Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over het bericht 'Zelfs milieuminister hoeft in Nederland niet elektrisch te rijden'
Vragen van het lid Van Raan aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Defensie over het bericht «Zelfs milieuminister hoeft in Nederland niet elektrisch te rijden» (ingezonden 11 februari 2022).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretarissen van Infrastructuur en Waterstaat van Defensie (ontvangen
11 oktober 2022).
Vraag 1
Kent u de berichten «Zelfs een milieuminister hoeft in Nederland niet elektrisch te
rijden»1 en «Voor een «groen» kabinet rijdt het nog erg smerig»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat slechts 2 van de 31 dienstauto’s volledig elektrisch aangedreven zijn?
Antwoord 2
Dat klopt. Momenteel worden twee bewindspersonen gereden in een zero-emissie dienstauto.
Daarnaast worden 20 semi-elektrische (combinatie benzine- en elektromotor) voertuigen
ingezet voor het vervoer van bewindslieden.
Vraag 3
Klopt het dat de richtlijnen voor het laatst zijn aangescherpt in 2015? Bent u bereid
deze drastisch aan te scherpen?
Antwoord 3
In het Klimaatakkoord heeft de rijksoverheid het doel gesteld dat het civiele wagenpark
in 2028 volledig zero-emissie is. Op weg hier naartoe, is een ontwikkeling naar een
duurzamer wagenpark in gang gezet. Een steeds groter aantal ministeries voert het
«zero-emissie, tenzij» beleid, waardoor in 2021 meer dan de helft van de bestellingen
voor nieuwe dienstauto’s zero-emissie was. In de verduurzamingsopgave van het Rijkswagenpark
moet wel rekening gehouden worden met lopende contracten voor het wagenpark en doelmatige
besteding van middelen. Gelet op het voorgaande zie ik voor het aanscherpen van de
richtlijnen op dit moment geen aanleiding.
Vraag 4
Kun u zich herinneren dat voormalig Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Dijksma begin 2016 al aangaf «ik vind dat de overheid het goede voorbeeld moet geven
als het om het milieu gaat (...) we hebben afgesproken, ook na het historische akkoord
in Parijs, dat we het wagenpark van de overheid gaan vernieuwen daar waar dat kan
en zo milieuvriendelijk mogelijk maken en dan moeten we zelf het goede voorbeeld geven».3
Antwoord 4
Ja. Aan deze afspraak heeft de rijksoverheid verder invulling gegeven in het Klimaatakkoord.
Zie ook het antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Bent u van menig dat dit zes jaar na dato gelukt is? Zo nee, waarom is dit niet gelukt?
Antwoord 5
Het omschakelen van een fossiel aangedreven wagenpark naar een zero-emissie wagenpark,
zoals toegezegd in het Klimaatakkoord, is een omvangrijke operatie. In de verduurzamingsopgave
van het Rijkswagenpark moet immers rekening worden gehouden met lopende contracten
voor het wagenpark, doelmatige besteding van middelen, het aanleggen van de bijbehorende
laadinfrastructuur en de beschikbaarheid van vergelijkbare zero-emissie modellen op
de automarkt. Zo is de verduurzaming van bestel- en werkauto’s, zoals 4x4 voertuigen
en cellenbussen, op dit moment lastiger dan die van personenauto’s. Het aanbod van
de zero-emissie bestel- en werkauto’s is nog zeer beperkt, waardoor een passend alternatief
naar verwachting pas later richting 2028 voorhanden zal zijn.
Eind 2021 bestond het civiele wagenpark van de rijksoverheid uit 17 procent (2.330
van de 13.900 personen- en bestelauto’s) zero-emissie voertuigen. Daarbij moet opgemerkt
worden dat er eind 2021 nog 1.365 zero-emissie voertuigen in bestelling stonden. Het
Ministerie van Defensie (goed voor 45 procent van het Rijkswagenpark) heeft een grote
spreiding door Nederland met beperkte mogelijkheden in de infrastructuur. Zoals in
het coalitieakkoord benoemd, wordt er rekening gehouden worden met de bijzondere positie
van Defensie. Defensie vervangt het civiele wagenpark stapsgewijs met zero-emissie
voertuigen. Ongeveer 40 procent van het wagenpark van Defensie wordt ingezet voor
operationele taakstelling. Vanwege de eisen waaraan deze voertuigen moeten voldoen,
zoals rijden over zwaar begaanbaar terrein, met hoge snelheid lange afstanden afleggen
en 24/7 inzetbaar zijn, kunnen deze op korte termijn niet worden vervangen door zero-emissie
voertuigen. Wanneer het civiele wagenpark van dit ministerie buiten beschouwing wordt
gelaten, dan bedraagt het aandeel zero-emissie voertuigen niet 17 maar 30 procent.
Vraag 6
Kunt u zich herinneren dat voormalig Minister Kamp in 2016 zei nog niet over te willen
stappen op geheel elektrisch, omdat hij regelmatig grotere afstanden moet rijden?
Kunt u aangeven welke rit een bewindspersoon tegenwoordig zou moeten maken die niet
te berijden is met de huidige elektrische auto’s?4
Antwoord 6
Gezien het marktaanbod was dat destijds een begrijpelijke opvatting. Sindsdien is
zowel het aanbod van elektrische personenauto’s, als de actieradius van de gemiddelde
zero-emissie auto enorm gegroeid. Steeds meer ministeries hanteren inmiddels het «zero-emissie,
tenzij» principe bij de aanschaf van nieuwe auto’s.
In de voertuigklasse waarmee bewindspersonen mogen rijden is praktisch elke rit binnen
Nederland te berijden met een zero-emissievoertuig. Echter, zoals ook in eerdere beantwoording
op vragen uit uw Kamer is aangegeven5, dient de dienstauto van een bewindspersoon naast vervoermiddel ook als werkplek.
De voorschriften van de arbeidsomstandighedenwetgeving, zoals die van toepassing zijn
op werknemers, gelden ook voor bewindspersonen. Volgens de Arbeidsomstandighedenwet
dient iedere plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te
worden gebruikt, te worden aangemerkt als arbeidsplaats in de zin van die wet. De
inrichting van de werkplekken moet zoveel mogelijk aan de persoonlijke eigenschappen
van werknemers worden aangepast en worden ingericht volgens ergonomische beginselen.
Het aanbod op de markt van zero-emissie auto’s die aan de gewenste inrichting voldoen
(zoals voldoende been- en hoofdruimte en een ergonomisch aan te passen zitplek), is
op dit moment nog beperkt.
Daarnaast spelen ook de veiligheidsmaatregelen rondom een bewindspersoon een rol bij
de keuze van dienstauto. Zo moet onder alle omstandigheden een dienstauto direct weg
kunnen rijden van de locatie waar de bewindspersoon zich op dat moment bevindt. Daardoor
is een grote batterij met hoge laadsnelheden noodzakelijk. Ook de eventuele toepassing
van beveiligingsvoorzieningen (bijvoorbeeld bepantsering) aan auto’s speelt een rol.
Deze toepassingen leiden tot een verhoging van het gewicht van de auto. Daardoor is
een groter motorvermogen of ander motortype of -aandrijving noodzakelijk om dezelfde
prestaties te kunnen leveren.
Vraag 7
Waarom kan de ene bewindspersoon wel volledig elektrisch rondgereden worden en de
andere niet?
Antwoord 7
Inmiddels rijden twee bewindspersonen zero-emissie en 20 bewindspersonen semi-elektrisch,
dus met een combinatie benzine- en elektromotor. Daar waar 100% zero-emissie wordt
gereden, gebeurt dat naar tevredenheid.
Een aantal nieuw aangetreden bewindspersonen heeft aangegeven zero-emissie te willen
rijden. In beginsel krijgen bewindspersonen de dienstauto van hun voorganger als het
contract daarvan nog niet is verstreken. Ten behoeve van de veiligheid van bewindspersonen
in algemene zin kunnen in geval van dreiging en risico veiligheidsmaatregelen worden
getroffen. Deze kunnen ook het vervoer van de bewindspersoon betreffen. Veiligheidsmaatregelen
kunnen eventueel een belemmering vormen voor zero-emissie rijden. Er kan dan gekozen
worden om semi-elektrisch te rijden.
Vraag 8
Bent u ermee bekend dat in 2016 al demonstratief werd aangetoond dat ook een lange
werkdag met veel reizen voor een bewindspersoon gewoon mogelijk was met een elektrische
auto?6
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9
Kunt u zich herinneren dat mijn collega Wassenberg (PvdD) in 2019 nog vroeg naar de
vergroening van het rijkswagenpark?7
Antwoord 9
Ja.
Vraag 10
Kunt u zich herinneren dat destijds werd aangegeven: «hybride is een tussenstap totdat
geschikte elektrische auto’s beschikbaar komen»? Bent u van mening dat er nog altijd
geen geschikte elektrische auto’s zijn? Zo nee, waarom rijdt nog niet iedereen elektrisch?
Antwoord 10
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 11
Kunt u een update geven van het percentage elektrische auto’s in het rijkswagenpark
(toen slechts 2%)?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 12
Is de uitspraak uit 2019 van uw voorganger dat de ontwikkeling naar een duurzamer
wagenpark de afgelopen jaren rijksbreed te langzaam is gegaan, dat er nog flinke slagen
moeten worden gemaakt, dat de overheid juist het goede voorbeeld wil geven, en dat
zij zich hier samen met haar collega’s actief op inzet, uitgevoerd? En zo ja, hoe?
Antwoord 12
Zoals in voorgenoemde antwoorden toegelicht, is de ontwikkeling naar een duurzamer
wagenpark in gang gezet. Het omschakelen van een fossiel aangedreven wagenpark naar
een zero-emissie wagenpark, zoals toegezegd in het Klimaatakkoord, is echter een omvangrijke
operatie. Zie voorts de antwoorden op vraag 3 en vraag 5.
Vraag 13
Bent u tevreden met de voortgang die sindsdien is gemaakt?
Antwoord 13
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 14
Wat denkt u dat het doet met het draagvlak onder burgers wanneer blijkt dat de overheid
zelf niet kiest voor een duurzamere optie?
Antwoord 14
Het kabinet zet vol in op verduurzaming en is zich bewust van zijn voorbeeldrol. Zie
ook de antwoorden op de vragen 5 en 7.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.