Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Rudmer Heerema over de voorkeur voor de vakleerkracht bewegingsonderwijs
Vragen van de leden Van Nispen (SP) en Rudmer Heerema (VVD) aan de Ministers voor Primair en Voortgezet Onderwijs en voor Langdurige Zorg en Sport over de voorkeur voor de vakleerkracht bewegingsonderwijs (ingezonden 1 maart 2022).
Antwoord van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs), mede namens de Minister
voor Langdurige Zorg en Sport (ontvangen 11 april 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek «De leerkracht bewegingsonderwijs, tevredenheid
van schoolleiders, ouders en kinderen»?1
Antwoord 1
Ja, dat heb ik.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de conclusies van dit onderzoek, namelijk dat schoolleiders de
kwaliteit van het bewegingsonderwijs hoger beoordelen als het door een ALO2-gediplomeerde vakleerkracht wordt gegeven en door de stijgende inzet van ALO-gediplomeerde
vakleerkrachten bewegingsonderwijs er beduidend meer aandacht is gekomen voor hulp
voor kinderen met een motorische achterstand?
Antwoord 2
Ik vind de waardering voor de ALO-gediplomeerde vakleerkrachten terecht en ben blij
met de toenemende aandacht voor kinderen met een motorische achterstand.
Vraag 3
Deelt u de mening dat meer inzet van ALO-gediplomeerde vakleerkrachten bewegingsonderwijs
kan bijdragen aan kwalitatief goede gymlessen, het implementeren van meer bewegen
op school en het terugdringen van motorische achterstanden?
Antwoord 3
De wet bepaalt dat de lessen bewegingsonderwijs enkel gegeven mogen worden door leerkrachten
die daartoe bevoegd zijn: dat kan een ALO-gediplomeerde vakleerkracht zijn, of een
groepsleerkracht met een aanvullende bevoegdheid bewegingsonderwijs. Ik deel de mening
dat ALO-gediplomeerde vakleerkrachten bijdragen aan kwalitatief goede gymlessen, het
implementeren van meer bewegen op school en het terugdringen van motorische achterstanden.
Een groepsleerkracht met de aanvullende bevoegdheid, waar diegene zelf met het volgen
van een post-HBO opleiding voor heeft gekozen, is echter ook bekwaam om bij te dragen
aan kwalitatief goede gymlessen en het implementeren van meer bewegen op school.
De kwaliteit van bewegingsonderwijs gegeven door een vakleerkracht wordt door schoolleiders
als beter beoordeeld.3 Ook de motorische vaardigheid van leerlingen lijkt verder te verbeteren door bewegingsonderwijs
gegeven door een vakleerkracht in vergelijking met een groepsleerkracht met aanvullende
bevoegdheid.4
Vraag 4
Hoeveel procent van de gymlessen op basisscholen wordt nu al verzorgd door ALO-gediplomeerde
vakleerkrachten bewegingsonderwijs? Wat is het voorziene groeipad daarin voor de komende
jaren?
Antwoord 4
Het is niet mogelijk om een exact percentage te geven van de gymlessen op basisscholen
die verzorgd worden door ALO-gediplomeerde vakleerkrachten bewegingsonderwijs. Dit
heeft te maken met de zeer gevarieerde manier waarop scholen dit vak invullen. Wel
is bekend dat 44 procent van de basisscholen de gymlessen aan groep 3 tot en met groep
8 alleen door een vakleerkracht laat geven5, tegenover 13 procent voor groep 1–2. Door onder andere de beschikbaarheid van werkdrukmiddelen
is dit percentage voor groep 3 tot en met groep 8 tussen 2017 en 2021 toegenomen met
17 procentpunt, van 27 naar 44 procent.
Het is op dit moment niet goed in te schatten welke toename in de aankomende jaren
verwacht kan worden. De stijging in de inzet van vakleerkrachten tussen 2017 en 2021
(17 procentpunt) is significant groter dan de toename tussen 2013 en 2017 (2 procentpunt).
Deze snelle stijging in de afgelopen vier jaar is voornamelijk toe te schrijven aan
de komst van de werkdrukmiddelen. De inzet van de middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs kunnen mogelijk ook invloed gehad hebben op deze stijging.
Vraag 5
Deelt u de mening dat, gelet ook op de uitkomsten van dit onderzoek, het streven er
op moet zijn gericht alle lessen bewegingsonderwijs te laten geven door ALO-gediplomeerde
vakleerkrachten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Het huidige beeld van de arbeidsmarkt in het onderwijs geeft een tekort aan zowel
groepsleerkrachten en vakleerkrachten bewegingsonderwijs weer. Met de inmiddels afgelopen
subsidieregeling post-initiële leergang bewegingsonderwijs werden van 2018 tot en met 2021 groepsleerkrachten daarom gestimuleerd om hun aanvullende
bevoegdheid te halen. Deze investeringen van de groepsleerkrachten, scholen en het
Rijk zouden door het intrekken van hun bevoegdheid teniet worden gedaan. Bovendien
is het voor vooral kleinere scholen ook prettig als zij gymlessen kunnen laten verzorgen
door groepsleerkrachten met een aanvullende bevoegdheid (zie ook het antwoord op vraag
6). Ik wil daarom, naast de ALO-gediplomeerde vakleerkrachten, de mogelijkheid van
de inzet van een groepsleerkracht met aanvullende bevoegdheid laten bestaan.
Vraag 6
Welke organisatorische of financiële belemmeringen staan er aan in de weg dat alle
gymlessen door ALO-gediplomeerde vakleerkrachten gegeven worden? Wat kunt u doen om
deze, in overleg met het onderwijs, zo goed en zo veel mogelijk weg te nemen?
Antwoord 6
Uit het rapport Lesuren bewegingsonderwijs in Nederland van het Mulier Instituut (2021) blijkt dat in 2021 gemiddeld 84 minuten bewegingsonderwijs
per week werd aangeboden. Indien deze lessen alleen gegeven zouden mogen worden door
vakleerkrachten die zijn afgestudeerd aan de ALO, zijn nog eens circa 4.000 additionele
fte’s nodig. Jaarlijks studeren er circa 750 studenten aan de ALO af, die een bevoegdheid
voor zowel het vo en po hebben. Ervan uitgaande dat de vakleerkrachten een volledige
betrekking krijgen, en dat alle afgestudeerden in het primair onderwijs willen gaan
werken, zou dat betekenen dat er 3250 extra vakdocenten moeten worden opgeleid. Het
is onwaarschijnlijk dat op korte termijn een dergelijk groot aantal extra studenten
zich aanmeldt en opleidingsplaatsen voor kunnen worden gecreëerd.
Ook zijn er niet voldoende middelen om enkel vakleerkrachten aan te stellen. Van de
basisscholen die een vakleerkracht bewegingsonderwijs in dienst hebben, financiert
41 procent hiervan dit volledig of gedeeltelijk vanuit de werkdrukmiddelen.6 De werkdrukmiddelen zijn structureel en scholen kunnen deze blijven inzetten voor
vakleerkrachten. Scholen mogen de werkdrukmiddelen echter ook aan andere doeleinden
dan enkel vakleerkrachten (voor bewegingsonderwijs of andere vakken) besteden, en
veel scholen doen dat dan ook.
Daarnaast komt een vakleerkracht vaak bovenop de formatie van een school: een schoolleider
zorgt er eerst voor dat alle groepen een bevoegde groepsleerkracht hebben, voordat
een vakleerkracht aangenomen zal worden. Het aannemen van een vakleerkracht zorgt
bij kleine scholen voor minder flexibiliteit. Sommige scholen kiezen liever enkel
voor een vakleerkracht voor een ander vak of willen helemaal geen vakleerkracht aanstellen.
Wanneer bewegingsonderwijs enkel door ALO-gediplomeerde vakleerkrachten gegeven zou
mogen worden, zal het voor scholen nog lastiger worden om aan de norm van twee uur
bewegingsonderwijs per week te kunnen voldoen.
Vraag 7
Vanaf welk jaar is het volgens u realistisch en mogelijk om al het bewegingsonderwijs
door ALO-gediplomeerde vakleerkrachten te laten verzorgen? Bent u bereid voor de beantwoording
van deze vraag te overleggen met de KVLO7 en de ALO’s?
Antwoord 7
Zoals bij vraag 5 en 6 uiteengezet, is het wat mij betreft niet realistisch en wenselijk
om op korte of langere termijn louter vakleerkrachten in te zetten. Mijn prioriteit
is om te zorgen dat de verplichte twee lesuren bewegingsonderwijs gegeven worden door
een bevoegde leerkracht. Dit doe ik met de middelen die daarvoor tot mijn beschikking
staan en samen met de partners, waaronder de KVLO en de ALO’s. De praktijk laat zien
dat samenwerking op lokaal niveau of andere verdeling van middelen binnen de school
vaak oplossingen kunnen bieden. Met de subsidieregeling Impuls en Innovatie Bewegingsonderwijs ondersteun ik scholen om te komen tot duurzame oplossingen voor de knelpunten die
scholen ervaren bij het aanbieden van bewegingsonderwijs. De beantwoording van deze
vraag is in overleg met de KVLO en de ALO’s opgesteld.
Vraag 8
Bent u bereid met een wetswijziging te komen om ALO-gediplomeerde vakleerkrachten
bewegingsonderwijs in het primair onderwijs verplicht te stellen? Zo niet, waarom
niet? Zo ja, vanaf welk moment zou dat volgens u kunnen?
Antwoord 8
De keuze om een ALO-gediplomeerde vakleerkracht of een groepsleerkracht met bevoegdheid
de lessen bewegingsonderwijs te verzorgen, ligt bij de scholen. Scholen kiezen in
sommige gevallen bewust voor een groepsleerkracht met een aanvullende bevoegdheid
bewegingsonderwijs, bijvoorbeeld omdat zij binnen de school flexibeler ingezet kunnen
worden dan een vakleerkracht. Deze groepsleerkrachten zijn bevoegd en bekwaam om bewegingsonderwijs
te geven. Ik zie, gelet op de huidige onderwijsarbeidsmarkt, geen aanleiding om de
wet op dit punt te wijzigen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs -
Mede namens
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.