Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Tjeerd de Groot en Sjoerdsma over VN Intergovernmental Conference on Marine Biodiversity of areas Beyond National Jurisdiction (BBNJ)
Vragen van de leden Tjeerd de Groot en Sjoerdsma (beiden D66) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, voor Natuur en Stikstof en van Landbouw, Natuur en Visserij over de VN Intergovernmental Conference on Marine Biodiversity of areas Beyond National Jurisdiction (BBNJ) (ingezonden 21 februari 2022).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken), mede namens de Ministers voor
            Klimaat en Energie en van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 22 maart 2022).
         
Vraag 1
            
Klopt dat momenteel slechts 1,2 procent van de hoge zee, dus het gebied buiten de
               jurisdictie van nationale landen, beschermd gebied is, omdat er geen bestuur- of beheersystemen
               bestaan om dergelijke gebieden in te stellen?
            
Antwoord 1
            
Internationale samenwerking ten aanzien van het beheer van oceanen is sterk gefragmenteerd
               van aard: er bestaat wereldwijd een groot aantal regionale en/of sectorale organisaties,
               maar de taken en bevoegdheden van die verschillende organisaties sluiten niet altijd
               goed op elkaar aan. Er ontbreekt een mondiaal vastgestelde en integrale visie en aanpak
               voor het beheer van de oceanen. Er bestaat ook geen mondiaal samenwerkingskader om
               de cumulatieve impact van menselijke activiteiten in, op en rond de volle zee te bestuderen
               en aan de hand daarvan eventueel bepaalde activiteiten te reguleren. Dit maakt dat
               de huidige bestuurlijke structuur voor het beheer van de volle zee ontoereikend is
               om gezonde en productieve oceanen en zeeën voor toekomstige generaties veilig te stellen.
            
Mede vanwege het bovengenoemde gefragmenteerde karakter van internationale samenwerking
               is het moeilijk om precies aan te geven welk percentage van de volle zee precies als
               «beschermd gebied» is aan te merken, temeer omdat verschillende organisaties verschillende
               definities gebruiken van wat een beschermd gebied is. Ervan uitgaande dat het in de
               vraag genoemde percentage van 1,2% ziet op strikt beschermde natuurgebieden op volle
               zee, kan dit als een reële inschatting worden beschouwd.
            
Vraag 2
            
Hoe duidt u de risico’s voor de biodiversiteit en het klimaat als inderdaad maar liefst
               98,8 procent van de hoge zee onbeschermd is?
            
Antwoord 2
            
De gezondheid van oceanen en het klimaat zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
               Zo absorberen oceanen ongeveer 30 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot. De oceanen bevatten ook een rijke, kwetsbare en complexe biodiversiteit,
               die ervoor zorgt dat belangrijke ecosystemen in stand blijven. Met de verwachte groei
               van de wereldbevolking tot tenminste 9 miljard in 2050 zal de druk op de oceanen blijven
               toenemen. De wereldwijde concurrentiestrijd om grondstoffen, voedsel en water zal
               groeien en effect hebben op de gezondheid van de oceanen. Deze wordt nu al bedreigd
               onder andere door illegale of ongereguleerde visserij, klimaatverandering en verontreiniging.
               De bescherming van bijzondere natuurgebieden op volle zee levert daarom een belangrijke
               bijdrage aan de oplossing voor de biodiversiteitscrisis en het klimaatprobleem. Daarom
               zet Nederland in op het beschermen van natuurgebieden zowel in zeegebieden binnen
               als buiten nationale rechtsmacht.
            
Vraag 3 en 4
            
Bent u het ermee eens dat de biodiversiteit op zee van groot belang is en er meer
               zou moeten gebeuren om ook gebieden buiten de nationale jurisdictie te beschermen
               tegen schadelijke activiteiten?
            
Zal Nederland op de aankomende VN-conferentie over dit soort onbeschermde gebieden
               (de BBNJ-conferentie) aanwezig zijn, gezien het belang van de besluitvorming en Nederlands’
               hoge ambities op het gebied van biodiversiteit? Zal hierbij ook een Minister worden
               afgevaardigd? Waarom wel of niet?
            
Antwoord 3 en 4
            
Op dit moment wordt in de VN onderhandeld over een mondiaal verdrag ter bescherming
               van biodiversiteit in zeegebieden buiten de nationale rechtsmacht van kuststaten (het
               BBNJ-proces). Nederland is vanaf het begin actief betrokken geweest bij het BBNJ-proces
               en heeft al die tijd ingezet op een succesvolle uitkomst. Deze inzet komt voort uit
               het belang dat Nederland hecht aan de bescherming en het verantwoord gebruik van de
               internationale gebieden. Internationale gebieden kunnen niet worden onderworpen aan
               de territoriale rechtsmacht van staten en het beheer van deze gebieden is een verantwoordelijkheid
               van de internationale gemeenschap als geheel. Nederland beschouwt het als zijn verantwoordelijkheid
               om deel te nemen aan relevante internationale overleggen, zoals de onderhandelingen
               in het BBNJ-proces. Hierbij is de Nederlandse inzet in grote mate gebaseerd op de
               noodzaak om het mariene milieu te beschermen.
            
Deelname op politiek niveau is in deze fase van de onderhandelingen nog niet aan de
               orde. Dit is ook de inschatting van de meeste andere deelnemende landen en de EU.
            
Vraag 5
            
Kunt u toelichten wat de uitkomst is geweest van de besprekingen op de One Ocean Summit
               aangaande biodiversiteit op zee? Heeft de Nederlandse delegatie hier gepleit voor
               een ambitieuze agenda op de conferentie? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 5
            
Tijdens de One Ocean Summit is een politieke verklaring omtrent Biodiversity Beyond National Jurisdiction aangenomen. Deze politieke verklaring had als doel om een groep koplopers (de High Ambition Coalition) politiek te verenigen richting de eindonderhandelingen van het aanstaande mondiale
               BBNJ-verdrag. In de verklaring wordt opgeroepen tot een ambitieuze en spoedige uitkomst
               van de BBNJ-onderhandelingen voor betere bescherming van de biodiversiteit in zeegebieden
               buiten nationale rechtsmacht. Het kabinet heeft deze politieke verklaring – middels
               een brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat – ondersteund, en aangegeven
               het belangrijk te vinden dit jaar tot een ambitieuze uitkomst te komen van de BBNJ-onderhandelingen.
            
Vraag 6
            
Kunt u aan de hand van wat is besproken bij de One Ocean Summit uiteenzetten wat u
               verwacht dat de opstelling van EU-partners op de BBNJ-conferentie gaat zijn, en uw
               waardering van deze opstelling?
            
Antwoord 6
            
De EU en haar lidstaten treden gezamenlijk op in de BBNJ-onderhandelingen en spreken
               daar met één stem. De politieke verklaring omtrent Biodiversity Beyond National Jurisdiction is door de EU en alle 27 lidstaten onderschreven.
            
Vraag 7
            
Steunt Nederland het doel van 30% beschermd gebied in oceanen ofwel Marine Protected Areas (MPAs), zoals door wetenschappers aanbevolen, en gaat Nederland dit op de conferentie
               uitdragen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 7
            
Nederland steunt de doelstellingen zoals ook vastgelegd in de Europese Biodiversiteitsstrategie
               waar onder andere is vastgelegd dat in 2030 30 procent van de zee beschermd moet zijn.
            
Vraag 8
            
Kunt u toelichten hoe u de samenhang ziet tussen het nieuw te sluiten BBNJ-verdrag
               en bestaande akkoorden en overeenkomsten, zoals de UNCLOS, maar ook de visserijafspraken
               binnen RFMOs, vaarroutes onder de International Maritime Organization?
            
Antwoord 8
            
Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (VN-Zeerechtverdrag),
               dat geldt voor het gehele Koninkrijk, geeft het alomvattend juridisch kader voor het
               gebruik en beheer van de oceanen. In het VN-Zeerechtverdrag zijn echter niet alle
               onderwerpen tot in detail uitgewerkt en het is aan staten om, waar nodig, meer concrete
               afspraken te maken. Het toekomstige BBNJ-verdrag is voorzien als een uitvoerende overeenkomst
               onder het VN-Zeerechtverdrag. Een belangrijk vraagstuk in de BBNJ-onderhandelingen
               betreft de rol van bestaande internationale organisaties, op regionaal of mondiaal
               niveau en/of sectoraal van aard met bevoegdheden om activiteiten in gebieden buiten
               nationale rechtsmacht te reguleren of maatregelen te treffen ter bescherming van het
               mariene milieu. De mariene biologische diversiteit in zeegebieden buiten nationale
               rechtsmacht wordt beïnvloed door de cumulatieve impact van activiteiten, zoals visserij,
               scheepvaart en diepzeemijnbouw. Nederland zet zich in voor een beter gestructureerde
               samenwerking tussen de bestaande bevoegde internationale organisaties. Hierbij dient
               rekening te worden gehouden met verschillen tussen mondiale of sectorale organisaties
               en regionale organisaties. De BBNJ-overeenkomst zal een juiste verhouding tot deze
               organisaties moeten vinden, hen daar waar nodig kunnen aanvullen en een mondiaal platform
               moeten bieden voor een meer gestructureerde raadpleging en onderlinge coördinatie.
               De Nederlandse inschatting is dat deze organisaties daarvoor formeel betrokken moeten
               worden bij de BBNJ-overeenkomst.
            
Vraag 9 en 10
            
Gaat Nederland bij de BBNJ-conferentie ook pleiten voor een goed handhavings- en beheersysteem,
               zodat over activiteiten in de zee Environmental Impact Assessments (EIAs) opgesteld
               en beoordeeld kunnen worden? Kunt u uiteenzetten hoe u dit voor u ziet?
            
Bent u het eens met de vragenstellers dat het uitvoeren van EIAs volgens moderne standaarden
               zou moeten, voor alle activiteiten die een meer dan klein gevolg en grensoverschrijdend
               effect hebben op de biodiversiteit van het milieu op de hoge zee, ongeacht waar deze
               activiteiten plaatsvinden? Op welke wijze wilt u deze standaarden, de reikwijdte en
               toepassing van de milieueffectenrapportage vormgeven?
            
Antwoord 9 en 10
            
Het gebruik van milieueffectrapportages (MER) is één van de middelen ter beschikking
               van staten om te voldoen aan hun verplichting tot de bescherming en het behoud van
               het mariene milieu, onder meer door de toepassing van het voorzorgsbeginsel. Deze
               verplichting is tevens erkend door het Internationaal Zeerechttribunaal. De MER heeft
               als doel om relevante milieu-informatie over een project in kaart te brengen om hiermee
               het bevoegd gezag in staat te stellen een onderbouwd besluit te nemen. Deze informatie
               moet wat Nederland betreft niet alleen in kaart worden gebracht voor één specifieke
               activiteit, maar er zou ook moeten worden gekeken naar de gevoeligheid van een gebied
               en het cumulatieve effect van verschillende activiteiten op het mariene milieu. Daarom
               zet Nederland er op in om ook het instrument van de strategische milieueffectrapportage
               in de BBNJ-overeenkomst op te nemen. Dit instrument kan worden ingezet om onder andere
               de milieueffecten van bredere beleidsvoornemens, -projecten, -plannen of -programma’s
               in kaart te brengen.
            
Op basis van de artikelen 204, 205 en 206 van het VN-Zeerechtverdrag hebben staten
               de verplichting om individueel of via bevoegde internationale organisaties procedures
               te ontwikkelen voor het uitvoeren van MERs. Op dit moment ontbreekt het echter aan
               een wereldwijd afgesproken procedure ter uitvoering van deze verplichting in zeegebieden
               buiten nationale rechtsmacht. Het is de bedoeling dat de BBNJ-overeenkomst in een
               dergelijke procedure zal voorzien. Activiteiten op volle zee zijn op grond van het
               VN-Zeerechtverdrag MER-plichtig indien zij «aanzienlijke verontreiniging van of aanmerkelijke
               en schadelijke veranderingen in het mariene milieu» teweeg kunnen brengen. In de BBNJ-onderhandelingen
               wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een lijst van objectieve criteria om te kunnen
               beoordelen wanneer dit het geval is. Daarnaast wordt in de onderhandelingen besproken
               of ook aanvullende standaarden kunnen worden gebruikt om te bepalen of activiteiten
               MER-plichtig zijn. De EU en haar lidstaten staan open om het gebruik van aanvullende
               standaarden te overwegen.
            
Vraag 11
            
Bent u op de hoogte van de aanwezige kennis en ervaring bij de Nederlandse bedrijven,
               kennisinstellingen en de overheid op het gebied van het ordenen en beheren van complexe
               zeegebieden waar belangen van biodiversiteit moeten worden afgewogen met andere activiteiten?
               Zo ja, bent u bereid te onderzoeken hoe deze kennis en ervaring benut kan worden in
               de toekomstige uitwerking en toepassing van het BBNJ-akkoord?
            
Antwoord 11
            
Ja.
Vraag 12
            
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk en in elk geval voor de BBNJ-conferentie
               te beantwoorden?
            
Antwoord 12
            
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken - 
              
                  Mede namens
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie - 
              
                  Mede namens
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.