Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Raan en Van Esch over het bericht ‘Na jaar vertraging levert Schiphol onvolledige data over gifstoffen’
Vragen van de leden Van Raan en Van Esch (beiden PvdD) aan de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Na jaar vertraging levert Schiphol onvolledige data over gifstoffen» (ingezonden 12 januari 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de Staatssecretarissen
            van Infrastructuur en Waterstaat en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen
            14 maart 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1690.
         
Inleiding
Alvorens de afzonderlijke vragen te beantwoorden, is het goed om een overzicht te
                  geven van de verschillende verantwoordelijkheden van bevoegde gezagen voor Schiphol
                  en de taken die Schiphol binnen die kaders moet uitvoeren.
               
Alle activiteiten die met het vliegen te maken hebben, zoals baan- en routegebruik,
                  start- en landingsprocedures en de geluidbelasting van de omgeving, zijn gereguleerd
                  in het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB). De Minister van Infrastructuur en
                  Waterstaat is het bevoegd gezag voor het LVB.
               
Voor activiteiten op Schiphol die gevolgen kunnen hebben voor de natuur en waarop
                  de Wet natuurbescherming van toepassing is, zijn de Minister voor Natuur en Stikstof
                  en GedeputeerdeStaten van de Provincie Noord-Holland het bevoegd gezag.
               
Diverse andere activiteiten op Schiphol die niet zijn verbonden aan de vluchtuitvoering,
                  zoals proefdraaien van vliegtuigmotoren en de activiteiten van de brandweer, zijn
                  gereguleerd in de milieuvergunning. Daarvoor zijn burgemeester en wethouders van de
                  gemeente Haarlemmermeer het bevoegd gezag.
               
De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (verder: de Omgevingsdienst NZKG) voert de
                  taken van de gemeente op het gebied van vergunningverlening, het toezicht en de handhaving
                  uit. Dat betekent dat de Omgevingsdienst NZKG voor andere activiteiten op Schiphol
                  dan het taxiën en vliegen, vergunning verleent en erop toeziet dat alle partijen hun
                  wettelijke verplichtingen nakomen.
               
Daarnaast zijn er op het luchthaventerrein enkele bedrijven actief die vallen onder
                  het Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO), waarvoor GedeputeerdeStaten van de Provincie
                  Noord-Holland het bevoegd gezag zijn.
               
Volgens Schiphol vindt het merendeel (99,9%) van de uitstoot van zeer zorgwekkende
                  stoffen (ZZS) plaats tijdens de vluchtuitvoering. Deze uitstoot wordt op www.emissieregistratie.nl  gepubliceerd.
               
De overige 0,1% van de uitstoot van ZZS vindt plaats door de activiteiten die in de
                  milieuvergunning zijn opgenomen, zoals brandweeroefeningen en proefdraaien van vliegtuigmotoren
                  op een speciale proefdraaiplaats.
               
De rapportage waarover de hiernavolgende Kamervragen gaan, heeft betrekking op de
                  activiteiten uit de milieuvergunning, dus op 0,1% van de totale uitstoot van de luchthaven
                  Schiphol. Dat zijn dus de activiteiten waarvoor de Omgevingsdienst NZKG vergunningverlening,
                  toezicht en handhaving uitvoert. Vandaar dat voor de beantwoording van de vragen informatie
                  is opgevraagd bij de betreffende omgevingsdienst.
               
Antwoorden op de Kamervragen
Vraag 1
            
Kent u het bericht «Na jaar vertraging levert Schiphol onvolledige data over gifstoffen»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Wat is uw reactie op het feit dat Schiphol medio december bijna een jaar te laat een
               rapport opleverde over de uitstoot van onder meer kankerverwekkende stoffen en dat
               nu blijkt dat de aangeleverde gegevens onvolledig zijn?
            
Antwoord 2
            
Uitgangspunt is dat een bedrijf rapporteert conform de daarvoor geldende regels in
               de wet- en regelgeving en vergunningen.
            
Zoals in de inleiding van deze brief is aangegeven, heeft de rapportage waarnaar in
               vraag 1 wordt verwezen, betrekking op 0,1% van de totale uitstoot van ZZS door de
               luchthaven Schiphol. Desgevraagd heeft Schiphol aangegeven dat men in de veronderstelling
               was dat deze emissies niet afzonderlijk gerapporteerd hoeven te worden. Toen de Omgevingsdienst
               NZKG aan Schiphol mededeelde dat men wel over die uitstoot moet rapporteren, heeft
               Schiphol dat in 2021 alsnog opgepakt.
            
Vraag 3
            
Klopt het dat Schiphol tot drie keer toe om uitstel heeft gevraagd en dit werd toegekend
               door de verantwoordelijke Omgevingsdienst? Wat is uw reactie hierop?
            
Antwoord 3
            
Volgens de Omgevingsdienst NZKG heeft Schiphol twee keer uitstel gevraagd en gekregen.
Het is de verantwoordelijkheid van de Omgevingsdienst NZKG om een aanvraag voor uitstel
               te beoordelen en vervolgens een besluit over een aanvraag te nemen.
            
Vraag 4
            
Waarom heeft Schiphol tot drie keer toe uitstel gekregen?
Antwoord 4
            
Volgens de Omgevingsdienst NZKG heeft Schiphol twee keer uitstel gekregen vanwege
               de complexiteit en omvang van de inventarisatie.
            
Vraag 5
            
Zijn er bij u andere bedrijven bekend die in een vergelijkbare situatie meerdere malen
               om uitstel vragen en dit krijgen toegewezen?
            
Antwoord 5
            
Voor meerdere bedrijven geldt dat 1 januari 2021 de eerste keer was dat ze aan deze
               informatieplicht moesten voldoen. Er zijn signalen dat dat soms leidt tot te laat
               of onvolledige informatie aanleveren. Hierover zijn geen exacte gegevens bekend. Het
               is telkens aan het bevoegde gezag om per geval te beoordelen hoe hiermee wordt omgegaan.
            
Vraag 6
            
Hoe lang krijgt Schiphol de tijd om de aanvullende gegevens over de giftige uitstoot
               aan te leveren?
            
Antwoord 6
            
De Omgevingsdienst NZKG heeft een brief aan Schiphol gestuurd met het verzoek om aanvullende
               gegevens aan te leveren.
            
In de brief is opgenomen dat Schiphol hiervoor twee maanden de tijd krijgt.
Vraag 7
            
Welke consequenties voor Schiphol zijn er verbonden aan het te laat en onvolledig
               opleveren van het rapport over de uitstoot van onder meer kankerverwekkende stoffen?
            
Antwoord 7
            
De Omgevingsdienst NZKG heeft vooralsnog geen consequenties verbonden aan het later
               en onvolledig rapporteren. De dienst geeft aan dat Schiphol een redelijke termijn
               krijgt om aanvullingen aan te leveren en dat handhaving niet is uitgesloten als Schiphol
               in gebreke blijft.
            
Vraag 8
            
Klopt het dat het de verantwoordelijke Omgevingsdienst nog eens zes maanden kost om
               de rapportage te beoordelen, na ontvangst van de aanvullende informatie? Zo nee, waarom
               niet? Zo ja, is dit gangbaar?
            
Antwoord 8
            
De Omgevingsdienst heeft aangegeven de rapportage van Schiphol binnen zes maanden
               inhoudelijk te beoordelen.
            
De gangbaarheid van een termijn is afhankelijk van de hoeveelheid en complexiteit
               van de te beoordelen informatie.
            
Vraag 9
            
Vindt u het acceptabel dat de Omgevingsdienst weigert te handhaven totdat de rapportage
               is beoordeeld? Ook als het resultaat hiervan is dat burgers tot die tijd niet worden
               beschermd tegen kankerverwekkende stoffen?
            
Antwoord 9
            
In het artikel waarnaar in vraag 1 wordt verwezen, worden hoeveelheden ZZS genoemd
               waarop volgens de opsteller van het artikel het niet handhaven door de Omgevingsdienst
               NZKG betrekking heeft. Dat zijn echter de hoeveelheden die door het vliegverkeer worden
               uitgestoten, die overeenkomen met 99,9% van de totale uitstoot aan ZZS door de luchthaven
               Schiphol. Daarbij heeft de Omgevingsdienst NZKG juist geen betrokkenheid.
            
Zoals in de inleiding van deze brief is aangegeven, hebben de uitvoerende taken van
               de Omgevingsdienst NZKG betrekking op de overige 0,1% van de uitstoot aan ZZS. Gelet
               daarop is het acceptabel dat de Omgevingsdienst NZKG nu niet handhaaft, ook al omdat
               een deel van de activiteiten die verantwoordelijk zijn voor de 0,1% uitstoot essentieel
               zijn voor de veiligheid van de luchthaven.
            
Vraag 10
            
Wat gaat u doen om ondertussen de burgers wel te beschermen tegen deze gifstoffen?
Antwoord 10
            
In de Luchtvaartnota staan vier publieke belangen centraal die een rol spelen bij
               luchtvaart. Het afwegingsmechanisme tussen die belangen zal door het huidige kabinet
               verder worden uitgewerkt en geconcretiseerd.
            
Doel voor het publieke belang «gezonde en aantrekkelijke leefomgeving» is een daadwerkelijke
               afname van de negatieve gezondheidseffecten door geluidbelasting en de uitstoot van
               schadelijke stoffen. Ik wil hiermee aansluiten bij het Europese doel van «zero pollution».
            
De doelstelling van de Luchtvaartnota gaat over de uitstoot van alle schadelijke stoffen
               door de luchtvaart. Dat betreft in ieder geval stikstof en ultrafijn stof, maar ook
               andere chemische stoffen, zoals de Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS). Ik snap dat omwonenden
               zich hier zorgen over maken. Niet voor niks gaat het om stoffen die de benaming «zeer
               zorgwekkend» hebben gekregen. Daarom zal ik nog in de eerste helft van dit jaar bezien
               of de uitstoot van ZZS door de luchtvaart, de omgeving van luchthavens dusdanig negatief
               beïnvloedt, dat die uitstoot moet verminderen. Uitgangspunt hierbij is dat luchtvaart
               niet anders zal worden behandeld dan andere activiteiten.
            
Dit besluit zal ik nemen in de bredere context van uitstoot van ZZS in Nederland.
               Daarbij moet ik, zonder enige afbreuk te doen aan zorgen die begrijpelijkerwijs leven,
               meewegen dat de hoeveelheden ZZS die worden uitgestoten door vliegverkeer van en naar
               Schiphol gering zijn ten opzichte van de totale ZZS-uitstoot in Nederland. Ter illustratie
               het kankerverwekkende benzeen: bijna de helft van de Nederlandse uitstoot aan benzeen
               vindt plaats binnen de sector wegverkeer, terwijl het vliegverkeer van Schiphol verantwoordelijk
               is voor 0,3% van die totale uitstoot.
            
Juridisch is het belangrijk om te vermelden dat luchtkwaliteit is geregeld in de implementatie
               van de Europese Richtlijn Industriële Emissies en dat het Nederlandse ZZS-emissiebeleid
               van «inrichtingen» is geregeld in het Activiteitenbesluit Milieubeheer. Een inrichting
               is een bedrijf of iets wat de omvang van een bedrijf heeft, waarvan de activiteit
               op één plek en niet op meerdere plekken wordt uitgevoerd en waarvan de activiteit
               ten minste zes maanden duurt of regelmatig terugkeert op dezelfde plek. Dat betekent
               dat een vliegtuig niet onder het Activiteitenbesluit valt, net zomin als een auto
               of een schip. Maar onder het Activiteitenbesluit vallen wél bedrijven die zich bezighouden
               met bijvoorbeeld het tanken van auto’s (tankstations) en vliegtuigen (het bedrijf
               Aircraft Fuel Supply op Schiphol, voor opslag van vliegtuigbrandstof en het betanken
               en defuelen van vliegtuigen).
            
Daarnaast zijn er (internationale) normen voor de samenstelling van brandstof en de
               emissies van motoren. Ook de ontwikkeling van alternatieve brandstoffen en schonere
               motoren zorgen ervoor dat schadelijke emissies van vliegtuigen zullen verminderen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Mede namens
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.