Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over hulpmiddelen voor mensen met een beperking
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over hulpmiddelen voor mensen met een beperking (ingezonden 8 februari 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede
namens Minister voor Langdurige Zorg en Sport (ontvangen 21 maart 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1921.
Vraag 1
Bent u bekend met de uitzending van Kassa van 15 januari jl. over het niet kunnen
verzekeren van hulpmiddelen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe verwacht u dat mensen met een beperking, die vaak al te maken hebben met een stapeling
van zorgkosten en daardoor financieel in de knel zitten,2 ook nog hoge rekeningen voor reparaties kunnen betalen?
Antwoord 2
Als gebruikers een hulpmiddel via de gemeente verstrekt hebben gekregen, hoeven zij
reparaties aan dat hulpmiddel in de meeste gevallen niet zelf te betalen. Cliënten
krijgen dit hulpmiddel vaak verstrekt in bruikleen, in dat geval worden reparaties
die nodig zijn door gebruik en bijkomende slijtage, altijd betaald door de gemeente
of de hulpmiddelenleverancier. Als het hulpmiddel is ingekocht met een persoonsgebonden
budget (pgb) betaalt de gebruiker het onderhoud en de reparaties uit het pgb (tenzij
anders overeengekomen met de gemeente). In het pgb is een bedrag hiervoor opgenomen.
De kosten van reparaties voor zowel preventief en periodiek onderhoud, als door gevolg
van gebruik en slijtage, zijn opgenomen in het onderhoudscontract dat gemeenten afsluiten
met de hulpmiddelenleverancier. Alleen als er reparaties nodig zijn na schade die
op andere wijze is ontstaan, bijvoorbeeld na een ongeluk, is het afhankelijk van de
verzekering die de gemeente heeft afgesloten, op wie de schade kan worden verhaald.
Ik verwacht daarbij van gemeenten dat zij in hun afweging in het al dan niet vergoeden
van de schade, altijd maatwerk toepassen. Ik heb van de VNG vernomen dat gemeenten
zelden schade verhalen op de gebruiker.
Vraag 3
Welke eisen zitten er aan de informatievoorziening voor mensen met een beperking over
de verzekering van de hulpmiddelen?
Antwoord 3
De wetgeving stelt hier geen eisen aan. Ik heb navraag gedaan bij de branchevereniging
van hulpmiddelenleveranciers (Firevaned) hoe deze informatievoorziening wordt vormgegeven.
De informatievoorziening is, afhankelijk van de individuele invulling van de gemeente,
opgenomen in de bruikleenovereenkomst die cliënten met een beperking ontvangen bij
de aflevering van het hulpmiddel. Daarnaast ontvangen cliënten met een gemotoriseerd
hulpmiddel jaarlijks een nieuw kentekenplaatje met daarbij een begeleidende brief
als bewijs dat het hulpmiddel is verzekerd.
Vraag 4
Deelt u onze mening dat ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning
(Wmo) erop gericht moet zijn om mensen met een beperking meer te kunnen laten participeren?
Hoe strookt dat met uitspraken dat mensen met hun hulpmiddel in de winter niet op
het ijs mogen of andere dingen mogen doen die mogelijk risico op beschadiging met
zich meebrengen?
Antwoord 4
Ja, ik deel deze mening. Ondersteuning uit de Wmo 2015 is gericht op het bevorderen
van de zelfredzaamheid en van de participatie van mensen. Hulpmiddelen dragen daaraan
bij. Bij het verstrekken van een hulpmiddel vragen gemeenten en hulpmiddelenleveranciers
cliënten om zorgvuldig met het hulpmiddel om te gaan. Omdat het hulpmiddel door de
gemeente in bruikleen wordt versterkt, mag verwacht worden van de gebruiker dat die
daar verantwoordelijk mee omgaat. Zo kan schade voorkomen worden.
Vraag 5
Waarom kunnen mensen met een beperking hun eigen hulpmiddelen niet casco verzekeren?
Antwoord 5
Mensen met een hulpmiddel krijgen dit vaak verstrekt in bruikleen. Deze bruikleenconstructie
heeft voordelen: onderhoudskosten komen niet voor rekening van de gebruiker en als
het hulpmiddel niet meer wordt gebruikt, wordt deze hergebruikt waardoor sprake is
van een duurzame verstrekking. De wetgeving is zó ingeregeld dat alleen eigenaren
hun goederen kunnen verzekeren. Omdat hulpmiddelengebruikers geen eigenaar zijn, kunnen
zij niet zelf een verzekering afsluiten. In het geval dat iemand een Wmo-hulpmiddel
inkoopt met een pgb, wordt diegene doorgaans wel eigenaar en kan dan zelfstandig besluiten
een (casco)verzekering af te sluiten.
Vraag 6
Hoe is de verzekering van hulpmiddelen geregeld voor mensen die hun hulpmiddel vergoed
krijgen vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz)?
Antwoord 6
Bij een gemotoriseerd mobiliteitshulpmiddel is het verplicht een aansprakelijkheidsverzekering
af te sluiten. Het gaat om een Wettelijke Aansprakelijkheid Motorvoertuigen (WAM)-verzekering
voor elektrisch aangedreven hulpmiddelen. In de Wmo is de gemeente hiervoor verantwoordelijk.
In de Wlz is dit volgens het landelijk protocol van de zorgkantoren een verantwoordelijkheid
van de zorginstelling van de cliënt aan wie het mobiliteitshulpmiddel is verstrekt.
Naast voor deze wettelijk verplichte verzekering, is de zorginstelling volgens dit
protocol verantwoordelijk voor het afsluiten van een adequate (casco)verzekering voor
schade die niet onder de WA-verzekering valt. Vanuit de Zvw worden geen (mobiliteits)hulpmiddelen
verstrekt die WA-verzekeringsplichtig zijn.
Vraag 7
Welke stappen kunt u zetten om de regels omtrent verzekeringen voor hulpmiddelen meer
uniform te maken?
Antwoord 7
Dit is wat mij betreft niet nodig. De eerdergenoemde wettelijke verzekeringen gelden
voor alle wettelijke domeinen waaruit de hulpmiddelen worden verstrekt. Het maken
van aanvullende afspraken, zoals het eventueel afsluiten van een cascoverzekering,
is een verantwoordelijkheid van gemeenten en zorginstellingen die past binnen de ruimte
die ze hebben om maatwerk te leveren.
Vraag 8
Welke stappen kunt u zetten om ervoor te zorgen dat gemeenten de hulpmiddelen ook
casco verzekeren? Indien dat niet mogelijk is, hoe kan dan worden geregeld dat personen
met een beperking zelf de hulpmiddelen kunnen verzekeren?
Antwoord 8
Zoals ook uit het antwoord op vraag 2 blijkt, zijn gemeenten verplicht om een aansprakelijkheidsverzekering
af te sluiten voor gemotoriseerde hulpmiddelen. Gemeenten sluiten daarnaast met hun
leveranciers een onderhoudscontract af ter dekking van de kosten van onderhoud en
reparatie als gevolg van gebruik en slijtage van de hulpmiddelen.
Als hulpmiddelengebruikers toch een cascoverzekering wensen, kunnen zij met hun gemeente
de mogelijkheden bespreken. De bestaande wetgeving kan de gemeente echter niet verplichten
om deze kosten op zich te nemen. De vraag is overigens welke toegevoegde waarde een
cascoverzekering in de meeste gevallen heeft ten opzichte van een WA-verzekering in
combinatie met een onderhoudscontract. Van de VNG heb ik vernomen dat het weinig voorkomt
dat gebruikers schade maken aan het hulpmiddel die in het kader van onderhoud en service
niet vergoed wordt, terwijl gemeenten heel veel hulpmiddelen verstrekken. Zodoende
wegen de kosten voor gemeenten om alle hulpmiddelen casco te verzekeren, niet tegen
de baten op en is het vanuit doelmatigheidsoogpunt beter dat gemeenten maatwerk toepassen
in individuele gevallen. Belangrijk in dit verband is ook dat een cascoverzekering
geen schade als gevolg van oneigenlijk gebruik, zoals dat door de verzekeraar bepaald
is, dekt.
Vraag 9
Herkent u signalen van mensen met een beperking waarbij de reparatie van een hulpmiddel
heel lang duurt?
Antwoord 9
Uit de nulmeting van de monitor hulpmiddelen die in het kader van het actieplan hulpmiddelen
is opgesteld en die in oktober 2021 naar uw Kamer is gestuurd, bleek dat «reparatie»
door cliënten als onvoldoende werd beoordeeld.3 De definitie die in de monitor is gehanteerd, betrof een combinatie van snelheid
en kwaliteit. Dit jaar wordt een effectmeting uitgevoerd en zal blijken of de kwaliteit
en de snelheid van reparaties voor gebruikers merkbaar is verbeterd.
Ik heb bij Firevaned aanvullend navraag gedaan in hoeverre de reparaties lang op zich
laten wachten. Volgens Firevaned kan het voorkomen dat reparaties momenteel langer
duren. Dit komt o.a. door de huidige schaarse beschikbaarheid van onderdelen en een
relatief hoog ziekteverzuim i.v.m. de coronapandemie.
Vraag 10
Welke richtlijnen zijn er voor de reparatie van hulpmiddelen? Binnen welke termijn
dient dat te gebeuren? Of is hier geen landelijke regelgeving voor?
Antwoord 10
De Wmo 2015, Zvw en de Wlz bevatten geen landelijke richtlijnen voor de reparatie
van hulpmiddelen.
Ten aanzien Wmo-hulpmiddelen maken gemeenten en hulpmiddelenleveranciers contractuele
afspraken over de termijnen die van toepassing zijn op reparatie en onderhoud. In
de handreiking inkoop hulpmiddelen doet de VNG aanbevelingen aan gemeenten over de termijnen en de mogelijkheid een
vervangend hulpmiddel in te zetten in het geval van een langdurige reparatie. Het
landelijk normenkader schrijft voor dat spoedreparaties binnen 24 uur worden uitgevoerd.
Ten aanzien van Wlz-hulpmiddelen hebben de zorgkantoren geen landelijke richtlijnen
over wanneer reparaties moeten zijn afgerond, omdat de aard van de reparaties sterk
uiteen kan lopen. De zorgaanbieder en de leverancier maken samen afspraken over wat
een redelijke termijn is. Volgens het landelijk protocol van de zorgkantoren dient
een hulpmiddelenleverancier spoedmeldingen vanuit de zorginstelling op de dag van
de melding op te pakken.
Ten aanzien van Zvw-hulpmiddelen maakt de zorgverzekeraar afspraken met de hulpmiddelenleverancier
over reparatie en vervanging indien het hulpmiddel zelf stuk gaat.
Vraag 11
Hoeveel formulieren moeten mensen met een lichamelijke beperking gemiddeld invullen
voor het verkrijgen en behouden van hulpmiddelen en met welke frequentie?
Vraag 12
Hoeveel tijd zijn mensen met een beperking gemiddeld aan kwijt aan administratie en
aanvragen rondom hulpmiddelen?
Antwoord 11 en 12
De tijd die hulpmiddelengebruikers besteden aan administratie verschilt per individu
en is mede afhankelijk van of de gebruiker dit zélf doet, met hulp van een onafhankelijke
cliëntondersteuner of door de vertegenwoordiger laat doen. Daarnaast is het ook mogelijk,
zoals in de Wlz, dat de zorginstelling de aanvraag in overleg met de cliënt uitvoert,
waardoor cliënten geen formulieren hoeven in te vullen.
Mij is bekend – en dat blijkt tevens uit de monitor hulpmiddelen – dat reparaties
en aanpassingen aan hulpmiddelen tijdsintensieve trajecten (kunnen) zijn. Ik heb geen
zicht op hoeveel tijd hulpmiddelengebruikers kwijt zijn aan hun administratie of hoeveel
formulieren zij moeten invullen, dit wordt nergens bijgehouden. Wel krijgt het Ministerie
van VWS via het programma [Ont]Regel de Zorg met enige regelmaat meldingen over administratieve
lasten bij de aanvraag van hulpmiddelen, zowel van gebruikers van hulpmiddelen als
van voorschrijvers.
Ik span mij ervoor in om de tijdsbesteding aan administratie te verminderen. Daarvoor
ben ik continu in gesprek met o.a. zorgverzekeraars en gemeenten.
Daarnaast dragen het landelijk normenkader en de resultaten van het actieplan bij
aan het vereenvoudigen van het traject voor het verstrekken van hulpmiddelen. Ik verwacht
dat ook dat traject zal resulteren in het verminderen van administratie.
Vraag 13
Hoe stroken de lange wachttijden voor reparaties, onmogelijkheid om casco te verzekeren
en de grote hoeveelheid tijd die mensen met een beperking kwijt zijn aan administratie
met de doelstellingen en normen van het Landelijk normenkader hulpmiddelen?4
Antwoord 13
Het landelijk normenkader draagt bij aan een tijdige toegang en levering van passende
en adequate hulpmiddelen en bevat afspraken over reparaties. Het landelijk normenkader
ziet niet expliciet op afspraken op het gebied van verzekeringen, hier wordt wel aandacht
aan besteed in de handreiking inkoop hulpmiddelen. De afspraken moeten leiden tot verbetering van de kwaliteit en vereenvoudigen van
het toegangs- en verstrekkingsproces van complexe hulpmiddelen.
Vraag 14
Hoe wilt u gaan zorgen dat alle gemeenten, zorgkantoren en verzekeraars het landelijk
kader en convenanten met betrekking tot hulpmiddelen beter gaan uitvoeren?
Antwoord 14
Zoals in oktober aan uw Kamer is geschreven, hebben alle bij het onderwerp betrokken
partijen hun commitment uitgesproken om actief aan de slag te blijven met het verbeteren
van de hulpmiddelenzorg.5 Dit wordt o.a. gedaan door initiatieven te ontplooien om gezamenlijk in de uitvoeringspraktijk
de convenanten te implementeren en door extra acties richting gemeenten om hen te
bewegen over te gaan tot ondertekening van de convenanten. De afstemming hierover
vindt plaats via de bestuurlijke tafel hulpmiddelen.6 In het najaar van 2022 wordt de tweede monitor hulpmiddelen uitgevoerd. Dan zal blijken
of de waardering van cliënten voor de verstrekking van hulpmiddelen is toegenomen.
Op basis van de uitkomsten worden eventueel gerichte vervolgacties in gang gezet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.