Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Thijssen over overlast door windmolens
Vragen van het lid Thijssen (PvdA) aan de Minister voor Klimaat en Energie over overlast door windmolens (ingezonden 11 februari 2022).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie), mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 15 maart 2022).
Vraag 1
Hoe verloopt de besluitvorming met betrekking tot afstandsnormen voor de bouw van
nieuwe windmolens? Wanneer verwacht u nieuwe normen vast te stellen?
Antwoord 1
Er wordt momenteel gewerkt aan de plan-milieueffectrapportage (plan-mer) voor het
vaststellen van nieuwe algemene milieuregels voor windturbines. Op 23 december 2021
is hiervoor de participatie gestart met de publicatie van de Notitie Reikwijdte en
Detailniveau (NRD) door de Staatssecretaris van IenW. Gedurende acht weken kon een
ieder hierop een zienswijze indienen. Na definitieve vaststelling van de NRD kan de
plan-m.e.r. worden uitgevoerd. Volgens planning is het milieueffectrapport medio 2022
gereed en kan er dan een zorgvuldige afweging worden gemaakt betreffende relevante
milieuaspecten. Verder worden nieuwe algemene milieuregels voor windturbineparken
opgesteld met toepassing van de reguliere AMvB-procedure. Er zal inspraak mogelijk
zijn voor een ieder op zowel het milieueffectrapport als de concept-AMvB via de internetconsultatie.
Voorhang in het parlement zal naar verwachting in het laatste kwartaal van 2022 kunnen
plaatsvinden. Uitgaande van deze procedure met brede participatie, (internet)consultatie,
toetsen, advies van de Commissie m.e.r., voorhang en advies van de Raad van State
wordt verwacht dat de nieuwe regels vanaf medio 2023 in werking kunnen treden.
Vraag 2
Hoe zijn de huidige normen voor windmolens op land ten opzichte van andere zaken die
overlast kunnen veroorzaken zoals vliegtuigen, wegverkeer of treinen?
Antwoord 2
Het risico op overlast is gelijkwaardig aan dat bij andere mogelijke bronnen van overlast,
zoals transportgeluid. Er is aangetoond dat geluid van windmolens als relatief hinderlijker
wordt ervaren dan verkeersgeluid. Daarmee is reeds rekening gehouden doordat er een
lagere geluidbelasting (in decibellen) van toepassing is voor windmolens dan voor
verkeersbronnen, om hetzelfde ervaren beschermingsniveau te bieden. Bij weg- en railverkeer
geldt daarbij ook een streefwaarde, met de mogelijkheid om hier beargumenteerd van
af te wijken tot aan een hogere grenswaarde. Voor geluid van vliegtuigen gelden geen
individuele beschermingsniveaus, maar is de systematiek gericht op het beperken van
het totaal aantal ernstig gehinderden.
Vraag 3
Hoe gaat u participatie van omwonenden stimuleren om het draagvlak te versterken,
zoals voorgenomen in het coalitieakkoord?
Antwoord 3
In het Klimaatakkoord zijn er afspraken gemaakt over de participatie door omwonenden
van windparken en andere projecten voor hernieuwbare energie (zowel procesparticipatie
als financiële participatie). Hierbij is ook een algemeen streven naar 50% lokaal
eigendom opgenomen. In het coalitieakkoord is afgesproken dat (financiële) participatie
wordt gestimuleerd om het draagvlak te versterken. De RES’en spelen een belangrijke
rol bij de participatie rond nieuwe zon- en windprojecten. De RES-regio’s geven op
dit moment het proces vorm richting de RES 2.0 (oplevering 1 juli 2023). Hiervoor
is een permanente dialoog met burgers op proces en project, waaronder lokaal eigendom,
een belangrijk onderdeel.
Vraag 4, 5
Welke mogelijkheden hebben gemeentes om de overlast van bestaande windparken te beperken?
Bent u het eens met de uitspraak van de heer Breugelmans (GGD) tijdens de technische
briefing aan de Kamer over dit onderwerp op 2 februari 2022 dat er meer onderzoek
nodig is naar mogelijkheden om overlast voor omwonenden te verminderen? Zo ja, bent
u bereid hier meer onderzoek naar te doen?
Antwoord 4, 5
Gemeentes hebben de bevoegdheid om de vergunningen te handhaven. Ze kunnen bijvoorbeeld
de gegevens van het afgelopen jaar opvragen bij de exploitant. Daaruit dient dan te
blijken dat de betreffende windturbines voldoen aan de geluidsnormen en slagschaduwnormen.
Er kunnen ook geluidsmetingen worden verricht, waarbij onderscheid kan worden gemaakt
tussen tonaal geluid, laagfrequent geluid en overig geluid. Ook kan er een app worden
ingezet (bijv. geluidsverwachting.nl), waarbij de te verwachten geluids- en slagschaduwbelasting
voor de komende uren wordt aangegeven en omwonenden, in het kader van participatie,
kunnen aangeven wanneer zij hinder ondervinden. Hier kan de exploitant van de windturbine
vervolgens rekening mee houden. Ook het toevoegen van «serrated edges» (uilenveren)
kan de geluidsproductie verminderen; deze zijn vaak al aanwezig bij moderne windturbines.
De overlast door obstakelverlichting kan ook als onprettig worden ervaren door omwonenden.
Om de hinder te beperken kan onder voorwaarden vast brandende verlichting worden toegepast
in plaats van knipperende verlichting. Ook kan bij goed zicht de intensiteit van de
verlichting tot 30% of zelfs 10% worden verlaagd ten opzichte van de gebruikelijke
lichtintensiteit. Ten slotte kan het principe van naderingsdetectie sinds kort worden
toegepast, na goedkeuring van de ILT. Hierbij hoeft de obstakelverlichting alleen
nog aan als er een luchtvaartuig zich in de nabije omgeving bevindt.
Daarnaast wordt er zoals eerder aangegeven gewerkt aan de plan-milieueffectrapportage
(plan-mer) voor het vaststellen van nieuwe algemene milieuregels voor windturbines.
Dit is een onderzoek waarin de overlast van omwonenden wordt meegenomen. Nieuwe algemene
milieuregels voor windturbineparken worden vervolgens opgesteld met toepassing van
de reguliere AMvB-procedure. Er zal inspraak mogelijk zijn voor een ieder op zowel
het milieueffectrapport als de concept-AMvB via de internetconsultatie.
Vraag 6
Bent u bereid specifiek te onderzoeken in welke mate (subsidies voor) woningisolatie
kan helpen om overlast van windmolens te beperken?
Antwoord 6
Via de ISDE (Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing) werken we
aan het verduurzamen van woningen in Nederland. Maatregelen die o.a. onder deze subsidie
vallen zijn: dakisolatie, gevelisolatie en spouwmuurisolatie. Deze maatregelen richten
zich primair op het verminderen van energieverbruik, maar in de praktijk verhoogt
thermische isolatie ook de geluidsisolatie van een woning. Daarnaast kunnen middelen
uit het gebiedsfonds ook beschikbaar worden gesteld voor geluidsisolerende maatregelen.
Vraag 7
Ziet u mogelijkheden om windmolens die zich in een testfase begeven en nog niet zijn
opgeleverd, zoals dit het geval is in Borger-Odoorn en Aa en Hunze, ’s nachts uit
te laten schakelen indien omwonenden slaapproblemen ondervinden?
Antwoord 7
Voor de realisatie en exploitatie van een windpark zijn onherroepelijke besluiten
tot stand gekomen, op basis waarvan de exploitant het windpark in gebruik mag nemen.
Bij de totstandkoming van die besluiten is rekening gehouden met het mogelijk optreden
van geluidshinder waarbij, voor de nacht in de voorheen geldende landelijke normen,
sprake was van een strengere normstelling van 5dB in de avonduren en 10dB in de nachtperiode.
Het bouwproces van een windturbine kent vervolgens een aantal fasen, waaronder een
fase van testen en inregelen. In deze fase wordt een turbine correct ingeregeld en
wordt door de exploitant getoetst of de windturbine voldoet aan de specificaties die
met de turbineleverancier overeen zijn gekomen. Zo wordt bijvoorbeeld gekeken of de
geluidsproductie van de windturbines in verschillende omstandigheden overeenkomt met
hetgeen is afgesproken met de leverancier en voldoet aan de juridische kaders. Meerdere
iteraties in dit proces zijn mogelijk. Het bouwproces wordt afgesloten met een zogenaamde
«take-over» waarbij het beheer van de turbine overgaat van leverancier naar eigenaar
/ exploitant. De exploitant dient een afschrift van het take-over certificaat aan
te leveren bij het bevoegd gezag. Tijdens deze testfase gelden de meegegeven juridische
kaders voor de milieueffecten ook al. Het bevoegd gezag kan daarom ook tijdens deze
fase toetsen of wordt voldaan aan deze kaders voor de milieueffecten. Er geldt dus
voor de windturbines in de testfase geen andere of extra regeling en deze is mijn
inziens ook niet nodig. Er geldt hetzelfde beschermingsniveau als voor de al bestaande
windturbines.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede namens
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.