Verslag commissie Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven : Verslag over het verzoekschrift van de heer N.E.ter B. te D.H. betreffende het niet uitkeren van de zorgbonus aan zijn echtgenote
35 977 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven
Nr.5 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN DE HEER N.E.TER B. TE D.H.2 BETREFFENDE HET NIET UITKEREN VAN DE ZORGBONUS AAN ZIJN ECHTGENOTE
Vastgesteld op 30 maart 2022
Klacht
Verzoeker beklaagt zich namens zijn echtgenote over het feit dat zij als verpleegkundige
werkzaam in een abortuskliniek tot op heden nog geen zorgbonus via haar werkgever
heeft ontvangen, hoewel de door haar werkgever aangevraagde subsidie op grond van
de Subidieregeling Bonus zorgprofessionals COVID-19 in eerste instantie was verleend
maar nu wordt beoogd weer te zullen worden ingetrokken.
Naar aanleiding van deze klacht hebben de toenmalige Minister voor Medische Zorg en
vervolgens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inlichtingen verstrekt
aan de commissie.
Feiten
Op 7 oktober 2020 heeft de betreffende abortuskliniek ten behoeve van de aldaar werkzame
zorgprofessionals een subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling Bonus zorg-professionals
COVID-19 ingediend. Deze subsidie is bij besluit van 29 oktober 2020 verleend.
Het subsidiebedrag is, in de vorm van een voorschot, aan de abortuskliniek uitgekeerd.
De werkgever weigert echter tot op heden de zorgbonus aan het personeel uit te keren.
Het Ministerie van VWS (i.c. de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I))
zou volgens de werkgever moeilijk doen.
Verzoeker kreeg vervolgens een brief van DUS-I aan de abortuskliniek onder ogen d.d.
4 februari 2021 inzake het voornemen tot intrekking van de subsidieverlening. Hij
is van mening dat deze brief berust op een fout in de uitbreiding van de definitie
van zorgaanbieder die per 1 december 2020 is aangebracht. De bedoeling van de wijzigingsregeling
(Staatscourant 1 december 2020, nr. 62407) was om de definitie van «zorgaanbieder» uit te breiden.
Om volgens de verzoekers onduidelijke redenen is echter een beperking van het begrip
«zorgaanbieder» aangebracht.
Als gevolg van de wijziging is niet meer de materiele inhoud van de zorg die wordt
verleend relevant maar de wijze waarop de zorg wordt bekostigd (artikel 1, eerste
lid, onder a, nieuw). Dat dit niet de bedoeling was, is volgens de verzoeker zonneklaar.
Het virus laat zich immers niet afschrikken door de wijze waarop de desbetreffende
zorg wordt bekostigd. Voorts staat op pagina 6 van de nota van toelichting bij regeling
(onder artikel II) duidelijk aangegeven dat de regeling «louter een begunstigende
werking heeft». Van louter begunstigende werking is nu echter geen sprake. De zorgprofessionals
werkzaam bij de abortuskliniek kwamen vóór 1 december 2020 in aanmerking voor de bonus,
na die datum niet meer omdat aan de wijziging van de definitie terugwerkende kracht
is verleend tot en met 1 oktober 2020.
De werkgever heeft n.a.v. de brief een zienswijze ingediend maar daar tot op heden
nog geen reactie op gekregen. De indiener van het verzoekschrift vreest dat uitbetaling
van de bonus aan het zorgpersoneel er niet meer in zit, omdat in artikel 11 van de
zorgbonusregeling staat dat de zorgbonus zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen
5 maanden na toekenning moet worden uitbetaald. De werkgever kan thans niet meer aan
deze eis voldoen, hetgeen ertoe leidt dat de subsidie op die grond zal worden teruggevorderd.
Naar aanleiding van dit verzoekschrift heeft de Minister van Medische Zorg bij brief
van 19 juli 2021 inlichtingen verstrekt aan de commissie. Door 8 abortusklinieken
is een aanvraag ingediend tot het toekennen van subsidie op grond van de Subsidieregeling
bonus zorgprofessionals COVID-19. Op grond van deze regeling is aan betreffende instelling
op 27 oktober 2020 subsidie verleend op basis van de bij de aanvraag verstrekte gegevens.
Echter, om tot spoedige invoering te kunnen overgaan is er snel beslist en heeft er
slechts beperkte controle plaatsgevonden. Op 4 februari 2021 is de instelling geïnformeerd
over het voo-nemen de reeds bij voorschot verleende subsidie terug te vorderen, bij
besluit van 18 mei 2021 is de subsidieverlening daadwerkelijk ingetrokken met als
reden dat uit nader onderzoek is gebleken dat de instelling geen bedrijfsmatige zorg
verleent die bekostigd wordt op grond van één van de vijf grote Zorgwetten (Zvw, Wlz,
Wpg, Wmo 2015 en Jeugdwet) en daarmee dus niet voldoet aan de definitie van «zorgaanbieder»
zoals volgt uit artikel 1 van de subsidieregeling.
De instelling heeft bezwaar aangetekend tegen de intrekking van de subsidieverlening
en het besluit tot terugvordering, een procedure die nog loopt. Bij een negatieve
uitkomst kan de instelling nog beroep aantekenen bij de rechtbank. Ter geruststelling
van de verzoeker stelt de Minister dat bij een voor de instelling positieve uitslag
coulant met de verplichting tot uitbetaling binnen 5 maanden zal worden omgegaan.
Zij licht toe dat de zorgbonus van € 1.000 bedoeld is voor professionals in de sector
zorg en welzijn die een uitzonderlijk prestatie hebben geleverd bij de bestrijding
van het COVID-19 virus. Bij de afweging welke zorgaanbieders wel en niet onder de
reikwijdte van de subsidieregeling vallen is gekeken naar welke zorgaanbieders voornamelijk
COVID-zorg hebben geleverd. De bonus is niet bedoeld voor de continuering van de zorg.
Er is voor gekozen de subsidieregeling af te bakenen ten aanzien van de bekostiging,
namelijk alleen zorg bekostigd vanuit de vijf grote Zorgwetten, en ten aanzien van
de activiteiten die de zorgaanbieder uitvoert en waarmee deze ingeschreven staat bij
de Kamer van Koophandel.
Overwegingen
In zijn reactie op de door de Minister verstrekte inlichtingen zegt verzoeker het
jammer te vinden dat niet wordt ingegaan op zijn stelling dat beperking van de subsidie
tot instellingen die op grond van een van de vijf grote zorgwetten worden gefinancierd,
abusievelijk is aan-gebracht en dus niet kan worden gebruikt om de eerder toegkende
subsidie met terug-werkende kracht weer in te trekken. De instelling heeft het personeel
ook niet ingelicht over het intrekkingsbesluit. Verzoeker bestrijdt de mening van
de Minister dat, hoewel het verzoekschrift niet is ingediend door de instelling maar
door hemzelf toepassing van artikel 2, tweede lid onder c van het Reglement van de
commissie in de rede ligt, dat wil zeggen dat de aan verzoeker opstaande mogelijkheden
van bezwaar en beroep (nog) niet volledig zijn benut. Volgens verzoeker heeft de zorgprofessional
vanwege de gekozen constructie geen enkele rechtsbescherming, temeer daar de werknemer
geen partij is bij de intrekking van een tot de werkgever gerichte subsidie.
Oordeel van de commissie3
De commissie betreurt de gang van zaken rond het eerst toekennen en later weer intrekken
van het subsidiebesluit aan de arbortuskliniek, maar zij heeft wel begrip voor het
feit dat de Subsidieregeling Bonus zorgprofessionals COVID-19 een limitatieve toepassing
kent en ook dat er fouten worden gemaakt bij een snelle uitvoering ervan onder hoge
tijdsdruk.
De commissie is van oordeel dat de uitleg van de Minster van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport stand houdt.
Voorstel aan de Kamer
De commissie ziet geen aanleiding aan de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, El Yassini
De griffier van de commissie, Roovers
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
Z. El Yassini, voorzitter van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier