Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Paulusma en Van Beukering-Huijbregts over werkenden en studenten met Long Covid
Vragen van de leden Paulusma en Van Beukering (beiden D66) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over werkenden en studenten met long-covid (ingezonden 20 december 2021).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(ontvangen 8 maart 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022,
nr. 1291.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Vaak is werk een medicijn»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u het belang van werk en aan het werk kunnen blijven voor mensen met een chronische
aandoening?
Antwoord 2
Als de belastbaarheid van de persoon met een chronische aandoening in balans is met
de belasting die het werk vraagt, draagt werk positief bij aan de mentale en fysieke
gezondheid en op het algehele welbevinden van mensen. Werk geeft structuur, leidt
tot sociale contacten, en draagt daarmee bij aan de sociale status. Met het hebben
van werk wordt ook zingeving ervaren, omdat een bijdrage wordt geleverd aan de samenleving.
Vraag 3
Wat vindt u van het idee om binnen de Zorgverzekeringswet ook bedrijfsartsen aan te
bieden voor zzp’ers en freelancers?
Antwoord 3
De bedrijfsgeneeskundige zorg is de verantwoordelijkheid van de werkgever. Zelfstandigen
zonder personeel en freelancers zijn niet gerelateerd aan een bedrijf en dus verantwoordelijk
voor hun eigen gezond- en veiligheid.
Niettemin is arbocuratieve zorg, waarbij expertises uit de curatieve zorg en bedrijfsgezondheidszorg
samenwerken bij de diagnosestelling en/of behandeling, van belang voor een kwalitatief
goede zorg. Het draagt bij aan de gezondheid van werkenden, aan het voorkomen van
uitval en aan een spoedige re-integratie. Partijen in de zorg, waaronder de KNMG en
adviesorganen waaronder de sociaaleconomische Raad (SER) hebben hier in het verleden
ook al op gewezen.
Daarmee is het onderwerp niet nieuw, maar is er ook nog een weg te gaan. Zo heeft
het Ministerie van SZW in de afgelopen jaren de ontwikkeling van multidisciplinaire
richtlijnen ondersteund waardoor de factor arbeid inmiddels in vele richtlijnen is
opgenomen. Momenteel wordt in een aantal zorginstellingen arbocuratieve zorg geboden
door structurele betrokkenheid van de bedrijfsarts, omdat men daar de meerwaarde van
heeft ervaren. Deze zorg wordt met eigen middelen van de instelling gefinancierd,
want deze zorg is uitgesloten van de Zorgverzekeringswet.
Deze ontwikkeling is ook specifiek voor zelfstandigen van belang. Panteia heeft verschillende
beleidsopties in kaart gebracht om de arbozorg te verbeteren.2 Deze opties zijn een koppeling aan een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering
voor zelfstandigen of een stelsel voor alle werkenden, naast ontschotting van de reguliere
zorg en bedrijfsgeneeskundige zorg. Dit om ervoor te zorgen dat zelfstandigen met
(beginnende) gezondheidsklachten die verband houden met het werk, net als werknemers,
advies en zorg kunnen krijgen van een arts met specifieke kennis over arbeid en gezondheid.
Daarnaast is de toegankelijkheid van de arbeidsgerelateerde zorg voor alle werkenden als belangrijk thema benoemd in de concept Arbovisie 2040. De SER is gevraagd
hierover advies uit te brengen. Dit advies wordt voor de zomer verwacht. Daarna zal
de Arbovisie 2040 worden vastgesteld en worden de verschillende thema’s met alle betrokkenen
nader uitgewerkt.
Vraag 4
Erkent u dat als we niet goed acteren op de klachten bij long-covid dit ook permanente
schade met zich mee kan brengen en dus een nieuwe vorm van een chronische aandoening?
Antwoord 4
Er is nog veel onbekend over Long COVID. Dat geldt ook voor hoe lang patiënten klachten
kunnen houden en of er een behandeling is die tot volledig herstel kan leiden. Er
wordt daarom onderzoek gedaan naar zowel de aard en omvang van de langdurige klachten
als effectieve herstelzorg. In hoeverre Long COVID een blijvende/chronische ziekte
is, is op dit moment nog niet te zeggen. Naar verwachting zal de Gezondheidsraad in
het eerste kwartaal van 2022 op eigen initiatief met een advies komen over Long COVID.
De Gezondheidsraad zal onder andere ingaan op de definitie (of afbakening) van het
ziektebeeld Long COVID op basis van de huidige stand van de wetenschap.
Vraag 5 en 6
Heeft u zicht op hoeveel werkenden en studenten nu al te maken hebben met long-covid
klachten en hoeveel van hen daardoor niet goed kunnen werken of studeren?
Gaat het programma COVID-19 en werk meer zicht brengen op het aantal mensen dat minder
kan werken door long-covid?3
Antwoord 5 en 6
Ten aanzien van werkenden is er nog geen goed beeld van de omvang van het aantal Long
COVID-patiënten. Ik verwijs u kortheidshalve naar de eerdere beantwoording van vragen
van uw kamer van 7 december 20214, waarin hierop nader is ingegaan. Het betreft de beantwoording van de voormalig Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), mede namens de voormalig Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, op de vragen van de vaste commissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief van de voormalig Minister van VWS van 20 september
2021 inzake de Reactie op verzoek commissie over petitie «oproep om erkenning, gecoördineerd
onderzoek en behandeling langdurige COVID» en over het tienpuntenplan Long COVID.
Over het aantal studenten dat te maken heeft met Long COVID-klachten zijn geen exacte
cijfers bekend. Het Long COVID-onderzoek van het RIVM is op dit moment gericht op
jongeren vanaf 16 jaar en volwassenen. Het is te verwachten dat de uitkomsten van
dit lopende onderzoek over de aanwezigheid van Long COVID onder jongeren van 16 tot
ongeveer 25 jaar, een indicatie zijn voor het beeld onder studenten in het mbo en
hoger onderwijs.
Vraag 7
Wat is op dit moment het beleid van universiteiten om om te gaan met studenten met
long-covid?
Antwoord 7
Studenten die kampen met Long COVID klachten vallen op dit moment onder het algemene
beleid ten behoeve van studenten met (langdurige) ziektes die de studievoortgang belemmeren.
Hoger onderwijsinstellingen bieden maatwerk aan studenten met een ondersteuningsbehoefte.
Studenten die kampen met ziekte kunnen bijvoorbeeld financiële ondersteuning bij studievertraging
aanvragen bij hun instelling (Profileringsfonds).
Vraag 8
Heeft u het idee dat bij bedrijfsartsen en werkgevers duidelijk is wat het belang
is van het goed omgaan met long-covid klachten om mensen aan het werk te houden?
Antwoord 8
Vanwege de uiteenlopende gezondheidsklachten van Long COVID is er nog vaak onduidelijkheid
bij werkgevers over hoe om te gaan met werkenden met deze aandoening. Bij bedrijfsartsen
neemt de kennis over de behandeling van werkenden met Long COVID steeds meer toe.
Nationaal en internationaal wordt veel onderzoek uitgevoerd naar Long COVID op grond
waarvan C-Support handreikingen opstelde voor zorgverleners. Voor wat betreft Long
COVID toegespitst op werkenden, is in de beantwoording van eerdere vragen van uw Kamer
melding gemaakt van lopend onderzoek door Centrum Werk Gezondheid.5 Eind vorig jaar zijn ook de handreikingen «COVID-19 en werk» definitief vormgegeven
door Centrum Werk Gezondheid. Het betreffen handreikingen voor werknemers, zelfstandig
werkenden, werkgevers en zorgprofessionals gericht op aan het werk kunnen blijven
met langdurige coronaklachten. Deze handreikingen zijn gepubliceerd op www.werkcovid19.nl en www.werkenchronischziek.nl. Hieraan hebben ook bijgedragen de werkgroep Chronisch Zieke Werkenden, ervaringsdeskundigen,
werkgevers, HR-functionarissen en professionals die de concept handreikingen al kenden
of er al gebruik van maakten.
Aan de nieuwe handreikingen wordt breed bekendheid gegeven onder alle betrokkenen,
op social media en in de nieuwsflitsen van COVID-19 en werk, Fit for Work en Centrum
Werk Gezondheid die eind verleden jaar ook al zijn gepubliceerd. Ook via www.Arboportaal.nl wordt hier verdere bekendheid aan gegeven (https://www.arboportaal.nl/actueel/nieuws/2022/01/11/handreikingen-werk…).
Vraag 9
Welke goede voorbeelden ziet u van werkgevers om om te gaan met long-covid?
Antwoord 9
In de beantwoording van eerdere vragen van uw Kamer6 wordt verwezen naar een lopend onderzoek door Centrum Werk Gezondheid. Onderdeel
van dat onderzoek is het in kaart brengen van factoren die van grote invloed zijn
op het proces van werkbehoud en werkhervatting bij langdurige coronaklachten, zowel
in belemmerende als bevorderende zin. Daarbij wordt het gehele proces in de vorm van
«patient journeys» in kaart gebracht waarin niet alleen het zorgtraject, maar ook
de afgelegde weg in het bedrijf, in ogenschouw wordt genomen. Eerste resultaten leveren
al een aantal voorbeelden op waardoor werknemers zich gesteund voelen in hun situatie.
Bijvoorbeeld door het toewijzen van een «buddy», een collega die het werk tijdelijk
kan opvangen als de medewerker het op dat moment niet aan kan; door het aanpassen
van het werk aan de mogelijkheden die iemand op een bepaald moment heeft (maatwerk);
en door de tijd die een werknemer besteedt aan zorgafspraken, revalidatietraject en
reistijd als werktijd te bestempelen of door financieel bij te dragen aan zorg en
revalidatie.
Vraag 10
Klopt het dat de instroom in de WIA-uitkeringen begin dit jaar veel hoger zijn dan
verwacht, en dat het UWV moeite heeft deze instroom te verklaren?7
Antwoord 10
De WIA instroom is in de eerste acht maanden van 2021 inderdaad gestegen, met 11,4%
(na correctie van de extra WIA-voorschotten 7,6%) ten opzichte van de vergelijkbare
periode in 2020. Voor een deel is deze stijging te verklaren.
Er zijn aanwijsbare, structurele oorzaken die zorgen voor een toename van de WIA-instroom,
te weten de ontwikkeling van het aantal verzekerden voor de WIA door de conjunctuur
(toename van het aantal verzekerden) en de verhoging van de pensioenleeftijd naar
66 jaar en 4 maanden in 2019. Beiden werken met een vertraging van twee jaar door
in de WIA-instroom en dat effect zien we dus nu. Een andere oorzaak is het structureel
stijgende aantal heropende uitkeringen (WIA-uitkeringen die eerder om uiteenlopende
redenen beëindigd zijn en die heropend worden als er bijvoorbeeld een terugval is
in de gezondheid of als een sanctie wordt beëindigd). Door de toename in het aantal
uitkeringen, is er ook een toename in het aantal beëindigingen en daarmee het aantal
uitkeringen dat heropend kan worden.
Naast deze structurele oorzaken, is er een effect merkbaar van de coronacrisis op
het uitvoeringsproces van UWV. Als gevolg van de coronamaatregelen werden sociaal-medische
beoordelingen uitgesteld waarbij face-to-face contact of lichamelijk onderzoek nodig
is. Daardoor konden meer WIA-aanvragen niet voor het einde van de wachttijd worden
afgerond. De aanvrager krijgt dan een voorschot aangeboden. Zo’n voorschotbetaling
wordt geteld als een nieuwe uitkering. Als er dus meer voorschotten zijn, is er ook
meer instroom. Verstrekte voorschotten die niet leiden tot een definitieve WIA-uitkering
worden niet met terugwerkende kracht uit de instroomcijfers gefilterd. Wel stromen
zij ook relatief snel weer uit, waardoor zij maar een zeer beperkte invloed hebben
op de hoogte van het lopende bestand. Belangrijk om op te merken is wel dat de verstrekte
voorschotten, ook al worden deze niet met terugwerkende gefilterd uit de instroomcijfers,
niet worden doorgerekend in de gedifferentieerde premie voor werkgevers.
De structurele oorzaken en de doorwerking van corona in de voorschotten, verklaren
de toename in de instroom in 2021 voor ongeveer de helft. Het UWV onderzoekt hoe de
overige toename in de instroom verklaard kan worden.
Vraag 11
Heeft u een beeld van hoeveel mensen die nu de WIA instromen langdurige klachten hebben
als gevolg van long-covid?
Antwoord 11
Op dit moment zijn nog geen cijfers over de WIA-instroom in verband met Long COVID
bekend. Pas na twee jaar ziekte komt men in aanmerking voor een WIA-uitkering, en
in maart/april 2022 heerst de pandemie twee jaar. Daarom is pas vanaf maart/april
2022 WIA-instroom te verwachten die uitsluitend het gevolg is van Long COVID. Sinds
april 2020 heeft UWV een algemene diagnosecode voor Covid-19 in de registratiesystemen
aangebracht. Daarnaast heeft UWV per 1 januari 2022 ook een diagnosecode specifiek
voor Long COVID, te gebruiken bij alle komende WIA-claimbeoordelingen.
Wel zien we al langere tijd op kleine schaal instroom met Covid-19 als bijkomende
diagnose. Naar schatting stroomden er in 2021 ongeveer 500 mensen de WIA in, (mede)
in verband met Covid-19 (zie ook het antwoord op vraag 12). Ook Covid-19 als hoofddiagnose
komt voor, het zal dan echter gaan om Covid-19 volgend op een reeds gedane ziekmelding
vanwege een andere diagnose.
Met betrekking tot instroom in de Ziektewet op basis van Covid-19 kan gezegd worden
dat er in 2021 38.500 ziekmeldingen zijn gedaan. Het betreft de door klant zelf opgegeven
ziekteoorzaak, niet een door de verzekeringsarts vastgestelde diagnose. Deze ziekmeldingen
zijn inclusief quarantaine wegens een besmetting van naasten. Van deze 38.500 duurt
ongeveer 20% langer dan 4 weken, naar de eigen inschatting van de klant. Voor zover
deze klanten niet binnen 2 jaar herstellen van Covid-19 zouden zij in de loop van
2023 een WIA-aanvraag kunnen doen.
Vraag 12
Bent u bereid om door UWV nader te laten onderzoeken of de hogere instroom door long-covid
kan komen?
Antwoord 12
Op dit moment is niet zeker of het onverklaarde deel van de hogere instroom samenhangt
met corona. Het zou kunnen dat er een groep mensen is die vanwege andere oorzaken
al langdurig ziek waren en door corona toegenomen arbeidsongeschikt zijn geworden
of langduriger arbeidsongeschikt bleven door uitstel van behandelingen, waardoor ze
in 2021 een WIA-uitkering aanvroegen. Het is ook denkbaar dat door de beperkende maatregelen
als gevolg van corona de re-integratiemogelijkheden van langdurig zieken zijn bemoeilijkt,
waardoor meer mensen een WIA-uitkering aanvragen.
UWV onderzoekt de oorzaken en de samenhang met Covid-19. Eerste voorlopige resultaten,
op basis van nu beschikbare informatie, lijken uit te wijzen dat de invloed van Covid-19
als ziektebeeld op de instroom in de WIA nog beperkt is. Naar schatting stroomden
er in 2021 ongeveer 500 mensen de WIA in, (mede) in verband met Covid-19. Het beeld
van de beperkte invloed van Covid-19 kan echter veranderen op het moment dat de instroom
van personen die met de diagnosecode specifiek voor Long COVID worden geregistreerd,
zichtbaar wordt in de cijfers. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 11, wordt
deze eventuele instroom zichtbaar vanaf maart/april 2022.
UWV streeft ernaar de resultaten van het onderzoek naar de hogere instroom in de WIA
in juni 2022 te kunnen opleveren.
Vraag 13
Klopt het dat mensen met long-covid op dit moment maximaal voor een jaar paramedische
herstelzorg vergoed krijgen?
Antwoord 13
Het klopt dat mensen maximaal één jaar (tweemaal zes maanden) gebruik kunnen maken
van paramedische herstelzorg, mits zij aan de voorwaarden voldoen. Paramedische herstelzorg
is tijdelijk (tot 1 augustus 2022) en onder voorwaarden toegelaten tot het basispakket.
Paramedische herstelzorg is bedoeld voor de fase van herstel direct volgend op het
doormaken van een besmetting met COVID-19. Deze herstelzorg kan bestaan uit fysiotherapie,
oefentherapie, ergotherapie, diëtetiek en logopedie. De huisarts of medisch specialist
geeft een verwijzing voor paramedische herstelzorg als hij vaststelt dat een patiënt
deze zorg nodig heeft. Voor paramedische herstelzorg geldt dat er een periode van
maximaal zes maanden mag zitten tussen het einde van het acute infectiestadium van
de COVID-19 en het moment van verwijzing. Na verwijzing moet de eerste behandelsessie
binnen één maand plaatsvinden. Het is per patiënt verschillend hoeveel zorg er nodig
is. Sommige patiënten hebben aan enkele ondersteunende behandelsessies voldoende.
Andere patiënten hebben een behandelprogramma van enkele maanden nodig. De maximale
periode van behandeling is zes maanden. Een tweede behandeltermijn is alleen aangewezen
in het uitzonderlijke geval dat wordt vastgesteld dat er na de eerste behandelperiode
van zes maanden sprake is van specifieke lange termijnschade na COVID-19 of als de
huisarts of medisch specialist constateert dat er sprake is geweest van een onvolledig
of inadequaat behandeltraject gedurende de eerste behandelperiode. De verwijzer (specialist
of huisarts) moet bij een verwijzing voor een tweede behandelperiode de verwachting
hebben dat de behandeling verder herstel van deze klachten bevordert.
Vraag 14
Heeft u al enige onderbouwing over of dit jaar voldoende is om goed te herstellen?
Antwoord 14
Omdat het nog niet bekend is of en onder welke omstandigheden paramedische zorg effectief
is bij herstel volgend op COVID-19, is paramedische herstelzorg tijdelijk en onder
voorwaarden toegelaten tot het basispakket. Deze voorwaardelijke toelating gaat gepaard
met onderzoek naar de effecten van deze zorg. Een belangrijke voorwaarde om van deze
zorg gebruik te kunnen maken, is de bereidheid van patiënten om mee te doen aan onderzoek
naar het effect van de herstelzorg. Naar verwachting komen de eerste uitkomsten van
dit onderzoek eind 2022 beschikbaar.
Vraag 15
Bent u bereid om de vergoeding van de paramedische herstelzorg ook per patiënt te
verlengen voor zolang deze nodig is en daarbij te onderzoeken wat het effect van deze
zorg is op het herstel?
Antwoord 15
Ik ben niet voornemens de maximale behandeltermijn van tweemaal zes maanden te verlengen.
Het valt niet uit te sluiten dat mensen na een tweede behandeltermijn nog altijd klachten
hebben. Dit betekent niet dat deze mensen dan ook nog steeds paramedische zorg nodig
hebben. Patiënten krijgen gedurende de eerste twee behandelperiodes handvatten om
zelf met de (resterende) klachten om te gaan. Tevens worden er verscheidende onderzoeken
gedaan naar effectieve herstelzorg. Op initiatief van de Federatie Medisch specialisten,
het Nederlands Huisartsen Genootschap en de Long Alliantie Nederland en in samenwerking
met relevante (para)medische beroepsgroepen en patiëntenorganisaties wordt op dit
moment gewerkt aan een multidisciplinaire richtlijn COVID-19 nazorg.
Vraag 16
Klopt het dat de nieuwe eerstelijns «Richtlijn voor het behandelen van covid-patiënten»
in januari gereed is?
Antwoord 16
Zoals reeds toegelicht in de beantwoording van het schriftelijk overleg Long COVID
op 7 december jl.8 heb ik van ZonMw vernomen dat de publicatie van de multidisciplinaire richtlijn
in het voorjaar van 2022 verwacht wordt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.