Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Palland over het bericht ‘De digitale knokploeg van Forum voor Democratie’
Vragen van het lid Palland (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «De digitale knokploeg van Forum voor Democratie» (ingezonden 26 januari 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 28 februari
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1709.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De digitale knokploeg van Forum voor Democratie»?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Vraag 2 en 3
Klopt het, dat aanhangers van Forum voor Democratie via de chatapp Telegram bedreigingen
uiten richting politieke tegenstanders en adresgegevens delen?
Klopt het, dat enkele prominente leden en politici van Forum voor Democratie zichtbaar
actief zijn in de chatgroep «FvD Geluiden»?
Antwoord 2 en 3
Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om mij uit te spreken
over dit specifieke geval. Het vaststellen of sprake is van strafbare gedragingen
en het daarbij behorende feitencomplex is immers voorbehouden aan de rechter.
In algemene zin geldt dat het uiten van bedreigingen richting anderen die een andere
(politieke) mening zijn toegedaan onacceptabel is in een democratische rechtsstaat,
en daarom ook strafbaar is gesteld. Het delen van adresgegevens voor intimiderende
doeleinden, ook wel «doxing» genoemd, is een betrekkelijk nieuw fenomeen, waarvoor
een strafbaarstelling in voorbereiding is (zie ook de beantwoording van vraag2 omdat ook dit niet past in een democratische samenleving als de onze.
Vraag 4
Deelt u de mening van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, dat
de bedoelde acties van FvD(’ers) «levensgevaarlijk en ondermijnend voor onze democratische
rechtstaat» zijn?
Antwoord 4
Het uiten van bedreigingen richting politici, bestuurders en ambtenaren en het ondermijnen
van democratische instituties door het verspreiden van desinformatie en het aanwakkeren
van sentimenten die de fundamentele rol van democratische instituties, de overheid,
de journalistiek, het onderwijs, de zorg en de wetenschap in onze samenleving ter
discussie stellen zijn volstrekt onacceptabel, zorgelijk en ontwrichtend. Door in
te zetten op preventie, signalering, normering, opsporing, vervolging en stevig te
straffen waar de grens van het betamelijke wordt overschreden pakken we dit aan. Dit
vraagt om een weerbare samenleving. Dat begint op scholen, op de voetbalclub, in het
dorpshuis en in het gezin. Vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt
daarbij ingezet op normeren, reguleren en handhaven, zowel fysiek als online. Dat
doen we zoveel mogelijk gezamenlijk met burgers en ondernemers: de bescherming van
onze democratische rechtsstaat is een actieve opdracht aan ons allen.
Vraag 5
Welke mogelijkheden heeft de politie om dit soort groepen te observeren en hierop
actie te ondernemen?
Antwoord 5
De mogelijkheden die de politie heeft om online groepen te observeren waarbij een
vermoeden bestaat dat sprake is van handelingen of uitingen die mogelijk strafbaar
zijn, zijn afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Op grond van de algemene
taakstellende bepalingen (art. 3 Politiewet en art. 141 Wetboek van Strafvordering
(Sv)) kunnen opsporingsambtenaren zonder nadere uitdrukkelijke wettelijke grondslag
in de digitale wereld kennisnemen van voor een ieder raadpleegbare informatie, dus
ook van berichtenwisseling in publiek toegankelijke groepen. Ook kunnen opsporingsambtenaren, in geval van verdenking van een strafbaar
feit, op basis van de algemene taakstellende bepalingen tot op zekere hoogte persoonsgegevens
overnemen die kunnen worden verkregen uit publiek toegankelijke bronnen. Dit is in
de rechtspraak bevestigd (zie ECLI:NL:GHSGR:2002:AF0684). Dit kan zolang de inbreuk
op de persoonlijke levenssfeer die daarmee wordt gemaakt, beperkt is.
Zodra met het overnemen van persoonsgegevens uit publiek toegankelijke bronnen een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van het persoonlijk
leven van betrokkene ontstaat, is een uitdrukkelijke wettelijke grondslag vereist.
Daar ligt het ingewikkelder, omdat de huidige bijzondere opsporingsbevoegdheden met
betrekking tot stelselmatige observatie (126g Sv) en stelselmatige informatie-inwinning
(126j Sv) niet op deze situatie zijn toegesneden. Stelselmatige observatie houdt in
het waarnemen van de aanwezigheid of het gedrag van een persoon. Hoewel publiek toegankelijke bronnen indicaties kunnen bevatten voor de aanwezigheid of het gedrag van een persoon
(bijvoorbeeld met foto’s of berichten op sociale media), neemt de opsporingsambtenaar
niet zelf het gedrag of de aanwezigheid van de persoon waar.
In het kader van het moderniseren van het Wetboek van Strafvordering wordt een bepaling
geïntroduceerd die hierop beter is toegesneden, namelijk de bevoegdheid van het stelselmatig
overnemen persoonsgegevens uit publiek toegankelijke bronnen. Binnenkort ontvang ik het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel.
Wat betreft online besloten groepen biedt het (huidige) Wetboek van Strafvordering in onder meer artikel 126j
de wettelijke basis om, bij voldoende signalen dat sprake is van (de dreiging van)
strafbare feiten, opsporingsonderzoek te doen naar die groepen. Het is daarom belangrijk
dat burgers signalen over online groepen die strafbare feiten plegen of beramen met
de politie delen. Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 6.
Vraag 6
Treden beheerders en/of providers en/of socialemediaplatforms hier ook daadwerkelijk
tegen op c.q. kunnen die hierop worden aangesproken hun verantwoordelijkheid te nemen
voor het feit dat politici op de Telegramgroep «FvD Geluiden» met de dood worden bedreigd?
Antwoord 6
Veel online platformen treden op grond van hun gebruikersvoorwaarden op tegen de verspreiding
van illegale inhoud via hun diensten, en geven op hun platform geen ruimte aan handelingen
die als strafbaar of onrechtmatig kunnen worden geclassificeerd, zoals bedreigingen.
Zowel in nationaal als in Europees verband bestaan er gedragscodes waarbij platformen
en andere internet tussenpersonen zich aan kunnen sluiten. Op grond van de bestaande
richtlijn inzake elektronische handel, en de aanstaande herziening daarvan via de
Digital Services Act, zijn platformen verplicht om actie te ondernemen wanneer zij
kennis hebben van illegale inhoud in die openbare groepen. Die kennis kan bijvoorbeeld
ontstaan door eigen onderzoek, of wanneer platformen een melding van illegale inhoud
krijgen van een gebruiker, toezichthouder, of opsporingsinstantie.
Telegram is primair een interpersoonlijke communicatiedienst en geen platform; het
bedrijf is op dit moment niet aangesloten bij een Europese of nationale gedragscode.
De uitdagingen rond de rechtmatige toegang tot dit soort diensten is eerder met uw
Kamer gedeeld.3 Tegelijkertijd biedt Telegram ook ondersteuning van openbare groepen die onderling
berichten uit kunnen wisselen. Ten aanzien van deze dienst lijkt Telegram wèl aanspreekbaar
als platform, en valt het onder de verplichtingen in het kader van de DSA.
Vraag 7
Op welke wijze worden ondernemers gesteund die worden bedreigd als gevolg van berichten
op «FvD Geluiden»?
Antwoord 7
Indien ondernemers slachtoffer zijn van bedreiging, dan kunnen zij daarvan aangifte
of melding doen bij de politie. Bij de individuele beoordeling van de aangifte of
de melding, wordt tevens beoordeeld of er sprake is van kwetsbaarheden die tot aanvullende
beschermingsmaatregelen nopen.
Vraag 8
Welke maatregelen neemt u om verspreiding van adressen van politici met foute bedoelingen
tegen te gaan? Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel «doxing» tegemoet zien?
Antwoord 8
Met het Wetsvoorstel strafbaarstelling gebruik persoonsgegevens voor intimiderende
doeleinden, ook wel aangeduid als «doxing» geeft het kabinet invulling aan het voornemen
om stelling te nemen tegen de verspreiding van adressen met het doel om anderen vrees
aan te jagen of te intimideren. Dit wetsvoorstel wordt binnenkort ter beoordeling
aangeboden bij de Raad van State.
Vraag 9
Hoe beoordeelt u de verhouding tussen de Telegramgroep en de partijtop van Forum voor
Democratie?
Antwoord 9
Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om mij daarover uit te
spreken.
Vraag 10
Op welke wijze wordt in andere landen opgetreden tegen het gebruik van Telegram door
criminelen en extremisten?
Antwoord 10
Met mijn collega’s in diverse andere EU-landen deel ik de zorgen over het gebruik
van Telegram en andere online-diensten voor het verspreiden van extremistische uitingen.
Recent (d.d. 12 januari 2022) heeft de Minister van Binnenlandse Zaken van Duitsland
een discussie aangezwengeld over het verbieden van Telegram. Voor mij is een dergelijk
verbod – in ieder geval op dit moment – een stap te ver.
Optreden tegen IT-bedrijven als Telegram heeft vooral zin in Europees verband. Zo
kunnen op Europees niveau bepaalde diensten onder de werking van de Verordening Terroristische
Online Inhoud worden gebracht die regels stelt om verspreiding van terroristische
content tegen te gaan door onder andere het uitvaardigen van verwijderbevelen. Ook
biedt het EU-internetforum, waarin ook Telegram participeert, een podium om in gesprek
te komen. Binnen het EU-internetforum werken de Europese Commissie, EU-lidstaten en
internetbedrijven vrijwillig samen om de verspreiding van onder meer extremistische
en terroristische content op internet tegen te gaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.