Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over bestuurlijke reactie op definitief BIT-advies EU btw e-commerce (Kamerstuk 35527-16)
35 527 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie richtlijnen elektronische handel)
Nr. 18
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 maart 2022
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 14 december 2021 over bestuurlijke
reactie op definitief BIT-advies EU btw e-commerce (Kamerstuk 35 527, nr. 16).
De vragen en opmerkingen zijn op 21 januari 2022 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 18 maart 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Lips
Inleiding
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden
van de fracties van de VVD, D66, PVV, CDA en SP over de op 14 december 2021 toegezonden
brief inzake bestuurlijke reactie op het definitief advies van het Adviescollege ICT-toetsing
(hierna Ac ICT)1 inzake EU btw e-commerce (Kamerstuk 35 527, nr. 16). Bij de volgorde van de beantwoording is de volgorde van de inbreng van het schriftelijk
overleg aangehouden.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet uitgebreider kan ingaan op de conclusies
van het advies van het Ac ICT, met name op de punten dat de Belastingdienst op dit
moment onvoldoende grip heeft op het Hoofdspoor. Tevens verzoeken deze leden het kabinet
om in te gaan op het beeld van het Adviescollege dat er «tekortkomingen zijn verbonden
aan het Noodspoor en dat verbetering vereist is om de continuïteit van de tijdelijke
voorziening te verstevigen.» De leden van de VVD vragen ook in te gaan op deze verbeteringen
en de eventuele risico’s voor zowel de Belastingdienst als ondernemers in Nederland
en wat het Kabinet gaat doen om de tekortkomingen te adresseren. De leden van de VVD-fractie
zijn geschrokken over de constateringen uit het advies van het Ac ICT over onderdeel
C («Er is onvoldoende grip op realisatie oplossing Hoofdspoor»). Met name de punten
over de sturing op kosten. Wat gaat het kabinet doen om deze (maar ook op de andere
onderdelen) tekortkomingen te adresseren?
Het Ac ICT heeft in haar advies van november 2021 aangegeven dat het Noodspoor goed
is ontwikkeld en dat het beter is om dat spoor door te ontwikkelen dan verder gaan
met het Hoofdspoor. Als reden hiervoor geven zij dat er onvoldoende grip is op het
Hoofdspoor. Het Ac ICT heeft dit advies geplaatst in de context van hun inzichten
in de modernisering van het OB-landschap als geheel. Mede naar aanleiding van het
advies wordt de domeinarchitectuur van de OB-systemen herijkt en zal hierop een externe
toetsing plaatsvinden. Deze is uiterlijk 30 april gereed en leidt dan tot een eerste
heroverweging op inhoud en volgorde van de modernisering van het OB-landschap als
geheel.
Het Noodspoor voldoet tot nu toe aan de verwachtingen. Overall is er een positief
beeld bij de deelnemende ondernemers. Alle processen zijn operationeel en lopen voor
de ondernemers naar behoren. Dit komt naar voren uit het overleg met het bedrijfsleven
dat sinds het begin van het traject opgestart is en uit de operationele contacten
met ondernemers. Een van de processen verkeert, voor wat betreft de verwerking in
de Belastingdienstsystemen, nog wel in een opstartfase. Dit leidt ertoe dat van de
ontvangen meldingen en betalingen alleen nog kleine aantallen verwerkt kunnen worden.
Het betreft de zogenaamde MSCON-meldingen (Member State of Consumption): aangiften
en betalingen die Nederland als lidstaat van consumptie via andere lidstaten ontvangt.
Naar verwachting is de verwerking geheel op peil in juni 2022 en zijn dan alle ontvangen
meldingen en betalingen daadwerkelijk verwerkt. Er zijn geen gevolgen voor ondernemers.
De meldingen en betalingen zijn ontvangen, er worden geen aanmaningen of naheffingsaanslagen
verstuurd.
Het is goed om te melden dat ik bij het Noodspoor onderscheid maak in nog niet beschikbare
functionaliteiten die nodig zijn om de continuïteit van het proces te borgen en functionaliteiten
die minder urgent zijn en inherent zijn aan een Noodspoor. Tot de eerste categorie
reken ik het geautomatiseerd opleggen van een naheffingsaanslag. Deze functionaliteit
zal in april 2022 gereed zijn. Als het voor de borging van de continuïteit nodig blijkt
te zijn, worden er vanzelfsprekend ook na april 2022 nog aanpassingen aangebracht.
Onder de tweede categorie vallen bijvoorbeeld zaken zoals het aanvullen van de beheerfunctionaliteit
om fouten sneller op te sporen en op te lossen en de mogelijkheid om via het system-to-systemkanaal
een melding te doen. Dit zijn punten die worden ontwikkeld en gebouwd als het Noodspoor
langer in productie blijft en het Hoofdspoor daarvoor voorlopig niet in de plaats
komt. Over deze aanpassingen en keuzes daarin vindt afstemming plaats met het bedrijfsleven,
op deze manier kan zoveel mogelijk met hun behoeften rekening worden gehouden.
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de externe toetsing van de bijstelling
van de domeinarchitectuur zal worden gedaan en of het kabinet deze dan met de Kamer
kan delen.
De herijkte domeinarchitectuur omzetbelasting wordt extern getoetst door Gartner in
maart 2022 en zal medio april gereed zijn. De externe toetsing zal ik delen met uw
Kamer.
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan ingaan op de Import One-Stop
Shop (IOSS)-systematiek en bijvoorbeeld op de dubbele btw-heffing. Herkent het kabinet
deze problematiek? Zo ja, welke stappen onderneemt Nederland om dit probleem op te
lossen, op Europees en op nationaal niveau? Wanneer kan worden verwacht dat de Douane
IT-systemen zijn aangepast?
Bij toepassing van IOSS (ook wel «Invoerregeling» genoemd) betaalt de consument de
verschuldigde btw aan de niet-EU aanbieder, bijvoorbeeld een Indiase webshop. De webshop
draagt de btw af in haar eigen land en vermeldt op het pakket zijn IOSS-nummer. Op
basis daarvan is bij de invoer van het pakket in de EU een vrijstelling van toepassing.
Als het IOSS-nummer echter niet bekend is bij degene die het pakket bezorgt, is er
op dat moment btw verschuldigd door de bezorgdienst. Deze btw zal de bezorgdienst
vervolgens in rekening brengen bij de consument, terwijl de consument deze ook al
eerder betaald had aan de Indiase webshop. Het kabinet herkent de problematiek van
mogelijke dubbele btw-heffing bij de toepassing van IOSS, bijvoorbeeld indien het
wel geldige IOSS-nummer niet elektronisch in het juiste format wordt gecommuniceerd
bij de douane in EU-lidstaten, of als een EU-lidstaat zijn importsysteem nog niet
heeft aangepast. Deze problematiek van de dubbele btw is besproken onder het Franse
voorzitterschap van de Unie. Hierbij bleek EU brede steun voor een oplossing waarbij
de IOSS-aangifte mag worden gecorrigeerd voor de dubbel betaalde btw. Het Franse voorzitterschap
zal dit punt verder brengen in de Ecofin Raad. In het ICT-systeem voor de gereduceerde
douaneaangifte kan een geldig IOSS-nummer gehanteerd worden. In het aangiftesysteem
voor de standaardaangifte van de Douane is het op dit moment nog niet mogelijk om
het IOSS-nummer te hanteren. De Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341, bepaalt dat
tot 1 januari 2023 gebruik kan worden gemaakt van een dataset waarin niet is voorzien
in het gebruik van een IOSS-nummer. Het huidige systeem wordt in de loop van 2022
vervangen door een nieuw aangiftesysteem «Het Douaneaangiften Management Systeem»
(DMS). In DMS is voorzien in het gebruik van een IOSS-nummer. Een tijdelijke oplossing
voor het oude systeem is in voorbereiding zodat ook daarin het IOSS-nummer gehanteerd
kan worden toegepast.
Verder vernemen de leden van de VVD-fractie dat het IOSS-systeem kan leiden tot fouten
en eventueel fraude. Welke stappen onderneemt Nederland om foutief gebruik van IOSS-nummers
en fraude te voorkomen? De Europese Commissie bekijkt momenteel of het IOSS-systeem
verplicht is te maken in het kader van het «VAT in the Digital Age»-initiatief. Wat
is het standpunt van het kabinet over deze eventuele verplichting?
Er is een risico op het foutief gebruik van IOSS-nummers. Om foutief gebruik zoveel
mogelijk te voorkomen heeft de Belastingdienst veel aandacht besteed aan voorlichting
en communicatie. Ook doet de Belastingdienst er alles aan om fraude zoveel als mogelijk
te voorkomen. Zo is de wijze waarop IOSS-nummers worden samengesteld aangepast. Waar
oorspronkelijk in een deel van het toegekende nummer een bepaalde volgordelijkheid
zat, is dat nu aangepast. De wijze waarop een ondernemer van buiten de EU aan een
IOSS-nummer wordt gekoppeld vindt random plaats. Daarnaast wordt specifiek aandacht
besteed aan het matchingsproces. Dit is een nieuw proces waarbij gegevens over de
voldoening van btw over de IOSS-consumententransacties worden gematcht met de invoergegevens.
Dit proces wordt ingericht en verder verbeterd in actieve samenwerking en afstemming
met het bedrijfsleven. Het doel is om samen met het bedrijfsleven de vanuit het matchingsproces
geconstateerde verschillen te analyseren. Die verschillen kunnen terug te voeren zijn
op (te herstellen) fouten, maar kunnen ook een signaal van fraude zijn. Het bedrijfsleven
is gevraagd ervaringen (waaronder signalen van fraude) te delen, zodat deze in de
analyses meegenomen kunnen worden.
De Europese Commissie beziet het verplichten van het IOSS-systeem, daarvoor voert
zij een onderzoek uit. Nederland heeft aangegeven dat onderzoek te steunen. Daarbij
heeft Nederland aandacht gevraagd voor de uitvoeringsaspecten die samenhangen met
de verplichting, zowel voor het bedrijfsleven als de Douane en de Belastingdienst.
Het voornemen tot het uitvoeren van dit onderzoek wordt binnenkort behandeld op de
Ecofin Raad. Daarvoor ontvangt uw Kamer een geannoteerde agenda.
De leden van de VVD-fractie hebben nog vragen over de interpretatie van artikel 221,
vierde lid, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften
voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement
en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie. Dit artikel bepaalt
dat ingevoerde zendingen met waarde tot en met 150 euro die niet onder IOSS werden
aangegeven enkel kunnen worden ingeklaard in de EU-lidstaat waar de verzending of
het vervoer van de goederen eindigt (i.e. meestal de lidstaat van de finale klant).
In praktijk wordt dit artikel echter ruimer geïnterpreteerd en wordt vereist dat ook
zendingen die niet onder IOSS kunnen worden aangegeven (zoals B2B zendingen en accijnsgoederen)
in de EU-lidstaat waar het vervoer eindigt wordt aangeven. Dit lijkt deze leden niet
in lijn met de doelstelling van de wetgeving en leidt tot complexiteit voor logistieke
dienstverleners. Herkent het kabinet dit? Zo ja, wat kan het kabinet, zowel in Nederlands
als in EU-verband, hieraan doen om dit op te lossen?
Het kabinet herkent het signaal dat artikel 221, vierde lid, van de Uitvoeringsverordening
(EU) 2015/2447, in voorkomende gevallen een bredere werking heeft binnen de gehele
EU dan met de nieuwe e-commerce regelgeving is beoogd. Die regelgeving is gericht
op Business2Consumer-situaties en niet op Business2Business-situaties. Deze ruimere
werking leidt tot ongewenste complexe situaties, omdat bij Business2Business-situaties
de heffing van btw weer via een andere systematiek verloopt. Ook de Europese Commissie
is van mening dat sprake is van een ongewenste situatie en heeft het onderwerp onder
andere in de EU Customs Expert Group geagendeerd. Bij die gelegenheid heeft Nederland
ervoor gepleit de tekst van genoemd artikel aan te passen. Met als doel dat toepassing
achterwege blijft als btw-heffing al plaatsvindt op basis van andere btw-regelgeving
in de lidstaat van bestemming, (nadat de betreffende goederen in het vrije verkeer
van de EU zijn gebracht). De Europese Commissie heeft het Nederlandse standpunt meegenomen
en zal met wetgevende maatregelen komen.
De leden van de VVD-fractie hebben tot slot nog een vraag over de eventuele uitbreiding
van Union One Stop Shop naar pan-EU-opslag van eigen goederen. De overbrenging van
eigen goederen naar een andere EU-lidstaat (bijvoorbeeld naar een opslagplaats) kan
niet worden aangegeven in de bijzondere regeling voor intracommunautaire afstandsverkopen
(«Union One Stop Shop»). Concreet impliceert dit dat belastingplichtigen zich voor
btw-doeleinden moeten registreren in elke EU-lidstaat waar zij hun producten opslaan.
Ook de lokale verkoop waarbij de producten vanuit de opslagplaats aan de eindklant
worden bezorgd vereist nog steeds een lokale btw-registratie. Deze registraties en
het indienen van btw-aangiften impliceren een aanzienlijke kostprijs voor bedrijven,
op basis van schattingen van de Europese Commissie tot 8.000 euro per lidstaat per
jaar. Het is echter vaak wenselijk om goederen lokaal op te slaan, bijvoorbeeld om
levertijden aan klanten te beperken. In het kader van het «VAT in the Digital Age»-initiatief
werkt de Europese Commissie aan een voorstel dat mogelijk zal toelaten overbrengingen
alsook daaropvolgende lokale verkopen te rapporteren in de Union One Stop Shop. Wat
is de stand van zaken op dit punt? En wat is het standpunt van het kabinet hierover?
Op het moment dat de Europese Commissie een voorstel voor een aanpassing van de btw-richtlijn
publiceert, zal het kabinet zoals gebruikelijk via het zogenoemde BNC-fiche een initiële
beoordeling geven.
Tot slot, vragen de leden van de VVD-fractie of het kabinet de Kamer op de hoogte
kan houden van ontwikkelingen op dit dossier, specifiek over de herziening van het
Hoofdspoor en het Noodspoor.
Het kabinet houdt de Tweede Kamer op de hoogte.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet wat de status is van de modernisering
van het IV-landschap van de omzetbelasting. De leden van de D66-fractie vragen of
het kabinet kan toelichten welke urgente continuïteitsrisico’s zijn geconstateerd
in het OB-landschap. Deze leden vragen of deze risico’s ertoe kunnen leiden dat btw
niet meer kan worden geïnd door de Belastingdienst of niet meer kan worden afgedragen
door ondernemers. Deze leden vragen hoe groot die risico’s worden geacht en in welke
gevallen deze risico’s zich kunnen voordoen. Deze leden vragen tevens op welke termijn,
mogelijk stapsgewijs, deze risico’s kunnen worden geminimaliseerd.
Mede naar aanleiding van het advies van het Ac ICT wordt een herijking van de domeinarchitectuur
van de OB-systemen gedaan en een externe toetsing daarop. Deze is uiterlijk 30 april
gereed en leidt dan tot een eerste heroverweging op inhoud en volgorde van de modernisering
van het OB-landschap als geheel. De nu bestaande risico’s worden op de korte termijn
gemitigeerd door middel van ruime inzet op beheer van de systemen, verbetering van
testen, kennisoverdracht en borging van tijdige vervanging van medewerkers met veel
kennis en een business continuïteitsplan dat voorziet in maatregelen bij optredende
calamiteiten. Daarnaast loopt er een onderzoek naar make or buy. Daarbij gaat het
om de vraag of in de modernisering van de OB-systemen kan worden voorzien door zelfbouw,
door marktsoftware of een combinatie. Het advies komt uiterlijk 15 juli beschikbaar
en keuzes daarover kunnen uiterlijk 30 september worden gemaakt. Keuzes voor de verdere
ontwikkeling van EU btw e-commerce zijn ook hiervan afhankelijk.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet op welke wijze het Hoofdspoor modernisering
voor het IV-landschap van de omzetbelasting zou moeten opleveren.
Binnen het Hoofdspoor wordt een aantal onderdelen gerealiseerd dat ook voor andere
omzetbelastingprocessen dan EU btw e-commerce kan worden gebruikt. Voorbeelden daarvan
zijn de systemen voor het administreren van de registratie van de belastingplichtige,
voor het verwerken van meldingen/aangiften en voor de productiebesturing. Deze systemen
zijn toepasbaar voor andere omzetbelastingprocessen.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet om nogmaals toe te lichten waarom het
Noodspoor niet verder wordt ontwikkeld zoals het Adviescollege ICT-toetsing (hierna:
Adviescollege) adviseert en waarom wordt doorgegaan met het Hoofdspoor terwijl deze
de urgente continuïteitsproblemen in het bestaande domein van de omzetbelasting niet
(voldoende) oplost. De leden van de D66-fractie vragen of de door het Adviescollege
geconstateerde ontbrekende functionaliteiten die risico’s met zich meebrengen toch
zullen worden toegevoegd aan het Noodspoor. Deze leden hebben het dan in het bijzonder
over een functionaliteit om het handmatig werk te controleren en te organiseren, om
de kans op foutieve en ontbrekende btw-aangiftes te verkleinen, om de functionaliteit
te laten voldoen aan de 18 punten waarop het nog niet aan de Europese eisen voldoet
en om de beheerfunctionaliteit uit te breiden. Deze leden lezen immers dat er op voorhand
geen technische belemmeringen zijn om deze functionaliteiten toe te voegen. De leden
van de D66-fractie lezen verschillende redenen waarom het Adviescollege de keuze om
de ontwikkeling van het Hoofdspoor te koppelen aan de modernisering van het OB-landschap.
Deze leden vragen om per genoemde reden hierop te reageren en reflecteren. De leden
van de D66-fractie vragen of het niet gepast is om nader onderzoek te doen naar de
juiste route om het OB-landschap te moderniseren. Deze leden vragen ook of het kabinet
kan reageren op het advies om het Hoofdspoor te ontkoppelen van de modernisering van
het OB-landschap, waarbij specifiek wordt ingegaan op het advies de domeinarchitectuur
te evalueren en te herijken en een compacte en lerende organisatie samen te stellen.
De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet kan reageren op het advies om de
opzet van het Hoofdspoor te herzien. Deze leden vragen tevens daarbij specifiek in
te gaan op de genoemde uitgangspunten om de doelstelling, scope, budget en planning
aan te passen, de IT-medewerkers te heralloceren en de werkwijze van het Noodspoor
over te nemen.
Zoals mijn ambtsvoorganger in zijn brief van 13 december 20212 heeft aangegeven worden in het Hoofdspoor de werkzaamheden afgerond die nodig zijn
om Nederlandse bedrijven en buitenlandse bedrijven die Nederland als vestigingsland
hebben gekozen, te kunnen faciliteren. Hiermee worden voor deze doelgroep de voorzieningen
conform de Europese eisen opgeleverd en getest en vervolgens in gebruik genomen.
Bij doorontwikkeling van het Noodspoor op basis van de tijdelijke voorzieningen wordt
maar beperkt aan de EU-eisen voldaan, met name op het gebied van responsetijden en
directe digitale afhandeling. Verder verwijs ik naar het antwoord op de eerste vraag
van de leden van de fractie van de VVD en het antwoord op de eerste vraag van leden
van de fractie van D66.
De leden van de D66-fractie lezen dat het Adviescollege concludeert dat de Belastingdienst
onvoldoende grip heeft op het Hoofdspoor. Deze leden vragen het kabinet om te reageren
en te reflecteren op de genoemde redenen die het Adviescollege in zijn advies die
leiden tot een gebrek aan grip en wat er wordt gedaan om wel meer grip te krijgen
op het Hoofdspoor. Deze leden vragen welke mogelijkheden er zijn om tegemoet te komen
aan de (technische) bezwaren die het Adviescollege heeft geconstateerd. De leden van
de D66-fractie vragen voorts hoe ver de ontwikkeling van het Hoofdspoor nu daadwerkelijk
is en welke concrete resultaten er zijn geboekt. Deze leden vragen bovendien of het
kabinet kan reageren op het advies om de oplossing uit het Noodspoor door te ontwikkelen
en in de reactie stil te staan bij de voorgestelde stappen (continueren van doelgerichte
manier van werken, inrichten kwaliteitscontroles, handhaven van de overleg- en besluitstructuur,
focus op de onderwerpen, inzicht in de kosten).
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de eerste vraag van
de leden van de fractie van de VVD en het antwoord op de eerste vraag van leden van
de fractie van D66.
De leden van de D66-fractie lezen dat de ontwikkeling van het Noodspoor heeft geleid
tot een slagvaardige en doelgerichte manier van werken. Deze leden vragen of en hoe
deze manier van werken als voorbeeld zou kunnen dienen voor de ontwikkeling van andere
applicaties en domeinen.
De manier van werken in het Noodspoor is voortgezet in het Hoofdspoor als normaal
onderdeel van de SAFe-agile voortbrengingsmethodiek, waardoor de realisatie kortcyclisch
en in kleine werkverbanden wordt vormgegeven. Daar waar mogelijk en relevant, werkt
de Belastingdienst al langer met kortcyclisch ontwikkelen en tijdelijke inrichting
van teams en besturing. De keuze hiervoor is niet generiek mogelijk en vraagt per
geval een aparte afweging.
De leden van de D66-fractie vragen of bij de inrichting en vormgeving van (nieuwe)
IV-landschappen vooraf overleg wordt gepleegd met het Adviescollege, en waarom wel
of niet? De leden van de D66-fractie lezen dat het Adviescollege adviseert om het
Hoofdspoor te heroverwegen. Deze leden vragen of die heroverweging inmiddels heeft
plaatsgevonden, wat daaruit is gekomen en of dit ertoe leidt dat het advies van het
Adviescollege verder wordt overgenomen en indien dit niet het geval is waarom dan
niet.
Alle grote projecten worden aangemeld bij het Ac ICT. Met het Ac ICT vindt op reguliere
basis bestuurlijk overleg plaats met de plaatsvervangend SG van Financiën, onder andere
over risico inschatting. Vervolgens bepaalt het Ac ICT zelf welke toetsen zij uitvoeren.
Daarnaast brengt de CIO van de Belastingdienst CIO-oordelen uit. Voor wat betreft
de heroverweging van het Hoofdspoor verwijs ik naar het antwoord op de eerste vraag
van de leden van de fractie van de VVD en het antwoord op de eerste vraag van leden
van de fractie van D66.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Uit de brief Definitief advies van het Ac ICT programma EU BTW e-commerce d.d. 22 november
2021 komt naar voren dat de Belastingdienst met implementatie is gestart in 2019 en
als aanname had dat de inwerkingtreding op 1 januari 2022 zou liggen. Kan het kabinet
nader uiteenzetten waarom de Belastingdienst de ingangsdatum (wederom) niet heeft
gehaald? Kan het kabinet de nieuwe exacte ingangsdatum, waarbij het systeem wel volledig
operationeel is, aangeven?
Om te kunnen voldoen aan de wetgeving is gestart met het maken van een robuuste, structurele
ICT-oplossing. Door tegenvallers in de planning en als onderdeel van prioriteitsstelling
van de Belastingdienst is uiteindelijk besloten het Noodspoor te starten om de gevraagde
deadline zeker te stellen. Deze actie heeft de Belastingdienst in staat gesteld om
het systeem met ingang van 1 juli 2021 operationeel te krijgen. Dat is een halfjaar
eerder dan de eerder aangenomen ingangsdatum.
Bij de Belastingdienst zijn voor de tijdelijke noodvoorziening (het Noodspoor) 60
medewerkers werkzaam, constateren deze leden. Kan het kabinet aangeven (A) hoe zich
dit vertaalt naar fte’s, (B) hoeveel fte’s er totaal in dienst zijn voor het gehele
ICT-project en (C) hoeveel derden werkzaam zijn voor dit ICT-project alsmede hoeveel
belastinggeld hiermee is gemoeid? Kan het kabinet aangeven (D) of de personele kosten
los staan van de projectkosten of maken die onderdeel uit van de projectkosten? (E)
Wat was het oorspronkelijke budget voor het Noodspoor en het Hoofdspoor? (F) Kan het
kabinet nader toelichten waarom het Noodspoor (totaal 33,5 miljoen euro) niet veel
goedkoper is dan het Hoofdspoor (totaal 49,7 miljoen euro) alsmede (G) waarom de verhouding
aan gemaakte kosten (29,4 miljoen euro IT-kosten en 20,3 miljoen euro aan dienstverlening
en toezicht) bij het Hoofdspoor anders is?
A. De 60 medewerkers van het Noodspoor betreffen de medewerkers die bij de directie MKB
van de Belastingdienst de uitvoering van het proces e-commerce verzorgen. Het betreft
in totaal 57 fte, het merendeel van hen is uitzendkracht. Daarnaast waren 20 fte vanuit
andere onderdelen van de Belastingdienst betrokken bij het proces Noodspoor. Dit alles
is exclusief de inzet voor het maken van de ICT-voorzieningen.
B. In 2021 zijn in totaal 182,4 fte ingezet voor de ontwikkeling en de uitvoering van
het Noodspoor (77 fte) en voor de ontwikkeling van het Hoofdspoor (105,4).
C. In 2021 is in totaal € 23,8 miljoen aan personeelskosten van de 182,4 fte besteed
voor het totale programma (incl. tijdelijke organisatie en de dienstonderdelen). Dit
is inclusief uitzendkrachten en externe inhuur ter hoogte van € 15 miljoen.
D. De personele kosten maken onderdeel uit van de projectkosten.
E. Het oorspronkelijke 2021 budget voor het Noodspoor bedroeg € 22,9 miljoen (als deel
van het meerjarige 33,5 miljoen euro incidentele budget). Het oorspronkelijke 2021
budget voor het Hoofdspoor bedroeg € 22,5 miljoen (als deel van het meerjarige 49,7
miljoen euro incidentele budget).
F. Het Noodspoor is voor wat betreft de kosten van de ICT-voorzieningen substantieel
goedkoper dan het Hoofdspoor, dit vanwege het tijdelijke en beperkte karakter van
de ICT-voorzieningen. Wel zijn met het Noodspoor tijdelijk hogere kosten gemoeid vanwege
de inzet van uitzendkrachten en externe inhuur voor handmatige werkzaamheden die in
het Hoofdspoor geautomatiseerd beschikbaar zullen zijn. Desondanks kan worden vastgesteld
dat in 2021 de uiteindelijk gemaakte kosten voor het Noodspoor substantieel lager
waren dan voor het Hoofdspoor (€ 8,6 miljoen versus € 15,1 miljoen).
G. Ook hier is de reden dat de verhouding van de kosten voor arbeid tov ICT -voorzieningen
wezenlijk anders is voor het Noodspoor dan voor het Hoofdspoor. De reden hiervoor
is dat voor het Noodspoor veel arbeid en weinig IT nodig is, waarbij dit precies andersom
geldt voor het Hoofdspoor.
Waarom is er sprake van vertraging op het Hoofdspoor als, naar zeggen van het kabinet,
het Noodspoor volledig parallel aan het Hoofdspoor loopt?
Het Noodspoor loopt niet volledig parallel aan het Hoofdspoor, maar is er op gericht
geweest om met tijdelijke voorzieningen het proces toch tijdig operationeel te maken,
vooruitlopend op de realisatie van de Hoofdspoorvoorzieningen. Dit Hoofdspoor kent
een langere doorlooptijd, onder andere vanwege het structurele karakter van de voorzieningen.
Veel ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden in het Noodspoor kunnen ook ingezet
worden in het Hoofdspoor.
Waarom heeft modernisering van het OB-landschap een lagere prioriteit gekregen dan
implementatie van de richtlijn EU BTW e-commerce en is deze keuze objectief te rechtvaardigen?
Hoeveel vertraging heeft de modernisering van het OB-landschap opgelopen en welke
(aanvullende) kosten zijn hiermee gemoeid? Kan het kabinet nader toelichten tot welke
urgente continuïteitsrisico’s de vertraging leidt?
Het gaat hier over het implementeren van Europese afspraken waar alle lidstaten aan
gebonden zijn. De keuze om de implementatie van de richtlijn EU btw e-commerce prioriteit
te geven heeft bovendien te maken met het feit dat Nederland bij EU btw e-commerce
ook btw ontvangt voor andere lidstaten en die gelden doorstort aan die landen. Ook
de belangen van het bedrijfsleven bij een tijdige implementatie van de nieuwe EU btw
e-commerce regeling en de verbetering van de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven
tegenover leveranciers in derde landen speelden een rol. Hoeveel vertraging de modernisering
van het OB-landschap als gevolg van EU btw e-commerce heeft opgelopen en welke (aanvullende)
kosten daarmee gemoeid zijn, is niet exact te zeggen omdat er in de achterliggende
jaren meer prioritaire dossiers zijn geweest die vóór de modernisering van het OB-landschap
moesten gebeuren en daarop dus ook vertragend hebben gewerkt, zoals het verwijderen
van het BSN uit het btw-nummer. De vertraging heeft niet geleid tot urgente continuïteitsrisico’s.
Kan het kabinet nader toelichten waarom de Belastingdienst wel de voordelen van het
EU btw e-commerce voor modernisering ziet, maar desondanks tegen advies van het Ac
ICT in het Noodspoor niet wil door ontwikkelen, terwijl het Noodspoor nog jaren in
gebruik blijft? Kan het kabinet nader toelichten waarom de directe IT-kosten (3,3
miljoen euro) die samenhangen met het Noodspoor vele malen lager ligt dan het bedrag
dat is uitgegeven aan dienstverlening & toezicht (30,2 miljoen euro)? Waaruit bestaan
de werkzaamheden van dienstverlening en toezicht en hoe staan die in verhouding tot
de eerder aangehaalde 60 medewerkers?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de eerste vraag van
de leden van de fractie van de VVD en het antwoord op de eerste vraag van leden van
de fractie van D66.
De directe ICT-kosten liggen lager dan die voor dienstverlening en toezicht, omdat
het Noodspoor is ingericht met beperkte ICT-voorzieningen. Hierdoor zijn er wel relatief
hoge kosten gemaakt voor uit te voeren handmatige werkzaamheden. De werkzaamheden,
die voornamelijk worden uitgevoerd door uitzendkrachten (met eigen medewerkers voor
toezicht) betreffen met name het handmatig verwerken van ontvangen transacties zoals
die door de ondernemers in het werkgeversportaal zijn ingevoerd. Dit betreft bijvoorbeeld
de controle op juistheid en volledigheid. Mede vanwege het aantal handmatige acties
is er ook toezicht georganiseerd om een juiste verwerking te borgen.
Kan het kabinet nader reflecteren op de constatering van het Adviescollege ICT-toetsing
dat de Belastingdienst de grip op het Hoofdspoor kwijt is, er onvoldoende sprake is
van sturing op oplossingen, sturing op kosten niet mogelijk is en slagvaardigheid
ontbreekt?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de eerste vraag van
de leden van de fractie van de VVD en het antwoord op de eerste vraag van leden van
de fractie van D66.
Kan het kabinet tot slot op dit punt een overzicht verstrekken van alle ICT-projecten
die opgestart zijn onder Rutte I, II, II en eventueel al Rutte IV? Hoeveel van de
ICT-projecten zijn tijdig geïmplementeerd en binnen budget gebleven, hoeveel zijn
niet tijdig geïmplementeerd of in zijn geheel niet geïmplementeerd en hoeveel ICT-projecten
zijn niet binnen budget gebleven? Kan het kabinet hierbij zowel de absolute als relatieve
getallen (en data) weergeven?
Ter beantwoording van bovenstaande vragen is een analyse uitgevoerd naar alle grote
ICT-projecten van de Belastingdienst die op het Rijks ICT-dashboard (RID) vermeld
staan en zijn opgestart onder Rutte I, II, III, en IV. Dit komt neer op 26 ICT-projecten
(de specifieke projecten worden in de bijlage opgesomd)3. 9 van de 26 projecten (35%) zijn niet binnen de initieel geschatte looptijd gebleven.
6 van de 26 projecten (23%) zijn niet binnen het initieel geschatte budget gebleven.
11 projecten (42%) zijn nog in uitvoering. Hierover kunnen nog geen uitspraken worden
gedaan. Met peildatum 31 december 2021 zal de Belastingdienst uiterlijk 1 april a.s.
een update geven op het RID.
Kan het kabinet aangeven in hoeverre de Europese Commissie inspraak dan wel zeggenschap
heeft aangaande implementatie van Nederlandse regelgeving en oplevering van ICT-systemen?
Waaruit vloeit die inspraak voort? Kan het kabinet hierbij aangeven hoe deze EU-inmenging
zich verhoudt tot de Nederlandse fiscale soevereiniteit? Is het kabinet met de leden
van de PVV-fractie van mening dat de Nederlandse fiscale soevereiniteit een groot
goed is en dat elke inmenging vanuit EU-zijde zoveel mogelijk, dan wel zo niet geheel,
moet worden voorkomen? Hoe gaat het kabinet verdere EU-inmenging voorkomen?
In de EU moeten fiscale besluiten met unanimiteit worden genomen. De instemming van
Nederland is bij ieder fiscaal besluit vereist, net als de instemming van alle andere
26 lidstaten. Met betrekking tot de besluitvorming rond het EU btw e-commerce pakket
hebben alle lidstaten dus ook moeten instemmen. Het bedrijfsleven is gebaat bij uniforme
regels zodat handeldrijven zowel binnen als buiten Nederland zo soepel mogelijk verloopt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Hoe rijmt het optimisme van de Staatssecretaris in de tussenrapportage over EU btw
e-commerce met het advies van het Ac ICT?
Het uitvoeren van het Noodspoor met werkende automatisering voor de EU btw e-commerce
processen is tot nu toe naar mijn tevredenheid verlopen. Dit is positief, omdat ondernemers
in staat zijn gesteld aan hun verplichtingen te voldoen. Het Noodspoor is een onder
tijdsdruk gemaakte tijdelijke voorziening en kent een aantal handmatige processen
en tekortkomingen in de dienstverlening. Verder verwijs ik naar het antwoord op de
eerste vraag van de leden van de fractie van de VVD en het antwoord op de eerste vraag
van leden van de fractie van D66.
Waarom wil, zoals het Adviescollege schrijft, de Belastingdienst het Noodspoor niet
door ontwikkelen om de tekortkomingen op te lossen en zo de uitvoeringsrisico’s te
verminderen, terwijl het Adviescollege constateert dat de risico’s onnodig zijn en
de beperkingen goeddeels op korte termijn kunnen worden weggenomen? Betekent de reactie
van het kabinet dat het Noodspoor waar nodig en passend wordt verstevigd dan nu dat
de tekortkomingen inderdaad gaan worden aangepakt, of worden minimale aanpassingen
verricht? Deze leden vragen het kabinet of in de afgelopen maanden de benodigde aandacht
aan het systeem is besteed om het rommelige begin vlot te trekken. Hebben er sinds
het begin van het Noodspoor nog verbeteringen plaatsgevonden? Zo ja, welke? Zo niet,
waarom niet?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de eerste vraag van
de leden van de fractie van de VVD en het antwoord op de eerste vraag van leden van
de fractie van D66.
Ten aanzien van het Hoofdspoor vragen de leden van de CDA-fractie hoe het kabinet
de argumenten van het Adviescollege beoordeelt waarom het Hoofdspoor niet moet worden
gekoppeld aan de modernisering van het OB-landschap. Kan het kabinet reageren op de
gegeven voorbeelden van de twijfel over de geschiktheid van de domeinarchitectuur?
Uit de reactie van de Staatssecretaris kunnen deze leden nu niet helemaal opmaken
of hij het advies van het Adviescollege navolging wil geven of pas tot actie wil overgaan
als er een herijking en externe toetsing op de domeinarchitectuur heeft plaatsgevonden.
Kan het kabinet daarop reageren?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de eerste vraag van
de leden van de fractie van de VVD en het antwoord op de eerste vraag van leden van
de fractie van D66.
De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat in reactie op de herijking en externe
toetsing een heroverweging zal plaatsvinden, waarin de Belastingdienst nadrukkelijk
de risico’s zoals genoemd door het Adviescollege meeneemt. Deze leden lezen niet duidelijk
welke aanbevelingen van het Adviescollege het kabinet gaat overnemen. Kan het kabinet
hierop een nadere toelichting geven? Deze leden vragen verder wanneer deze heroverweging
precies zal plaatsvinden, of daaraan urgentie wordt gegeven en wanneer de Kamer hiervan
op de hoogte zal worden gesteld.
Ook vragen deze leden het kabinet waarom in de periode tot de heroverweging de werkzaamheden
waaraan de Belastingdienst werkt voor het Hoofdspoor worden afgerond, gezien de constateringen
over het Hoofdspoor en het advies om de opzet van het Hoofdspoor te herzien. Heeft
het dan nu zin om verder te werken aan het Hoofdspoor als dit straks wordt herzien?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de eerste vraag van
de leden van de fractie van de VVD en het antwoord op de eerste vraag van leden van
de fractie van D66.
De leden van de CDA-fractie vragen wat het kabinet vindt van de constateringen van
het Adviescollege ten aanzien van de grip op het Hoofdspoor. Hoe gaat het kabinet
deze constateringen adresseren? Ook hier lezen deze leden geen duidelijke reactie.
Wat zijn de acties die het kabinet gaat ondernemen om te zorgen dat de Belastingdienst
zo snel mogelijk weer voldoende grip krijgt op het Hoofdspoor, als dit al per 2023
het Noodspoor moet vervangen? Is 2023 überhaupt realistisch? Het lijkt deze leden
goed als er nu echt voldoende aandacht aan deze problemen wordt besteed, aangezien
de oplossing met het Noodspoor en de planning met betrekking tot het Hoofdspoor al
vanaf het begin af aan wiebelig waren.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de eerste vraag van
de leden van de fractie van de VVD en het antwoord op de eerste vraag van leden van
de fractie van D66.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De verwachte meeropbrengst van de modernisering en vereenvoudiging van de btw-heffing
bedraagt 150 miljoen euro per jaar, zo lezen de leden van de SP-fractie in het advies
van het Ac ICT. Deze leden vragen het kabinet om dit bedrag te onderbouwen en daarbij
in te gaan op de vraag welke partijen meer gaan betalen. Komt deze meeropbrengst vooral
voort uit het tegengaan van btw-fraude of zijn er (ook) andere oorzaken? Welke meeropbrengst
verwachten andere lidstaten?
De opbrengst van 150 miljoen euro per jaar komt voort uit de afschaffing van de btw-vrijstelling
voor de invoer van goederen waarvan de waarde niet meer dan 22 euro bedraagt. Het
betreft hier grensoverschrijdende leveringen aan Europese consumenten vanuit landen
buiten de EU. Op deze wijze wordt het level-playingfield hersteld tussen in de EU
gevestigde ondernemers en buiten de EU gevestigde ondernemers. Dit bedrag is een inschatting
op basis van data van de douane en de verwachte marktgroei (door huidige onzekerheid
met betrekking tot de marktgroei is sprake van een vlakke reeks vanaf 2021). Naar
verwachting worden de kosten als gevolg van de afschaffing van de btw-vrijstelling
verdisconteerd in de desbetreffende producten.
Hoeveel fte «kost» het feit dat de Belastingdienst een «Noodspoor» heeft ingericht
om aan de door de Europese Commissie gekozen datum te kunnen voldoen? Hoeveel fte
«kost» het «Hoofdspoor» daarnaast? Betekent dit geen (forse) belasting voor de Belastingdienst
als geheel, die medewerkers tijdelijk moet inzetten op een andere plek? Wat betekent
dit in de praktijk voor de medewerkers van de Belastingdienst en voor de belastingbetaler?
In 2021 zijn in totaal 182,4 fte ingezet op het Noodspoor (77 fte) en het Hoofdspoor
(105,4). Hierbij zijn de fte gerelateerd aan de budgetten zoals die zijn genoemd in
de Uitvoeringstoetsen (Hoofdspoor + Noodspoor). De grootste extra arbeidsinzet voor
het Noodspoor werd geleverd door uitzendkrachten. Voor wat betreft de inzet van onze
eigen medewerkers gaat het grotendeels om fte’s die structureel nodig zijn voor de
werkzaamheden aan EU btw e-commerce, ongeacht of dit via het Noodspoor of het Hoofdspoor
verloopt.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Noodspooroplossing op 18 punten niet voldoet
aan de Europese richtlijn maar dat dat over zes maanden wel het geval moet zijn. Wordt
dit gehaald? Welke risico’s zijn er hierdoor voor de belastinginkomsten en voor de
belastingbetaler?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de eerste vraag van
de leden van de fractie van de VVD en het antwoord op de eerste vraag van leden van
de fractie van D66.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier