Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Michon-Derkzen en De Neef over het bericht 'Weer meer incidenten met verwarde personen'
Vragen van de leden Michon-Derkzen en De Neef (VVD) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Langdurige Zorg en Sport over het bericht «Weer meer incidenten met verwarde personen» (ingezonden 27 januari 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens Minister
voor Langdurige Zorg en Sport (ontvangen 28 March 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2021–2022, nr. 1742.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Weer meer incidenten met verwarde personen»?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Vraag 2
Klopt het dat de politie in de afgelopen jaren al meer dan 100.000 incidenten rondom
personen met verward gedrag registreerde? Klopt het dat het merendeel van die gemaakte
meldingen niet bestemd zijn voor de politie, maar eigenlijk voor zorghulpverleners?
Antwoord 2
In het jaar 2020 registreerde de politie 102.253 en in 2021 130.184 meldingen van
incidenten van personen met verward gedrag. Er is geen eenduidige verklaring voor
de stijging. Een E33 melding is een melding van overlast door een verward of overspannen
persoon en wordt door de politie met de code E33 geregistreerd in het registratiesysteem
Basisvoorziening Handhaving. De E33-meldingen gaan over een breed scala aan voorvallen.
Het aantal meldingen geeft geen beeld van de aard of omvang van de problemen van mensen
met verward gedrag. De stijging van het aantal geregistreerde incidenten wil niet
per definitie zeggen dat de groep mensen met verward gedrag groeit. Bij één incident
kunnen meerdere personen betrokken zijn, en één persoon kan ook zorgen voor meerdere
incidenten. Ook blijkt uit navraag bij lopende pilots dat wanneer er via triage inzet
plaatsvindt vanuit de GGZ bij een incident er nog steeds een E33 melding wordt gedaan.
Hoewel ik de zorgen over het aantal registraties deel, is het op basis van de registratie
van E33-meldingen niet mogelijk om in algemene zin aan te geven in welk aandeel van
deze gevallen eigenlijk zorg of ondersteuning nodig was.
Vraag 3
Welke maatregelen neemt u of heeft u reeds genomen om ervoor te zorgen dat deze meldingen
door zorghulpverleners worden opgenomen en niet door de politie?
Antwoord 3
Het is voorafgaande aan politie-inzet niet altijd goed in te schatten of er eigenlijk
inzet van hulpverleners uit de zorg of het sociaal domein nodig is. Eerder is in pilots
met wisselend succes gewerkt met (toegang tot) een «ggz-triagist» in de regionale
meldkamers. De mogelijkheden voor triage bij de behandeling van een melding maakt
onderdeel uit van de uitwerking van het coalitieakkoord. Daarnaast richten de Minister
voor Langdurige Zorg en Sport en ik ons – in relatie tot de inzet van de politie –
op het vroegtijdig signaleren van problematiek en het eerder tot stand komen van passende
zorg en ondersteuning, om te voorkomen dat de politie moet worden ingeschakeld. Ook
richten we ons op een betere samenwerking tussen politie en zorg op het moment van
politie-inzet en na afloop hiervan. Zo worden inmiddels in 68 gemeenten wijk-GGD’ers
ingezet. Naar aanleiding van de motie «street-triage» zijn in januari 2022 in Amsterdam,
Den Haag, Eindhoven en Groningen initiatieven gestart gericht op het verbeteren van
de samenwerking tussen politie en zorg op straat.2 In de zomer van 2022 wordt een onderzoeks-, en begeleidingsproject gestart om de
eerste inzichten te delen en regio-overstijgende lessen te trekken.3 Ook is er een landelijke uniforme werkwijze ontwikkeld waarmee de politie zorgwekkende
signalen kan delen met gemeenten.
Vraag 4
In hoeverre hebben landelijke teams als het Aanjaagteam Verwarde Personen, het Schakelteam
Verwarde Personen en het Verbindend Landelijk Ondersteuningsteam succes gehad in het
stroomlijnen van het aantal meldingen van personen met verward gedrag?
Antwoord 4
Het Aanjaag- en Schakelteam en het Verbindend Landelijk Ondersteunings Team (VLOT)
hebben niet als doel gehad om de meldingen zoals door de politie geregistreerd te
stroomlijnen. Hun primaire doel was om te zorgen dat de zorg en ondersteuning voor
personen met verward of onbegrepen gedrag verbeterd en dat er op lokaal niveau een
werkende aanpak wordt vormgegeven. Het Aanjaag- en Schakelteam hebben de bouwstenen
ontwikkeld voor een sluitende aanpak voor personen met verward gedrag.4 Ook hebben zij de samenwerking geïnitieerd tussen de landelijke en regionale ketenpartners.
De regioadviseurs vanuit VLOT hebben bij de implementatie van de bouwstenen de lokale
en regionale partners (vraaggericht) ondersteund, en in de regio’s geholpen de uitvoeringspraktijk
verder te ontwikkelen.5
6 In het huidige actieprogramma «Grip op onbegrip» worden de onderliggende mechanismen
van goede voorbeelden van de afgelopen jaren verder onderzocht, ontwikkeld en verspreid
en wordt ingezet op domeinoverstijgende initiatieven die ten goede komen aan deze
doelgroep.
Vraag 5
Klopt het dat de aanpak per gemeente verschilt? Zijn meldpunten bij gemeenten voldoende
bekend als de stijgende lijn in het aantal incidenten doorzet? Wat gaat u doen om
deze meldpunten beter onder de aandacht te brengen?
Antwoord 5
Ja, dat klopt. De inzet van de lokale en regionale zorg- en hulpverleningsstructuur
is aan gemeenten. Vanuit de rijksoverheid ondersteunen we gemeenten hierbij, via het
eerdergenoemde actieprogramma «Grip op onbegrip». Maar ook door op landelijk niveau
voorzieningen in te richten, zoals het Meldpunt Zorgwekkend Gedrag, waar mensen een
melding kunnen maken wanneer zij zich zorgen maken over een ander. Het Meldpunt Zorgwekkend
Gedrag, bereikbaar op telefoonnummer 0800–1205, fungeert als landelijke, eenvoudige
toegangspoort naar de lokale meldpunten. Er wordt doorlopend geïnvesteerd in de vindbaarheid
en bekendheid van het meldpunt, door middel van (online) communicatiecampagnes. Mede
hierdoor wordt het meldpunt tussen de 700–1500 keer per maand gebeld. Daarnaast wordt
er gewerkt aan een landelijk uniforme meldwijze tussen politie en gemeenten, veelal
via deze lokale of regionale meldpunten zorgwekkend gedrag. Zo kunnen zorgwekkende
signalen door de politie op eenvoudige en veilige wijze worden gedeeld met een meldpunt.
Vraag 6
Bent u bekend met de lokale aanpak van de gemeente Veldhoven waarbij inwoners specifiek
melding kunnen maken indien zij zich zorgen maken over de veiligheid van verwarde
buurtgenoten? Vindt u de integrale aanpak die daar gebruikt wordt een goed voorbeeld
voor andere gemeenten?
Antwoord 6
Ja, ik ben bekend met deze aanpak. De ministeries van JenV en VWS ondersteunen deze
aanpak, via het genoemde actieprogramma «Grip op onbegrip» en het Centrum voor Criminaliteitspreventie
en Veiligheid (het CCV).7 Uit onderzoek van het CCV is gebleken dat de inzet van een Wijk-GGD’er, als «verbindingsofficier»
tussen zorg en veiligheid en gericht op preventie, veel voordelen oplevert voor zowel
de betrokken cliënten als de ketenpartners.8 Het is daarom een goed voorbeeld voor andere gemeenten, al zal hierbij altijd sprake
zijn van regionaal maatwerk. Het is goed om dergelijke voorbeelden en de bepalende
succesfactoren te delen, om zo een leercyclus tot stand te brengen. Het delen van
de werkende mechanismen van een geïntegreerde aanpak en creëren van lerende netwerken
is een belangrijk onderdeel van het actieprogramma.
Vraag 7
Wat vindt u van de suggestie om E33-meldingen te betrekken bij een regulier overleg
tussen wijkagenten en het sociaal domein? Hoe beziet u de suggestie om naast politie,
brandweer en ambulance ook een zorgtafel toe te voegen aan de meldkamer?
Antwoord 7
Ik neem de suggesties mee in het uitwerken van het coalitieakkoord. In dit akkoord
staat dat politie, zorg en de gemeenten intensiever gaan samenwerken om ervoor te
zorgen dat personen met verward of onbegrepen gedrag op tijd de juiste zorg en/of
brede ondersteuning wordt geboden. Daarvoor moet de toeleiding naar passende zorg
en ondersteuning worden verbeterd. Zo is het belangrijk dat er actief opvolging kan
worden gegeven aan signalen en meldingen bij politie en bij de meldpunten zorgwekkend
gedrag. Uw Kamer wordt voor de zomer nader geïnformeerd over de uitwerking van het
coalitieakkoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.