingspatroon omvat verschillende factoren. Voeding is bijvoorbeeld
verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de CO2-uitstoot van alle consumptie. Binnen het huidige voedselsysteem zijn er diverse mogelijkheden
om de voetafdruk te verkleinen, zoals het verminderen van voedselverspilling, het
eten volgens de Schijf van Vijf, het meer eten van plantaardige eiwitten, dit op maat
te doen en met dichtbij geproduceerde producten.6 Met vertegenwoordigers van voedselketens, banken, kennisinstellingen en beleid wordt
gewerkt aan het geharmoniseerd meten en verlagen van footprints in diverse voedselketens.
In de kabinetsreactie op de evaluatie van de Voedselagenda 2016–2020 zal de Minister
van LNV u hierover uitvoeriger informeren.
Vraag 4
Bent u zich bewust van het feit dat de Nederlandse economie veel meer van de natuurlijke
hulpbronnen vraagt dan Nederland zelf kan produceren? Hoe denkt u over de risico’s
die dit met zich meebrengt? Hoe bent u van plan deze risico’s te mitigeren?
Antwoord 4
Risico’s van onvoldoende binnenlandse beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen
kunnen liggen op veel terreinen, zoals biodiversiteitsverlies en milieudegradatie,
maar ook op het gebied van onrechtvaardige verdeling van welvaart en van strategische
afhankelijkheid. Het laatste aspect is in het licht van de crisis t.g.v. de Russische
inval in Oekraïne en de internationale sancties tegen Rusland in het bijzonder actueel.
Het is echter een gegeven dat ons grondgebied lang niet alle benodigde grondstoffen
voor de Nederlandse samenleving kan voortbrengen en dat daarom internationale handel
nodig is en kansen biedt. Landen beschikken niet over hetzelfde klimaat, geografie,
technologische ontwikkeling en geschoolde beroepsbevolking en kennen daardoor specifieke
relatieve voor- en nadelen. Daardoor is internationale handel vervlochten met de nationale
economie. Zo betrekt Nederland grondstoffen van eigen bodem en uit import en gebruikt
die niet alleen voor eigen consumptie, maar ook voor doorvoer naar andere landen en
productie voor de wereldmarkt. Nederland vervult zo een belangrijke rol voor de economie
van andere landen. Dit kan ook benut worden om verduurzaming internationaal te bevorderen.
Denk bijvoorbeeld aan voorwaarden over het tegengaan van ontbossing voor Europese
consumptie en productie en aan het vergroenen van de financiële sector.
Dit kabinet zet in op het verminderen van de buitenlandse afhankelijkheid bij strategische
goederen en grondstoffen. Dit krijgt in het bijzonder gestalte in Europees verband.
Streven naar meer autarkie beperkt mogelijke risico’s in leveringszekerheid overigens
niet. Het is niet realistisch te verwachten dat onze binnenlandse hulpbronnen kunnen
voorzien in de nationale vraag naar grondstoffen en producten. Internationale handel
bevordert weliswaar wederzijdse afhankelijkheid maar kan ook helpen om risico’s te
verminderen door bijvoorbeeld diversificatie van toeleveranciers en het benutten van
specifieke kwaliteiten en technologie van elders. Handel en een open economie helpen
ook internationale relaties te verbeteren en vergroten de effectiviteit van het investeren
in verduurzaming van internationale handelsketens.
Vraag 5
Bent u bekend met Earth Overshoot Day, de dag in het jaar waarop de mensheid meer
van de natuur heeft gebruikt dan de Aarde in een heel jaar kan regenereren, in 2021
op 29 juli viel, terwijl deze dag in 2020 nog viel op 22 augustus? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
Ja, deze dag krijgt al langer aandacht in Nederland. Zie ook het antwoord bij vraag
2.
Vraag 6
Bent u ervan op de hoogte dat de Nederlandse Overshoot Day, de dag waarop de mensheid
meer gebruikt zou hebben wanneer iedereen leefde als Nederlanders, dit jaar weer is
vervroegd van 3 mei naar 12 april?
Antwoord 6
De GFN-berekeningen geven inderdaad voor 2022 een stijging van de voetafdruk aan.
Ter nuancering dient vermeld te worden dat de datum van 12 april een voorspelling
betreft, die nog bewaarheid moet worden. Verder blijkt uit de berekeningen van het
GFN ook dat in tegenstelling tot het jaar 2022 de Nederlandse voetafdruk in de periode
voor 2022 gemiddeld juist een langzaam dalende trend vertoont.
Vraag 7
Bent u het met de Partij voor de Dieren eens dat het onwenselijk is dat het uitputten
van natuurlijke hulpbronnen toeneemt in plaats van afneemt?
Antwoord 7
Ik ben het met de vragenstellers eens dat de uitputting van natuurlijke hulpbronnen
ongewenst is en terug gedrongen moet worden. Daar zet dit kabinet zich voor in.
Vraag 8
Beaamt u dat de ambitie om de Nederlandse ecologische voetafdruk pas in 2050 tot de
helft te hebben teruggebracht niet in verhouding staat tot het feit dat aan de ene
kant de Nederlandse voetafdruk toeneemt en aan de andere kant de Nederlandse voetafdruk
een onevenredig grote bijdrage levert aan de mondiale voetafdruk?
Antwoord 8
De lange termijn ambitie moet zijn dat ons consumptiepatroon meer in balans komt met
de draagkracht van de planeet en niet meer leidt tot «overshoot» of verdringing van
gerechtvaardigde ambities van andere volken en generaties. Dit wordt ook nagestreefd
via het commitment aan de Sustainable Development Goals. In het bijzonder moeten we
ons in het licht van het feit dat biodiversiteit en klimaat wereldwijd onder druk
staan ook rekenschap geven van de spanning tussen de wens om voldoende welvaart in
het heden voor velen te verzekeren en het streven naar behoud van natuurlijke hulpbronnen
voor toekomstige generaties7. Voor het substantieel terugdringen van de ecologische voetafdruk is een maatschappelijke
transitie naar een klimaatvriendelijke, natuurinclusieve en circulaire samenleving
nodig, waarvoor op korte termijn op veel verschillende terreinen veel in het werk
wordt gesteld. Daar zet dit kabinet zich maximaal voor in. Zie ook het antwoord bij
de volgende vraag.
Vraag 9
Wat gaat u eraan doen om de jaarlijkse ecologische voetafdruk van Nederlanders te
verkleinen?
Antwoord 9
Het voert te ver om hier alle maatregelen van het kabinet op te sommen.
Het substantieel verlagen van de wereldwijde ecologische voetafdruk van de Nederlandse
consumptie vraagt transities en een grote inzet op veel terreinen.8 Veel beleidsprogramma’s die afgelopen jaren op deze terreinen zijn opgestart en waar
dit kabinet zich voor blijft inzetten, dragen bij aan vermindering van de ecologische
voetafdruk.9 Dat geldt bijvoorbeeld voor het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen en
de energietransitie in diverse sectoren (voedsellandbouw, elektriciteit, industrie,
bouw en mobiliteit), de ontwikkeling naar een circulaire economie, de aanpak van de
stikstofproblematiek, de transitie naar een duurzame (kringloop)landbouw en voedselconsumptie,
en het werk in het kader van de Agenda Natuurinclusief10.
Specifiek voor de landbouw zet dit kabinet de koers van het vorige kabinet richting
kringlooplandbouw voort. Kern hiervan is het voortdurende streven naar verlaging van
het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op de leefomgeving. Dit
moet leiden tot minder schadelijke emissies naar bodem, lucht en water, vergroting
van de biodiversiteit én een volhoudbaar en verantwoord gebruik van grondstoffen en
hulpbronnen met een beter verdienvermogen voor boeren, tuinders en vissers. In het
Realisatieplan «Op weg met nieuw perspectief» 11 is beschreven hoe aan deze transitie wordt gewerkt. In het Coalitieakkoord «Omzien
naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» wordt hierbij een sterke focus gelegd
op een gebiedsgerichte aanpak.
Verder wijs ik in het bijzonder ook op het Rijksbrede Programma Nederland Circulair
in 205012. Het kabinet heeft zich ten doel gesteld om in 2030 een halvering van het gebruik
van grondstoffen te bereiken en in 2050 een volledig circulaire economie te hebben.
Veel natuur- en milieuproblemen zijn in de kern te herleiden tot een verspillende
omgang met grondstoffen. In een circulaire economie wordt efficiënter en zorgvuldiger
omgegaan met grondstoffen, materialen en producten, wat de afhankelijkheid van de
winning en productie van nieuwe grondstoffen en materialen beperkt. Ook kan de circulaire
economie bijdragen aan regeneratieve manieren van productie («regenerating nature»).
De transitie naar een circulaire economie kan een belangrijke bijdrage leveren aan
grote maatschappelijke opgaven als het behoud van biodiversiteit, broeikasgasemissiereductie,
verbetering van lucht-, water- en bodemkwaliteit en leveringszekerheid van grondstoffen.
Nog veel andere maatregelen op specifieke beleidsterreinen dragen bij aan verlaging
van de voetafdruk, zoals bijvoorbeeld de eiwittransitie, de vergroening van de financiële
sector, vergroening van handelsinstrumenten in lijn met de akkoorden van Parijs en
Glasgow, de ontwikkeling en uitvoering van EU-regelgeving inzake ontbossingsvrije
producten, internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) en hoge standaarden
voor transparantie, eerlijke productie, mensenrechten, voedselveiligheid, duurzame
groei en klimaat. Tenslotte werkt LNV samen met andere departementen en Rijksdiensten
ook aan verlaging van de eigen voetafdruk als organisatie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.