Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Nijboer en Thijssen over de berichten ‘Studenten zien warmtekosten verdubbelen: ‘Het is mijn vakantiebudget’ en ‘Forse prijsverhoging voor huishoudens met ‘duurzame’ stadsverwarming: ‘We steken de houtkachel weer aan’’
Vragen van de leden Nijboer en Thijssen (beiden PvdA) aan de Minister Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de berichten «Studenten zien warmtekosten verdubbelen: «Het is mijn vakantiebudget»» en «Forse prijsverhoging voor huishoudens met «duurzame» stadsverwarming: «We steken de houtkachel weer aan»» (ingezonden 7 januari 2022).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie), mede namens de Minister voor Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening (ontvangen 8 april 2022).
Vraag 1
Kent u de berichten «Studenten zien warmtekosten verdubbelen: «Het is mijn vakantiebudget»»1 en «Forse prijsverhoging voor huishoudens met «duurzame» stadsverwarming: «We steken
de houtkachel weer aan»»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Maakt u zich ook zorgen om de gevolgen van de hoge energieprijzen voor studenten,
die vaak van een klein budget moeten leven?
Bent u ook van mening dat studenten extra gecompenseerd moeten worden voor de hoge
energiekosten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2, 3
De energieprijzen, en in het bijzonder die van gas, zijn in de afgelopen maanden fors
gestegen. De oorlog in Oekraïne heeft hierbij nog verder aantrekkende inflatie en
duurdere import tot gevolg, wat effect heeft op de energieprijzen.
Het kabinet ziet dat deze situatie onzekerheid oplevert omdat mensen zich zorgen maken
of de prijzen blijven stijgen en of ze hun energierekening nog kunnen betalen. Dit
is ook het geval voor studenten.
Het kabinet erkent deze zorgen, maar ziet geen aanleiding om studenten als specifieke
doelgroep extra te compenseren voor de gestegen energieprijzen bovenop de compenserende
maatregelen die het kabinet reeds heeft genomen en die gelden voor alle huishoudens
in Nederland, zoals de verlaging van de energiebelasting en de verhoging van de belastingvermindering.
Om de gevolgen van de stijgende energiekosten verder te dempen, heeft het kabinet
daarbij recent voorgesteld om de tegemoetkoming voor mensen die het meest in de knel
komen te verhogen, het btw-tarief op energie te verlagen, de accijns op benzine, diesel
en LPG te verlagen en versneld in te zetten op verdergaande energiebesparende maatregelen
voor huishoudens. Voor meer informatie over deze aanvullende koopkrachtmaatregelen
zie de Kamerbrief van 11 maart jongstleden (Kamerstuk 35 925 XV, nr. 111).
Vraag 4
Bent u bereid om de extra compensatie energiekosten van 200 euro voor lage inkomens
ook aan studenten te geven?
Antwoord 4
Op 15 maart jongstleden is het wetsvoorstel eenmalige energietoeslag lage inkomens
(voorstel van wet houdende wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig
categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen)
ingediend bij de Tweede Kamer.
De woonsituatie van studenten is zeer divers, ook voor wat betreft de energiekosten.
Vanwege deze diversiteit in woonsituatie is voor deze doelgroep de individuele bijzondere
bijstand een geschikter instrument dan de categoriale bijzondere bijstand. Op deze
wijze komt de financiële ondersteuning vanuit de bijzondere bijstand uitsluitend terecht
bij de studentenhuishoudens die het daadwerkelijk nodig hebben. Er is daarmee een
goede reden waarom gemeenten via de richtlijn wordt geadviseerd studenten als groep
uit te sluiten van de eenmalige energietoeslag.
Volgens het wetsvoorstel is het aan gemeenten om de doelgroep van de eenmalige energietoeslag
te bepalen. Gemeenten kunnen daarbij de beleidskeuze maken om studenten of andere
groepen collectief uit te sluiten van het recht op een eenmalige energietoeslag. Wel
heeft de Minister voor Armoedebestrijding, Participatie en Pensioenen in samenspraak
met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ter bevordering van een uniforme uitvoering
door gemeenten een landelijke richtlijn opgesteld. Vanwege de diverse woonsituatie,
en energiekosten, van studenten wordt in deze richtlijn gemeenten geadviseerd studenten
als groep collectief uit te sluiten van het recht op een eenmalige energietoeslag.
Vraag 5
Kunt u zich voorstellen dat veel mensen nu huiverig zijn om op een warmtenet over
te stappen, gezien het feit dat de prijzen meestijgen en mensen vervolgens aan één
energieleverancier vastzitten? Hoe beoordeelt u dit in het kader van de energietransitie?
Antwoord 5
Ik snap dat mensen geschrokken zijn van de hoge energieprijzen, waardoor ook de tarieven
voor warmte fors zijn gestegen en dat deze stijging het op dit moment minder aantrekkelijk
maakt om over te stappen naar collectieve warmte. Anderzijds hebben de stijgende gasprijzen
ook invloed op de onderliggende kosten voor warmtebedrijven, omdat aardgas direct
(gas als warmtebron of back-up warmtebron) en indirect (bijv. koppeling van warmtecontracten
aan de prijs van aardgas) een rol speelt als warmtebron voor warmtenetten.3 Ik wijs er daarbij op dat de tarieven van de grote warmteleveranciers lager liggen
dan het aan de aardgasprijs gekoppelde maximum tarief dat de ACM voor 2022 op grond
van de huidige Warmtewet heeft vastgesteld. Daarnaast bevat de nieuwe Wet collectieve
warmtevoorziening die ik op dit moment in voorbereiding heb bepalingen die de overstap
naar op kosten gebaseerde tarieven regelt. Daarmee zullen de warmteprijzen transparanter
worden en ik ga er vanuit dat dit een positief effect zal hebben op de energietransitie.
Ik bekijk momenteel hoe ik dit wetsvoorstel voor de zomer aan kan bieden aan de Raad
van State en daarna eind 2022 aan de Tweede Kamer. Vooruitlopend daarop heeft de ACM
onlangs de bevoegdheid gekregen om onderzoek te doen naar de rendementen van individuele
leveranciers, en het tarief voor de betreffende leverancier te corrigeren indien blijkt
dat het door deze leverancier behaalde rendement hoger is dan een door de ACM vast
te stellen redelijk rendement. ACM is op dit moment hard bezig met de implementatie
van deze nieuwe bevoegdheden.4
Vraag 6
Vindt u ook dat stadswarmtetarieven zo snel mogelijk losgekoppeld moeten worden van
gastarieven, zeker gezien de voorgenomen stevige verhoging van de belasting op gas
in het coalitieakkoord?
Antwoord 6
Ja, het is evident dat de maximale warmtetarieven moeten worden losgekoppeld van de
gasprijs en gebaseerd moeten worden op de onderliggende kosten van warmte. Zoals aangegeven
in mijn antwoord op vraag 5 heb ik in dat kader de nieuwe Wet collectieve warmtevoorziening
in voorbereiding.
Vraag 7
Wanneer bent u van plan om wetgeving naar de Kamer de sturen om warmtetarieven los
te koppelen? Kan deze maatregel niet al vóór implementatie van de nieuwe warmtewet
worden doorgevoerd, indien het proces daarmee zou worden versneld?
Antwoord 7
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5 verwacht ik het wetsvoorstel eind 2022
aan te kunnen bieden aan de Tweede Kamer. Het in de huidige Warmtewet vastgelegde
uitgangspunt van de gasreferentie biedt mij geen mogelijkheid de koppeling van het
maximum tarief aan de gemiddelde kosten van een verbruiker van aardgas los te laten.
Daar is wetswijziging voor nodig en die is onderdeel van het genoemde wetsvoorstel.
Vraag 8, 9
Hoe beoordeelt u het feit dat de verhuurder in bovenstaand bericht5 niet de mogelijkheid biedt om energiekosten te besparen door als huishouden minder
warmte te verbruiken?
Vindt u ook dat huishoudens altijd inzicht moeten kunnen hebben in hun verbruik en
dit ook weerspiegeld moeten zien in de energierekening? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen?
Antwoord 8, 9
Ik ben van mening dat warmteverbruikers in principe altijd inzicht moeten hebben in
hun verbruik en dat de in rekening gebrachte kosten ook op dit verbruik gebaseerd
moet zijn. Alleen in uitzonderlijke situaties acht ik een andere verdeelsystematiek
gerechtvaardigd. Ter zake zijn al regels opgenomen. In artikel 8 van de Warmtewet
is bepaald dat een warmteleverancier een individuele meter moet installeren in een
appartementengebouw tenzij dat technisch niet haalbaar en kostenefficiënt is. Indien
dat het geval is dient de leverancier een warmtekostenverdeler te installeren. Alleen
als het plaatsen van een warmtekostenverdeler ook niet kostenefficiënt is mag een
leverancier de kosten verdelen op basis van een andere kostenverdeelsystematiek. In
artikel 8a van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen zijn daarnaast
regels opgenomen ten aanzien van de vraag of de installatie van een individuele meter
technisch haalbaar of kostenefficiënt is en de vraag of de installatie van een warmtekostenverdeler
kostenefficiënt is.
Vraag 10
Sluit u zich aan bij de oproep van de gemeenten Tilburg en Breda, de woningcorporaties
in deze gemeenten en huurders om de verhoogde energieprijzen niet door te berekenen?
Antwoord 10
Het kabinet ziet dat de situatie op de energiemarkten onzekerheid oplevert en dat
mensen zich zorgen maken of de prijzen blijven stijgen en of ze hun energierekening
nog kunnen betalen.
Ik snap de zorgen over de stijging in de energierekening, ook wanneer mensen zijn
overgestapt op collectieve warmte, en dit heeft de volle aandacht van het kabinet.
Aan de andere kant zou het onredelijk zijn om te verwachten dat warmteleveranciers
kostenstijgingen waarmee zij worden geconfronteerd niet doorberekenen in de prijzen
die zij in rekening brengen. Voor zover de gestegen energieprijzen doorwerken kan
ik mij daarom niet vinden in de oproep waaraan de onderhavige vraag refereert.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.