Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de vertrouwelijke brief van 4 november 2021 over een programma voor aandeleninkoop ABN AMRO
31 789 Staatsdeelnemingen Fortis en ABN AMRO
Nr. 106
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 23 maart 2022
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de vertrouwelijke brief van 4 november 2021 over
een programma voor aandeleninkoop ABN AMRO.
De vragen en opmerkingen zijn op 16 november 2021 vertrouwelijk aan de Minister van
Financiën voorgelegd. Bij brief van 14 december 2021 zijn de vragen vertrouwelijk
beantwoord.
In de procedurevergadering van 23 maart 2022 heeft de commissie, in samenspraak met
de Minister van Financiën, besloten de beantwoording openbaar te maken. Bijgesloten
is de voorafgaande aan de openbaarmaking gevoerde correspondentie tussen de commissie
en de Minister1.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Weeber
INLEIDING
De vaste commissie voor Financiën heeft op 16 november 2021 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over zijn vertrouwelijke brief van 4 november
2021 over een programma van aandeleninkoop ABN AMRO.
Vanwege de vertrouwelijke aard en de koersgevoelige inhoud van deze brief heeft verspreiding
van deze brief niet plaatsgevonden. Per fractie en per groep heeft, overeenkomstig
de werkafspraken die de Minister en de commissie met elkaar zijn overeengekomen voor
de omgang met vertrouwelijke en koersgevoelige informatie2, alleen de woordvoerder op het gebied van staatsdeelnemingen desgewenst inzage in
de brief kunnen krijgen en vervolgens desgewenst inbreng voor het schriftelijk overleg
daarover kunnen leveren.
I VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES
Vragen en opmerkingen namens de VVD-fractie
Een lid van de VVD-fractie heeft kennisgenomen van de vertrouwelijke brief over een
programma van aandeleninkoop ABN AMRO en heeft naar aanleiding daarvan de volgende
vragen.
Kan de Minister uitgebreider uitleggen waarom voor deze aankoop is gekozen? Welke
andere opties lagen voor en waarom is niet daarvoor gekozen? Kan de Minister daarbij
in ieder geval ingaan op de optie van een hoger (super)dividenduitkering?
Kan de Minister toelichten wat de precies omvang is van de aankoop in euro’s en in
aantal aandelen?
Kan de Minister toelichten wat nu zijn langetermijnstrategie is ten aanzien van de
bank?
Kan de Minister uitleggen waarom niet is gekozen voor de verkoop van aandelen en de
bank verder te privatiseren? Wanneer acht hij de bank klaar voor verdere privatisering?
Kan de Minister uitleggen waarom niet is gekozen voor andere investeringen die de
bank verder versterken?
Kan de Minister toelichten waarom hij het noodzakelijk acht dat de bank aanvullende
bescherming nodig heeft?
Kan de Minister toelichten hoe de aankoop zich verhoudt tot eerdere afslanking van
de bank met bijhorend ontslag van personeel?
Kan de Minister toelichten hoe de aankoop zich verhoudt tot eerdere uitingen van de
bank dat zij het heffen van negatieve rente noodzakelijk acht om winstgevend te blijven?
Vragen en opmerkingen namens de D66-fractie
Een lid van de D66-fractie heeft kennisgenomen van de vertrouwelijke brief. Dit lid
sluit zich aan bij de namens de VVD-fractie gestelde vragen.
Vragen en opmerkingen namens de PvdA-fractie
Een lid van de PvdA-fractie heeft kennisgenomen van de vertrouwelijke brief en heeft
de volgende vragen en opmerkingen.
Het lid van de PvdA-fractie constateert dat de Minister voornemens is mee te werken
aan een aandeleninkoop van ABN AMRO. Het lid van de PvdA-fractie neemt daarvan met
verbazing kennis van en stelt dat de buffers van banken nog altijd te laag zijn. Aandeleninkoop
staat haaks op de doelstelling die zou moeten worden nagestreefd voor een gezondere
financiële sector. Bovendien gaat hiervan een negatieve signaalwerking uit naar de
financiële sector in den brede; als zelfs de bank die overwegend in staatshanden is
al een inkoopprogramma opstart, welke titel is er dan nog om private banken en verzekeraars
aan te spreken op het louter dienen van de aandeelhouders in plaats van de bredere
maatschappelijke belangen te dienen?
Het lid van de PvdA stelt zich dus op het standpunt dat de inkoop van eigen aandelen
zeer ongewenst is en vraagt de Minister daarop te reageren. Daarnaast stelt dit lid
de vraag waarom, nu ABN AMRO blijkbaar een door de bank zelf gepercipieerd vermogensoverschot
heeft, dan niet wordt overgegaan tot betere dienstverlening aan klanten en niet wordt
gestopt met bijvoorbeeld het in rekening brengen van negatieve rente op spaarsaldi.
Nu worden klanten immers «beboet» door spaargeld te stallen, terwijl aandeelhouders
via een inkoopprogramma (bovenmatig) worden beloond. Ziet de Minister dit als invulling
geven aan maatschappelijk verantwoord bankieren?
Over het proces heeft dit lid de volgende vragen. Wanneer wordt het besluit genomen?
Is er instemming van de Minister of van NFLI vereist? Op welke wijze kan de Kamer
deze instemming beïnvloeden? Is de Minister, als er een overwegende meerderheid in
de Kamer is die bezwaren heeft tegen de aandeleninkoop, bereid deze te heroverwegen
en deze bezwaren mee te wegen in zijn overwegingen? Zo ja, welke consequenties heeft
dat dan? Zo nee, waarom niet?
II REACTIE VAN DE BEWINDSPERSOON
Allereerst wil ik de leden van de fracties van de VVD, D66 en PvdA danken voor hun
interesse in het programma voor aandeleninkoop ABN AMRO en voor de gestelde vragen.
Tevens wil ik de griffier bedanken voor de vertrouwelijke behandeling overeenkomstig
de werkafspraken voor de omgang met vertrouwelijke en koersgevoelige informatie die
de vaste commissie voor Financiën met mij heeft gemaakt. Hieronder zal ik de vragen
beantwoorden in de originele volgorde.
Beantwoording vragen en opmerkingen namens de VVD-fractie
Het lid van de VVD-fractie stelt onder meer de volgende vragen: kan de Minister uitgebreider
uitleggen waarom voor deze aankoop is gekozen? Welke andere opties lagen voor en waarom
is niet daarvoor gekozen? Kan de Minister daarbij in ieder geval ingaan op de optie
van een hoger (super)dividenduitkering? Tevens vraagt het lid van de VVD-fractie waarom
niet is gekozen voor andere investeringen die de bank verder versterken?
Vooropgesteld, het is aan ABN AMRO om opties uit te werken en te evalueren en uiteindelijk
een voorstel aan de aandeelhouders te doen. Het is daarna aan NLFI als aandeelhouder
om hiermee in te stemmen of niet. Bij de meeste vormen van uitkeren van overtollig
kapitaal heb ik geen rol. Dividenduitkeringen betreffen bijvoorbeeld reguliere aandeelhoudersbesluiten
waar NLFI zelfstandig over besluit. De reden dat ik nu wel word betrokken bij de besluitvorming,
komt voort uit het feit dat een (pro rata) deelname door NLFI aan de beoogde aandeleninkoop
een zwaarwegend besluit betreft waar op basis van de afspraken met NLFI mijn goedkeuring
voor nodig is.
ABN AMRO heeft zich bij de te maken keuze ten aanzien van het uitkeren van overtollig
kapitaal voornamelijk gericht op de keuze tussen een aandeleninkoop met pro-rata deelname
door NLFI en een superdividend. Een superdividend betreft een uitkering aan de aandeelhouders
uit de algemene reserves (niet gebaseerd op de winst uit het vorige boekjaar, zoals
bij een traditionele dividenduitkering het geval is). Andere opties die ABN AMRO heeft
overwogen genoten niet de voorkeur vanwege de lagere executiesnelheid, hogere complexiteit
en gebrek aan succesvolle precedenten.
Vanuit aandeelhoudersperspectief is een aandeleninkoop economisch gezien gelijk aan
een superdividend, mits het relatieve belang bij de aandeleninkoop gelijk blijft (zoals
voor NLFI het geval is bij pro rata deelname). In beide gevallen wordt er kapitaal
aan de aandeelhouders teruggegeven. Dat in één geval sprake is van aandeleninkoop
maakt voor het economisch belang en voor de zeggenschap van deze aandeelhouder niet
uit. De overwegingen waarom ABN AMRO (gesteund door NLFI) de voorkeur geeft aan een
aandeleninkoop met pro rata deelname door NLFI boven een superdividend zijn als volgt:
– Een aandeleninkoop heeft – in tegenstelling tot een superdividend – een positief effect
op de zogeheten «earnings per share» voor de overblijvende aandelen. De winst wordt
in de toekomst immers over minder uitstaande aandelen verdeeld. Dit maakt het aandeel
aantrekkelijker voor een grotere groep investeerders.
– Een aandeleninkoop komt overeen met de verwachtingen en de voorkeuren die een groot
deel van de investeerders in ABN AMRO heeft. Een aandeleninkoop versterkt volgens
ABN AMRO – meer dan een superdividend – het vertrouwen van beleggers in de onderneming
en de «capital return story». Ook voor aandeelhouders die de dividendbelasting niet
kunnen verrekenen heeft een aandeleninkoop in het algemeen de voorkeur boven een superdividend.
– Bij een aandeleninkoop wordt de koers van het aandeel gedurende een langere periode
ondersteund. Bij een superdividend is er traditioneel een terugval in de koers te
zien na uitkering daarvan.
ABN AMRO heeft aan NLFI laten weten dat de bank ook na de aandeleninkoop (ruim) voldoende
kapitaal zal hebben om haar strategie te kunnen uitvoeren. ABN AMRO investeert o.a.
in verdere digitalisering van haar dienstverlening. Het is de verantwoordelijkheid
van ABN AMRO om de omvang van haar kapitaal – uiteraard binnen de eisen die daar door
de toezichthouder aan gesteld worden – toe te snijden op datgene wat nodig is om invulling
te geven aan haar strategische, financiële en maatschappelijke ambities en verantwoordelijkheden.
Het lid van de VVD-fractie vraagt of de Minister kan toelichten wat precies de omvang
is van de aankoop in euro's en in aantal aandelen?
De huidige inschatting van NLFI is dat de omvang van het inkoopprogramma voor 2022
tussen de EUR 400–600 mln. zal bedragen. Het aantal aandelen dat hiermee zal worden
ingekocht, is afhankelijk van de koers van het aandeel ABN AMRO op moment van inkoop.
De afgelopen maand schommelt het aandeel tussen de EUR 12,– en EUR 13,–. Uitgaande
van een gemiddelde koers van EUR 12,– gedurende het inkoopprogramma komt dit neer
op 33.333.333 tot 50.000.000 aandelen. Bij pro rata deelname van NLFI, gaat het voor
de staat om een omvang van EUR 225–338 mln., oftewel 18.753.333 – 28.130.000 aandelen
bij een koers van EUR 12,–.
Kan de Minister toelichten wat nu zijn langetermijnstrategie is ten aanzien van de
bank? Kan de Minister uitleggen waarom niet is gekozen voor de verkoop van aandelen
en de bank verder te privatiseren? Wanneer acht hij de bank klaar voor verdere privatisering?
Tevens vraagt het lid van de VVD-fractie waarom de Minister het noodzakelijk acht
dat de bank aanvullende bescherming nodig heeft?
Uw Kamer heeft vaker gevraagd naar de overwegingen waarom in het verleden niet is
gekozen het belang in de bank verder af te bouwen. Omdat ik in het openbaar ben gehinderd
door de koersgevoeligheid van dit onderwerp heb ik hier steeds enkel over kunnen melden
dat de timing van dergelijke transacties wordt bepaald op basis van verschillende
factoren en dat NLFI deze factoren weegt voordat zij mij adviseert om aandelen te
verkopen. De vertrouwelijke setting van dit schriftelijk overleg biedt mij de gelegenheid
uw vraag uitgebreider te beantwoorden. Onderstaand ga ik in op (i) de doelstelling
van het kabinet inzake het belang in ABN AMRO, (ii) de ontwikkelingen in de periode
2017–2021 en (iii) het toekomstperspectief.
Doelstelling van het kabinet inzake het belang in ABN AMRO
Zoals u weet staat in het regeerakkoord opgenomen dat ABN AMRO zo snel als verantwoord
mogelijk wordt teruggebracht naar de markt. Om te beoordelen of de afbouw inderdaad
op verantwoorde wijze plaats vindt, heb ik een aantal criteria geformuleerd waar bij
mogelijke vervolgplaatsingen steeds door NLFI op is getoetst: (i) is de financiële
sector voldoende stabiel, (ii) is er voldoende interesse in de markt en (iii) is de
onderneming er klaar voor. Daarnaast is het streven zoveel als mogelijk van de totale
kapitaaluitgaven van de staat terug te verdienen.
Het doel ABN AMRO zo snel mogelijk terug te brengen naar de markt in combinatie met
het streven om zoveel als mogelijk terug te verdienen, levert een dilemma op voor
de timing van transacties. De staat is geen belegger en investeert dus niet risicovol
als daar geen publiek belang mee gediend is. Daarom is wachten in de hoop een hogere
opbrengst te realiseren onwenselijk. Tegelijkertijd heeft de staat de verantwoordelijkheid
om prudent en verstandig om te gaan met publieke middelen, en is het niet nodig om
op een zeer ongunstig moment te verkopen.
Bij transacties is daarom altijd getoetst of er sprake was van een faire waardering,
onder andere door te kijken naar de marktomstandigheden en de koers van de aandelen
ABN AMRO ten opzichte van de intrinsieke waarde van de onderneming.
Ontwikkelingen in de periode 2017–2021
[Dit deel van de beantwoording wordt niet openbaar gemaakt vanwege de mogelijke invloed
op het succes van toekomstige transacties. Dit zou nadelig zijn voor de financieel-economische
positie van de staat.]3
Het is dan aan een nieuw kabinet om een beslissing te nemen over verdere afbouw van
het belang in ABN AMRO en aan de Minister van Financiën om te besluiten over de wijze
en timing hiervan.
Het lid van de VVD-fractie vraagt hoe de aankoop zich verhoudt tot eerdere afslanking
van de bank met bijhorend ontslag van personeel? Dit lid vraagt tevens of ik kan toelichten
hoe de aankoop zich verhoudt tot eerdere uitingen van de bank dat zij het heffen van
negatieve rente noodzakelijk acht om winstgevend te blijven.
De kapitaalpositie van de bank en de winstgevendheid hebben met elkaar te maken, maar
betreffen wel twee verschillende zaken. De kapitaalpositie is onder meer opgebouwd
door ingehouden (historische) winsten en bijvoorbeeld wijzigingen in kapitaalbeslag
van de activiteiten. De winstgevendheid van de bank ziet op de winst die behaald wordt
met toekomstige activiteiten.
Voor de gehele bancaire sector geldt dat, onder andere vanwege de langdurig lage rente,
de winstgevendheid onder druk staat. Kostenbesparingen en aandeleninkoop zijn maatregelen
die beide kunnen bijdragen aan het realiseren van een marktconform rendement op eigen
vermogen. Belangrijk om hierbij op te merken is dat strategische en bedrijfseconomische
keuzes aangelegenheden van de bank zelf zijn. Ik heb daar – mede ingevolge de ACM-maatregelen
die verhinderen dat NLFI en ik invloed mogen uitoefenen op de commerciële strategie
– geen betrokkenheid bij.
Vragen en opmerkingen namens de D66-fractie
Een lid van de D66-fractie heeft kennisgenomen van de vertrouwelijke brief. Dit lid
sluit zich aan bij de namens de VVD-fractie gestelde vragen.
Beantwoording vragen en opmerkingen namens de PvdA-fractie
Het lid van de PvdA stelt zich op het standpunt dat de inkoop van eigen aandelen zeer
ongewenst is en vraagt mij daarop te reageren. Dit lid vraagt tevens welke titel er
nog is om private banken en verzekeraars aan te spreken op het louter dienen van de
aandeelhouders in plaats van de bredere maatschappelijke belangen te dienen, als een
bank die overwegend in staatshanden is al een aandelenprogramma opstart.
Sinds het uitbreken van de financiële crisis zijn er veel maatregelen genomen om financiële
instellingen weerbaarder te maken, zodat zij ook in tijden van financiële stress aan
hun verplichtingen kunnen voldoen. Een belangrijke maatstaf voor deze weerbaarheid
is de hoeveelheid kapitaal die banken hebben. Kapitaal zorgt ervoor dat banken zelf
tegenvallers kunnen opvangen. Daarom zijn de minimale kapitaaleisen waaraan banken
moeten voldoen na de crisis verhoogd. De belangrijkste indicator voor de kapitaalpositie
van een bank is de zogenoemde kernkapitaalratio, de Common Equity Tier 1 ratio (CET1-ratio).
Deze ratio geeft aan hoeveel kapitaal van de hoogste kwaliteit («eigen vermogen»)
banken bezitten ten opzichte van de risico’s die zij lopen. Een hogere ratio betekent
dat een bank beter gekapitaliseerd is.
De eis van de toezichthouder ECB voor de CET1-ratio (op basis van Bazel III) voor
2021 is dat deze boven de 9,6% ligt. Aan het einde van het derde kwartaal 2021 bedroeg
deze ratio bij ABN AMRO 17,8%. Op basis van de huidige inschatting van de regels van
het nog te implementeren Bazel 3.5 was de CET1-ratio op dat moment ongeveer 16%. De
eigen doelstelling van ABN AMRO voor deze CET1-ratio is 13%. Een CET1-ratio van boven
de 15% wordt door de bank aangehouden als grenswaarde waarboven een aandeleninkoop
overwogen kan worden. Al geruime tijd bevinden de kapitaalratio’s van ABN AMRO zich
boven deze grenswaarde. ABN AMRO heeft NLFI toegelicht dat de bank verwacht dat ook
na de voorgenomen aandeleninkoop de CET1-ratio nog steeds groter dan 15% zal zijn.
Voor ABN AMRO over kan gaan tot de aandeleninkoop, dient de toezichthouder toestemming
te geven. Om goedkeuring te krijgen dient de bank de minimale kapitaaleisen te overschrijden
met een marge die de toezichthouder noodzakelijk acht. Zodoende kan de bank enkel
aandelen inkopen indien ruimschoots wordt voldaan aan de eisen van de toezichthouder.
Zo is gewaarborgd dat de bank niet enkel de belangen van de aandeelhouder dient, maar
ook de kapitaalpositie op orde blijft. Dit draagt eraan bij dat de bank over voldoende
kapitaal beschikt om invulling te geven aan zijn belangrijke rol in de economie en
maatschappij.
Daarnaast stelt dit lid de vraag waarom, nu ABN AMRO blijkbaar een door de bank zelf
gepercipieerd vermogensoverschot heeft, dan niet wordt overgegaan tot betere dienstverlening
aan klanten en niet wordt gestopt met bijvoorbeeld het in rekening brengen van negatieve
rente op spaarsaldi. Nu worden klanten immers «beboet» door spaargeld te stallen,
terwijl aandeelhouders via een inkoopprogramma (bovenmatig) worden beloond. Ziet de
Minister dit als invulling geven aan maatschappelijk verantwoord bankieren?
De meeste banken in Nederland hebben een belangrijke publieke nutsfunctie en vervullen
een maatschappelijke rol die anders is dan die van andere ondernemingen. Dit geldt
ook voor ABN AMRO. Onder de maatschappelijke nutsfuncties van een bank vallen bijvoorbeeld
het beheren van spaargeld en het (mede) organiseren van het betalingsverkeer. Ook
spelen banken een kritieke rol bij verbinding tussen vraag en aanbod van financiering.
Een gezonde en duurzame economie vergt een goed functionerende financiële sector en
omgekeerd. In veel gevallen zijn de publieke nutsfuncties ingekaderd door wet- en
regelgeving.
Door middel van wet- en regelgeving wordt tevens gewaarborgd dat een bank niet tot
kapitaaluitkering aan de aandeelhouders kan overgaan wanneer dit niet verantwoord
is. ABN AMRO voldoet aan de vereisten van de toezichthouder voor kapitaalteruggave,
waarmee de bank op een juiste manier invulling geeft aan dit aspect van maatschappelijk
verantwoord bankieren.
Dat de bank meer kapitaal heeft dan de kapitaaleisen wil niet zeggen dat de bank overwinsten
maakt. Voor de gehele sector geldt dat, voornamelijk vanwege de lage rente, de winstgevendheid
onder druk staat. De aandeleninkoop moet juist bijdragen om een marktconform rendement
op het eigen vermogen te realiseren. Voor investeerders is dit een belangrijke indicator.
De aandeleninkoop vergroot daarmee de aantrekkelijkheid van de bank voor investeerders.
Dit is uiteindelijk ook in het belang van de staat, om het belang in ABN AMRO af te
kunnen bouwen.
Het is overigens aan de bank om de dienstverlening vorm te geven en de rentestanden
te bepalen. Dit zijn onderdelen van de commerciële strategie waar NLFI en ik mij,
conform de afspraken met de ACM, als certificaathouder respectievelijk aandeelhouder
niet mee mogen bemoeien.
Over het proces heeft dit lid de volgende vragen. Wanneer wordt het besluit genomen?
Is er instemming van de Minister of van NFLI vereist? Op welke wijze kan de Kamer
deze instemming beïnvloeden? Is de Minister, als er een overwegende meerderheid in
de Kamer is die bezwaren heeft tegen de aandeleninkoop, bereid deze te heroverwegen
en deze bezwaren mee te wegen in zijn overwegingen? Zo ja, welke consequenties heeft
dat dan? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het bestuur van ABN AMRO om, indien de toezichthouder daarmee heeft ingestemd,
het besluit te nemen om aandelen in te kopen. Van NLFI heb ik begrepen dat de bank
voornemens is hierover de komende maanden het gesprek te voeren met de toezichthouder.
Het is de verwachting dat ABN AMRO kort voor de publicatie van de jaarcijfers op 9 februari
2022 een besluit zal nemen en dit daarna zal communiceren. Op zichzelf is voor de
uitvoering van een inkoopprogramma geen additionele goedkeuring van de aandeelhouders,
waaronder NLFI, nodig. ABN AMRO vraagt namelijk jaarlijks mandaat aan de aandeelhoudersvergadering
om aandelen uit te geven en om aandelen in te kopen. In april 2021 is dit mandaat
verleend voor een periode van achttien maanden tot maximaal 10% van het geplaatste
aandelenkapitaal.
Zoals ik ook in mijn brief heb toegelicht was het voor de bank wel van belang om te
weten of NLFI deel kan nemen aan het programma voor aandeleninkoop. Als NLFI niet
deel zou nemen (waarmee het relatieve belang van de staat zou toenemen naar meer dan
56,3%), dan zou de bank mogelijk de voorkeur geven aan alternatieven zoals een superdividend.
Dit was ook voor de communicatie naar de markt en het gesprek met de toezichthouders
relevante informatie.
In mijn brief heb ik toegelicht ingestemd te hebben met pro rata deelname van NLFI.
NLFI heeft daarop ABN AMRO geïnformeerd dat zij het plan voor aandeleninkoop steunt
en dat zij voornemens is hieraan pro rata deel te nemen. Deze instemming kan gezien
worden als een politiek-bestuurlijke toezegging die ik graag na kom, maar dit is geen
juridisch afdwingbare verplichting om pro rata mee te doen aan een programma voor
aandeleninkoop. Dit zal pas het geval zijn als het programma door ABN AMRO is uitgewerkt
en daadwerkelijk voorgesteld is en NLFI daarin gaat participeren.
Indien een meerderheid van de Tweede Kamer bezwaren heeft tegen de pro rata deelname
van NLFI aan de aandeleninkoop dan zal ik mijn instemming heroverwegen. In het geval
NLFI niet meer deelneemt aan de aandeleninkoop is het aan ABN AMRO om te bepalen hoe
de bank hiermee omgaat. De bank zou er in dat geval ook voor kunnen kiezen op een
alternatieve wijze kapitaal aan de aandeelhouders terug te geven. Mocht ABN AMRO een
programma voor aandeleninkoop aankondigen, waardoor het totale aantal aandelen afneemt,
en NLFI hieraan niet deelneemt, dan neemt het (relatieve) belang van de staat in ABN
AMRO toe. Dit zou gezien kunnen worden als een afwijking van het staand beleid om
het aandelenbelang in ABN AMRO zo snel als verantwoord mogelijk is af te bouwen. Tevens
kan dit het een signaal afgeven naar investeerders dat ABN AMRO en de grootaandeelhouder
niet tot overeenstemming komen op belangrijke thema’s.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier