Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Baarle over discriminatie bij de controle op de Basisregistratie Personen
Vragen van het lid Van Baarle (DENK) aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over discriminatie bij de controle op de Basisregistratie Personen (ingezonden 16 maart 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)
(ontvangen 6 april 2022).
Vraag 1
Herinnert u zich uw uitspraken tijdens het plenaire debat over het wetsvoorstel inzake
de Basisregistratie Personen, waarin u aangaf dat er door middel van risicoprofielen
is gediscrimineerd en u heeft toegezegd dit te onderzoeken?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe bent u van plan uw toezegging om de toedracht van deze discriminatie te onderzoeken
gestand te doen, wie voert dit onderzoek uit en hoe waarborgt u de onafhankelijkheid
van dit onderzoek?
Antwoord 2
In de brief die ik 25 maart jongstleden aan uw Kamer zond,2 gaf ik hierover het volgende aan. In oktober vorig jaar deelde mijn ambtsvoorganger
met uw Kamer samenvattingen van alle risicoprofielen die sinds de start van het project
in 2014 zijn gebruikt.3 Daartoe behoorde ook het profiel «Niet meer woonachtig in Nederland», dat in het
verleden in het kader van LAA is gehanteerd door de Belastingdienst/Toeslagen, bij
het onderdeel Toeslagen. Dit profiel betrof alleenstaande personen ouder dan 60 jaar
die in het buitenland zijn geboren en staan ingeschreven op een woonadres in Nederland,
met een lopende uitkering en eventueel een toeslag. Het signaal ging over de vraag
of de betrokkene nog wel op het adres woonde. In het debat op 3 februari jongstleden
over het wetsvoorstel BRP Landelijke Aanpak Adreskwaliteit,4 uitten leden Ceder, Leijten en Van Baarle hun bezwaren tegen dit profiel. Ook ik
keur het af, omdat het feit dat iemand niet in Nederland is geboren, één van de selectiecriteria
binnen dit profiel was. Ik heb uw Kamer toegezegd dat ik onderzoek hoe en waar dit
profiel in het kader van LAA is toegepast.
Bij de Belastingdienst en Toeslagen is reeds intern onderzocht of de verwijzing naar
het betreffende profiel terug te vinden is in het archief van de Terugmeldvoorziening.
Ik kan u op dit moment melden dat de Belastingdienst/Toeslagen mij heeft laten weten
dat er 22 signalen (terugmeldingen over 22 personen) zijn gevonden met een verwijzing
naar het betreffende profiel. Deze signalen zijn eind 2015 aan een drietal gemeenten
geleverd, daarna niet meer. De Belastingdienst/Toeslagen geeft voorts aan dat bij
een van deze 22 personen het adres gewijzigd is in de BRP in de periode oktober 2015
tot oktober 2016. Dit betrof overigens een terugmelding die krachtens de beschikbare
informatie niet door de gemeente in onderzoek genomen is. Er is sprake van een verlaging
van de door betrokkene ontvangen toeslagen in 2016 ten opzichte van 2015. Er is ook
bij drie andere personen (over wie een terugmelding is gedaan) een wijziging ten aanzien
van de toeslagen in de betreffende periode geconstateerd. Bij een persoon had de wijziging
betrekking op de aanvang van een partnerschap. Er was een verlaging van de door betrokkene
ontvangen toeslagen in 2016 ten opzichte van 2015. Bij de twee andere personen had
de wijziging betrekking op het gegeven dat naast de betrokkene ook een andere persoon
in de betreffende periode op het adres ingeschreven is. Er is in beide gevallen sprake
van een verhoging van de door betrokkene ontvangen toeslagen in 2016 ten opzichte
van 2015. De Belastingdienst/Toeslagen heeft niet kunnen vaststellen of en in hoeverre
de wijzigingen in de BRP en ten aanzien van de toeslagen verband houden met de terugmelding
(LAA-signaal). Ook is het mogelijk dat de BRP-wijziging en de vermelde verlagingen
en verhogingen van de toeslagen (mede) het gevolg zijn van andere oorzaken. Er zijn
op dit moment aldus nog geen causale verbanden vastgesteld.
Ik laat onafhankelijk onderzoek uitvoeren door een externe forensisch onderzoeker
naar de toepassing van dit profiel, onder andere bij de drie gemeenten. De resultaten
van dit onderzoek wil ik zo spoedig mogelijk aan uw Kamer melden. Dit onafhankelijk
onderzoek moet uitwijzen of er causale verbanden zijn tussen (1) het LAA-signaal (de
terugmelding) – (2) een eventueel adresonderzoek – (3) een BRP-correctie – (4) een
wijziging in toeslagen of uitkeringen. Het onderzoek zal aldus moeten uitwijzen wat
er met de signalen is gebeurd en of deze daadwerkelijk door gemeenten in onderzoek
zijn genomen. In dit onderzoek gaat het om de beoordeling van de 22 individuele gevallen.
Daarvoor is het noodzakelijk om persoonsgegevens van betreffende personen te verwerken
(op te vragen uit de BRP), zodat bij gemeenten de aanwezige dossiers kunnen worden
opgevraagd. Hierbij moet vanzelfsprekend de privacy van betrokken personen voldoende
gewaarborgd zijn. Als een correctie in de BRP heeft plaatsgevonden is de laatste stap
om te achterhalen welke gevolgen die adrescorrectie had, voor bijvoorbeeld het recht
op een toeslag of uitkering.
Vraag 3
In hoeveel gevallen is het betreffende discriminerende profiel toegepast?
Antwoord 3
De Belastingdienst/ Toeslagen heeft mij laten weten dat er 22 signalen (terugmeldingen
over 22 personen) zijn gevonden met een verwijzing naar het betreffende profiel. Zie
verder het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Zijn er op grond van het betreffende profiel onderzoeken dan wel sancties toegepast?
Zo ja, in hoeveel gevallen?
Antwoord 4
Dat is mij op dit moment niet bekend, het genoemde onafhankelijke onderzoek zal dit
moeten uitwijzen. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Welke maatregelen neemt u om mensen die door het betreffende discriminerende profiel
zijn gedupeerd tegemoet te komen?
Antwoord 5
Het is mij op dit moment niet bekend of dit profiel gevolgen heeft gehad voor de 22
personen, het genoemde onafhankelijke onderzoek zal dit moeten uitwijzen. Zie verder
het antwoord op vraag 2.
Vraag 6
Wie waren op de hoogte van het bestaan van het betreffende profiel en hoe is dit profiel
tot stand gekomen? Kunt u hierbij aangeven tot op welk ambtelijk niveau kennis was
van het bestaan van dit profiel?
Antwoord 6
Het profiel is in 2015 opgesteld voor het project Landelijke Aanpak Adreskwaliteit
(LAA) en is gehanteerd door de Belastingdienst/Toeslagen, bij het onderdeel Toeslagen.
Ik ga ervan uit dat in ieder geval bij de Belastingdienst/ Toeslagen, bij stichting
ICTU (uitvoering LAA) en bij de drie gemeenten die de betreffende signalen ontvingen
op ambtelijk niveau kennis was van het bestaan van dit profiel. Tot op welk ambtelijk
niveau deze kennis er was en wie of welke gremia verder precies op de hoogte waren
is mij niet bekend.
Vraag 7
Waren er kabinetsleden op de hoogte van het bestaan van dit betreffende profiel?
Antwoord 7
Het is niet gebruikelijk dat bewindslieden op de hoogte zijn van de profielen binnen
LAA. Uiteraard is mijn ambtsvoorganger in oktober 2021 op de hoogte gebracht van het
overzicht van de profielen die met uw Kamer zijn gedeeld. Het betreffende profiel
maakt onderdeel uit van dit overzicht.
Vraag 8
Zijn er besluitvormende stukken of stukken van een andere aard waarin over dit profiel
is geschreven of stukken waarin dit profiel vermeld wordt? Zo ja, kunt u deze delen
met de Kamer?
Antwoord 8
Ik ga ervan uit dat er stukken zijn waarin dit profiel gemeld wordt. Zoals aangeven
in het antwoord op vraag 2 laat ik onafhankelijk onderzoek uitvoeren door een externe
forensisch onderzoeker naar de toepassing van dit profiel.
Vraag 9
Wat was de achterliggende reden om dit betreffende profiel te hanteren?
Antwoord 9
Het profiel is toegepast in het kader van het project Landelijke Aanpak Adreskwaliteit
(LAA). Het doel was om onjuiste adresgegevens in de BRP te vinden en te corrigeren.
Het profiel ging over de vraag of de betrokkene nog wel op het adres woonde.
Vraag 10
Worden er maatregelen genomen ten aanzien van de personen die verantwoordelijk zijn
voor het betreffende profiel?
Antwoord 10
Dat is niet aan de orde.
Vraag 11
Zijn er andere profielen toegepast waarbij er mogelijk is gediscrimineerd? Zo ja,
welke?
Antwoord 11
In oktober vorig jaar deelde mijn ambtsvoorganger met uw Kamer samenvattingen van
alle risicoprofielen die sinds de start van het project in 2014 zijn gebruikt.5 Daartoe behoorde ook het profiel waar deze vragen op zien. Hierbuiten zijn er geen
profielen binnen LAA gehanteerd. Zoals volgt uit deze samenvattingen was het feit
dat iemand niet in Nederland is geboren, in de overige profielen geen selectiecriterium.
Voor het project LAA is in 2018 een Privacy Impact Assessment (PIA) verricht door
een onafhankelijk onderzoeksbureau. De PIA belicht onder andere het risico op discriminatie
op grond van bijzondere persoonsgegevens. Over het project oordeelt de PIA dat discriminatie
feitelijk zou kunnen plaatsvinden, omdat informatie over iemands afkomst afgeleid
kan worden uit bijvoorbeeld de naam. De onderzoekers concluderen dat deze gegevens
niet als criteria worden gebruikt in de aanpak, waardoor LAA binnen de grenzen blijft
van wat als objectief gerechtvaardigd wordt gezien door de Nederlandse bestuursrechter
en het EVRM. De PIA bevat op dit onderdeel (voorkomen van discriminatie) geen adviespunten.
Vraag 12
Bent u bereid om op grond van het toegepaste discriminerende profiel aangifte te doen
van een mogelijk ambtsmisdrijf? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Dat is niet aan de orde.
Vraag 13
Bent u bereid om uw excuses aan te bieden vanwege het hanteren van een discriminerend
profiel?
Antwoord 13
Zoals ik heb aangegeven in het debat met uw Kamer op 3 februari jongstleden keur ik
de toepassing van dit profiel af.
Vraag 14
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor de voortzetting van het plenaire
debat?
Antwoord 14
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.