Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eppink over stikstof en extern salderen
Vragen van het lid Eppink (JA21) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over stikstof en extern salderen (ingezonden 10 februari 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 5 april
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1841.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Overijssel stopt als eerste provincie met uitgifte
bouwvergunningen op basis van stikstofhandel»?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Bent u van mening dat de «stikstofhandel» voortgezet moet worden in Nederland?
Antwoord 2
Extern salderen is een nuttig instrument om natuurvergunningverlening mogelijk te
maken. Bij extern salderen wordt een bestaande vergunning geheel of gedeeltelijk ingetrokken,
ten behoeve van de verlening van de vergunning voor een ander project dat tot stikstofdepositie
zal leiden op basis van de Wet natuurbescherming. De niet-gerealiseerde capaciteit
in de vergunning van de saldogever komt bij het intrekken van de vergunning te vervallen.
De partij die de ruimte op basis van de feitelijk gerealiseerde capaciteit voor stikstofemissies
overneemt, mag maximaal 70% van de depositie benutten voor zijn eigen project. Deze
keuze is gemaakt om feitelijke toenames van stikstofemissie zoveel mogelijk te voorkomen.
Daarnaast wordt er onderzoek uitgevoerd naar de omvang en de effecten van extern salderen
met veehouderijbedrijven. Hierbij wordt ook gekeken naar onbedoelde negatieve effecten
zoals speculatie, prijsopdrijving of verloedering van het landschap. Ik verwacht uw
Kamer voor de zomer over de resultaten te kunnen informeren.
Vraag 3
Bent u van mening dat het extern salderen van stikstofrechten cruciaal is om bouwprojecten
voort te kunnen zetten?
Antwoord 3
Voor woningbouwprojecten in Nederland geldt dat een behoorlijk deel niet te maken
heeft met stikstofbeperkingen vanwege de omvang en/of de afstand tot stikstofgevoelige
natuurgebieden. Ook de bouwvrijstelling draagt daaraan bij. Daarnaast zijn er woningbouwprojecten
die kunnen volstaan met intern salderen. Er resteert daarnaast nog steeds een aanzienlijk
deel van de projecten in alle sectoren (woningbouw inclusief benodigde ontsluiting
en verkeersaantrekkende werking, maar ook de energietransitie, infrastructuur, industrie
etc.) dat afhankelijk is van de mogelijkheid tot extern te salderen. Extern salderen
is voor deze projecten cruciaal voor de voortgang.
Vraag 4
Waarom bent u van mening dat het besluit van de provincie Overijssel om te stoppen
met de stikstofhandel voor bouwvergunningen «géén precedent vormt» voor andere provincies
om ook de stikstofhandel te stoppen?2
Antwoord 4
Momenteel zijn voor zover mij bekend Overijssel en Flevoland, voor zover het gaat
om depositie op Natura 2000-gebieden in Overijssel, de enige provincies waar extern
salderen tijdelijk «on hold» staat voor projecten waar de provincie bevoegd gezag
is, tot het moment dat Overijssel de aanvullende onderbouwing ten behoeve van extern
salderen gereed heeft. De onderbouwing ten behoeve van extern salderen is provincie-
en gebiedspecifiek, omdat de specifieke omstandigheden per provincie en Natura 2000-gebied
verschillen, alsmede de effectiviteit van maatregelen om stikstofdepositie te reduceren.
Vraag 5
Bent u er bekend mee dat de Brabantse Milieufederatie samen met andere natuurorganisaties
naar de Raad van State is gestapt tegen de stikstofhandel die de komst van het Tilburgse
bedrijfsterrein Wijkevoort mogelijk moet maken?3
Antwoord 5
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 6
Wat zijn volgens u de effecten voor Noord-Brabant en de rest van Nederland op het
moment dat de Brabantse Milieufederatie de rechtszaak over de stikstofhandel zou winnen?
Antwoord 6
Deze zaak is momenteel onder de rechter. Ik wil niet op de uitkomst daarvan vooruitlopen.
Zodra de rechter uitspraak heeft gedaan, zal ik zorgvuldig bestuderen wat de gevolgen
hiervan zijn.
Vraag 7
Bent u van mening dat een stop door de rechter op de handel in stikstofrechten betekent
dat de Nederlandse bouw stil zou komen te liggen?
Antwoord 7
Er resteert nog steeds een aanzienlijk deel van de projecten in alle sectoren (woningbouw
inclusief benodigde ontsluiting en verkeersaantrekkende werking, maar ook de energietransitie,
infrastructuur, industrie etc.) dat afhankelijk is van de mogelijkheid tot extern
te salderen. Extern salderen is voor deze projecten cruciaal voor de voortgang.
Vraag 8
Wat zijn volgens u de effecten van het stoppen van de stikstofhandel voor de bouw-
en landbouwsector in de provincie Overijssel?
Antwoord 8
De provincie Overijssel heeft extern salderen tijdelijk opgeschort en werkt ondertussen
aan een nadere onderbouwing voor het gebruik van dit instrument. Voor partijen die
betrokken zijn bij initiatieven met extern salderen (saldogevers en -ontvangers) betekent
dit dat hun initiatieven vertraging kunnen oplopen. Tegelijkertijd verwacht ik dat
de nadere onderbouwing van de provincie Overijssel ertoe leidt dat additionaliteit
beter aangetoond kan worden en dat dit kan leiden tot meer zekerheid voor initiatiefnemers
op het moment dat ze wel een vergunning krijgen. In de hoofdlijnenbrief heb ik mijn
beleid nader toegelicht. Hierin ben ik ook op de houdbaarheid van toestemmingverlening
ingegaan.
Vraag 9
Kunt u een effecten-analyse tonen met daarin het effect op de bouw-, landbouw- en
vliegsector in het scenario dat alle Nederlandse provincies besluiten de stikstofhandel
te stoppen, bijvoorbeeld onder druk van een uitspraak van de Raad van State?
Antwoord 9
Extern salderen met ruimte uit bestaande vergunningen is een in de rechtspraak van
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State4 geaccepteerde wijze van mitigatie van effecten bij het toestaan van projecten op
basis van een passende beoordeling als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn.
Er is geen effectenanalyse uitgevoerd naar het effect op de bouw-, landbouw- en vliegsector
in het scenario dat alle Nederlandse provincies besluiten om de mogelijkheid van extern
salderen niet meer toe te staan. Daarbij wil ik benadrukken dat de provincie Overijssel
extern salderen niet definitief heeft stopgezet, maar tijdelijk opgeschort, totdat
zij een aanvullende onderbouwing heeft. Verder zij erop gewezen dat voor woningbouwprojecten
in Nederland geldt dat een behoorlijk deel niet te maken heeft met stikstofbeperkingen
vanwege de omvang en/of de afstand tot stikstofgevoelige natuurgebieden. Ook de bouwvrijstelling
draagt daaraan bij. Daarnaast zijn er woningbouwprojecten die kunnen volstaan met
intern salderen.
Vraag 10
Kunt u verklaren waarom u nog niet beschikt over «een databank waaruit blijkt in welke
natuurgebieden (waaronder Natura 2000-gebieden) de afgelopen dertig jaar regelmatig
bodemonderzoeken zijn gedaan»?5
Antwoord 10
Er is geen aanleiding geweest om een dergelijke databank op te zetten. Via het landelijk
meetnet flora6 wordt geanalyseerd hoe het met de milieuomstandigheden in de natuurgebieden gaat.
Plantensoorten fungeren namelijk als bioindicator voor bodem en water. Bodemonderzoeken
kunnen benut worden om dit meetinstrument te ijken. Er is dan geen aanleiding om daar
een databank voor op te zetten.
Vraag 11
Bent u voornemens om op korte termijn de bodems van alle Natura 2000-gebieden te laten
onderzoeken zodat er inzicht ontstaat in de staat van de bosbodems? Zo ja, op welke
termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Momenteel wordt uitgewerkt welke doorontwikkeling van de monitoring nodig is om de
wettelijk voorgeschreven monitoringsrapportages met betrekking tot de stikstofaanpak
op te kunnen stellen. Daarbij wordt, in het kader van de beoordeling van de omvang
en de kwaliteit van habitattypen, ook nagegaan welke eventuele aanvullende gegevens
nodig zijn om voldoende inzicht te krijgen in de drukfactor stikstof in relatie tot
andere drukfactoren. Metingen van bodemcondities zouden hier mogelijk onderdeel van
uit kunnen maken, in aanvulling op de informatie over de bodem vanuit het landelijk
meetnet flora.
Vraag 12
Betekent de constatering van het Planbureau voor de Leefomgeving dat specifieke gegevens
over het stikstofgevoelige deel van het leefgebied tot 2026 niet beschikbaar zijn,
volgens u dat tot 2026 Nederland geen beschikking heeft over bodemmetingen en over
de staat van instandhouding van en Habitatrichtlijnsoorten en -habitattypen? Kunt
u uw antwoord beginnen met ja/nee?7
Antwoord 12
Nee, op landelijk niveau wordt iedere zes jaar de staat van instandhouding bepaald
van de habitattypen en soorten van bijlage 2 van de Habitatrichtlijn. Hierover wordt
aan de Europese Commissie gerapporteerd, de artikel 17-rapportage. De meest recente
rapportage is in 2019 ingediend. Een oordeel over het leefgebied als geheel is één
van de aspecten waaruit de beoordeling van de staat van instandhouding van de Habitatrichtlijnsoorten
is opgebouwd, een afzonderlijk oordeel over het stikstofgevoelige deel van het leefgebied
is daar geen onderdeel van. Bovendien wordt de monitoring verder doorontwikkeld. Onderdeel
hiervan is het verkrijgen van gegevens op grond waarvan een scherper beeld kan worden
verkregen over het stikstofgevoelige deel van leefgebieden.
Vraag 13
Betekent dit volgens u dat Nederlandse bedrijven tot 2026 niet kunnen bewijzen of
zij een positief of negatief effect hebben op de stikstofdepositie en instandhoudingsdoelstellingen
aangezien er geen bodemmetingen in natuurgebieden worden verricht om dit effect te
bewijzen of ontkrachten? Kunt u uw antwoord beginnen met ja/nee?
Antwoord 13
Nee, bij de toets van het bevoegd gezag of een natuurvergunning door het bevoegd gezag
kan worden verleend, moet de zekerheid zijn verkregen dat het voorgenomen project
de natuurlijke kenmerken van de betreffende Natura 2000-gebieden niet aantast. De
bevindingen over de gevolgen van het project moeten gebaseerd zijn op de best beschikbare
wetenschappelijke kennis op dat moment. De aanvrager moet daar ook vanuit gaan bij
zijn aanvraag. Het ontbreken van bodemmetingen betekent bovendien niet dat Nederland
geen beschikking heeft over de staat van instandhouding van Habitatrichtlijnsoorten
en -habitattypen. Op landelijk niveau wordt iedere zes jaar de staat van instandhouding
bepaald van de habitattypen en soorten van bijlage 2 van de Habitatrichtlijn. Hierover
wordt aan de Europese Commissie gerapporteerd, de artikel 17-rapportage. De meest
recente rapportage is in 2019 ingediend. Een oordeel over het leefgebied als geheel
is één van de aspecten waaruit de beoordeling van de staat van instandhouding van
de Habitatrichtlijnsoorten is opgebouwd, een afzonderlijk oordeel over het stikstofgevoelige
deel van het leefgebied is daar geen onderdeel van. Bovendien wordt de monitoring
verder doorontwikkeld. Onderdeel hiervan is het verkrijgen van gegevens op grond waarvan
een scherper beeld kan worden verkregen over het stikstofgevoelige deel van leefgebieden.
Vraag 14
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie
weken te beantwoorden?
Antwoord 14
Een gedegen beantwoording van de vragen heeft meer tijd gekost en daardoor is het
niet gelukt om de vragen binnen de gebruikelijke termijn te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.