Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 7 april 2022 (deel 1)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1410 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 april 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 29 maart 2022 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad
7 april 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1407), over de brief van 31 maart 2022 over het verslag Landbouw- en Visserijraad 21 maart
2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1408), over de brief van 7 maart 2022 over antwoorden op vragen commissie over het Fiche:
Verordening betreffende ontbossingsvrije producten (Kamerstuk 22 112, nr. 3307), over de brief van 8 maart 2022 over toezeggingen over certificeringssystemen en
definitie ecosystemen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1400), over de brief van 16 maart 2022 over een overzicht van de to verwachten tijdlijn
met betaking tot Fit-for-55 en daarbij de uitvoering van het NSP in relatie tot het
coalitieakkoord (2022Z05012) en over de brief van 29 maart 2022 over de SCoPAFF-vergadering gewasbeschermingsmiddelen
30 en 31 maart 2022 (Kamerstuk 27 858, nr. 563).
De vragen en opmerkingen zijn op 1 april 2022 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 5 april 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Geurts
De griffier van de commissie, Jansma
Inleiding
Met deze brief beantwoord ik de vragen die betrekking hebben op de agenda van de Landbouw-
en Visserijraad van de VVD-, D66-, PvdA-, GroenLinks-, PvdD-, VOLT-, SGP-, BBB-fractie
van uw Kamer (deel 1). Deze zijn gesteld tijdens het Schriftelijk Overleg van 1 april
2022 naar aanleiding van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op
7 april 2022. De antwoorden die niet direct betrekking hebben op de agenda van de
Landbouw- en Visserijraad ontvangt uw Kamer op korte termijn (deel 2).
Vragen en opmerkingen van de leden uit de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de
onderliggende stukken. Zij hebben daarbij enkele vragen.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie vernemen in het kader van de onderhandelingen omtrent
derogatie graag van de Minister wanneer hij het wetsvoorstel over het toewerken naar
een grondgebonden melkveehouderij naar de Raad van State stuurt, ter consultatie aanbiedt,
aan de Kamer doet toekomen en voornemens is dit voorstel in werking te laten treden.
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
Gedachtewisselingen over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten in relatie tot Oekraïne
De leden van de VVD-fractie lezen dat een nieuw tijdelijk crisiskader voor staatssteun
en twee steunmaatregelen – activering van artikel 219 van de Gemeenschappelijke marktordening
(GMO) voor aanwending van de landbouwcrisisreserve en het openen van particuliere
opslag van varkensvlees – mogelijk ingezet gaan worden op de Nederlandse landbouwmarkt.
De Minister schrijft dat hij gaat bezien hoe dit gericht ingezet kan worden. Deze
leden willen graag weten waar de Minister op dit moment aan denkt en op welk moment
zij een concrete uitwerking kunnen verwachten.
Antwoord
Het besluit voor activering van artikel 219 van de Gemeenschappelijke Marktordening
(Verordening 1308/2013, hierna: GMO) is op 25 maart jl. in werking getreden, maar
de overheveling van de gelden op Europees niveau moet nog geregeld worden. Lidstaten
kunnen tot 30 juni a.s. hun invulling van het gebruik van de landbouwcrisisreserve
melden aan de Europese Commissie. Met vertegenwoordigers van de landbouwsectoren bekijk
ik momenteel voor welke sectoren en met welke maatregelen de crisisreserve in Nederland
het beste ingezet kan worden. Bij de analyse over de mogelijke inzet neem ik ook de
analyses van WeCR mee die recent aan uw Kamer zijn toegezonden.1 Evenals het feit dat activiteiten moeten passen binnen gestelde doelen en randvoorwaarden
en bij de beschreven typen activiteiten: circulaire economie, nutriëntenmanagement,
efficiënt gebruik van grondstoffen of milieu en klimaatvriendelijke productiemethodes.
Daarbij weeg ik ook de uitvoerbaarheid mee, waaronder de mogelijkheid om dit te laten
aansluiten bij bestaande activiteiten. Beperkende factor voor de inzet is de deadline
voor de betalingen. Betalingen moeten uiterlijk 30 september gedaan zijn. Dat geeft
lidstaten een relatief korte tijd voor inregeling en uitvoering. Ik verwacht tijdig
voor de deadline van 30 juni 2022 een besluit te nemen over de Nederlandse inzet.
De opening van de Europese particuliere opslagregeling is van Europese wege al in
werking getreden. Marktdeelnemers kunnen vanaf 25 maart aanvragen doen bij de Europese
betaalorganen in de lidstaten. Voor Nederland voert de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO) dit uit.
Gezondheidssituatie en werkzaamheden vogelgriep (AOB)
De leden van de VVD-fractie zijn tevreden te lezen dat de Minister inzet op onderzoek
naar vaccinatie als mogelijke maatregel tegen vogelgriepdreiging. Kan de Minister,
vooruitlopend op de motie-Van Campen/De Groot (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1396), alvast een overzicht geven van bezwaren tegen vaccinatie van andere lidstaten?
Antwoord
Het Franse voorzitterschap heeft een enquête gestuurd naar alle lidstaten van de Europese
Unie. Volgens de uitkomst van deze vragenlijst vindt een merendeel van de lidstaten
dat vaccinatie tegen vogelgriep een bruikbare maatregel zou kunnen zijn ter preventie
van uitbraken, naast een goede surveillance en veiligheidsmaatregelen. De belangrijkste
voorwaarden die in deze enquête zijn genoemd zijn de beschikbaarheid van een effectief
vaccin, een adequaat surveillance programma om uitbraken tijdig op te sporen en handelspartners
te vrijwaren van besmetting, de kosten van uitvoering en tracering en mogelijke gevolgen
voor de handel.
Frankrijk, Hongarije en Nederland trekken samen op in het onderzoek naar de effectiviteit
van vaccinatie wat betreft het voorkomen van verspreiding van virus. Frankrijk stelt
daarnaast voor om een discussie te voeren met de wereldorganisatie voor diergezondheid
en de Europese Commissie om met stakeholders in contact te treden over de voor- en
nadelen van vaccinatie. Frankrijk wil in dit kader een stappenplan opstellen en dit
in juni voorleggen aan de Landbouw- en Visserijraad. Dat initiatief steun ik.
Vragen en opmerkingen van de leden uit de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de stukken
ten behoeve van dit schriftelijk overleg. Zij hebben daarover nog enkele vragen.
Gedachtewisseling over de situatie op de landbouwmarkten na de invasie van Oekraïne
en de mededeling van de Commissie over voedselzekerheid
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de mededeling
van de Europese Commissie over het waarborgen van voedselzekerheid en het versterken
van de weerbaarheid van voedselsystemen. Net als de Europese Commissie, geloven deze
leden dat de sleutel tot het versterken van de weerbaarheid van voedselsystemen juist
bij de verduurzaming ligt, en dat het versnellen van de transitie juist kan helpen
bij het waarborgen van de voedselzekerheid. Hoe beoordeelt de Minister de voorstellen
die de Europese Commissie heeft gedaan ter bevordering van de mondiale voedselzekerheid
en ter ondersteuning van boeren en consumenten in dit licht? Zijn er extra voorstellen
of wijzigingen waar Nederland op in zal zetten? Zo ja, welke? Deze leden lezen in
de voorstellen niets terug over de rol en verantwoordelijkheden van supermarkten en
de verwerkende industrie in het stabiliseren van de (wereld)voedselmarkt. Is de Minister
het eens met deze leden dat er ook aandacht moet zijn voor de rol die deze spelers
kunnen spelen in het verbreden van de toegang tot voedsel? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, heeft de Minister dit ter sprake gebracht of is hij bereid dit alsnog te doen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De Commissie heeft 23 maart jl. een mededeling over voedselzekerheid gepubliceerd,
die gepaard gaat met een maatregelenpakket. Of en hoe we deze maatregelen in Nederland
in kunnen zetten wordt momenteel uitgezocht alvorens uw Kamer daarover te informeren.
De Commissie heeft tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 21 en 22 maart jl. aangegeven
overtuigd te zijn dat voor de middellange en lange termijn de transitie naar een duurzame,
veerkrachtige landbouwsector langs de lijnen van de Green Deal de oplossing is (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1408).
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat de voorstellen uit de mededeling
van de Europese Commissie de transitie naar kringlooplandbouw versnellen en niet in
de weg zitten. Deelt de Minister de mening dat de tijdelijke afwijking om de productie
van alle gewassen voor voedsel- en diervoederdoeleinden op braakliggend land mogelijk
te maken, zoveel mogelijk ingezet moet worden voor directe voedseldoeleinden? Zo ja,
op welke manier heeft de Minister dit ter sprake gebracht? Indien hij dit niet ter
sprake heeft gebracht, waarom niet? Kan de Minister uiteenzetten hoe hij uitvoering
heeft gegeven aan de motie van de leden Tjeerd de Groot en Sjoerdsma (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1404) over het in Europa pleiten voor het versoepelen van regels met betrekking tot dierlijke
eiwitten en kunstmestvervangers? Hoe heeft dit specifiek voor de dierlijke eiwitten
uitgepakt? Zijn er volgens de Minister risico’s aan te wijzen bij de tijdelijke flexibiliteit
in bestaande importeisen voor diervoeders? Deze leden hebben tevens begrepen dat in
de aanbevelingen lidstaten worden opgeroepen hun Nationaal Strategisch Plan (NSP)
te herzien en prioriteit te geven aan investeringen die erop gericht zijn de afhankelijkheid
van fossiele brandstoffen en input van zaken als gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest
te verminderen. Hoe is de Minister van plan hier in Nederland vorm aan te geven?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat de landbouwcrisisreserve zal worden
aangewend en dat vanuit dit fonds ruim 8 miljoen euro beschikbaar komt voor Nederland,
waarbij de activiteiten die binnen dit fonds passen moeten bijdragen aan de circulaire
economie, nutriënten management, efficiënt gebruik van grondstoffen of milieu en klimaatvriendelijke
productiemethodes. In welke richting denkt de Minister voor het gebruiken van deze
landbouwcrisisreserve? En wanneer verwacht hij de Kamer hierover te informeren?
Antwoord
Het besluit voor activering van artikel 219 van de GMO is op 25 maart in werking getreden,
maar de overheveling van de gelden op Europees niveau moet nog geregeld worden. Lidstaten
kunnen tot 30 juni a.s. hun invulling van het gebruik van de landbouwcrisisreserve
melden aan de Europese Commissie. Met vertegenwoordigers van de landbouwsectoren bekijk
ik momenteel voor welke sectoren en met welke maatregelen de crisisreserve in Nederland
het beste ingezet kan worden. Bij de analyse over de mogelijke inzet neem ik ook de
analyses van Wageningen Economic Research (hierna: WeCR) mee die recent aan uw Kamer
zijn toegezonden. Evenals het feit dat activiteiten moeten passen binnen gestelde
doelen en randvoorwaarden en bij de beschreven typen activiteiten: circulaire economie,
nutriëntenmanagement, efficiënt gebruik van grondstoffen of milieu en klimaatvriendelijke
productiemethodes. Daarbij weeg ik ook de uitvoerbaarheid mee, waaronder de mogelijkheid
om dit te laten aansluiten bij bestaande activiteiten. Beperkende factor voor de inzet
is de deadline voor de betalingen. Betalingen moeten uiterlijk 30 september gedaan
zijn. Dat geeft lidstaten een relatief korte tijd voor inregeling en uitvoering. Ik
verwacht tijdig voor de deadline van 30 juni een besluit te nemen over de Nederlandse
inzet.
De opening van de Europese particuliere opslagregeling is van Europese wege al in
werking getreden. Marktdeelnemers kunnen vanaf 25 maart aanvragen doen bij de Europese
betaalorganen in de lidstaten. Voor Nederland voert RVO dit uit.
De leden van de D66-fractie hebben tevens begrepen dat voor de visserijsector overwogen
wordt het crisismechanisme van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken, Visserij en
Aquacultuur aan te wenden. Hoe verhoudt het aanwenden van dit crisismechanisme zich
tot de verduurzamingsplannen uit het «Fit-for-55»-pakket? Deelt de Minister de mening
dat de gelden vooral ingezet zouden moeten worden om een versnelling te realiseren
van de verduurzamingsplannen, bijvoorbeeld door aan de versnelde ontwikkeling van
duurzamere alternatieve brandstoffen en emissie verlagende vistechnieken? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
LULUCF
De leden van de D66-fractie constateren dat er een doelstelling voorligt voor Nederland
om in 2030 maximaal 4,5 megaton CO2-eq in de «Land use, land-use change, and forestry» (LULUCF)-sector uit te stoten.
Zij zijn verheugd dat de Europese Commissie uitstoot aan banden wil leggen om in gezamenlijkheid
de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Hoe verhoudt dat plafond zich tot nationale
doelen? Hoe ligt Nederland op koers voor het behalen van dat doel?
Antwoord
In de brief die de Minister voor Klimaat en Energie op 11 februari jl. namens het
kabinet naar de Tweede Kamer heeft gestuurd (Kamerstuk 32 813, nr. 974) is in de tabel met indicatieve restemissies te lezen dat de Klimaat en Energieverkenning
2021 voor de landgebruik in 2030 een restemissie raamt van 3,5 Mton netto CO2-uitstoot. In het Nederlandse Klimaatakkoord van 2019 zijn afspraken gemaakt voor
emissiereducties in: veenweidegebieden; bomen, bossen en natuur; en landbouwbodems
en vollegrondsteelt. De doorwerking van deze afspraken zullen samen naar verwachting
een reductie op leveren van 0,8 tot 1,7 Mton. Daarmee komt de indicatieve restemissie
in 2030 uit tussen de 1,8 en 2,7 Mton. Dit zou ruim voldoende zijn om aan de doelstelling
van 4,5 megaton CO2-equivalenten te voldoen.
De leden van de D66-fractie constateren dat een belangrijk twistpunt de doelstelling
voor netto verwijderingen is. De rapporteur in het Europees Parlement wil de doelstelling
van 310 miljoen netto verwijderingen ophogen naar 490 miljoen. Steunt de Minister
de doelstellingsverhoging? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat hij ervoor zorgen
dat ook andere landen deze verhoging gaan steunen?
Antwoord
Ik steun deze ophoging naar een netto koolstofput van 490 Mton niet. Het voorstel
van de Europese Commissie, om een netto koolstofput van 310 Mton te realiseren in
2030, is in lijn met de ambitie om klimaatneutraliteit te bereiken in de EU in 2050
en draagt voldoende bij aan de ophoging van het Europese 2030 broeikasgasreductiedoel
naar ten minste 55%. Het kabinet heeft zich de afgelopen jaren hard gemaakt voor deze
ophoging, en is dan ook positief over het voorstel van de Commissie. De Nederlandse
inzet in de Raadsonderhandelingen is om dit ambitieniveau vast te houden.
Biodiversiteitsstrategie
De leden van de D66-fractie constateren dat in maart de biodiversiteitsstrategie in
Europees verband besproken zou worden. Deze leden zijn van mening dat de strategie
een ambitieuze strategie moet zijn en hebben de Minister hier meermaals op geattendeerd.
Kan hij aangeven wat de laatste stand van zaken is omtrent de strategie? Is het de
Minister gelukt een doel van 30% beschermde natuur te bereiken met de collega’s in
Europees verband? Zo nee, wat gaat de Minister doen om te zorgen dat dit in de komende
maanden wél gerealiseerd wordt?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
Ontbossingsverordening
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister omtrent
de ontbossingsverordening. Deze leden betreuren het dat er voorlopig geen ruimte lijkt
te zijn om de beschermde ecosystemen uit te breiden. Zij menen dat Nederland een aanjagende
rol moet spelen in het uitbreiden van deze verordening. De Minister geeft aan de Europese
Commissie te vragen of deze aan de slag kan gaan met de uitbreiding van ecosystemen.
Wat was hierop de reactie van de Europese Commissie? Heeft de Europese Commissie al
een tijdspad kunnen schetsen? En welke stappen gaat de Minister nu zetten om een aanjagende
rol te vervullen?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
Vaccinatie pluimvee
De leden van de D66-fractie hebben meermaals aandacht gevraagd voor de huidige situatie
omtrent vogelgriep. Deze leden maken zich grote zorgen over de huidige verspreiding
en aanwezigheid van het virus in Europa. Zo hebben zij onder andere een actieplan
aangeboden aan de Minister met daarin acht voorstellen om een volgende pandemie te
voorkomen. Een van de acht voorstellen betreft het vaccineren van pluimvee. Deze leden
constateren dat handelsbelemmeringen nu nog een grote drempel vormen voor vaccinatie.
Kan de Minister een laatste stand van zaken geven over de gesprekken met zijn Europese
collega’s? Hoe staat het met de uitvoering van de motie van de leden Van Campen en
Tjeerd de Groot over handelsbelemmeringen en andere bezwaren tegen vaccinatie van
pluimvee in kaart brengen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1396)? Wanneer kan de Kamer een schriftelijke reactie verwachten op het actieplan van
deze leden, welke is aangeboden tijdens het commissiedebat Zoönose en Dierziekten?
Antwoord
Vaccinatie is een aanvullende maatregel die kan bijdragen om de voortdurende dreiging
van vogelgriep te kunnen beheersen. Er is een aantal belangrijke voorwaarden voordat
er concrete stappen kunnen worden gezet op het gebied van brede vaccinatie tegen vogelgriep.
Ook is het belangrijk om rekening te houden met de kosten van uitvoering en surveillance,
en mogelijke gevolgen van vaccinatie voor de internationale handel en acceptatie van
producten van gevaccineerde dieren door stakeholders.
De eerste stap die we hebben gezet is om samen met Frankrijk en Hongarije onderzoek
te doen naar de effectiviteit van vaccinatie. Daarnaast heeft Frankrijk voorgesteld
om een discussie te voeren met de wereldorganisatie voor diergezondheid, en om met
stakeholders in contact te treden over de voor- en nadelen van vaccinatie. Dat initiatief
ondersteun ik en we zetten ons daar voor in, onder andere bij de raadswerkgroepen
van de Chief Veterinary Officers.
Met de sectoren werk ik aan een inventarisatie van mogelijke gevolgen van preventieve
vaccinatie voor de handel. We zullen gezamenlijk kijken op welk niveau en over welke
punten we eventueel actie willen ondernemen.
Met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport werk ik aan een reactie op het
actieplan. Deze zal in april 2022 naar uw Kamer worden verstuurd.
Vragen en opmerkingen van de leden uit de PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 29 maart 2022 over
de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 7 april 2022. Deze leden hebben
hierover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie maken zich ernstig zorgen om de voedselcrisis die op
ons af komt. De baas van het Wereldvoedselprogramma heeft recentelijk tijdens de VN-Veiligheidsraad
aangegeven2 dat er sprake is van een ramp boven op een ramp, en dat het niet beperkt zal blijven
tot Oekraïne en de regio, maar dat het effect zal hebben op de hele wereld. Iets dat
we sinds de Tweede Wereldoorlog niet hebben gezien. Al voor de oorlog hebben de Food
and Agriculture Organization (FAO) en de Wereldvoedselprogramma gewaarschuwd3 voor een acute voedselcrisis. De FAO heeft in een analyse twintig landen en een hele
regio aangeduid als zogenoemde «hunger hotspots.» In 1974 is door de VN de Universele
Verklaring over de Uitbanning van Honger en Ondervoeding4 aangenomen waardoor er ook voor ons land een verantwoordelijkheid ligt om daadkrachtig
op te treden tegen de voedselcrisis. Voelt de Minister deze verantwoordelijkheid in
zijn hoedanigheid van Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, hoe gaat de Minister die verantwoordelijkheid nemen? Hoe kan volgens
de Minister de Nederlandse landbouw bijdragen aan een oplossing of aan het voorkomen
van de voedselcrisis, op korte en lange termijn? Is de Minister voornemens om tijdens
de Raad andere lidstaten te wijzen op onze gezamenlijke verantwoordelijkheid? Gaat
hij inzetten op een zodanig Europees gecoördineerd actieplan om vanuit de Europese
Unie onze gezamenlijke verantwoordelijkheid te nemen?
Antwoord
Nederland en Europa hebben een robuust en internationaal verweven voedselsysteem.
Dit blijkt ook uit het onderzoek van WEcR naar de effecten van de crisis in Oekraïne
op de voedselzekerheid, dat ik 23 maart naar de Kamer heb gestuurd.5 Uit recente FAO-publicaties over de wereldwijde voorraadvorming rondom tarwe en voergranen,
waar in het WEcR onderzoek naar verwezen wordt, blijkt dat er ruim voldoende voorraden
beschikbaar zijn. De oorlog in Oekraïne zal de voedselzekerheidssituatie in andere
delen van de wereld wel verslechteren, vanwege onder andere minder aanbod op de wereldmarkt
van granen en oliezaden en hogere mondiale voedselprijzen waardoor voornamelijk toegang
tot goed voedsel in sommige landen kan verslechteren. Dit komt bovenop een situatie
waar we mondiaal al te maken hebben sinds 2020: sterk stijgende voedselprijzen en
toenemende honger.
Ik voel inderdaad de verantwoordelijkheid, als Nederlandse Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, om vanuit Nederland én de Europese Unie bij te dragen
aan wereldwijde voedselzekerheid. De Nederlandse landbouw speelt daarin mondiaal overigens
al een belangrijke rol. Ik merk dat andere Europese landbouwministers die verantwoordelijkheid
ook voelen, getuige de discussies in de Landbouw- en Visserijraad. Daarom wil ik een
actieve rol blijven spelen, samen met de Minister van Buitenlandse Handen en Ontwikkelingssamenwerking,
om vanuit Nederland en de EU bij te dragen aan duurzame voedselzekerheid in de wereld.
In Europees verband heb ik opgeroepen om een extra FAO Raad bijeen te roepen. Deze
zal 8 april bijeenkomen om de situatie met betrekking tot de voedselzekerheidssituatie
te bespreken.
De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat twee derde van het landbouwarsenaal in
de EU6 wordt gebruikt om gewassen te verbouwen die uitsluitend zijn bestemd voor veevoer
en veevoerproducenten. Onder andere Greenpeace stelt dat het verwachte tekort aan
granen dat wordt geproduceerd in Oekraïne als gevolg van de Russische invasie valt
te compenseren door de Europese veestapel dusdanig te krimpen waardoor er 8% minder
granen voor veevoer hoeft te worden gebruikt. Is de Minister op de hoogte van deze
kortetermijnoplossing en deelt hij deze visie? Hoe kan volgens de Minister de Nederlandse
landbouwsector eraan bijdragen om het verwachte tekort te compenseren? Wat gaat hij
daarvoor doen? Is hij voornemens om dit aan te kaarten tijdens de Raad?
Antwoord
Ik ben op de hoogte van de uitspraak van Greenpeace. Ik deel deze visie niet. Een
overweging tot eenzijdig inkrimpen van de Europese veestapel zal naar verwachting
leiden tot een hogere productie elders in de wereld om aan de wereldwijde vraag naar
vlees en zuivel te voldoen en derhalve geen effect hebben op de vraag naar veevoer.
In Europees en mondiaal verband wordt momenteel nauw de vinger aan de pols gehouden
met betrekking tot beschikbare voorraden van granen en oliehoudende gewassen en voorspellingen
over de te verwachten opbrengsten. Bij eventuele knelpunten zal naar gerichte oplossingen
moeten worden gezocht.
De leden van de PvdA-fractie constateren daarnaast dat de FAO in een analyse7 heeft gewaarschuwd voor meer kans op de Afrikaanse varkenspest omdat er minder oog
is voor bioveiligheid. Deze dierziekte komt al jaren voor in Rusland en Oekraïne.
Hoe gaat de Minister om met deze waarschuwing? Is hij van mening dat er surveillance
op EU-niveau nodig is om virusintroductie op de Europese markt te voorkomen?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
De leden van de PvdA-fractie spreken tot slot waardering uit dat voor het feit dat
de Minister voornemens is om te blijven inzetten op de noodzakelijke verduurzaming
van de landbouwsector middels de Green Deal en de Boer-tot-Bordstrategie. Deze leden
zijn van mening dat juist nú de transitie naar een groene kringlooplandbouw extra
belangrijk is om ons voedselsysteem weerbaar te maken en de voedselveiligheid in de
toekomst te kunnen garanderen. Onder andere Frankrijk heeft aangegeven om deze duurzame
maatregelen voorlopig te pauzeren. Hoe is de Minister van plan om in de Raad in te
blijven zetten op de noodzakelijke verduurzaming van de landbouwsector middels de
Green Deal en de Boer-tot-Bordstrategie? Hoe is de Minister van plan andere lidstaten,
indien nodig, te overtuigen? Gaat de Minister Frankrijk en eventueel andere landen
aanspreken dat het juist nú extra belangrijk is om in te zetten op de noodzakelijke
verduurzaming van de landbouwsector middels de Green Deal en de Boer-tot-Bordstrategie?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
De leden van de PvdA-fractie onderschrijven nogmaals het belang om als Nederland adequaat
op te treden en een bijdrage te leveren om de voedselcrisis te verhelpen, tegelijkertijd
onderschrijven deze leden het belang van de maatregelen die nodig zijn voor de transitie
naar een groene kringlooplandbouw. Excessieve klimaatveranderingen zijn immers een
van de voornaamste oorzaken van de voedselcrisis, die door de oorlog in Oekraïne in
versnelling is geraakt. Deze leden kijken met veel belangstelling uit naar de antwoorden
van de Minister.
Vragen en opmerkingen van de leden uit de GroenLinks-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de GroenLinks-fractie hebben enkele opmerkingen en vragen bij de agenda
van de Landbouw- en Visserijraad en de daarop staande stukken.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich grote zorgen over het dreigende mondiale
voedseltekort door de oorlog in de Oekraïne. Deze leden zijn niet zozeer bezorgd over
de voedselbeschikbaarheid in de EU, maar wel over de gevolgen van oplopende prijzen
van graan, olie en ander basisvoedsel waardoor mensen in armere landen in het Midden-Oosten
en Noord-Afrika in grote problemen komen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister de analyse deelt dat deze
mensen voor hun basisvoedsel direct moeten concurreren met onze kippen en varkens?
Antwoord
Als grote voedselproducent zijn we niet alleen verantwoordelijk voor onze eigen voedselvoorziening,
maar dragen we ook een verantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid van voldoende
voedsel wereldwijd. Gerelateerd aan de ontwikkelingen in Oekraïne wordt in Europees
en mondiaal verband nauw de vinger aan de pols gehouden en wordt gezocht naar oplossingen
voor eventuele knelpunten. Daarbij wordt niet alleen naar de voorraden en beschikbaarheid
van granen en oliehoudende gewassen gekeken, maar ook naar zuivelproducten als melkpoeder.
Al eerder heb ik aangegeven dat het openhouden van handelsstromen essentieel is voor
de beschikbaarheid van voldoende voedsel in landen die afhankelijk zijn van basisvoedingsstoffen
van andere landen.
Op dit moment is er echter geen sprake van concurrentie op voedsel tussen dier en
mens. Voor kippen en varkens is veelal voedsel van andere kwaliteit en samenstelling
beschikbaar dan voor mensen. Daarbij is zuivel en vlees ook basisvoedsel, dat past
binnen een gezond voedselpatroon. Dieren zetten voor de mens onverteerbare landbouwproducten
en reststromen om in zuivel en vlees dat mensen wel kunnen eten. Dierlijke eiwitten,
zoals in de vorm van melkpoeder, zijn in een groot deel van de wereld bovendien nodig
om ondervoeding te voorkomen.
Erkent de Minister dat we in Europa dagelijks het equivalent van vijftien miljoen
broden per dag tot biobrandstof destilleren voor in onze auto’s? Is de Minister het
met deze leden eens dat onze luxe wensen zoals autorijden of ongezond grote hoeveelheden
vlees, zuivel en eieren willen eten, de prijs en de beschikbaarheid van basisvoedsel
in armere landen beïnvloedt? Herkent de Minister hier het morele dilemma in en kan
hij erop in gaan hoe hij denkt dat hij en de Europese Unie dit moeten oplossen?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister in een eerdere reactie
stelde dat er nu nog geen sprake was van hongersnood en hij hier ook nog niet op wilde
anticiperen. Is de Minister zich ervan bewust dat we nu moeten zaaien als we over
enkele maanden willen oogsten en dat we in het najaar meer geoogst moeten hebben dan
eerdere jaren willen we een hongersnood voorkomen? Hoe moeten Nederland en de Europese
Unie dit aanpakken? Kan de Minister uitleggen hoe lang we nog kunnen wachten met het
nemen van besluiten, voordat het te laat is?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of hij bereid is om zich in
Europees verband in te zetten voor een onmiddellijk verbod of desnoods de opschorting
van het bijmengen van biobrandstoffen uit voedsel of voedergewassen. Deze leden vragen
de Minister om op kortst mogelijke termijn tot afspraken te komen over het inkrimpen
van de Nederlandse en Europese veestapel en een sterke beperking van het (bij)voeren
van dieren met voor mensen geschikt voedsel.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister hoeveel calorieën aan met voor
mensen geschikt voedsel kan worden bespaard, als we de Europese veestapel inkrimpen
met het voor de export bestemde deel. Hoeveel extra mensen zouden met dit voedsel
kunnen blijven leven?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister bij benadering kan aangeven
hoeveel mensen zullen verhongeren door de Franse steunmaatregelen voor de gestegen
prijzen van veevoer. Heeft de Minister vergelijkbare plannen voor Nederland? Wat is
de menselijke prijs hiervan?
Antwoord
Gezien deze vragen niet direct betrekking hebben tot de geannoteerde agenda van de
Landbouw- en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vragen
op korte termijn ontvangen.
Vragen en opmerkingen van de leden uit de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersoon
Landbouwgif
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich zorgen over de implementatie
en uitvoering van de Boer-tot-Bordstrategie. Deze strategie werd bijna twee jaar geleden
gepresenteerd8 en dit zou geleid moeten hebben tot het eerste concrete voorstel voor een nieuwe
verordening op 23 maart 2022. Deze «Verordening voor het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen»
zou mogelijk het doel voor 50% reductie van pesticidegebruik uit de Boer-tot-Bordstrategie
wettelijk vastleggen.9 Onder grote lobbydruk is de presentatie van deze verordening echter met zeker een
halfjaar uitgesteld. Deze leden constateren dat de agro-industrie de oorlog in Oekraïne
aangrijpt om stevig te lobbyen tegen de verduurzaming van de Europese voedselproductie.10
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie verwachten dat de Minister dit uitstel
zou betreuren, omdat de Minister bij het televisieprogramma Op1 duidelijk heeft aangegeven
dat de inzet voor verduurzaming van de landbouw geïntensiveerd zou moeten worden.11 De Minister herhaalt tevens het belang van verduurzaming in de geannoteerde agenda
van de Landbouw- en Visserijraad van 7 april 2022. Deze leden delen dit inzicht en
waarderen dit standpunt van de Minister.
Tegelijkertijd constateren deze leden hier een tegenstrijdigheid. Uit ge-Wob-te stukken
blijkt dat Nederland al eerder heeft gepleit tegen nieuwe strengere regelgeving rondom
landbouwgif in de nieuwe Verordening.12 De huidige richtlijn voor pesticiden uit 2009 zou volgens het ministerie al «voldoende
handvatten bieden voor duurzaam gebruik van pesticiden.» Dit komt sterk overeen met
de argumenten die door de chemische industrie worden gebruikt om de nieuwe verordening
van tafel te krijgen of af te zwakken.13 Kan de Minister bevestigen dat Nederland richting de Europese Commissie heeft gepleit
tegen strengere regels omtrent het gebruik van landbouwgif en zo ja, toelichten waarom
dat is gedaan? Waarom heeft de Minister dit standpunt niet met de Kamer gedeeld? Kan
de Minister het commentaar op specifieke punten uit de nieuwe Verordening, dat als
bijlage bij de ge-Wob-te email verstuurd lijkt te zijn,14 met de Kamer delen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen voorts of de Minister kan aangeven
wanneer de Europese Commissie de nieuwe Verordening wel zal presenteren. Deze leden
roepen de Minister op om te stoppen met het overnemen van de lobby van landbouwgifproducenten
en bij de Europese Commissie aan te dringen op een voortvarende aanpak bij de implementatie
van de «Verordening voor het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen» en de
Boer-tot-Bordstrategie. Alleen zo kan de verduurzaming van de landbouw daadwerkelijk
geïntensiveerd worden. Kan de Minister dit toezeggen?
Antwoord
Gezien deze vragen niet direct betrekking hebben tot de geannoteerde agenda van de
Landbouw- en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vragen
op korte termijn ontvangen.
Europees steunpakket voor de landbouw
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de Europese Commissie
een regeling aankondigde voor private opslag van varkensvlees. Opbrengsten voor varkenshouders
zijn al lange tijd laag, onder andere omdat er al langere tijd te veel varkensvlees
op de markt is. Deze leden zijn altijd erg kritisch geweest op opslagregelingen. Overproductie
wordt op deze wijze kunstmatig en op kosten van de belastingbetaler in stand gehouden.
Deelt de Minister de mening dat een opslagregeling onbespreekbaar is zolang er niet
tegelijk stevig wordt ingezet op productiebeperking? Gaat de Minister dit inbrengen
tijdens de Raad?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen daarnaast dat naast de opslagregeling
er een steunpakket voor de landbouwsector is aangekondigd van 500 miljoen euro. Deze
leden horen graag van de Minister welke ruimte de lidstaten hebben om zelf te bepalen
hoe de budgetten worden ingezet. Voor welke doeleinden en voor welke sectoren is de
Minister van plan de budgetten aan te wenden? Zal de Minister bijvoorbeeld inzetten
op een versnelling van de verduurzaming van de landbouw, het opvangen van de prijsstijging
bij de consument, of het ondersteunen van de veehouderij?
Antwoord
De Europese Commissie is met de Gemeenschappelijke Marktordening (Verordening 1308/2013)
gemachtigd zelf besluiten te nemen tot het openen van particuliere opslagregelingen.
De opening van de Europese particuliere opslagregeling is op 24 maart jl. gepubliceerd
en van Europese wege op 25 maart 2022 al in werking getreden. Op 29 april a.s. zal
de regeling sluiten, mits de Europese Commissie niet besluit de regeling eerder te
beëindigen.
Mijn inzet afgelopen maanden voor de situatie op de varkensmarkt was dat de overproductie
van varkensvlees door de markt zelf moet worden aangepakt. Dat vindt de Europese Commissie
ook. De particuliere opslagregeling wordt door de Europese Commissie dan ook gezien
als een tijdelijke maatregel. Het beteugelen van overproductie als gevolg van perioden
met sterke prijsstijgingen en de daaropvolgende prijsval is een sectoraal probleem
waar een oplossing voor moet komen. Om oplossingen voor de langere termijn te vinden
is op 10 maart de Europese reflectiegroep voor varkensvlees van start gegaan15. Hieraan nemen vertegenwoordigers van de werkgroep varkens van de Europese maatschappelijke
dialooggroep en vertegenwoordigers van lidstaten deel. In januari 2023 wordt het eindrapport
met aanbevelingen aan de Europese Commissie overhandigd.
Het is aan Nederland zelf om te besluiten hoe de nationale envelop die Nederland krijgt
wordt ingezet. Wel heeft de Europese Commissie in haar besluit van 23 maart jl. doelen
en randvoorwaarden opgenomen waarbinnen die inzet plaats moet vinden en dat activiteiten
moeten passen bij de beschreven typen activiteiten: circulaire economie, nutriënten
management, efficiënt gebruik van grondstoffen of milieu en klimaatvriendelijke productie
methodes.
Lidstaten kunnen tot 30 juni a.s. hun invulling van het gebruik van de landbouwcrisisreserve
melden aan de Europese Commissie. Op dit moment sta ik in contact met vertegenwoordigers
van de landbouwsectoren voor welke sectoren en voor wat voor maatregelen de crisisreserve
in Nederland het beste ingezet kan worden. Bij de analyse over de mogelijk inzet neem
ik ook de analyses van WeCR mee die recent aan uw Kamer zijn toegezonden.16 Naast de keuze voor de inzet binnen de gestelde randvoorwaarden weeg ik ook de uitvoerbaarheid
mee, waaronder de mogelijkheid om dit te laten aansluiten bij bestaande activiteiten.
Beperkende factor voor de inzet is de deadline voor de betalingen. Betalingen moeten
uiterlijk 30 september gedaan zijn. Dat geeft lidstaten een relatief korte tijd voor
inregeling en uitvoering. Ik verwacht tijdig voor de deadline van 30 juni een besluit
nemen over de Nederlandse inzet.
Vogelgriep
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat het vogelgriepvirus
nog steeds rondwaart in Europa en dat dit volgens Marion Koopmans blijft zorgen voor
een permanente pandemische dreiging in onze achtertuin.17 De Minister wil graag een strategische en constructieve discussie over het voorkomen
en bestrijden van vogelgriep, zo schrijft hij. Gaat de Minister in deze discussie
ook de gevaren van een hoge pluimveedichtheid bespreken, zoals ook beschreven is door
de commissie Bekedam? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De expertgroep zoönosen heeft in zijn rapport «Zoönosen in het vizier aanbevelingen
gedaan over verspreidingsrisico’s van hoogpathogene vogelgriep (HPAI). Het risico
op het verspreiden van dierziekten, waaronder zoönosen, is belangrijk aspect om rekening
mee te houden bij de integrale gebiedsgerichte aanpak. Hierin zullen ook afstanden
tussen bedrijven en bedrijfsgrootte mee worden genomen.
Humane en veterinaire experts is gevraagd de bestaande kennis over risico’s van verspreiding
van dierziekten en zoönosen tussen bedrijven in kaart te brengen. Ook bedrijfsgrootte
wordt daarin meegenomen. De resultaten worden in de zomer verwacht. Op basis daarvan
kan worden bezien óf en waar maatregelen nodig zijn.
We betreuren elke nieuwe besmetting ten zeerste en onderkennen de noodzaak om op de
korte, middellange en lange termijn manieren te vinden om op structurele wijze met
deze permanente dreiging om te kunnen gaan.
Europese subsidies voor promotie van vlees en zuivel
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lazen in het verslag van de Landbouw
en Visserijraad van 21 februari18, 19 dat de Minister heeft zich, naar aanleiding van de aangenomen motie van de Partij
voor de Dieren, in Europa actief heeft uitgesproken tegen de subsidies voor vleesreclames,
waarvoor dank. Het heeft echter niet mogen baten. Onlangs heeft de Europese Commissie
opnieuw 54 miljoen euro uitgetrokken voor de promotie van vlees en zuivel.20 Deelt de Minister de mening dat het uittrekken van tientallen miljoenen euro’s om
de consumptie van bijvoorbeeld varkensvlees te stimuleren op het moment dat mensen
minder vlees gaan eten, het behalen van de doelen op het gebied van onder andere klimaat
en gezondheid verder buiten bereik dreigt te brengen? Deelt de Minister de mening
dat, zolang deze subsidies worden verstrekt, versterkte actie nodig is om de schadelijke
effecten van deze campagnes tegen te gaan? Welke mogelijkheden ziet de Minister om
te voorkomen dat deze promotie zich richt op de Nederlandse markt en het vergroten
van de Nederlandse vleesconsumptie? Is de Minister bereid dit mee te nemen in de uitwerking
van de Nationale Eiwitstrategie?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
Koolstofcycli, koolstoflandbouw en LULUCF (Land use, land-use change, and forestry)
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie onderschrijven het essentiële belang
van het behouden van bossen voor klimaat en biodiversiteit. Deze leden lezen dat koolstoflandbouw
ingezet zal worden om koolstof in bossen op te slaan en dat een kernelement van dit
beleid is om ontbossing tegen te gaan. Welke maatregelen worden genomen om ontbossing
tegen te gaan en hoe verhoudt het tegengaan van ontbossing zich tot het huidige kapbeleid
en beleid omtrent houtige biomassa? Wat is de inzet van Nederland met betrekking tot
de afweging tussen klimaateffecten van het gebruik van (houtige) gewassen (biogrondstoffen)
voor koolstofvastlegging in landgebruik en hoogwaardig gebruik van biogrondstoffen
ter vervanging van fossiele grondstoffen? Wat wordt verstaan onder hoogwaardig gebruik
van biogrondstoffen? Wat zijn (houtige) gewassen (biogrondstoffen) voor koolstofvastlegging
in landgebruik en welke activiteiten vallen onder het gebruik hiervan?
Antwoord
In de Nederlandse Bossenstrategie is opgenomen dat 3.400 hectare ontbossing in het
kader van Natura 2000 met terugwerkende kracht wordt gecompenseerd, ook al is daar
wettelijk een uitzondering voor. Het kabinet bekijkt de mogelijkheid om deze uitzondering
in de Wet natuurbescherming te laten vervallen, en daarmee wordt de ontbossing in
Nederland gedeeltelijk tegengegaan. Verder leidt houtkap maar in beperkte mate tot
ontbossing, landbouw en verstedelijking zijn de grootste oorzaken van ontbossing wereldwijd
gezien. Ook verwijs ik u graag door naar het voorstel van de Europese Commissie over
het op de markt brengen van goederen en producten die verband houden met ontbossing21.
Voor de inzet van biogrondstoffen verwijs ik uw Kamer graag naar het Duurzaamheidskader
Biogrondstoffen waarover uw Kamer op 16 oktober 2020 is geïnformeerd22. Een brief namens het kabinet om uw Kamer op de hoogte te stellen over de voortgang
is momenteel in voorbereiding bij de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat (I&W)
en Economische Zaken en Klimaat (EZK).
Tot slot merken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat het International
Panel on Climate Change (IPCC)23 meldt dat er slechte vormen van klimaatadaptatie bestaan, zogenaamde maladaptation.
Deze slechte aanpassingen kunnen leiden tot verhoogde broeikasgasuitstoot en kunnen
het systeem nog kwetsbaarder maken voor de gevolgen van klimaatverandering. Onder
andere het gebruik van bioenergie of het planten van niet inheemse bomen op natuurlijke
onbeboste gronden worden gezien als een slechte klimaatadaptatie. Hoe wordt voorkomen
dat slechte klimaataanpassingen worden toegepast in koolstoflandbouw of LULUCF? Hoe
worden deze toepassingen geïdentificeerd en geanalyseerd om toepassing te voorkomen?
In 2020 was de uitstoot van biogrondstoffen maar liefst 19 megaton CO2 volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Deze leden zien het planten
van bomen, die koolstof vastleggen, om deze vervolgens te verbranden als een slechte
vorm van klimaatadaptatie. Deelt de Minister dit inzicht?
Antwoord
In algemene zin geldt dat er in het nationale klimaatadaptatie beleid oog is voor
neveneffecten van adaptatiemaatregelen, hier moet echter nog nader onderzoek naar
gedaan worden. Het planten van niet inheemse bomen op natuurlijke onbeboste gronden
komt voor in andere landen, waaronder India, maar komt in Nederland zelden tot niet
voor. In Nederland zijn vrijwel geen natuurlijk onbeboste gronden. In de toepassing
van inheemse bomen is nog wel wat te winnen. Daarvoor heb ik vanuit de Bossenstrategie
het rapport «Planten voor de toekomst» op laten stellen, waarin aanbevelingen zijn
opgenomen over de bescherming van autochtone genenbronnen en gebruik van inheems plantmateriaal.
Koolstofvastleggende maatregelen waarvan het toepassen wordt of zal worden gestimuleerd
middels publieke beloningen, zijn wetenschappelijk bewezen effectieve maatregelen.
Eventuele negatieve neveneffecten hiervan zijn ook onderzocht. Voor koolstofvastleggende
maatregelen waarvan het toepassen wordt gestimuleerd middels private beloningen (zoals
koolstofcertificaten) zou hetzelfde moeten gelden, maar deze marktinitiatieven zijn
momenteel niet gereguleerd in Nederland. Wel ben ik nauw betrokken bij de ontwikkeling
van methoden door Stichting Nationale Koolstofmarkt, een van de marktpartijen in Nederland
die koolstofcertificaten uitgeeft. Het kabinet kijkt daarom met interesse uit naar
het toekomstig EU regelgevingskader voor de certificering van koolstofverwijdering,
dat de milieu integriteit van de middels koolstofcertificaten te belonen koolstofvastleggende
maatregelen zal borgen.
Voor de inzet van biogrondstoffen verwijs ik u graag naar het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen
waarover uw Kamer op 16 oktober 2020 is geïnformeerd. Een brief namens het kabinet
om uw Kamer op de hoogte te stellen over de voortgang is momenteel in voorbereiding
bij de Minisers van I&W en EZK.
Visserij
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de Europese
steun die wordt uitgetrokken voor de visserij vanwege de stijgende prijzen van fossiele
brandstof als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Kan de Minister uiteenzetten hoeveel
en welke steun wordt of reeds is gegeven aan de visserijsector? Hoe beziet de Minister
het subsidiëren of compenseren van fossiel brandstofverbruik in het licht van de noodzaak
en ambities om broeikasgasemissie met tenminste 55% te verminderen in 2030 ten opzichte
van 1990? Hoe verhouden mogelijke tijdelijke compensatieplannen zich tot de verduurzamingsplannen?
Is de Minister het ermee eens dat het in stand houden van het huidige systeem met
fossiele brandstoffen een vertraging betekent voor het halen van de klimaatambities?
Is de Minister het ermee eens dat het beter is om te kijken naar uitkoopregelingen
voor de visserij? Zo nee, waarom niet?
Daarbij hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie vernomen dat zeven natuurorganisaties,
waaronder ClientEarth en Oceana op 31 maart 2022 een brief24 hebben gestuurd naar de Europese Commissie. In deze brief vragen de organisaties
de commissie om een administratief onderzoek in te stellen naar visserijvangstgegevens
en fraude hieromtrent in Nederland. De organisaties geven aan dat, bij gebrek aan
betrouwbaar vangstregistratiesysteem met doeltreffende controles, fraude met inbegrip
van illegale visserij onvermijdelijk is. Dit ondermijnt de vispopulaties. Wat is de
reactie van de Minister op de brief? Deelt de Minister de zorgen van de organisaties?
Zo nee, waarom niet? Klopt het dat aanvoeraangiften en verkoopdocumenten ingevuld
worden op basis van niet geverifieerde ramingen? Zo nee, waaruit blijkt dat? Waaruit
blijkt dat het vangstregistratiesysteem op orde is? Is de Minister bereid om door
middel van een administratief onderzoek licht te werpen op de gang van zaken en de
werkelijke vangsthoeveelheden vast te stellen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
Droogte in Europa
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister of hij het meest
recente, zeer zorgwekkende rapport van de Intergovernmental Panel on Climate Change
(IPCC) heeft gelezen. Dit toont aan hoe gevaarlijk klimaatverandering is en hoe zorgelijk
dit is voor mensen, vanwege onder andere toenemende hittegolven, branden, droogte
en overstromingen. Het rapport stelt dat met name Zuid-Europa te maken gaat krijgen
met droogte en de teruglopende beschikbaarheid van zoet water. Spanje en Portugal
maken zich dan ook terecht zorgen over droogte in hun regio’s. Die zorgen moeten Nederland
ook raken. Afgelopen februari heeft de regio Andalusië een wet aangenomen die illegale
waterputten van fruittelers rond het natuur- en Werelderfgoedgebied Doñana legaliseert.
Dat is slecht nieuws voor de grutto’s, die daar een tussenstop maken. Deelt de Minister
dit inzicht en is de Minister bereid om ook grutto’s die onderweg van en naar Nederland
zijn te beschermen? Om de gevolgen van de droogte op te vangen, zou Spanje steun kunnen
zoeken bij het Solidariteitsfonds25 voor natuurrampen. Is de Minister bereid om de Spaanse Minister te verzoeken het
besluit terug te draaien en steun te zoeken bij het Solidariteitsfonds?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
Vragen en opmerkingen van de leden uit de Volt-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 7 april 2022. Deze leden onderstrepen
het belang van de gedachtewisselingen over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten
in relatie tot Oekraïne. Daarbij willen deze leden benadrukken dat naast de ontwikkelingen
voor de interne landbouwmarkten ook rekening gehouden dient te worden met de landbouwmarkten
wereldwijd en de mogelijke effecten voor voedselzekerheid in de rest van de wereld.
Daarnaast beklemtonen deze leden dat de ontwikkelingen in Oekraïne niet mogen worden
ingezet als argument om verduurzaming in te landbouw af te remmen of tegen te gaan.
Een ambitieuze Nederlandse inzet in de voorliggende verordeningen zijn daarom volgens
deze leden essentieel. Daartoe hebben deze leden de volgende vragen.
Gedachtenwisseling over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten in relatie tot Oekraïne
& Presentatie en mogelijke gedachtewisseling over mededeling voedselzekerheid
De leden van de Volt-fractie lezen dat de Europese Unie via het EU Emergency Support
Programme 330 miljoen euro zal vrijmaken voor Oekraïne, om basisgoederen en diensten
aan te leveren aan Oekraïne. Tegelijkertijd zien deze leden dat in steden als Marioepoel
mensen afgesloten zijn van voedselvoorziening, medicijnen en water. Is het bedrag
van 330 miljoen euro voldoende? Investeert Nederland daarnaast nog meer in humanitaire
hulp, specifiek op het gebied van voedsel? Welke stappen worden er genomen om ervoor
te zorgen dat deze hulp Oekraïners ook daadwerkelijk bereikt?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
De leden van de Volt-fractie lezen dat de Europese Unie meer humanitaire hulp wil
verlenen aan de regio's en bevolkingsgroepen die het zwaarst door voedselonzekerheid
worden getroffen. Hoe gaat Nederland bijdragen aan deze hulp? Is er een prognose hoeveel
van deze hulp er nodig zal zijn? Zal dit een onmiddellijke oplossing kunnen bieden
voor de grote graantekorten waar landen in Zuid-Azië, Afrika en Latijns-Amerika mee
te maken hebben?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
De Europese Commissie wil landen in de problemen van buiten de Europese Unie helpen
met het zelf opbouwen van bestendigere landbouwpraktijken. Hoe wil de Europese Unie
dit gaat doen? Welke bijdrage levert en gaat Nederland leveren om deze landen te helpen
met het opbouwen van bestendigere landbouwpraktijken?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
Daarnaast heeft de Europese Unie in de periode 2014–2020 meer dan 10 miljard euro
aan ontwikkelingssamenwerking toegezegd om de voedselzekerheid voor de armste en meest
kwetsbare mensen te verbeteren. Is er een prognose die aangeeft of dit genoeg hulp
is? Zo niet, welke andere stappen zullen er genomen worden?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
De leden van de Volt-fractie lezen dat de Europese Commissie een tijdelijk crisiskader
voor staatssteun heeft aangekondigd voor Europese boeren die getroffen zijn, waarbij
8 miljoen euro vrijgemaakt wordt voor Nederland. Hierbij geeft de Europese Commissie
aan dat er voorrang moet worden verleend aan boeren die zich toeleggen op duurzame
werkwijzen. Zijn er net als in het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) Europees-breed
afspraken gemaakt over het percentage van staatssteun dat aan boeren die duurzaam
produceren moet toekomen? Zo nee, zal Nederland hierop inzetten? Zo ja, wat is het
percentage en hoe wordt dit gecontroleerd en afgedwongen? Hoe is Nederland van plan
hiermee om te gaan?
Antwoord
Er zijn vier categorieën doelstellingen gesteld aan de inzet van de nationale enveloppe
uit de landbouwcrisisreserve in het besluit van de Europese Commissie (Gedelegeerde
verordening (EU) 2022/467). Dit zijn: a) circulaire economie, b) nutriëntenbeheer,
c) efficiënt gebruik van grondstoffen en d) milieu en klimaatvriendelijke productiemethoden.
De inzet moet bijdragen aan de voedselzekerheid of de aanpak van een verstoord marktevenwicht
en ondersteuning bieden aan landbouwers die een of meer activiteiten verrichten waarmee
die doelstellingen worden nagestreefd. Er zijn geen percentages opgenomen voor de
steun aan boeren die duurzaam produceren.
Kan de Minister aangeven hoe de 8 miljoen euro uit het steunpakket van 500 miljoen euro
zal worden besteed in Nederland? Hoe zal worden gegarandeerd dat dit wordt geïnvesteerd
in duurzame initiatieven in de landbouw?
Antwoord
Het besluit voor activering van artikel 219 is 25 maart jl. in werking getreden, maar
de overheveling van de gelden op Europees niveau moet nog geregeld worden. Lidstaten
kunnen tot 30 juni a.s. hun invulling van het gebruik van de landbouwcrisisreserve
melden aan de Europese Commissie. Met vertegenwoordigers van de landbouwsectoren bekijk
ik momenteel voor welke sectoren en met welke maatregelen de crisisreserve in Nederland
het beste ingezet kan worden. Bij de analyse over de mogelijke inzet neem ik ook de
analyses van WeCR mee die recent aan uw Kamer zijn toegezonden.26 Evenals het feit dat activiteiten moeten passen binnen gestelde doelen en randvoorwaarden
en bij de beschreven typen activiteiten: circulaire economie, nutriëntenmanagement,
efficiënt gebruik van grondstoffen of milieu en klimaatvriendelijke productiemethodes.
Daarbij weeg ik ook de uitvoerbaarheid mee, waaronder de mogelijkheid om dit te laten
aansluiten bij bestaande activiteiten. Beperkende factor voor de inzet is de deadline
voor de betalingen. Betalingen moeten uiterlijk 30 september gedaan zijn. Dat geeft
lidstaten een relatief korte tijd voor inregeling en uitvoering. Ik verwacht tijdig
voor de deadline van 30 juni een besluit te nemen over de Nederlandse inzet.
De opening van de Europese particuliere opslagregeling is van Europese wege al in
werking getreden. Marktdeelnemers kunnen vanaf 25 maart aanvragen doen bij de Europese
betaalorganen in de lidstaten. Voor Nederland voert RVO dit uit.
Op welke manier wordt deze staatssteun ook beschikbaar en toegankelijk gemaakt voor
de boeren in Caribisch Nederland?
Antwoord
De landbouwcrisisreserve is onderdeel van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van
de EU. Het GLB is niet beschikbaar en toegankelijk voor Caribisch Nederland.
Verder lezen de leden van de Volt-fractie dat de Europese Commissie de mogelijkheid
geeft om gereduceerde btw-tarieven in te voeren om de betaalbaarheid van voedsel te
garanderen. Zal Nederland hier gebruik van maken en zo ja, bij welke producten zal
dit het geval zijn?
Antwoord
De btw-tarievenrichtlijn, die naar verwachting in april wordt aangenomen, regelt welke
producten en diensten onder een verlaagd btw-tarief of een nultarief kunnen vallen.
Die nieuwe richtlijn geeft lidstaten meer beleidsruimte en staat bijvoorbeeld ook
een nultarief op voedingsmiddelen toe. Op de vraag of en hoe het kabinet de nieuwe
beleidsruimte wil benutten komt het kabinet voor de zomer terug middels een brief
van de Staatssecretaris van Financiën. Het blijft daarbij steeds van belang dat de
doeltreffendheid en doelmatigheid van lagere btw-tarieven, alsmede de uitvoerbaarheid
en budgettaire inpasbaarheid worden beschouwd en gewogen. In dit kader is ook de lopende
evaluatie van verlaagde btw-tarieven – die naar verwachting eind dit jaar wordt afgerond –
relevant.
De Europese Commissie geeft daarnaast aan extra steun voor agro-ecologische praktijken
te willen geven om de afhankelijkheid van chemische productiemiddelen te verminderen
en duurzame voedselzekerheid te waarborgen. Wat zijn deze agro-ecologische praktijken
en hoe worden deze op dit moment al in Nederland uitgevoerd?
Antwoord
Agro-ecologische praktijken zijn praktijken waar agrarische ondernemers steun krijgen
voor het leveren van diensten op het gebied van bijvoorbeeld klimaat, leefomgeving,
biodiversiteit en het verminderen van de afhankelijkheid van chemische productiemiddelen.
Dit zal onder de ecoregeling van het toekomstig GLB worden uitgewerkt.
In Nederland kennen we het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030
dat moet leiden tot een transitie naar weerbare planten en teeltsystemen en het verbinden
van land- en tuinbouw met natuur. Het gevolg hiervan is een vermindering van de behoefte
aan gewasbeschermingsmiddelen. Als er dan toch gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn
voor het bestrijden van ziekten, plagen en onkruiden, dan worden bij voorkeur laag-risicomiddelen
gebruikt, nagenoeg zonder emissies naar het milieu en nagenoeg zonder residuen op
voedselproducten.
De leden van de Volt-fractie lezen dat de Europese Commissie inzet op tijdelijke flexibiliteit
ten aanzien van de bestaande invoervoorschriften voor dierenvoer. Welke consequenties
heeft dit voor landen waaruit dit diervoeder wordt geleverd? Wat is het gevolg voor
de voedselkwaliteitsregels in de EU? Zijn hier mogelijk lange-termijn consequenties
aan verbonden en zo ja, welke?
Antwoord
In de mededeling over voedselzekerheid noemt de Commissie dat enkele lidstaten besloten
hebben gebruik te maken van de bestaande flexibiliteit in EU-wetgeving ten aanzien
van invoervoorschriften voor diervoeder. Dit mag en kan allen als het onderbouwd en
gerechtvaardigd is, bij wijze van uitzondering én tijdelijk, en als het niet ten koste
gaat van voedselveiligheid en consumentenbescherming. De Commissie houdt dergelijke
nationale maatregelen goed in de gaten. Dit heeft geen structurele gevolgen voor de
voedselkwaliteitsregels in de EU. Over eventuele consequenties voor landen van herkomst
van dit diervoer is mij op dit moment niets bekend.
Kan de Minister aangeven of hij voornemens aanpassingen voor te stellen voor het NSP
om op het verzoek van de Europese Commissie in te gaan om prioriteit te geven aan
investeringen die erop gericht zijn de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en
«inputs» als gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest te verminderen? Zo ja, op welke
punten?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
Herziening LULUCF-verordening
De leden van de Volt-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoe hij aankijkt tegen
de vorderende compromisvoorstellen in de Raadswerkgroepen ten aanzien van de mate
waarin natuurlijke en biologische gevaren (bijvoorbeeld als gevolg van klimaatverandering)
moeten worden meegewogen voor de jaarlijkse doelstellingen onder de LULUCF verordening.
Antwoord
Onderdeel van het voorstel van de Europese Commissie is een flexibiliteitsmechanisme
dat lidstaten die te maken krijgen met natuurlijke verstoringen beter in staat stelt
hun nationale doelstelling te behalen. Vanuit een aantal lidstaten klinkt de wens
om dit mechanisme uit te breiden. Het kabinet is echter van mening dat dit niet ten
koste mag gaan van de milieu-integriteit van de verordening, zodat de beoogde netto
koolstofput van 310 megaton CO2 daadwerkelijk wordt gerealiseerd.
Kan de Minister aangeven wanneer hij verwacht dat de Raad tot een onderhandelingsmandaat
komt rondom de LULUCF verordening?
Antwoord
Wanneer de Raad tot een onderhandelingsmandaat komt is nog lastig te voorspellen.
Ik verwacht dat de onderhandelingen in ieder geval niet voor de zomer zullen zijn
afgerond.
Hoe staat de Minister tegenover de verhoging van de doelstellingen van LULUCF in het conceptrapport van het Europees Parlement van 310 miljoen naar 490 miljoen CO2 ton netto verwijderingen tegen 2030? Zal Nederland dit voorstel steunen?
Antwoord
Ik steun deze ophoging naar een netto koolstofput van 490 Mton niet. Het voorstel
van de Europese Commissie, om een netto koolstofput van 310 Mton te realiseren in
2030, is in lijn met de ambitie om klimaatneutraliteit te bereiken in de EU in 2050
en draagt voldoende bij aan de ophoging van het Europese 2030 broeikasgasreductiedoel
naar ten minste 55%. Het kabinet heeft zich de afgelopen jaren hard gemaakt voor deze
ophoging, en is dan ook positief over het voorstel van de Commissie. De Nederlandse
inzet in de Raadsonderhandelingen is om dit ambitieniveau vast te houden.
De leden van de Volt-fractie hebben de zorg dat het samenvoegen van de emissies onder
de LULUCF-verordening en de niet CO2-emissies van landbouw onder het Agriculture, Forestry and Other Land Use (AFOLU)-voorstel
mogelijk zal leiden tot het verschuilen van de landbouwsector achter uit bossen bestaande
koolstofputten en daardoor geen hervormingen in de landbouw zullen worden doorgevoerd.
Daarom vragen deze leden de Minister wat de mogelijke consequenties van het samenvoegen
van de emissies zijn voor het behalen van de klimaatdoelstellingen en de doelstellingen
van reductie van CO2-emissies in 2050.
Antwoord
De Europese Commissie doet in 2025 een nader uitgewerkt voorstel voor een AFOLU-beleidspijler
vanaf 2031, en het kabinet zal dit voorstel te zijner tijd beoordelen.
Het kabinet heeft wel een positieve grondhouding ten aanzien van de realisatie van
een AFOLU-beleidspijler en ziet net als de Europese Commissie de voordelen van één
klimaatinstrument dat de gehele sector landbouw en landgebruik dekt. Dit komt ook
grotendeels overeen met de opzet die Nederland hanteert onder het nationale klimaatakkoord.
Het kabinet waardeert de ambitie van de Commissie om op EU-niveau in 2035 een klimaatneutrale
AFOLU-beleidspijler te realiseren en onderschrijft de noodzaak voor ambitie om tot
EU-brede klimaatneutraliteit te komen in 2050. Deze doelstelling is alleen haalbaar
met verdere verduurzaming van de landbouw in de EU en in Nederland. De landbouw is
momenteel onderdeel van de ESR, die voor 2030 ook wordt aangescherpt. Het kabinet
onderzoekt op dit moment in hoeverre Nederland kan bijdragen aan het reduceren aan
de EU doelstelling met betrekking tot AFOLU in 2035.
Raadsconclusies Commissie mededeling duurzame koolstofcycli – onderdelen koolstoflandbouw
De leden van de Volt-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat Nederland via het
Speciaal Landbouwcomité inbreng heeft geleverd voor de Raadsconclusies en dat deze
naar tevredenheid verwerkt zijn. Kan de Minister aangeven welke input Nederland heeft
geleverd aan de Raadsconclusies en hoe deze zijn verwerkt?
Antwoord
Nederland is niet overtuigd van de wenselijkheid van het oorspronkelijke voorstel
van het Franse voorzitterschap om het toekomstig EU-regelgevingskader voor de certificering
van koolstofverwijdering te verbreden naar broeikasgasemissiereductie in de landbouw.
Een dergelijke verbreding kan mogelijk negatieve implicaties hebben voor zowel het
nationale als EU-klimaatbeleid en deze dienen eerst goed in kaart gebracht te worden.
Ik heb daarom suggesties voor tekstrevisies gedaan om dit te formuleren als een mogelijkheid
die de Commissie zou kunnen overwegen in plaats van een wens die alle lidstaten delen.
Deze suggesties zijn overgenomen in de Raadsconclusies.
De Europese Commissie stelt voor dat per 2035 op EU-niveau klimaatneutraliteit wordt
gerealiseerd en een netto koolstofput na 2035. Nederland heeft zich hieraan gecommitteerd.
Welke manieren van CO2 opslag in de landbouw is het ministerie nu aan het ontwikkelen voor de Nederlandse
landbouw? Worden hier best practices over uitgewisseld tussen lidstaten?
Antwoord
Ten aanzien van de stelling dat Nederland zich gecommitteerd heeft: het kabinet heeft
een positieve grondhouding ten aanzien van de realisatie van een AFOLU-beleidspijler
na 2030 en klimaatneutraliteit in deze beleidspijler per 2035. In 2025 presenteert
de Commissie een nadere uitwerking van dit voorstel en het kabinet zal deze te zijner
tijd beoordelen.
Er zijn verschillende manieren van koolstofvastlegging die ik aan het ontwikkelen
ben voor de Nederlandse landbouw, te weten koolstofvastlegging in minerale bodems,
veenbodems en bomen in combinatie met landbouw (agroforestry). Voor minerale landbouwbodems
wordt er binnen het programma Slim Landgebruik onderzoek gedaan naar onder andere
de effectiviteit van koolstofvastleggende maatregelen, de inpasbaarheid in de bedrijfsvoering
en het stimuleren van boeren om maatregelen te nemen. De maatregelen waar onderzoek
naar wordt gedaan zijn voor de akkerbouw: compost toevoegen, groenbemesters, meerjarige
akkerranden en verbeteren gewasrotaties. Voor de veehouderij wordt er onderzoek gedaan
naar: niet-scheuren van grasland, mais-gras wisselteelt, kruidenrijk grasland, compost
en mest veehouderij. In de eco-regeling van het nieuwe GLB zijn ook een aantal koolstofvastleggende
maatregelen opgenomen, zoals: rustgewassen, meerjarige teelt, langjarig grasland,
grasland met kruiden en groenbedekking. De eco-regeling zal boeren belonen voor het
nemen van deze maatregen en zodoende de toepassing hiervan stimuleren. De ontwikkeling
van agroforestry vindt plaats in het kader van de nationale Bossenstrategie27.
Best practices op het gebied van koolstofvastlegging in minerale landbouwbodems worden
uitgewisseld in het EU Interreg North Sea Region project «Carbon Farming». Ik co-financier
de Nederlandse deelname van ZLTO en Bionext aan dit project waarin wordt samengewerkt
met partners uit België, Duitsland en Noorwegen. Op het gebied van agroforestry worden
best practices uitgewisseld via de contacten van het Agroforestry netwerk NL met het
Agroforestry netwerk Vlaanderen en Euraf – de Europese federatie agroforestry.
De leden van de Volt-fractie lezen dat de Europese Commissie een expertgroep wil creëren
over koolstoflandbouw bestaande uit overheidsinstanties van de lidstaten en belanghebbenden.
Welke rol speelt Nederland hierin en gaat Nederland deelnemen aan de expertgroep?
Antwoord
Nederland zal deelnemen aan de expertgroep koolstoflandbouw. Nederland zou binnen
deze expertgroep graag kennis willen uitwisselen over hoe complexe methoden (financieel)
toegankelijk te maken voor koolstoflandbouw projecten.
Daarnaast wil de Europese Commissie «reguliere» koolstoflandbouw verder opbouwen.
Welke vormen van «reguliere» koolstoflandbouw vinden er in Nederland al plaats? Op
welke verdere opbouw wordt door de Minister ingezet?
Antwoord
De term «reguliere» koolstoflandbouw wordt in het BNC-fiche over de Commissiemededeling
Duurzame koolstofcycli gebruikt om het onderscheid met «blauwe» koolstoflandbouw aan
te duiden. Vormen van «reguliere» koolstoflandbouw die al plaats vinden in Nederland
zijn het belonen van koolstofvastlegging in minerale bodems, veenbodems en bomen in
combinatie met landbouw (agroforestry). Ik zal meer publieke beloningen beschikbaar
maken, o.a. via het GLB-NSP, en zal tevens private beloningen, o.a. in de vorm van
koolstofcertificaten, stimuleren.
Verder zet de Europese Commissie in op het bevorderen van «blauwe» koolstoflandbouw.
Dit betekent koolstofvastlegging in oceanen en kustecosystemen door algen, zeegras,
mangroves, kwelders en andere planten. Welke vormen van «blauwe» koolstoflandbouw
vinden er in Nederland al plaats? Op welke verdere opbouw wordt door de Minister ingezet?
Antwoord
Vanuit de werkgroep Bos, Bomen en Natuur onder het Klimaatoverleg Landbouw en Landgebruik
wordt een projectgroep natte natuur opgestart die de potentiële bijdrage van onder
andere zeegras en kwelders aan de realisatie van de klimaatopgave zal bepalen. Zodra
duidelijk is wat de bijdrage van deze vormen van koolstofvastlegging in potentie is,
zal ik mij buigen over de vraag hoe deze gestimuleerd kunnen worden.
De leden van de Volt-fractie lezen dat in de Raad wordt ingezet op een robuust certificeringskader
voor koolstoflandbouw. Wat verstaat Nederland hieronder? Hoe biedt een certificeringskader
voldoende incentive voor het verduurzamen van de landbouw en het opbouwen van duurzame
koolstofcycli? Welke kaders stelt Nederland aan deze certificering? Hoe wordt hierbij
greenwashing voorkomen?
Antwoord
De Raadsconclusies benadrukken inderdaad het belang van een robuust EU regelgevingskader
voor de certificering van koolstofverwijdering. Dit heeft met name betrekking op robuuste
eisen die gesteld zullen worden aan de meting, monitoring, rapportage en verificatie
van koolstofverwijdering om de onzekerheid over de betrouwbaarheid en kwaliteit van
koolstofcertificaten weg te nemen. Door deze onzekerheid weg te nemen wordt de markt
voor koolstofcertificaten gestimuleerd. Nederland is van mening dat een correcte en
betrouwbare definitie van het begrip «koolstofverwijdering» een noodzakelijke allereerste
voorwaarde is voor het opzetten van een dergelijk regelgevingskader. Een dergelijke
definitie moet zien op daadwerkelijke koolstofverwijdering en mag geen ruimte laten
voor vermeden emissies. Ook onderschrijft Nederland de in de Commissiemededeling genoemde
waarborgen ten aanzien van de duur van de opslag, de kwaliteit van metingen en het
management van de risico’s van ongecontroleerde re-emissie en «koolstof lekkage»28. Deze zijn nodig om te garanderen dat gecertificeerde koolstofverwijderingen daadwerkelijk
bijdragen aan het behalen van de EU klimaat- en milieudoelen.
Daarnaast wordt er voornamelijk ingezet op vrijwillige incentives voor landbeheer.
Hoe verhoudt zich dit tot de verplichte doelstellingen onder het «Fit-for-55»-pakket?
Antwoord
Het toepassen van koolstofvastleggende maatregelen door boeren en andere landbeheerders
is vrijwillig. Door hen hiervoor te belonen wordt getracht dit te stimuleren en zo
een bijdrage te leveren aan de realisatie van het nationale doel ten aanzien van koolstofvastlegging.
In het herzieningsvoorstel van de LULUCF-verordening, dat momenteel in de Raad en
het Europees Parlement wordt besproken, stelt de Europese Commissie voor om voor de
periode 2026–2030 op lidstaatniveau bindende jaarlijkse doelstellingen alsook een
cumulatief boetemechanisme van 8% in het geval van niet-naleving te introduceren.
Vragen en opmerkingen van de leden uit de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag naar aanleiding van de Mededeling duurzame
koolstofcycli van de Europese Commissie. Zij hebben begrepen dat partijen die actief
zijn in de koolstoflandbouw behoefte hebben aan Europese/internationale standaarden
voor certificatie van koolstofopslag. Deze leden horen graag of de Minister van mening
is dat de Europese Commissie op dit punt voldoende stappen zet.
Antwoord
De Europese Commissie heeft inmiddels een verzoek om input voor een effectbeoordeling
van het toekomstig EU regelgevingskader voor de certificering van koolstofverwijdering
gepubliceerd29 en zal op korte termijn een expertgroep koolstoflandbouw, bestaande uit overheidsinstanties
van de lidstaten en belanghebbenden, instellen. Ik ben van mening dat hiermee voldoende
stappen worden gezet.
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over het in het kader van «Fit-for-55»-pakket
voorgestelde koolstofcorrectiemechanisme (CBAM). Deze leden willen erop wijzen dat
landbouwproducten zijn uitgezonderd, terwijl kunstmestproducten er wel onder vallen.
Dat betekent de boeren in de Europese Unie extra kosten moeten maken voor gebruik
van kunstmest, terwijl boeren in het buitenland deze extra kosten niet hebben. Omdat
landbouwproducten niet onder CBAM vallen, hebben buitenlandse boeren daarmee een concurrentievoordeel.
Deelt de Minister dit knelpunt? Wil hij zich inzetten voor een eerlijk speelveld,
bijvoorbeeld door landbouwproducten ook onder CBAM te scharen?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de voorgestelde herziening van de
LULUCF-verordening. Deze leden willen erop wijzen dat in veen(weide)bodems van nature
oxidatie en CO2-emissie plaatsvindt. Wat betekent dat voor de haalbaarheid van klimaatneutraliteit
per 2035? Is de Minister voornemens rekening te houden met de bijzondere positie van
het landgebruik in Nederland? Zo ja, hoe?
Antwoord
De Commissie stelt voor om na 2030 een AFOLU (Agriculture, Forestry & Other Land Use)-beleidspijler
te realiseren, en om per 2035 op EU-niveau klimaatneutraliteit te realiseren in deze
pijler. Ik laat op dit moment onderzoeken in hoeverre Nederland kan bijdragen aan
deze doelstelling. De Europese Commissie erkent dat het niet eerlijk noch efficiënt
zou zijn om van alle lidstaten klimaatneutraliteit in hun nationale AFOLU-pijler te
verwachten per 2035. Gezien de netto emissies uit landgebruik in Nederland hecht het
kabinet aan deze uitspraak van de Commissie en zal dat ook nogmaals benadrukken tijdens
de Landbouw- en Visserijraad.
De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de Minister de aangenomen motie Bisschop
c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1398) gaat uitvoeren waarin gevraagd wordt om een kritische beoordeling van de Green Deal
en de Boer-tot-Bordstrategie in het licht van de kwetsbaarheid van de internationale
voedselvoorziening, zoals gebleken is met de Oekraïnecrisis. Deze leden willen erop
wijzen dat analyses uitwijzen dat de ambities in de Boer-tot-Bordstrategie zouden
kunnen leiden tot een daling van de Europese tarweproductie met 20% en een sterke
daling van de (netto) export van graan. Dat heeft gevolgen voor de internationale
voedselvoorziening en prijsvorming, en daarmee voor de internationale voedselzekerheid.
Erkent de Minister deze gevolgen? Gaat hij bij de komende Landbouwraad in lijn met
de aangenomen motie aandringen op een kritische beoordeling van de ambities in de
Boer-tot-Bordstrategie?
Antwoord
Met betrekking tot de beoordelingen herhaal ik hierbij het eerdere antwoord dat ik
uw Kamer heb gegeven tijdens het commissiedebat Landbouw, klimaat en voedselzekerheid
van 31 maart jl.
Zodra een in de van Boer tot Bordstrategie aangekondigd voorstel door de Commissie
wordt uitgebracht, bekijk ik of een ander bewindspersoon kritisch hoe dit voorstel
zich verhoudt tot het regeerakkoord en kwesties als subsidiariteit, proportionaliteit,
financiële gevolgen en gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten. De positie
van het kabinet wordt verwoord in het BNC-fiche dat ik vervolgens met uw Kamer deel.
Zo heeft u inmiddels BNC-fiches ontvangen over de in de van Boer tot Bordstrategie
aangekondigde voorstellen voor een noodplan voor voedselzekerheid, statistieken over
pesticiden, koolstoflandbouw en de Trade Policy Review. Ik verwacht tot met 2023 op
nog circa 15 in de van Boer tot Bordstrategie aangekondigde voorstellen kritisch te
beoordelen en de kabinetspositie met u te delen.
Zoals ik ook eerder heb aangegeven is de voedselzekerheid in de EU is niet in het
geding. Wel spreek ik in Europees verband maatregelen af om o.a. verstoringen in de
voedselketen te minimaliseren. Ook heb ik met supermarkten gesproken die ook hun verantwoordelijkheid
nemen als het gaat om voedselprijzen. Verder heb ik bij de Commissie aangedrongen
om voldoende aandacht te besteden aan de voedselzekerheid in de NEMA landen, om dat
de kans op voedselonzekerheid daar wel aanwezig is. De Commissie heeft daar gehoor
aangegeven in de mededeling over voedselzekerheid die ze op 23 maart jl. heeft uitgebracht.
Daar ben ik blij mee. In die mededeling staat ook dat de Commissie van mening is dat
de gevolgen van de invasie van Oekraïne juist reden zijn om de transitie naar een
weerbaar en duurzaam voedselsysteem versneld door te zetten. Ik deel die zienswijze.
Ik ga daarom in de komende Landbouw- en Visserijraad ook niet aandringen op een kritische
beoordeling van de ambities in de Boer tot Bordstrategie.
De leden van de SGP-fractie hebben eerder aandacht gevraagd voor de gevolgen van het
nieuwe GLB en het NSP voor de akkerbouw. De akkerbouw heeft niet alleen te maken met
halvering van inkomenstoeslagen, maar ook met aanscherping van de basiseisen, terwijl
de grote vraag is of er via de Ecoregeling of de tweede pijler nog wat voor terugkomt.
Deze leden willen in verband met het belang van voedselzekerheid en een leefbaar landbouwinkomen
voorkomen dat én de inkomenstoeslag halveert, én sprake is van hogere randvoorwaarden
voor inkomenstoeslag én dat akkerbouwers maar beperkt aanspraak kunnen maken op de
Ecoregeling en de tweede pijler. Zij hebben in dit verband enkele vragen. Komen er
in de Ecoregeling van begin af aan voldoende opties voor de akkerbouw, zoals verzocht
via de motie-Bisschop/Van der Plas (Kamerstuk 28 625, nr. 301), waaronder precisielandbouw, maar ook niet-kerende grondbewerking? Hoe wordt ervoor
gezorgd dat geen adviseurs nodig zijn om aan de Ecoregeling mee te doen? Wordt in
het kader van de tweede pijler ingezet op steun voor teelt van eiwitgewassen?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
De leden van de SGP-fractie horen graag wat de regering voornemens is te doen met
de acht miljoen euro die vanuit het Europese steunpakket voor ondersteuning van voedselproducenten
en consumenten die worden geraakt door de gevolgen van de oorlog in Oekraïne aan Nederland
ter beschikking wordt gesteld.
Antwoord
Het besluit voor activering van artikel 219 van de GMO is op 25 maart jl. in werking
getreden, maar de overheveling van de gelden op Europees niveau moet nog geregeld
worden. Lidstaten kunnen tot 30 juni a.s. hun invulling van het gebruik van de landbouwcrisisreserve
melden aan de Europese Commissie. Met vertegenwoordigers van de landbouwsectoren bekijk
ik momenteel voor welke sectoren en met welke maatregelen de crisisreserve in Nederland
het beste ingezet kan worden. Bij de analyse over de mogelijke inzet neem ik ook de
analyses van WeCR mee die recent aan uw Kamer zijn toegezonden.30 Evenals het feit dat activiteiten moeten passen binnen gestelde doelen en randvoorwaarden
en bij de beschreven typen activiteiten: circulaire economie, nutriëntenmanagement,
efficiënt gebruik van grondstoffen of milieu en klimaatvriendelijke productiemethodes.
Daarbij weeg ik ook de uitvoerbaarheid mee, waaronder de mogelijkheid om dit te laten
aansluiten bij bestaande activiteiten. Beperkende factor voor de inzet is de deadline
voor de betalingen. Betalingen moeten uiterlijk 30 september gedaan zijn. Dat geeft
lidstaten een relatief korte tijd voor inregeling en uitvoering. Ik verwacht tijdig
voor de deadline van 30 juni een besluit te nemen over de Nederlandse inzet.
De opening van de Europese particuliere opslagregeling is van Europese wege al in
werking getreden. Marktdeelnemers kunnen vanaf 25 maart aanvragen doen bij de Europese
betaalorganen in de lidstaten. Voor Nederland voert RVO dit uit.
De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de gevolgen van de enorm
gestegen brandstofprijzen voor de visserijsector. De Europese Commissie biedt in verband
met de crisis ruimte voor steunmaatregelen. Deze leden hebben begrepen dat de Franse
regering heeft gekozen voor compensatie van visserijbedrijven ter waarde van 35 cent
per liter diesel. Op welke wijze wil de Minister, met in achtneming van het feit dat
een belangrijke methode om brandstof te besparen (de pulskor) door de wetgever verboden
is, de Nederlandse visserijbedrijven steunen? Op welke wijze gaat hij daarnaast uitvoering
geven aan de motie-Bisschop (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1405)?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de EU-ontbossingsverordening. Ongeveer
twee derde van de import van bijvoorbeeld tropisch hout is al gecertificeerd. Hoe
waardeert de Minister deze certificatie? Hoe wordt voorkomen dat goed gecertificeerde
importstromen doorkruist worden door de EU-ontbossingsverordening? Kan ervoor gezorgd
worden dat de maatregelen zich richten op niet of onvoldoende gecertificeerde importstromen?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
Vragen en opmerkingen van de leden uit de BBB-fractie
Het lid van de BBB heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad en heeft daarbij nog enkele vragen.
Voedselzekerheid is een onderwerp dat op dit moment bovenaan alle agenda’s zou moeten
staan, ook wanneer het produceren van voedsel zoveel geld kost dat het product niet
meer te betalen is, wat een aanslag betekent op de voedselzekerheid. Hierin zou er
geen ruimte mogen zijn voor speculatie op bestaande voedselvoorraden, wat een prijsopdrijvend
effect kan hebben en waardoor voedsel voor burgers in kwetsbare landen onbetaalbaar
kan worden. Hoe gaat de Minister de toegang tot voedsel voor iedereen garanderen?
Hoe verhoudt zich dat tot de strategieën die een prijsopdrijvend effect hebben op
voedselproductie? Wil de Minister dit ter sprake brengen in de komende Landbouw- en
Visserijraad?
Antwoord
Onze voedselzekerheid is op dit moment niet in het geding, maar de gestegen prijzen
voor grondstoffen en gas hebben natuurlijk wel degelijk een negatief effect op het
functioneren van het voedselsysteem. Als EU zijn we niet alleen verantwoordelijk voor
onze eigen voedselvoorziening, maar dragen we ook een verantwoordelijkheid voor de
beschikbaarheid van voldoende voedsel wereldwijd, ook naar aanleiding van de huidige
situatie in Oekraïne. Zie verder het antwoord op de eerste vraag van de PvdA-fractie.
Het lid van de BBB-fractie heeft eerder zorgen geuit over de effecten van alle visies,
plannen en strategieën op de voedselproductie in Nederland en Europa. Ook het klimaatbeleid
heeft hier forse impact op. Dit lid wil graag benadrukken dat er in de toekomst onderscheid
gemaakt zou moeten worden tussen kort-cyclische nutriëntenstromen, wat in de natuur
en de landbouw het geval is, en lang-cyclische nutriëntenstromen waar sprake van is
bij het verbranden van fossiele brandstoffen waarbij we wereldvoorraden aanspreken
die in miljoenen jaren zijn vastgelegd. Biologische processen zijn altijd aan emissies
onderhevig, om maar een basaal voorbeeld te noemen: wij mensen produceren in Nederland
alleen al 20 miljoen liter scheetgas per dag, dat voor ongeveer 20% uit methaan bestaat.
Mensen in Nederland ademen ook jaarlijks megatonnen aan CO2 uit: een broeikasgas. Emissies horen bij «leven» en de biologische korte koolstofkringloop
is in principe in balans. Klimaat is een onderwerp dat mondiaal moet worden beoordeeld,
en als er mondiaal geen toename is van bijvoorbeeld vee, en dat vee navenant een gelijke
productie heeft, dan zijn die broeikasgasemissies ook redelijk in balans (de concentraties
nemen over een langere periode niet toe), het vee produceert bijvoorbeeld geen koolstofcomponent
maar zet deze alleen tijdelijk om. Dan is het nog altijd zaak carbon leakage te voorkomen
en de productie daar te behouden waar deze het meest efficiënt plaatsvindt. Is de
Minister bereid dit beter aan te kaarten binnen de Europese Commissie? Dit lid is
van mening dat deze inzichten onvoldoende breed worden uitgedragen, iets dat zeker
in deze voedselonzekere tijden onaanvaardbaar is.
Antwoord
De uitdagingen op het gebied van klimaat hebben inderdaad een mondiaal karakter en
wordt als zodanig ook op dat niveau geadresseerd. Het klimaatakkoord van Parijs is
daar het meest prominente voorbeeld van. Elke regio, elk land en alle sectoren wordt
geacht hier een bijdrage aan te leveren om de daarin gestelde doelen te behalen. De
EU en haar lidstaten, waaronder Nederland, hebben zich gecommitteerd aan de afspraken
van dat akkoord. De Europese Green Deal geeft de broodnodige handen en voeten aan
de Europese bijdrage aan het behalen van de doelen uit dat akkoord. Gestreefd wordt
naar Europese klimaatneutraliteit in 2050. Hiervoor heeft – onder de vlag van de Green
Deal – de Europese Commissie een integraal palet aan voorstellen uitgebracht of aangekondigd.
Onderdeel daarvan zijn o.a. voorstellen die uitstoot van broeikasgassen te reduceren,
om koolstoflekkage te voorkomen, om voor landbouw en visserij belangrijk productiefactoren
(natuur, biodiversiteit, bossen, bodems, mariene ecosystemen) gezond te maken of te
houden, om het Europees beleid te exporten met het oog mondiale verduurzaming en een
gelijk speelveld, om koolstofopslag door boeren in de landbouw te belonen, maar ook
om de positie van de boer te verbeteren. Deze combinatie van voorstellen moet zorgen
voor een voedselsysteem dat ook in de toekomst houdbaar is, voedselzekerheid biedt
en perspectief biedt aan de boer. Inderdaad, uitstoot broeikasgasemissies komen ook
voort uit biologische processen en zijn tot op zeker hoogte onvermijdelijk, maar om
de uitdagingen op het gebied van klimaat het hoofd te bieden met het oog op de toekomst,
is het belangrijk dat de landbouw broeikasgassen reduceert tot het niveau dat dat
doel ondersteunt. Het kabinet onderhandelt over deze voorstellen in Europees verband.
Daarbij is de inhoud van het coalitieakkoord leidend.
Koolstofheffing CBAM
Het lid van de BBB-fractie stelt dat de plannen om een koolstofheffing op te leggen
aan producten die van buiten de Europese Unie geïmporteerd worden alleen werken als
deze geldt voor alle producten. Op dit moment, omdat landbouwproducten nog niet worden
ingesloten, betekent het een kostprijsverhoging voor onze eigen voedselproducenten.
Immers, kunstmest valt wél onder CBAM, terwijl dezelfde landbouwproducten die onder
lagere standaarden oftewel een hogere carbon footprint geproduceerd zijn wél geïmporteerd
mogen worden. Is de Minister bereid dit onder de aandacht te brengen op de Landbouw-
en Visserijraad en samen met de andere lidstaten tot een plan te komen hoe dit opgelost
kan worden, alvorens de CBAM wordt ingevoerd?
Antwoord
Gezien deze vraag niet direct betrekking heeft tot de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad op 7 april 2022, zal uw Kamer de beantwoording op deze vraag op korte
termijn ontvangen.
Dit geldt ook voor het onderbrengen van de LULUCF-sector bij de AFOLU-sector. In de
Nederlandse situatie kunnen we nooit klimaatneutraal worden in deze sector en hebben
we netto-emissies. Dit lid wil dan ook waarschuwen voor het vastleggen van doelen
zoals «klimaatneutraliteit» in een klimaatwet, we weten welke problemen dat op het
gebied van stikstof oplevert. Wil de Minister toezeggen geen onrealistische doelen
in de wet vast te leggen, zodat we de ruimte krijgen te onderzoeken hoe we ook in
Nederland zo optimaal mogelijk, maar met behoud van onze landbouwers, gestalte kunnen
geven aan het klimaatbeleid? De huidige geopolitieke ontwikkelingen maken duidelijk
dat afhankelijkheid van fundamentele sectoren zoals energie maar ook voedselproductie
ons land kwetsbaar maken. Is de Minister dat met dit lid eens? Is de Minister bereid
om ook in de Landbouw- en Visserijraad te pleiten voor voedselautonomie, ook in Nederland?
Antwoord
De Commissie stelt inderdaad voor om na 2030 een AFOLU-beleidspijler te realiseren,
en om per 2035 klimaatneutraliteit te realiseren in deze pijler. Dit is een Europese
doelstelling, en dus niet een doelstelling op lidstaatniveau. Op dit moment laat ik
onderzoeken in hoeverre Nederland als lidstaat kan bijdragen aan deze EU-doelstelling.
In 2025 zal de Europese Commissie nationale doelstellingen voorstellen. In dat kader
heeft de Europese Commissie erkent dat het niet eerlijk noch efficiënt zou zijn om
van alle lidstaten klimaatneutraliteit in hun nationale AFOLU-pijler te verwachten.
Het kabinet hecht aan deze uitspraak van de Commissie en zal dat ook nogmaals benadrukken
tijdens de Landbouw- en Visserijraad.
De voedselwaardeketen in Europa is erg robuust, zoals ook tijdens de eerste fase van
de coronacrisis is gebleken. Daarnaast is de EU een grote exporteur op agro-gebied.
De voedselzekerheid in zowel Nederland als de EU is dan ook niet in het geding. Ik
vind het daarom niet noodzakelijk om in de Landbouw- en Visserijraad te pleiten voor
voedselautonomie.
Vogelgriep
Het lid van de BBB-fractie maakt zich ernstige zorgen over de aanhoudende problematiek
met betrekking tot vogelgriep. Is de Minister van plan om bij de Landbouw- en Visserijraad
te bepleiten dat er een aanpak moet komen om handelsbelemmeringen te aanzien van gevaccineerd
pluimvee weg te nemen? Kan de Minister aangeven wat zijn inzet daarop zal zijn?
Antwoord
Het is van groot belang dat er een structurele aanpak komt voor het voorkomen van
uitbraken van vogelgriep op locaties met gehouden vogels, als de dreiging jaar in
jaar uit aanhoudt. Ik zet mij in voor vaccinatie als een extra maatregel om besmettingen
te voorkomen, naast het werken aan verdere verbetering van de bioveiligheid. Voordat
stappen kunnen worden gezet op het pad van preventieve vaccinatie moet echter eerst
een aantal zaken verder worden uitgewerkt, zoals het vaststellen van de effectiviteit
van vaccins die recent zijn ontwikkeld of op de markt zijn. Daarnaast is het nodig
een goed surveillanceprogramma te ontwikkelen. Tevens breng ik nu met sectorpartijen
de mogelijke gevolgen van vaccinatie voor de handel in kaart. Afhankelijk van de gesignaleerde
effecten zal ik kijken waar inzet moet worden gepleegd, door mijn ministerie of door
sectorpartijen zelf. Ik zal dit doen op het niveau dat daartoe geëigend is, zoals
de raadswerkgroepen en de Landbouw- en Visserijraad.
Het Franse voorzitterschap heeft aangegeven de discussie te willen voortzetten bij
de werkgroep van de Chief Veterinary Officers en zal de Raad in juni over deze discussie
informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier