Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over herziening Regeling periodieke evaluatie (RPE) (Kamerstuk 31865-203) (herdruk)
31 865 Verbetering verantwoording en begroting
Nr. 204 HERDRUK1
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 25 maart 2022
De commissie voor Rijksuitgaven heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 8 december 2021 over herziening Regeling
periodieke evaluatie (RPE) (Kamerstuk 31 865, nr. 203).
De vragen en opmerkingen zijn op 2 februari 2022 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 24 maart 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Sneller
De griffier van de commissie, Schukkink
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
De leden van de D66-fractie merken op dat deze herziene regeling pas op 8 december
2021 naar de Kamer is gestuurd terwijl deze op 1 januari 2022 al is ingegaan. Wat
is de reden dat deze regeling zo kort voor inwerkingtreding naar de Kamer is gestuurd?
Kan de Minister nader ingaan op de manier waarop het advies van de Algemene Rekenkamer
is verwerkt en in hoeverre dat een rol heeft gespeeld bij de lange tijdsduur tussen
het advies en het versturen van de herziene regeling naar de Kamer? Waarom wordt de
Kamer op deze manier feitelijk geen tijd meer gegeven om te kunnen reageren op deze
herziene regeling? Is overwogen om de inwerkingtreding uit te stellen zodat de Kamer
in de gelegenheid zou zijn om goed op de hoogte gesteld te kunnen worden?
De regeling is nog niet in werking getreden. Ik heb gewacht met het publiceren in
de Staatscourant op de reactie van de commissie voor de Rijksuitgaven. Omdat mijn
ambtsvoorganger aan het parlement had toegezegd dat de RPE in januari 2022 inwerking
zou treden, wilde ik in ieder geval voor januari de herziene RPE met u delen. De Algemene
Rekenkamer heeft in juli 2021 een advies uitgebracht op de concept herziening van
de RPE, waarin gevraagd werd om het toezicht op de RPE te versterken en de dekkendheid
te vergroten. Het heeft vervolgens tot eind november geduurd om tot interdepartementale
overeenstemming te komen inzake de tekst van de herziene RPE.
Is de Minister bereid om in de komende maanden het debat aan te gaan over deze regeling
met de Kamer en daarbij eventuele wijzigingen naar aanleiding van dat debat over te
nemen in de regeling?
Zoals gezegd heb ik gewacht met het publiceren in de Staatscourant op de reactie van
de commissie voor de Rijksuitgaven. Ik ben dan ook welwillend om uw aandachtspunten
en suggesties mee te nemen in de herziening van de RPE. Wanneer u dit debat voor de
zomer kan voeren (bijvoorbeeld tijdens het debat over het Financieel Jaarverslag of
het Voorjaarsnotadebat) kan ik uw aandachtspunten en suggesties tijdig verwerken in
de herziene RPE voor de ontwerpbegroting 2024.
De leden van de D66-fractie ondersteunen de doelstelling om via de SEA op een meer
gestructureerde en inzichtelijke wijze het beleid te evalueren en hier de Kamer beter
bij te betrekken. Een looptijd van vier jaar met een herziening eens in de twee jaar
kan daarbij passend zijn, maar zou ook kunnen leiden tot een beperkte flexibiliteit
om in te kunnen spelen op actuele vragen om beleid te evalueren. Kan de Minister aangeven
hoe voldoende flexibiliteit kan worden geborgd in het herzien van de SEA en daarmee
van de periodieke rapportages?
De looptijd van vier jaar, met een tweejaarlijkse herzieningsmogelijkheid, is een
balans tussen enerzijds flexibel zijn en anderzijds een stabiele basis bieden om conclusies
te kunnen trekken over de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid. Hierbij geldt
dat nieuwe thema’s – die aansluiten bij de actualiteit – altijd direct kunnen worden
opgepakt en vervolgens eens in de twee jaar vastgelegd kunnen worden in de SEA.
Daarnaast vragen de leden of de opzet van de SEA niet te veel uitgaat van het departement
in kwestie, terwijl veel beleid departementen overstijgt. Hoe waarborgt deze nieuwe
regeling dat deze onderwerpen niet versnipperd, inadequaat of dubbel worden geëvalueerd?
Bij interdepartementaal beleid is er ook een bijbehorende interdepartementale governancestructuur
die kan toezien op de bijbehorende onderzoeken en evaluaties.
De leden van de D66-fractie constateren het knelpunt dat beleidsdoorlichtingen vaak
minder effectief zijn omdat onvoldoende evaluaties beschikbaar zijn door gebrekkige
evaluatieprogrammering. Kan de Minister enkele voorbeelden noemen bij welke beleidsterreinen
dit het geval was en hoe dit knelpunt vervolgens is opgepakt?
Uit de eerdere analyse van het evaluatiestelsel2 kwam naar voren dat de beleidsdoorlichtingen in de praktijk niet altijd leiden tot
het goed in beeld brengen van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde
beleid. Hier zijn verschillende oorzaken voor, waarvan een belangrijke is dat beleidsdoorlichtingen
vaak niet waren gebaseerd op (voldoende) goede onderliggende evaluaties van beleidsmaatregelen.
Vanuit de stelselverantwoordelijkheid van het Ministerie van Financiën is daarom het
initiatief gekomen om rijksbreed de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) te in te voeren.
De SEA wordt geborgd in de herziene versie van de RPE, maar departementen zijn hier
al voor de begroting van 2021 mee aan de slag gegaan.
Deze leden zien daarom ook de meerwaarde in van de verschillende aanpassingen in de
RPE die tot doel hebben de evaluaties beter in te plannen. Deze leden vragen zich
echter ook af of er niet ook een verandering van gedrag binnen de departementen aan
ten grondslag ligt en in hoeverre de Minister het als haar taak ziet om departementen
aan te sturen op het beschikbaar hebben van voldoende evaluaties voor de periodieke
rapportages.
Ik deel deze observatie. Het aanpassen van de RPE alleen is niet voldoende voor een
verbeterde evaluatieprogrammering, hogere kwaliteit van evaluaties en gebruik van
bevindingen uit evaluaties voor beleidsverbetering. Het is belangrijk dat alle departementen
hier prioriteit aan geven en capaciteit voor vrij maken. Het versterken van de evaluatiefunctie
op departementen is cruciaal om betere inzichten in beleid te krijgen. Ook voorbeeldgedrag
van leidinggevenden is belangrijk om verandering te stimuleren. Daarnaast is het essentieel
dat medewerkers kennis en vaardigheden opbouwen. Mijn departement ondersteunt andere
departementen hierin op verschillende manieren. Het nieuwe opleidingsprogramma «Monitoren,
evalueren en leren» biedt rijksambtenaren de mogelijkheid hun expertise over evalueren
te vergroten. Hierbinnen zijn ook modules voor de SEA en de periodieke rapportage
ontwikkeld. Daarnaast is een toolbox Beleidsevaluaties ontwikkeld voor beleidsmedewerkers,
evaluatoren en leidinggevenden, die openbaar beschikbaar is.3 De toolbox biedt praktische en methodologische ondersteuning bij het uitvoeren van
een (beleids)evaluatie. Verder worden voor de SEA en de periodieke rapportage specifieke
handreikingen gepubliceerd voor rijksambtenaren die de RPE gaan uitvoeren of daar
toezicht op houden.
De leden van de D66-fractie lezen dat Ministers tot en met de begroting van 2023 een
inspanningsverplichting hebben om al zoveel mogelijk aan de eisen van de herziene
RPE te voldoen. Is de Minister bereid om in samenwerking met de Algemene Rekenkamer
een voorlopige rapportage van de voortgang hierop aan de Kamer te delen voorafgaand
aan het Verantwoordingsdebat?
Er is recent een onafhankelijke externe evaluatie naar de SEA uitgevoerd die ik op
korte termijn aan u zal toesturen. Hierin zijn de kwaliteit van de verschillende SEA’s,
het proces rond het ontstaan van deze SEA’s en de verbetermogelijkheden van de SEA
onderzocht.
De leden van de D66-fractie wijzen op de genormeerde besparingsoptie van 20 procent,
waarvan kan worden afgeweken. Is er overwogen om een lager percentage te hanteren,
of om dit percentage afhankelijk te laten zijn van de budgetflexibiliteit op het betreffende
beleidsterrein? Zijn er andere opties overwogen om deze besparingsoptie anders vorm
te geven zodat er minder ruimte is om af te wijken van de norm en dat deze besparingsoptie
daadwerkelijk effectief is om beleidsopties in kaart te brengen? Is er overwogen om
ook een investeringsoptie van een bepaald percentage voor te schrijven? Is er ook
overwogen om op sommige terreinen Kamerleden of externe partijen besparingsopties
te laten voordragen (eventueel anoniem) die uitgewerkt en betrokken kunnen worden
bij de periodieke evaluaties?
In de nieuwe RPE wordt door ten minste een besparingsopties op te nemen, juist ruimte gegeven om naast besparingsopties
ook budgetneutrale en intensiveringsopties uit te werken. Dit omdat ik departementen
wil aanmoedigen om te leren in den brede. Ik deel uw mening over het belang van externe
inbreng. In deze herziene versie van de RPE heb ik het belang van onafhankelijke expertise
vastgelegd.
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
J.C. Sneller, voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier