Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Alkaya over de gewijzigde definitief van royalty’s, waardoor het voor multinationals makkelijk is om onder de Wet bronbelasting uit te komen
Vragen van het lid Alkaya aan de Staatssecretaris van Financiën over de gewijzigde definitief van royalty’s, waardoor het voor multinationals makkelijk is om onder de Wet bronbelasting uit te komen (ingezonden 25 februari 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 14 maart 2022).
Vraag 1, 2, 3, 4, 5 en 6
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Multinationals trekken aan het langste eind
in gevecht om bronbelasting» van Follow the Money?1 Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Klopt het dat Amcham meermaals heeft gepoogd de definitie van het begrip royalty’s
aan te passen?
Hoe vaak heeft Amcham bij het kabinet gepleit voor een aanpassing van dit begrip?
Hoeveel ruimte is hiervoor aan Amcham geboden?
Hoe vaak heeft u of hebben ambtenaren van uw ministerie (of van andere ministeries)
met Amcham contact gehad over de definitie van royalty’s?
Welke reden denkt u dat Amcham heeft gehad om te pleiten voor een aanpassing van de
definitie van royalty’s? Wat vindt u hiervan?
Antwoord 1, 2, 3, 4, 5 en 6
Ja, ik heb kennisgenomen van het artikel. Met AmCham heeft een gesprek2 plaatsgevonden naar aanleiding van haar reactie op de internetconsultatie bij ATAD2
(tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking)3. In dit gesprek heeft AmCham tevens de afbakening van het begrip royalty in de context
van ATAD2 aan de orde gesteld. Verder is tijdens dit gesprek in algemene zin ook de
bronbelasting aan de orde gekomen.
Bij de vormgeving van de Wet bronbelasting 2021 moest er ten aanzien van de reikwijdte
van het begrip royalty een keuze worden gemaakt. Die keuze wordt in de antwoorden
op vragen 7 tot en met 9 toegelicht. Bij deze vormgeving zijn de eventuele wensen
van AmCham niet van belang geweest.
Vraag 7, 8 en 9
Kunt u uitleggen waarom in de memorie van toelichting bij de Wet bronbelasting wel
wordt aangegeven dat wordt aangesloten bij de royaltydefinitie van het OESO-modelverdrag,
maar niet dat deze definitie juist afwijkt van het royaltybegrip in de OESO-verrekenprijsrichtlijn
of het Modelverdrag van de Verenigde Naties (VN)? Deelt u de mening dat deze informatie
voor de Kamer relevant is?
Erkent u dat binnen uw ministerie kennelijk reeds bekend was dat de Wet bronbelasting
veel betalingen ongemoeid zou laten en in die zin wat betreft doelmatigheid zou inboeten,
gezien de opmerking van een medewerker dat «andere betalingen niet onder bronbelasting
zouden vallen»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is naar uw mening tijdens het wetgevingsproces voldoende duidelijk geworden dat in
de Wet bronbelasting een zeer nauwe definitie van het begrip royalty wordt gehanteerd?
Antwoord 7, 8 en 9
Het royaltybegrip komt onder meer voor in het OESO-Modelverdrag (artikel 12), het
Besluit voorkoming dubbele belasting (BvdB)4 en de rente- en royaltyrichtlijn5. Bij het vaststellen van het royaltybegrip voor de Wet bronbelasting 2021 zijn deze
verschillende regelingen in de beoordeling betrokken. Het verschil tussen deze regelingen
is de wijze van behandeling van vergoedingen voor operational leasing, dit betreft
bijvoorbeeld de huurvergoeding van boorplatformen, vliegtuigen en treinen. In het
BvdB en in de rente- en royaltyrichtlijn worden deze vergoedingen als royalty’s beschouwd.
In het OESO-modelverdrag is (operational) leasing niet in de definitie van royalty’s
opgenomen.
De Wet bronbelasting 2021 richt zich tegen doorstroom van passieve geldstromen, waaronder
bepaalde royalty’s. Daarbij is een definitie zoals die internationaal wordt gehanteerd
voor royalty’s voor de hand liggend omdat die zal aansluiten bij de verdeling van
de heffingsrechten tussen de landen die een belastingverdrag met elkaar hebben gesloten.
Dit geldt ook voor de belastingverdragen die Nederland heeft gesloten. Voor de toepassing
van de Wet bronbelasting 2021 is het dan ook het best passend om aan te sluiten bij
het royaltybegrip van artikel 12 van het OESO-modelverdrag, waarop de Nederlandse
belastingverdragen zijn gebaseerd. Op die manier kan Nederland het nationale heffingsrecht
ten opzichte van een laagbelastende jurisdictie onder een belastingverdrag zo goed
mogelijk effectueren.
Door aan te sluiten bij de definitie van het BvdB of de rente- of royaltyrichtlijn,
zouden ook betalingen voor operational leasing onder de reikwijdte van de Wet bronbelasting
2021 worden gebracht. Dit is niet de bedoeling van deze wet, die immers passieve geldstromen
wil belasten.
Gelet op het geringe verschil tussen de verschillende definities, deelt het kabinet
niet de lezing dat gekozen is voor een «nauwe definitie».
Vraag 10 en 11
Kunt u aangeven waarin het royaltybegrip afwijkt ten opzichte van die in de OESO-verrekenprijsrichtlijn
en het Modelverdrag van de VN?
Waarom is er gekozen voor een royaltydefinitie die afwijkt van het royaltybegrip in
de OESO-verrekenprijsrichtlijn?
Antwoord 10 en 11
De definitie van royalty’s in het VN-Modelverdrag is iets ruimer dan in het OESO-Modelverdrag.
Het bevat aanvullend (vergoedingen voor het gebruik van of het recht op gebruik van)
«films or tapes used for radio or television broadcasting» en van «industrial, commercial
or scientific equipment».
De OESO-verrekenprijsrichtlijnen bevatten geen specifieke definitie van het begrip
royalty. Wel wordt er in de OESO-verrekenprijsrichtlijnen ingegaan op het begrip «intangibles»
(hoofdstuk 6, special considerations for intangibles). Dit hoofdstuk heeft betrekking
op verrekenprijsvraagstukken en in par. 6.13 van de richtlijnen wordt daarom expliciet
aangegeven dat het geen relevantie heeft voor andere doelen van belastingheffing (zoals
in relatie tot bronbelasting). In par. 6.13 van de richtlijnen wordt ook nadrukkelijk
gesteld dat de karakterisering van een transactie in het kader van de vaststelling
van een verrekenprijs geen relevantie heeft voor de vraag of een bepaalde betaling
een royalty is of onderworpen is aan een bronbelasting onder artikel 12 van het OESO-Modelverdrag.
De OESO-verrekenprijsrichtlijnen bevatten dus geen geschikte definitie waar voor de
Nederlandse bronbelasting bij kan worden aangesloten.
Vraag 12, 13 en 15
Vallen alle betalingen voor intellectueel eigendom onder de door Nederland gekozen
definitie van royalty’s? Zo nee, welke niet?
Vallen distributierechten onder de door de fiscus gehanteerde definitie van royalty’s?
Hoe gaat de Belastingdienst om met het fenomeen «embedded royalty’s»?
Antwoord 12, 13 en 15
Deze vragen zijn niet eenduidig te beantwoorden. Daarvoor zijn de begrippen die in
de vragen worden gehanteerd onvoldoende afgebakend en gedefinieerd. In de Wet bronbelasting
2021 is voor het begrip royalty aangesloten bij artikel 12 van het OESO-modelverdrag.
Om te bepalen of een betaling onder de reikwijdte van artikel 12 OESO-modelverdrag
valt (en dus als royalty kan worden aangemerkt onder de Wet bronbelasting 2021), moet
worden gekeken naar de inhoud van de overeenkomst die de grondslag voor de betaling
vormt.
Daarbij kan met name in situaties zoals bedoeld in vraag 15 sprake zijn van gemengde
contracten, waarin bijvoorbeeld zowel afspraken zijn gemaakt over een te leveren dienst
of een te leveren zaak als over het verstrekken van know-how. Als in een dergelijk
gemengd contract een duidelijk onderscheid kan worden gemaakt, kan de betaling deels
worden aangemerkt als royalty in de zin van artikel 12 van het OESO-modelverdrag.
Deze feiten en omstandigheden zijn eveneens relevant voor de vraag of de betaling
als zakelijk («at arm’s length») kan worden aangemerkt in de zin van de OESO-verrekenprijsrichtlijnen.
De nadruk die in de verrekenprijsrichtlijnen wordt gelegd op winsttoerekening in relatie
tot waardecreatie, is ook in de Nederlandse uitvoeringspraktijk evident en opgenomen
in het vigerende verrekenprijsbesluit6. De Belastingdienst houdt hier toezicht op.
Vraag 14
In hoeverre is de definitie van royalty’s die in de ons omliggende landen wordt gehanteerd,
vergelijkbaar met hoe deze wordt gehanteerd door de Nederlandse fiscus? Wat zijn de
verschillen?
Antwoord 14
Een snelle vergelijking met het Verenigd Koninkrijk (artikel 579 van de Income Tax
(Trading and Other Income) Act) en Duitsland (§4j en §50a van het Einkommensteuergesetz)
leert dat de definities die daar gebruikt worden sterk overeenkomen met de Nederlandse
en ook beide geïnspireerd lijken te zijn op die uit het OESO-Modelverdrag.
Vraag 16
Weet de Belastingdienst voor een bedrijf altijd welk deel van de betalingen voor dienstverlenings-
of distributiecontracten betrekking heeft op daadwerkelijke royalty’s? Is een bedrijf
verplicht dat precies te specificeren?
Antwoord 16
De Belastingdienst weet niet altijd of en zo ja welk deel van de betalingen voor dienstverlenings-
of distributiecontracten een royalty is in de zin van de Wet bronbelasting 2021. Om
te bepalen of een deel van de betaling voor dienstverlenings- of distributiecontracten
betrekking heeft op daadwerkelijke royalty’s, moet worden gekeken naar de inhoud van
de overeenkomst die de grondslag voor de betaling vormt. Daarbij kan in situaties
sprake zijn van gemengde contracten, waarin bijvoorbeeld zowel afspraken zijn gemaakt
over een te leveren dienst als over het verstrekken van know-how.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.