Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Maatoug en Van der Lee over het CEP 2022
Vragen van de leden Maatoug en Van der Lee (beiden GroenLinks) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën over het CEP 2022 (ingezonden 9 maart 2022).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister van Financiën en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
(ontvangen 22 maart 2022).
Vraag 1
Deelt u de mening dat een energietoeslag van 200 euro voor lage inkomens bij lange
na niet genoeg is om deze enorme prijsstijgingen en dit enorme koopkrachtverlies te
compenseren? Hoeveel zou de energietoeslag moeten worden verhoogd om wel substantieel
te compenseren? Bent u bereid dit te doen?
Antwoord 1
Afgelopen najaar heeft het vorige kabinet 3,2 miljard euro uitgetrokken om de energiebelasting
voor 2022 te verlagen. Daarnaast heeft het kabinet extra middelen ingezet voor huishoudens
die het meest in de knel komen door deze prijsstijgingen, middels het introduceren
van een eenmalige energietoeslag door gemeenten met een richtbedrag van 200 euro per
huishouden. Na besluitvorming over dit pakket zijn de prijzen blijven stijgen. Daarom
heeft het kabinet besloten tot een pakket aanvullende maatregelen van 2,8 miljard
euro. Onderdeel daarvan is een verhoging van de energietoeslag. Het kabinet stelt
voor om het richtbedrag van de energietoeslag te verhogen naar 800 euro en heeft hier
480 miljoen euro extra voor beschikbaar gesteld. De exacte hoogte van de energietoeslag
is afhankelijk van gemeentelijk beleid. Het kabinet kan daarmee niet alle gevolgen
van stijgende prijzen voor iedereen compenseren, maar dit pakket helpt wel om de gevolgen
voor mensen te verzachten, met name voor huishoudens die het nu al moeilijk hebben.
Uiteindelijk zijn de gevolgen van de stijgende energieprijzen afhankelijk van het
energieverbruik en verschillen daarom sterk per huishouden. Sommige huishoudens hebben
een vast tarief en merken daarom weinig van de hogere leveringstarieven. Het volgende
rekenvoorbeeld geeft een indicatie van de effecten. Als gerekend wordt met de leveringstarieven
van 1 januari 20221 (onder de aanname dat deze tarieven het hele jaar gelden en dat alle huishoudens
deze met deze tariefstijging te maken krijgen) en daadwerkelijke verbruikscijfers2 dan is de prijsstijging voor de doelgroep van de energietoeslag gemiddeld 1.050 euro.
Het verlaagde btw-tarief zorgt bij gemiddeld verbruik voor een daling van de energierekening
van circa 140 euro en bij deze groep voor een daling van de energierekening met circa
120 euro. Bij een energietoeslag van in totaal 800 euro resteert een stijging van
de energierekening met circa 130 euro op jaarbasis bij de doelgroep van de energietoeslag.
Bovenop de compensatie kunnen huishoudens de energierekening verminderen door energie
te besparen. Het kabinet stelt daarom voor om de 150 mln. euro voor energiebesparingsmaatregelen
aan te vullen door middelen die in het Coalitieakkoord zijn gereserveerd voor energiebesparing
van huishoudens (160 mln. euro) sneller in te zetten. Via deze regeling kan de gemeente
huishoudens ondersteunen via bijvoorbeeld energiecoaches die laten zien hoe je simpel
energie kunt besparen met behulp van kleine ingrepen en door huishoudens te voorzien
van radiatorfolie, tochtstrips, LED-lampen en een energiebesparende douchekop, maar
ook verdergaande isolatie.
Mochten er huishoudens zijn die ondanks de energietoeslag alsnog in de problemen komen,
dan roepen wij hen op om contact op te nemen met hun gemeente. De gemeente kan deze
groep helpen met verschillende regelingen. De ontwikkeling van de energieprijzen blijft
door de verschrikkelijke oorlog in Oekraïne hoogst onzeker. Het kabinet houdt daarom
de situatie en specifiek de gevolgen voor de laagste inkomens scherp in de gaten.
Het kabinet kan gezien de huidige omstandigheden en het collectieve welvaartsverlies,
de effecten van de stijgende energierekening echter niet voor iedereen compenseren.
Vraag 2, 3, 4, 5 en 6
Wat zou het koopkrachteffect op verschillende groepen zijn als bij de indexatie van
het minimumloon komende juli 2022 het minimumloon met 4% zou worden verhoogd? Kunt
u dit voor verschillende groepen in beeld brengen?
Wat zou het koopkrachteffect op verschillende groepen zijn als bij de indexatie van
het minimumloon komende juli 2022 niet de helft van de contractloonontwikkeling wordt
gebruikt in de berekening, maar driekwart? Kunt u dit voor verschillende groepen in
beeld brengen?
Wat zou het koopkrachteffect op verschillende groepen zijn als bij de indexatie van
het minimumloon komende juli 2022 niet de helft van de contractloonontwikkeling wordt
gebruikt in de berekening, maar de gehele contractontwikkeling? Kunt u dit voor verschillende
groepen in beeld brengen?
Bent u bereid om in deze uitzonderlijke situatie gebruik te maken van uw bevoegdheid
om af te wijken van de standaardmethodiek, zoals beschreven in de Wet minimumloon,
artikel 14 lid 5?
Bent u bereid om in deze uitzonderlijke situatie het indexatiebesluit voor te leggen
aan de Tweede Kamer?
Antwoord 2, 3, 4, 5 en 6
Artikel 14 lid 1 t/m 4 van de Wet op het minimumloon en de minimumvakantiebijslag
(Wml) schrijft voor hoe het wettelijk minimumloon elk halfjaar wordt geïndexeerd.
Hiermee wordt geborgd dat het wettelijk minimumloon in de pas blijft lopen met de
rest van het loongebouw. Wml art. 14 lid 5 voorziet in een mogelijkheid af te wijken
van de gebruikelijke indexatiewijze indien sprake is van ofwel een bovenmatige loonontwikkeling
zodanig dat hiervan schade voor de werkgelegenheid kan worden verwacht ofwel van een
zodanige oploop van het beroep op sociale zekerheidsregelingen dat daardoor een betekenende
premie- of belastingdrukverhoging noodzakelijk is. Momenteel is van geen van beide
ontwikkelingen sprake. Het aanpassen van deze voorgeschreven indexatiewijze zoals
in de vragen gesuggereerd vergt daarom wetswijziging. Gelet op de doorlooptijd van
een wetswijziging zijn de voorgestelde alternatieve indexatiewijzen per 1 juli 2022
naar verwachting niet haalbaar. Daarmee is het enkel haalbaar om het wettelijk minimumloon
per 1 juli 2022 te indexeren op de wijze die Wml art. 14 lid 1 t/m 4 voorschrijft
en bestaat geen aanleiding om het indexatiebesluit voor te leggen aan de Tweede Kamer.
Vraag 7
Deelt u de mening dat koopkrachtcompensatie zo gericht mogelijk plaats moet vinden,
waardoor met name mensen met lage en middeninkomens er niet op achteruitgaan?
Antwoord 7
Het kabinet deelt de mening dat koopkrachtcompensatie het liefst gericht moet plaatsvinden.
Bijna alle huishoudens in Nederland ondervinden effecten van de stijgende energierekening
of stijgende brandstofprijzen, maar vooral huishoudens met lage- en middeninkomens
kunnen hierdoor in de knel komen. Daarbij geldt echter dat er niet of nauwelijks instrumenten
zijn die gericht aangrijpen op de hoge energieprijzen en tegelijk gericht zijn op
bepaalde inkomensgroepen. Het pakket bevat daarom een combinatie van specifieke (op
inkomensgroepen gerichte) én generieke (op verbruik gerichte) maatregelen om zo goed
als mogelijk aan te sluiten bij de problematiek.
Zo verhogen wij de tegemoetkoming voor de meest kwetsbare huishoudens en vergroten
wij het budget dat is vrijgemaakt om deze groep te helpen met energiebesparende maatregelen.
Aanvullend op deze maatregelen kiezen wij er ook voor om huishoudens die te ondersteunen
door de btw op energie en de brandstofaccijns te verlagen.
Vraag 8 en 9
Is het mogelijk om hiertoe een eenmalige uitkering te verstrekken aan alle ontvangers
van zorgtoeslag, door de zorgtoeslag eenmalig hoger vast te stellen? Ziet u zo’n eenmalige
uitkering als een optie om koopkrachtherstel te bieden voor mensen met lage en middeninkomens?
Klopt het dat voor een dergelijke verhoging van de zorgtoeslag geen wets- of systeemwijzigingen
nodig zijn? Binnen welke termijn zou de Belastingdienst deze eenmalige verhoging door
kunnen voeren?
Antwoord 8 en 9
Het kabinet heeft een verhoging van de zorgtoeslag onderzocht als optie om huishoudens
tegemoet te komen. Bij de uitvoeringstoets bleek dat een generieke verhoging van de
zorgtoeslag mogelijk is per 1 januari 2023. Een eenmalige verhoging is eventueel eerder
mogelijk, maar vergt een grote inspanning van de uitvoering. Bovendien kan deze verhoging
minder snel uitgevoerd worden dan het verhogen van het richtbedrag van gemeentelijke
regeling, het verlagen van de btw op energie of het verlagen van de accijns.
Het verhogen van de zorgtoeslag valt inhoudelijk ook minder samen met de groep die
er in koopkracht het meest op achteruit gaat. Juist huishoudens met slecht geïsoleerde
huizen (en dus een hoge energierekening) profiteren van de btw-verlaging op energie,
en juist mensen die veel last hebben van de hoge brandstofprijzen hebben voordeel
van de accijnsverlaging.
Vraag 10
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het debat over de stijgende gasprijzen
en energiearmoede?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister van Financiën -
Mede namens
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.