Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Maatoug over verlof bij vroeggeboorte
Vragen van het lid Maatoug (GroenLinks) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over verlof bij vroeggeboorte (ingezonden 28 januari 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 6 april
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1787.
Vraag 1, 2 en 3
Klopt het dat met ingang van het nieuwe geboorteverlof is vervallen dat het verlof
ook opgenomen kan worden in de eerste maand nadat de baby thuis komt (wettelijk geformaliseerd
als: dat de baby op het adres van de moeder komt te wonen)?
Klopt het dat het nu alleen mogelijk is om in de maand na de geboorte het verlof op
te nemen?
Klopt het dat de wet (Wet Arbeid en Zorg (WAZO) art. 4:2 lid 1) strenger is geworden
op dit punt?
Antwoord 1, 2 en 3
Dit klopt gedeeltelijk. Voordat de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) op 1 juli
2020 in werking trad, konden partners van de moeder twee dagen betaald kraamverlof
opnemen op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO). Het ging hierbij om een ongeclausuleerd
recht. De werknemer kon dit naar eigen inzicht opnemen binnen vier weken nadat het
kind thuis was gekomen.
Met de inwerkingtreding van de WIEG is dit geboorteverlof voor partners uitgebreid.
Partners hebben nu recht op eenmaal de wekelijkse arbeidsduur tegen 100 procent loondoorbetaling,
binnen de eerste vier weken na de geboorte, en aanvullend vijf maal de wekelijkse
arbeidsduur met een uitkering van 70 procent van het loon (tot 70 procent van het
maximumdagloon). Deze vijf aanvullende weken kunnen in de eerste zes maanden na de
geboorte van het kind worden opgenomen. Het recht op dit aanvullende geboorteverlof
van vijf weken kan slechts worden genoten, indien eerst het geboorteverlof van eenmaal
de wekelijkse arbeidsduur met loondoorbetaling door de werkgever is genoten.
Deze nieuwe definitie houdt dus in dat de partner met de komst van de WIEG recht heeft
op geboorteverlof vanaf de eerste dag na de bevalling, in plaats van vanaf de dag
dat het kind feitelijk op hetzelfde adres woont als de moeder, zoals de definitie
voorheen was. Enerzijds kan de wet als strenger worden gezien, anderzijds maakt de
wet het nu wel mogelijk dat de partner verlof opneemt als het kind aansluitend aan
de geboorte enkele dagen of weken in het ziekenhuis verblijft, in tegenstelling tot
voorheen. De partner heeft ook recht op vijf weken aanvullend geboorteverlof, die
naar eigen inzicht flexibel kunnen worden opgenomen binnen een half jaar na de geboorte.
Vraag 4
Is deze definitie bewust aangepast of is dit een onbedoeld effect?
Antwoord 4
Deze definitie is in de WIEG bewust aangepast. Het UWV kan via de Basisregistratie
personen (BRP) namelijk wel beschikken over de datum van geboorte, maar niet over
de datum waarop het kind op hetzelfde adres als de moeder woont. De definitie is dus
aangepast in verband met de uitvoerbaarheid, zodat UWV eenduidig kan vaststellen op
welk moment het recht op (aanvullend) geboorteverlof ontstaat en tot welk moment dit
kan worden opgenomen.
Vraag 5
Bent u het eens dat dit verschil veel uitmaakt bij te vroeggeboren kinderen, die makkelijk
meer dan een maand in het ziekenhuis moeten blijven?
Antwoord 5
Deze nieuwe definitie kan voor partners inderdaad verschil uitmaken bij vroeggeboren
kinderen, die (voor langere tijd) in het ziekenhuis moeten blijven na de geboorte.
Zoals in de memorie van toelichting bij de WIEG is aangegeven, maakt dit geboorteverlof
het voor partners ook mogelijk om verlof op te nemen als het kind nog niet op het
adres van de moeder woont, maar bijvoorbeeld in een ziekenhuis verblijft.1 In het antwoord op vragen 1, 2 en 3 is hier nader op ingegaan.
Zo bieden we partners de mogelijkheid om na een vroeggeboorte zowel in het ziekenhuis
als thuis meer aanwezig te kunnen zijn dan voorheen mogelijk was. De partner kan hierdoor
meer tijd doorbrengen met het kind en kan de moeder zo nodig ondersteunen of ontlasten
in deze moeilijke periode.
Vraag 6
Klopt het dat het bevallingsverlof 16 weken is en pas wordt verlengd wanneer de baby
meer dan zeven weken in het ziekenhuis ligt, wat betekent dat de moeder van een baby,
die bijvoorbeeld tien of meer weken te vroeg wordt geboren, met een feitelijke (gecorrigeerde)
leeftijd van zes weken van de baby weer moet gaan werken?
Antwoord 6
Rond de geboorte van het kind kan een moeder doorgaans aanspraak maken op zestien
weken verlof. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen het recht op maximaal zes
weken zwangerschapsverlof voorafgaand aan de geboorte en minstens tien weken bevallingsverlof
na de geboorte van het kind.2 Een werkneemster moet uiterlijk vier weken voor de uitgerekende datum zwangerschapsverlof
opnemen. Alle dagen die minder dan zes weken aan zwangerschapsverlof worden opgenomen,
worden opgeteld bij het bevallingsverlof. Ook in het geval van een vroeggeboorte worden
de dagen dat er minder dan zes weken van het zwangerschapsverlof gebruik is gemaakt
bij het bevallingsverlof opgeteld. Wanneer er in verband met de vroeggeboorte van
het kind geen zwangerschapsverlof is genoten, wordt het aantal weken bevallingsverlof
dus zestien weken.
In het geval dat het kind een langere tijd in het ziekenhuis moet worden opgenomen
na de geboorte, kan de moeder recht hebben op extra bevallingsverlof. Dit is ook wel
bekend als de couveuseregeling. De dagen dat het kind in het ziekenhuis moet verblijven
na de geboorte, kunnen door de moeder worden opgeteld bij het bevallingsverlof. Hiervoor
geldt een maximum van tien extra weken bevallingsverlof, maar de eerste (niet ongebruikelijke)
week in het ziekenhuis is uitgezonderd. Dit extra bevallingsverlof geldt echter alleen
voor gevallen waarin de periode van opname in het ziekenhuis langer is dan de eventuele
extra dagen bevallingsverlof (het niet genoten zwangerschapsverlof).3 Met deze regeling wordt bereikt dat deze moeders, net als moeders van wie het kind
niet in het ziekenhuis wordt opgenomen, behoudens uitzonderingsgevallen, tien weken
thuis voor het kind kunnen zorgen (minus één week, omdat kort verblijf in het ziekenhuis
niet ongebruikelijk is).
In alle situaties geldt dat het afhankelijk is van het geboortemoment en de duur van
de ziekenhuisopname of het bevallingsverlof dient te worden verlengd om te bereiken
dat de moeder de genoemde periode thuis voor het kind kan zorgen. Dit geldt ook wanneer
een kind zes of meer weken te vroeg wordt geboren. Het totale zwangerschaps- en bevallingsverlof
is dan zestien weken. Wanneer de ziekenhuisopname in die situatie zeven weken is,
bedraagt het resterende verlof na thuiskomst negen weken. Dit is een even lange periode
als het verlof voor een moeder van wie het kind op de verwachte datum wordt geboren
en tot één week in het ziekenhuis verblijft (nl. tien weken bevallingsverlof minus
één week, omdat een dergelijk verblijf in het ziekenhuis niet ongebruikelijk is).
Daarom wordt het verlof in deze voorbeeldsituatie niet verlengd. Wanneer de ziekenhuisopname
langer is dan zeven weken, bijvoorbeeld acht weken, heeft de moeder na thuiskomst
nog maar acht weken verlof. Dan heeft zij recht op een extra week verlof. Het verlof
kan maximaal 25 weken bedragen (zestien weken zwangerschaps- en bevallingsverlof en
negen weken verlenging (tien weken minus één week).
Zeker in het geval van een vroeggeboorte en ziekenhuisopname kan ik me de wens om
zoveel mogelijk tijd met het pasgeboren kind door te brengen goed voorstellen. Ik
denk dat we met het gebruikelijke verlof van zestien weken en de couveuseregeling
deze wens voldoende kunnen ondersteunen. Overigens kan er door zowel de moeder als
haar eventuele partner bijvoorbeeld ook aanspraak worden gemaakt op (vanaf 2 augustus
2022 betaald) ouderschapsverlof.
Vraag 7
Bent u zich ervan bewust dat, zelfs al zou de medische toestand van de baby dit toestaan,
het zeer onwaarschijnlijk is dat er dan al kinderopvang geregeld kan worden?
Antwoord 7
Er zijn geen harde cijfers bekend over hoe vaak vroeggeboorte problemen oplevert bij
het tijdig vinden van kinderopvang. Doorgaans kan een kind vanaf zes weken tot drie
maanden oud terecht bij een kinderopvang. Ook voor een vroeggeboren kind zou, als
de medische toestand dit toelaat, opvang kunnen worden geregeld vanaf het moment dat
de ouders/verzorgers geen aanspraak meer kunnen maken op bevallings- of geboorteverlof.
Desalniettemin ben ik mij er terdege van bewust dat dit de zorgen over de kwetsbaarheid
van een (veel) te vroeg geboren kind niet wegneemt. In sommige gevallen zal het, ondanks
dat de medische toestand het toe zou laten, moeilijk zijn om het kind na een zware
periode naar de kinderopvang te brengen.
Ook kan het personeelstekort in de kinderopvang in de huidige situatie leiden tot
wachtlijsten, waardoor ouders niet direct een plek kunnen vinden. In bepaalde situaties
zou het kind bij vroeggeboorte mogelijk een aantal weken eerder dan verwacht bij de
kinderopvang terecht moeten kunnen, wat door deze situatie extra wordt bemoeilijkt.
In de Kamerbrief van 29 november jl. bent u geïnformeerd over de stappen die ik samen
met de sector zet in de aanpak van werkdruk en de personeelstekorten in de kinderopvang,
bijvoorbeeld door de mogelijkheden personeel in opleiding in te zetten op korte termijn
te verruimen.4
Ik hecht er waarde aan er nogmaals op te wijzen dat het Nederlandse verlofstelsel
naast het bevallings- en geboorteverlof meer verlofvormen kent die ouders mogelijk
de ruimte kunnen bieden langer voor hun pasgeboren kind te zorgen, alvorens ze het
kind naar de kinderopvang brengen.
Vraag 8
Is er over nagedacht om bij vroeggeboorte alsnog van 16 weken bevallingsverlof uit
te gaan, of in ieder geval meer dan 10 weken?
Antwoord 8
Dit is reeds het geval. Het bevallingsverlof is tenminste tien weken, vermeerderd
met het aantal dagen dat minder dan zes weken aan zwangerschapsverlof is opgenomen.
Wanneer er in verband met de vroeggeboorte van het kind geen zwangerschapsverlof is
genoten, wordt het aantal weken bevallingsverlof dus zestien weken. In de antwoorden
op vragen 1, 2, 3 en 6 is hier nader op ingegaan.
Vraag 9
Hoe is dit in andere landen geregeld?
Antwoord 9
Onderstaand een tabel met een overzicht van verlofvoorzieningen rondom vroeggeboorte
in een aantal andere EU-lidstaten.5 Een internationale vergelijking is lastig, omdat de uitgangssituatie per land verschilt
en niet duidelijk is wanneer exact sprake is van vroeggeboorte dat recht geeft op
extra verlof. Uit de onderstaande tabel blijkt dat het verlof bij vroeggeboorte in
Duitsland wordt verlengd met vier extra weken tot achttien weken en in Oostenrijk
tot twintig weken. Dat is minder dan in Nederland, waar het verlof inclusief verlenging
tot 25 weken kan bedragen. In Ierland daarentegen is het reguliere verlof met 26 weken
al aanmerkelijk langer dan in Nederland. In Denemarken geldt een heel ander systeem,
waarbij aan de ouders gezamenlijk een langdurig verlof wordt toegekend (50 weken),
waardoor een specifieke regeling bij vroeggeboorte of ziekenhuisopname niet nodig
lijkt.
Lidstaat
Zwangerschaps-, bevallings- en geboorteverlof
Extra voorzieningen rondom vroeggeboorte
Cyprus
De moeder heeft recht op 18 weken verlof, waarvan 2 tot 9 weken voor de uitgerekende
datum. De vader heeft 2 weken geboorteverlof, binnen de eerste 16 weken op te nemen.
Bij ziekenhuisopname van het kind (bijv. door vroeggeboorte) kan het bevallingsverlof
met maximaal 6 weken worden uitgebreid. Vaders kunnen bij vroeggeboorte of ziekenhuisopname
van het kind hun verlof opnemen tot het eind van het bevallingsverlof.
Duitsland
De moeder heeft recht op 14 weken verlof, waarvan 6 weken voor de uitgerekende datum
en 8 na de geboorte.
In het geval van een vroeggeboorte of ziekenhuisopname wordt het bevallingsverlof
uitgebreid naar 12 weken na de geboorte. Bij een vroeggeboorte worden daar de dagen
verlof waarop de moeder voor de geboorte geen aanspraak heeft gemaakt bij opgeteld.
Frankrijk
De moeder heeft recht op 16 weken verlof, waarvan 6 voor de geboorte en 10 erna. De
partner heeft recht op 25 dagen verlof.
In het geval van vroeggeboorte of zwangerschapscomplicaties, kan het verlof van de
moeder worden uitgebreid met 2 weken voor de geboorte en 4 weken erna. De partner
heeft bij ziekenhuisopname van het kind direct na geboorte recht op maximaal 30 opeenvolgende
extra dagen.
Ierland
De moeder heeft recht op 26 weken betaald verlof, waarvan minstens 2 voor de geboorte
en 4 na de geboorte, en 16 weken onbetaald verlof.
In het geval van een vroeggeboorte heeft de moeder recht op extra verlof, ter hoogte
van de tijd tussen de daadwerkelijke geboorte en de verwachtte start van het bevallingsverlof.
Italië
De moeder heeft recht op 5 maanden verlof, waarvan 1 tot 2 maanden voor de geboorte
en 3 tot 4 na de geboorte. De vader heeft recht op 7 dagen betaald verlof en 1 dag
onbetaald verlof.
Bij vroeggeboorte van meer dan 2 maanden voor de uitgerekende datum kan het verlof
worden uitgebreid en bij ziekenhuisopname van het kind wordt het verlof gepauzeerd.
Litouwen
De moeder heeft recht op 70 dagen verlof voorafgaand aan de geboorte en 56 dagen na
geboorte.
Bij vroeggeboorte is het verlof betaald voor 126 dagen na de geboorte.
Oostenrijk
De moeder heeft recht op 8 weken verlof voor en 8 weken na de geboorte van het kind.
Bij vroeggeboorte wordt het bevallingsverlof uitgebreid naar 12 weken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.