Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 950 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2022)
Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 23 maart 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel A, wordt, onder vernummering van de leden 4 tot en met 6 tot
5 tot en met 7, een lid ingevoegd, luidende:
4. Onderdeel c van de definitie van grote risico’s komt te luiden:
c. de risico’s die behoren tot de in de bij deze wet behorende Bijlage branches genoemde
branches Voertuigcasco, Brand en Natuurevenementen, Andere schaden aan zaken, Aansprakelijkheid
motorrijtuigen, Aansprakelijkheid wegvervoer, Algemene aansprakelijkheid en diverse
geldelijke verliezen, voor zover de verzekeringnemer voldoet aan ten minste twee van
de vereisten, bedoeld in artikel 13, punt 27, onder c, van de richtlijn solvabiliteit
II, waarbij deze vereisten, indien de verzekeringnemer deel uitmaakt van een groep
waarvan de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig de richtlijn jaarrekening wordt
opgesteld, worden toegepast op basis van de geconsolideerde jaarrekening en indien
de verzekeringnemer deel uitmaakt van een samenwerkingsverband, bovengenoemde vereisten
gelden voor de participanten in het samenwerkingsverband gezamenlijk;
B
Artikel I, onderdeel LL, wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef en het eerste lid vervallen.
2. De aanhef van het tweede lid wordt vervangen door «Artikel 5:36, derde lid, onderdeel
d, komt te luiden:»
C
Na artikel I, onderdeel PP, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
PPa
In artikel 6:2 vervalt het achtste lid, luidende «8. De onteigeningswet is niet van
toepassing op onteigeningen krachtens het eerste lid.».
D
Artikel I, onderdeel QQ, wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het eerste tot en met derde lid tot tweede tot en met vierde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1. In de opsomming van artikelen in het deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen
wordt «artikel 3:29, eerste tot en met derde lid» vervangen door «artikel 3:29, eerste
tot en met vierde lid».
E
Artikel V komt te luiden:
ARTIKEL V
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 118, eerste lid, aanhef, 119, eerste lid, aanhef, 119, tweede lid,
aanhef, 128b en 128c wordt «titel» telkens vervangen door «afdeling».
B
In artikel 928, vierde lid, wordt «de artikelen 4 tot en met 6 van de Wet op de medische
keuringen» vervangen door «de artikelen 3 tot en met 6 van de Wet op de medische keuringen».
F
Artikel VI komt te luiden:
ARTIKEL VI
De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt als volgt
gewijzigd:
A
Na artikel 23b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 23bb
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder uiteindelijk belanghebbende: uiteindelijk belanghebbende
als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van deze wet.
B
In de artikelen 29, onderdeel a, en 30, onderdeel a, wordt «23e, eerste en tweede
lid,» vervangen door «23e, eerste, tweede en derde lid,».
C
Artikel 32f wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste zin, wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20,
derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
2. In het vijfde lid wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20, derde
lid, juncto artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
G
Artikel VII komt te luiden:
ARTIKEL VII
De Wet toezicht trustkantoren 2018 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. In dit artikel wordt verstaan onder uiteindelijk belanghebbende: uiteindelijk belanghebbende
als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en
financieren van terrorisme.
B
Aan artikel 10, vierde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
In dit lid wordt verstaan onder uiteindelijk belanghebbende: uiteindelijk belanghebbende
als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en
financieren van terrorisme.
C
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste zin, wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20,
derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
2. In het vijfde lid wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20, derde
lid, juncto artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
Toelichting
Deze nota van wijziging bevat een aantal verbeteringen en aanvullingen op het wetsvoorstel.
A (artikel 1:1 Wft)
De Wft bevat bepalingen over de verzekering van «grote risico’s». In onderdeel c van
de omschrijving van dit begrip wordt een aantal bedragen genoemd. De aanleiding van
deze wijziging is de Bekendmaking van de aanpassing aan de inflatie van de bedragen
die worden vermeld in Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf
(Solvabiliteit II) (PbEU 2021, C 423). Op grond van onderdeel b van die bekendmaking
heeft een aanpassing plaatsgevonden van de bedragen in de definitie van grote risico’s
in artikel 13, punt 27, onder c van de richtlijn solvabiliteit II. In onderdeel c
van de definitie van grote risico’s in artikel 1:1 wordt een directe verwijzing naar
de richtlijn solvabiliteit II opgenomen zodat toekomstige aanpassingen van de bedragen
in deze definitie niet tot een wetswijziging behoeven te leiden. De implementatie
van de bekendmaking dient uiterlijk op 19 oktober 2022 te zijn gerealiseerd. De overige
onderdelen, onderdelen a en c, van de bekendmaking behoeven geen implementatie daar
in de desbetreffende bepalingen van nationaal recht reeds rechtstreekse verwijzingen
naar de richtlijn bevatten.
B (artikel 5:46 Wft)
De wijzigingsopdracht voor artikel 5:46, tweede lid, onderdeel c, van de Wft was abusievelijk
opgenomen in het wetsvoorstel. In de wijzigingsopdracht werd een verwijzing naar een
inmiddels ingetrokken verordening bijgewerkt. Omdat de richtlijnbepaling waarop de
bepaling in de Wft is gebaseerd nog steeds naar de genoemde verordening verwijst,
is de wijziging bij nader inzien niet noodzakelijk gebleken.
C (artikel 6:2, achtste lid, Wft)
Door een eerdere onjuiste wijzigingsopdracht had artikel 6:2 Wft twee achtste leden.
Artikel 2.11 van de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet zou het «achtste lid»
van artikel 6:2 Wft laten vervallen, maar door de dubbeling is onduidelijk op welk
achtste lid de wijzigingsopdracht ziet. Daarom is ervoor gekozen om artikel 2.11 van
de Aanvullingswet niet in werking te laten treden en het betreffende lid langs deze
weg te laten vervallen. Voor het overige wordt verwezen naar de memorie van toelichting
bij de Aanvullingswet.
D (bijlagen bij artikelen 1:79 en 1:80 Wft)
Ter implementatie van de (gewijzigde) vierde anti-witwasrichtlijn volgt uit de Herstelwet
financiële markten 2020 dat de uiteindelijk belanghebbenden van trustkantoren, wisselkantoren,
kantoren voor het omwisselen van cheques, aanbieders van bewaarportemonnees en aanbieders
van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta geschikt
en betrouwbaar dienen te zijn. In dat kader rust op deze instellingen een aantal kennisgevingsverplichtingen
richting de toezichthouder, bijvoorbeeld wanneer de identiteit van de uiteindelijk
belanghebbende wijzigt. Omdat deze instellingen daarbij in bepaalde gevallen informatie
nodig zullen hebben van de uiteindelijk belanghebbenden, zijn uiteindelijk belanghebbenden
verplicht die informatie te verschaffen die de instellingen nodig hebben om aan hun
kennisgevingsverplichtingen te voldoen. Onderhavige wijziging voorziet in de mogelijkheid
voor de toezichthouders om ten aanzien van de uiteindelijk belanghebbende die zich
niet aan deze informatieplicht houdt, handhavend op te treden. De Wet toezicht trustkantoren
2018 kent reeds een grondslag voor handhaving van de informatieplicht voor uiteindelijk
belanghebbenden en behoeft derhalve geen aanpassing.
E (Boek 7 BW)
De wijziging van artikel 7:928 BW houdt verband met een tijdens de openbare consultatie
van het ontwerpbesluit verzekeringskeuringen ex-kankerpatiënten opgekomen vraag over
de relatie tussen de Wet op de medische keuringen (waarin is geregeld welke vragen
een verzekeraar over het ziekteverleden van een aspirant-verzekeringnemer mag stellen)
en de in artikel 7:928 BW in algemene zin geregelde mededelingsplicht voor verzekeringnemers.
In het vierde lid van artikel 7:928 BW wordt verwezen naar de artikelen 4 tot en met
6 van de Wet op de medische keuringen, maar ontbreekt artikel 3 van die wet. Dit is
opmerkelijk, omdat de wetgever met de in het vierde lid van artikel 7:928 BW geregelde
uitzondering op de mededelingsplicht heeft willen aansluiten bij de Wet op de medische
keuringen: voor feiten waarnaar de verzekeraar ingevolge die wet geen vragen mag stellen,
geldt geen spontane mededelingsplicht. De onderhavige wijziging strekt ertoe de aansluiting
tussen beide wetten nauwkeuriger te regelen door artikel 3 van de Wet op de medische
keuringen toe te voegen aan de opsomming in artikel 7:928, vierde lid, BW. Voor de
leesbaarheid van deze nota wordt het wijzigingsartikel opnieuw vastgesteld.
F en G (Wwft en Wtt 2018)
Omdat de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen
en andere juridische entiteiten in artikel 10a, eerste lid van de Wet ter voorkoming
van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) een specifieke definitie van het
begrip «uiteindelijk belanghebbende» introduceert, wordt met onderhavige wijziging
die definitie van toepassing verklaard op enerzijds de uiteindelijk belanghebbenden
van aanbieders van bewaarportemonnees en aanbieders van diensten voor het wisselen
tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta, en anderzijds trustkantoren. Omwille
van de leesbaarheid wordt de tekst van beide wijzigingsartikelen opnieuw vastgesteld.
De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën