Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Edgar Mulder over het bericht 'Kritische depositiewaarden niet geschikt voor beschermen natuur'
Vragen van het lid Edgar Mulder (PVV) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over het bericht «Kritische depositiewaarden niet geschikt voor beschermen natuur» (ingezonden 22 februari 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 16 maart
2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Kritische depositiewaarden niet geschikt voor beschermen
natuur»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat praktijkonderzoek naar de kritische depositiewaarden (KDW) voor stikstof
zelden heeft plaatsgevonden, dat sommige KDW’s hun basis vonden in bloempotten in
kassen en dat de uitkomsten hiervan vervolgens werden geëxtrapoleerd naar regio’s
of het hele land? Zo nee, kunt u gedetailleerd uiteenzetten hoe de KDW’s voor stikstof
tot stand zijn gekomen?
Antwoord 2
Kritische depositiewaarden worden getrapt vastgesteld: eerst op Europees niveau in
de vorm van bandbreedtes in kg/ha/jaar (Bobbink & Hettelingh 20112) en vervolgens specifiek voor de Nederlandse habitats – binnen deze bandbreedtes
– in concrete KDW's in mol/ha/jaar, aangevuld met Nederlandse kennis als er Europees
nog geen bandbreedtes zijn vastgesteld (Van Dobben e.a. (2012)3. Voor een gedetailleerde uiteenzetting van de totstandkoming zie beide rapporten.
Uit het eerstgenoemde rapport blijkt dat praktijkonderzoek (in de natuurgebieden zelf)
veelvuldig heeft plaatsgevonden. Kasexperimenten vormen slechts een deel van de onderbouwing
en de uitkomsten zijn met die van andere methoden gecombineerd zodat KDW's konden
worden vastgesteld.
Het artikel van Briggs & Hanekamp (waar het bericht aan refereert) heeft uitsluitend
betrekking op vegetaties van hoogvenen. Daarvoor zijn – naast veldexperimenten – ook
kasexperimenten toegepast. Dat de uitkomsten van de kasexperimenten bruikbaar zijn,
is gebleken uit een meta-analyse van 115 kasexperimenten en 107 veldexperimenten:
de effecten van stikstoftoevoeging op veenmossen bleek in beide typen experimenten
vergelijkbaar te zijn (Limpens e.a., 2012 4).
De extrapolatie heeft betrekking op het vegetatietype dat in hoogveengebieden aanwezig
is, in een orde van grootte van vierkante meters tot hectares. Omdat deze extrapolatie
wetenschappelijk geheel verantwoord is (zie de meta-analyse), zijn de uitkomsten representatief
voor alle locaties waar dat vegetatietype voorkomt, zowel binnen als buiten Nederland.
Vraag 3
Klopt het dat er geen kritische discussie is geweest tussen wetenschappers over de
totstandkoming en de kwaliteit van de KDW’s voor stikstof, zoals gebruikelijk is bij
wetenschappelijk onderzoek? Zo nee, kunt u een verslag van deze discussie delen?
Antwoord 3
Het vaststellen van de Europese KDW's heeft plaatsgevonden na een uitgebreid wetenschappelijk
proces. Dat proces staat beschreven in hoofdstuk 2 en de bijlagen 5, 6 en 7 in het
eindrapport van de UN-ECE (Bobbink & Hettelingh 2011; zie voetnoot 2).
Ook de methode van het in het antwoord op vraag 2 genoemde Nederlandse rapport is
internationaal beoordeeld. De reviewcommissie bestond uit toonaangevende onafhankelijke
experts uit Denemarken, Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland.
Vraag 4
Kunt u aantonen wat het verband is tussen KDW, stikstofdepositie en natuurkwaliteit
in Nederlandse natuurgebieden en dit delen met de Kamer?
Antwoord 4
Dit verband is weergegeven in figuur 3.7 in de PBL-publicatie «Naar een uitweg uit
de stikstofcrisis» (Vink e.a., 2021)5. Die laat zien dat er in beginsel een causaal verband te leggen is tussen de mate
waarin de KDW wordt overschreden en de natuurkwaliteit. Bij deze figuur kunnen wel
kanttekeningen worden gemaakt. De natuurkwaliteit wordt namelijk mede bepaald door
andere factoren, zowel negatieve als positieve. Negatieve: door stikstof overbelaste
habitats kunnen bijvoorbeeld ook last hebben van verdroging, wat tot een extra kwaliteitsafname
leidt. Positieve: als bijvoorbeeld die verdroging wordt aangepakt, kan de kwaliteit
(tijdelijk) gestabiliseerd worden of zelfs toenemen.
In ons land worden al heel lang herstelmaatregelen uitgevoerd, waardoor de natuurkwaliteit
zo goed mogelijk in stand is gehouden (wat ook een juridische verplichting is vanwege
de Habitatrichtlijn). Als dat niet zou zijn gedaan, was het verband tussen stikstofoverbelasting
en natuurkwaliteit nog veel sterker aantoonbaar geweest dan in de genoemde figuur.
Daarom zijn experimenten onder gecontroleerde omstandigheden zo belangrijk om het
specifieke effect van stikstof op natuurkwaliteit te kunnen vaststellen (zie ook het
antwoord op de tweede vraag).
Vraag 5
Bent u bereid een onafhankelijke externe adviescommissie in te stellen die de bruikbaarheid
van de KDW’s voor het Nederlandse natuurbeleid op wetenschappelijke wijze gaat toetsen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Deze onafhankelijke toetsing heeft reeds plaatsgevonden, zoals blijkt uit het antwoord
op vraag 3. Dit is recent nog bevestigd (Kamerstuk 33 576, nr. 251, met Bijlage 2021D36750).
Vraag 6
Kunt u een update geven over de maatschappelijke kosten-batenanalyse van Natura 2000-gebieden
in Nederland waar de Kamer in een motie uit 2020 (Kamerstuk 35 600, nr. 30) om heeft gevraagd?
Antwoord 6
De maatschappelijke kosten-batenanalyse waar in die motie om verzocht is, krijgt invulling
via de paragraaf sociaaleconomische effecten van het programma stikstofreductie en
natuurverbetering (zie ook Kamerstuk 35 334, nr. 160). Dit programma zal naar verwachting in het najaar van 2022 worden vastgesteld.
Vraag 7
Vindt u het ook schandalig dat er familiebedrijven moeten wijken en 25 miljard euro
van de belastingbetalers wordt verspild door aan alle kanten rammelend stikstofbeleid,
of moeten boeren sowieso plaats maken voor de hobby’s van terreinbeherende organisaties,
de energietransitie en massa-immigratie?
Antwoord 7
Uit bovenstaande antwoorden blijkt dat er geen reden is om te stellen dat het stikstofbeleid
rammelt. Ook van de andere uitspraken in deze vraag neem ik afstand.
Vraag 8
Kunt u de vragen beantwoorden voor het commissiedebat Stikstofproblematiek op 31 maart
of voor een eerder gehouden plenair debat over stikstof?
Antwoord 8
De vragen zijn binnen de reguliere termijn beantwoord, maar helaas niet voor het drie
weken vervroegde commissiedebat van 10 maart 2022.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.